INHOUDSOPGAVE


1 Inleiding

2 Voorzieningen

3 Cultuur

    3.1 Cultuurparticipatie

    3.2 Cultuuraanbod

    3.3 Delft 750 jaar Cultuurstad

4 Recreatiegebied Midden Delfland/Kerkpolder

5 Sporten

6 Onveiligheidsgevoelens

    6.1 Veiligheid op straat

    6.2 Gedrag jongeren

7 Vrijwilligerswerk

8 Samenvatting en Conclusies

1 Inleiding

In november 1996 vond de negende Stadspanelmeting in Delft plaats. Het onderzoek bestond uit twee enquêtes, een mondeling vraaggesprek met de representanten van 905 Delftse huishoudens en een schriftelijke vragenlijst die door 1493 leden (in de leeftijd 15 jaar en ouder) van die huishoudens is ingevuld.

Uit deze meting valt diverse informatie te filteren die betekenis kan hebben voor het beleid van WOC. Met betrekking tot dit beleid komen in deze rapportage o.a. de volgende zaken naar voren:

Tot slot zal er een samenvatting worden gegeven met daarin de belangrijkste conclusies.

2 Voorzieningen

Net als in 1995 is aan de respondenten gevraagd om voor een aantal voorzieningen aan te geven hoe vaak zij die in de voorgaande 12 maanden hebben bezocht. Tevens is per voorziening naar een tevredenheidsoordeel gevraagd. Tabel 1 geeft hiervan een overzicht.

Een kwart van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder heeft in de afgelopen 12 maanden een of meer keer een theatervoorstelling in Delft bezocht. Een even groot deel heeft dit buiten Delft gedaan.

Museum Prinsenhof werd door 21% van de Delftenaren bezocht. Dit is 4% meer dan vorig jaar en is waarschijnlijk te danken aan de tentoonstelling 'Tijdgenoten van Vermeer' (bezocht door 14% van de Delftenaren). Museum Nusantara en Museum Lambert van Meerten vertonen ongeveer dezelfde percentages Delftse bezoekers als in het voorgaande jaar.

Een Delftse sporthal/gymzaal werd door de bezoekers relatief het vaakst bezocht.

In de voorafgaande 12 maanden is 24% van de Delftenaren minimaal 1 keer naar een theatervoorstelling in Delft geweest. In 1995 was dit slechts 11%.

Voor alle voorzieningen geldt dat men er (zeer) tevreden over is. Bij het bezoek aan de cursussen van de Vrije Akademie Westvest, theatervoorstellingen binnen en buiten Delft en museum Prinsenhof is de tevredenheid het hoogst.

Voorziening:

%

bezocht

gem. aantal keer

(zeer) tevreden

tentoonstelling papaver

9%

2

87%

museum Prinsenhof

21%

1

93%

museum Nusantara

8%

1

82%

museum Lambert van Meerten

4%

1

89%

tentoonstelling archiefdienst

4%

1

80%

archiefdienst (gewoon bezoek)

3%

3

72%

Delftse sporthal/gymzaal

21%

20

71%

zwembad Kerkpolder

15%

16

73%

cursus Vrije Akademie Westvest

5%

15

95%

workshop Vrije Akademie Westvest

1%

4

*

theatervoorstelling in Delft

24%

2

91%

theatervoorstelling buiten Delft

25%

4

94%

kinderboerderij Delftse Hout

19%

5

77%

kinderboerderij Tanthof

10%

4

79%

Tabel 1: percentage bevolking 15 jaar en ouder dat voorziening heeft bezocht,

gem. aantal keren bezoek van bezoekers en tevredenheid

Van alle Delftenaren van 15 jaar en ouder heeft 57% de afgelopen 12 maanden minimaal 1 keer een WOC voorziening bezocht. In 1995 was dit 58% (dit in tegenstelling tot de 77% vermeld in de conceptrapportage 'extra analyse WOC Stadspanelmeting 1995').

In de in tabel 1 genoemde voorzieningen valt een viertal typen WOC-voorzieningen (tabel 2) te onderscheiden, namelijk tentoonstellingen/musea, sportvoorzieningen (sporthal/gymzaal /Kerkpolder) , kinderboerderijen en de Vrije Akademie Westvest. Van deze vier worden de sportvoorzieningen het beste bezocht. Een kwart van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder heeft het afgelopen jaar minimaal 1 keer een museum/tentoonstelling in Delft bezocht. Een vrijwel even groot deel heeft een Delftse kinderboerderij bezocht. De Vrije Akademie Westvest wordt met 6% het minst door de Delftenaren van 15 jaar en ouder bezocht.

voorziening:

% bezocht

tentoonstellingen/musea 1)

25%

sportvoorzieningen

30%

kinderboerderijen

23%

Vrije Akademie Westvest

6%

Tabel 2 : percentage bevolking 15 jaar en ouder

dat afgelopen 12 maanden voorziening min. 1

keer heeft bezocht

In tabel 3 is het bezoek aan de vier typen voorzieningen weergegeven voor een vijftal leeftijdsklassen. Voor het bezoek aan tentoonstellingen/musea geldt grofweg dat naarmate de leeftijdscategorie hoger is, het percentage bezoekers in de categorie hoger wordt. Bij het bezoek aan sportvoorzieningen zien we het omgekeerde. Naarmate de leeftijd stijgt neemt het bezoek af. Het bezoek aan kinderboerderijen lijkt zich te concentreren tussen de 25 en 44 jaar.

Het bezoek aan de Vrije Akademie Westvest lijkt minder sterk beïnvloed te worden door de leeftijd.

     

leeftijd

   
voorziening:

15 t/m 24

25 t/m 34

35 t/m 44

45 t/m 54

55 e.o.

tentoonstellingen/musea 1)

20%

22%

25%

30%

28%

sportvoorzieningen

42%

36%

38%

26%

11%

kinderboerderijen

12%

25%

43%

18%

17%

Vrije Akademie Westvest

4%

8%

7%

7%

4%

Tabel 3 : percentage binnen leeftijdscategorie dat afgelopen 12 maanden voorziening minimaal

1 keer heeft bezocht

Naast leeftijd is het ook interessant te bekijken welke invloed inkomen op het bezoeken van deze voorzieningen heeft. Hierbij hanteren we de volgende inkomensklassen:

laag : tot ƒ1500 eenpersoons huishouden

tot ƒ1950 meerpersoons huishouden

midden: ƒ1500 - ƒ3500 eenpersoons huishouden

ƒ1950 - ƒ3500 meerpersoons huishouden

hoog : ƒ3500 en hoger eenpers./meerpers. huishouden.

Voor tentoonstellingen/musea, sportvoorzieningen en kinderboerderijen geldt dat bij de hoogste inkomensklasse het percentage bezoekers een stuk hoger is dan bij de laagste en middelste inkomensklasse (tabel 4). Het verschil tussen de laagste en middelste klasse is hierbij erg klein.

   

inkomen

 
voorzieningen:

laag

midden

hoog

tentoonstellingen/musea 1)

20%

23%

32%

sportvoorzieningen

22%

22%

33%

kinderboerderijen

12%

17%

28%

Vrije Akademie Westvest

3%

6%

6%

Tabel 4 : percentage binnen inkomensgroep (huish.inkomen) dat afgelopen 12 maanden voorziening minimaal 1 keer heeft bezocht

Tenslotte is gekeken naar de invloed van het opleidingsniveau op het bezoek van de voorzieningen (tabel 5). Hiervoor zijn de volgende drie opleidingsklassen gebruikt:

laag : t/m LBO

midden: MAVO, HAVO, VWO, MBO

hoog : HBO, WO

Voor tentoonstellingen/musea geldt dat het percentage bezoekers onder hoog opgeleiden (35%) bijna drie keer zo groot is als onder laag opgeleiden (12%).

Ook voor het bezoek aan sportvoorzieningen en de Vrije Akademie Westvest geldt dat onder lager opgeleiden het percentage bezoekers een stuk lager ligt dan onder hoger opgeleiden.

Bij het bezoek aan kinderboerderijen zijn de verschillen minder groot.

   

opleiding

 
voorzieningen:

laag

midden

hoog

tentoonstellingen/musea 1)

12%

23%

35%

sportvoorzieningen

21%

31%

35%

kinderboerderijen

22%

26%

21%

Vrije Akademie Westvest

2%

6%

8%

Tabel 5 : percentage binnen opleidingsklasse dat afgelopen 12 maanden voorziening minimaal 1 keer heeft bezocht1) exclusief gewoon bezoek archiefdienst en tentoonstelling Papaver

informatiecentrum volwassenen educatie

Van alle Delftse huishoudens heeft 2% contact gehad met het informatiecentrum volwassen educatie. Van deze groep (n=20) is 89% tevreden over het contact.

3 Cultuur

3.1 Cultuurparticipatie

Om inzicht te krijgen in de cultuurparticipatie van de Delftenaren is van een 10-tal soorten activiteiten gevraagd hoe vaak men deze in Delft en hoe vaak buiten Delft bezoekt.

Uit fiiguur (niet aanwezig) 1 valt af te lezen dat het bijwonen van lezingen/voordrachten en het gaan naar de film door een hoger percentage personen in Delft wordt gedaan dan buiten Delft. Voor alle andere activiteiten geldt dat het percentage personen dat ze buiten Delft onderneemt groter is dan het percentage personen dat ze in Delft onderneemt.

De activiteit die in Delft het meest wordt ondernomen is het filmbezoek. Van de genoemde activiteiten is het bezichtigen van oude gebouwen de activiteit die buiten Delft het meest wordt gedaan.

fiiguur (niet aanwezig) 1

Ruim twee derde van de Delftenaren van 15 jaar en ouder is cultureel actief in Delft.

Het gemiddeld aantal bezoeken van de binnen Delft cultureel actieven bedraagt 7,7 per jaar.

Het aandeel Delftenaren dat buiten Delft een culturele activiteit heeft bezocht is iets geringer dan binnen Delft maar nog steeds twee derde. De buiten Delft cultureel actieven bezochten gemiddeld 13,6 voorstellingen etc. per jaar, dit is aanzienlijk vaker dan binnen Delft.

Het aandeel dat binnen en/of buiten Delft een culturele activiteit heeft bezocht bedraagt drie kwart. Gemiddeld betreft dit 18,3 bezoeken per jaar.
Wanner we voor een vijftal leeftijdscategorieën de bezoekpercentages bekijken (fiiguur (niet aanwezig) 2), dan kunnen we constateren dat vanaf het vijfenveertigste levensjaar het percentage personen dat culturele activiteiten bezoekt sterk afneemt.

Ook is gekeken naar de invloed van huishoudinkomen en opleiding op de bezoekpercentages. Hiervoor zijn dezelfde indelingen voor inkomen en opleiding gebruikt als in hoofdstuk 2 (resp. pagina 3 en pagina 4).
fiiguur (niet aanwezig) 3 geeft een overzicht van het bezoek aan culturele activiteiten naar huishoudinkomen. In het algemeen kunnen we constateren dat naarmate het inkomen toeneemt het bezoek aan culturele activiteiten ook toeneemt.

Uit fiiguur (niet aanwezig) 4 blijkt dat ook het opleidingsniveau een grote invloed heeft op het bezoek van culturele activiteiten. Naarmate het opleidingsniveau hoger is, neemt het percentage dat minimaal 1 activiteit heeft bezocht sterk toe.

fiiguur (niet aanwezig) 4

Tevens is gevraagd hoe vaak per jaar men sportwedstrijden bezoekt. Per jaar bezoekt 14% van de Delftenaren minimaal 1 sportwedstrijd in Delft en 16% buiten Delft. Personen die een sportwedstrijd bezoeken zijn over het algemeen cultureel actiever dan personen die geen sportwedstrijd bezoeken. Dit verschil is terug te voeren naar de leeftijdsopbouw van deze twee groepen.

3.2 Cultuuraanbod

De respondenten is in de persoonsvragenlijst een aantal uitspraken voorgelegd over het cultuuraanbod in Delft. Tabel 5 geeft de percentages personen weer die het met de betreffende stelling eens en oneens zijn. Voor alle stellingen geldt dat er een grote groep is die er geen mening over heeft.

Met de stelling dat er in Delft weinig te doen is op cultureel gebied voor jongeren is 26% van de personen het eens. Bij de 15 tot en met 24 jarigen ligt dit op 43%.

Een meerderheid van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder is het eens met de stelling dat grootschalige en laagdrempelige culturele evenementen een goede manier zijn om een breed publiek te bereiken.

stellingen:

% mee eens

% mee oneens

In Delft is weinig te doen op cultureel gebied voor jongeren

26%

15%

In Delft is weinig te doen op cultureel gebied voor ouderen

11%

22%

Het kunst- en cultuuraanbod in Delft speelt voldoende in op behoefte bevolking

19%

14%

Het programma Delft 750 geeft waardevolle aanvulling op normale kunst- en cultuuraanbod

27%

13%

Er zou ieder jaar een grote amateurkunstproductie in Delft moeten plaatsvinden

25%

8%

Grootschalige en laagdrempelige culturele evenementen zijn een goede manier om een breed publiek te bereiken

54%

5%

Tabel 6 : mening over het cultuuraanbod

3.3 Delft 750 jaar Cultuurstad

In 1996 vierde Delft haar 750-jarig bestaan met diverse culturele activiteiten onder de noemer van 'Delft 750 jaar Cultuurstad'. Voor een uitgebreide analyse en beschrijving van de beschikbare onderzoeksdata verwijzen we naar het rapport 'Delft 750 jaar Cultuurstad, Evaluatie en Voortzetting'(Ranshuysen, Rotterdam, 1997).

programma Delft 750 jaar Cultuurstad

fiiguur (niet aanwezig) 5

Aan de Delftenaren is gevraagd of zij op de hoogte waren van het programma van Delft 750 jaar Cultuurstad. Bijna een kwart (24%) van de respondenten was niet op de hoogte van het programma, bijna de helft (49%) was dit enigszins en 27% in zijn geheel (fiiguur (niet aanwezig) 5).

fiiguur (niet aanwezig) 6

Aan de respondenten die tenminste enigszins op de hoogte waren van het programma is gevraagd hoe men hiervan op de hoogte is gekomen. fiiguur (niet aanwezig) 6 geeft de belangrijkste informatiebronnen weer. Huis-aan-huis bladen en posters blijken de meest geraadpleegde informatiebronnen.

fiiguur (niet aanwezig) 7

Tevens is gevraagd naar een oordeel over het programma van Delft 750 jaar Cultuurstad (fiiguur (niet aanwezig) 7). Van de personen die op de hoogte waren van het programma vindt 39% het gevarieerd, 27% het aantrekkelijk en 33% het niet saai. Daar staat tegenover dat 26% het programma niet vindt aansluiten op de eigen interesse en 21% dat het niet veel nieuws biedt.

Deelname Delft 750 jaar Cultuurstad

Het meest bekende en tevens meest bezochte programma-onderdeel van Delft 750 jaar Cultuurstad is Delftdag. Drie kwart van de Delftenaren van 15 jaar en ouder kennen dit evenement en 40% heeft het bezocht. Op een na best bezocht (door Delftenaren) zijn de Mooi Weer Spelen. Dit evenement is bekend bij bijna twee derde van de Delftenaren en bezocht door een kwart. Ook bekend bij bijna twee derde van de Delftenaren was de expositie Tijdgenoten van Vermeer. Deze expositie is door een op de zeven Delftenaren bezocht. Het herdenkingsfeest op de markt en de Open monumentendag zijn iets minder bekend (beide bij ruim de helft) maar wel iets beter bezocht (beide door circa een op de zes Delftenaren).

Om te kijken in hoeverre Delft 750 jaar Cultuurstad inderdaad een feest is geweest voor alle Delftenaren, is een combinatie gemaakt van de bezoeken aan de negen in het stadspanel opgenomen evenementen (dit waren de 9 best bezochte evenementen was gebleken uit eerder onderzoek). Uit deze combinatie blijkt dat 37% van de Delftenaren geen enkel evenement heeft bezocht, 23% één evenement en 40% meer dan één evenement.

Het percentage Delftenaren dat geen enkel evenement heeft bezocht is groter naarmate het huishoudinkomen lager is. Van de personen met een huishoudinkomen lager dan 1950 gulden netto per maand heeft ruim de helft geen van de negen evenementen bezocht.

Onder lager opgeleiden ligt het percentage dat geen van de negen evenementen heeft bezocht hoger dan bij midden en hoog opgeleiden.

Tenslotte heeft vergeleken met andere leeftijdscategorieën de groep 55-plussers het minste geparticipeerd (slechts 46% heeft iets bezocht).

4 Recreatiegebied Midden Delfland/Kerkpolder

In de persoonsvragenlijst is een aantal vragen opgenomen met betrekking tot de bekendheid van, het gebruik van en de tevredenheid over het recreatiegebied Midden Delfland/ Kerkpolder.

bekendheid en bezoek

fiiguur (niet aanwezig) 8

Vier op de tien Delftenaren (39%) zijn niet bekend met het openlucht recreatiegebied Midden Delfland/ Kerkpolder (fiiguur (niet aanwezig) 8).


Van degenen die wel bekend zijn met dit gebied (61%), heeft bijna 60% het de voorgaande 12 maanden bezocht. In totaal heeft een derde van de Delftenaren het gebied de voorgaande 12 maanden minimaal 1 keer bezocht. Het gemiddeld aantal bezoeken van de bezoekers in die periode ligt op 3.

bezoekdoel

fiiguur (niet aanwezig) 9

Aan degenen die het gebied weleens hebben bezocht is gevraagd wat het doel van hun bezoek was. In fiiguur (niet aanwezig) 9 zien we dat dit gebied met name wordt bezocht om te fietsen (61%), te wandelen (51%) en om van de natuur te genieten (37%).





tevredenheid voorzieningen

fiiguur (niet aanwezig) 10

Aan iedereen die het gebied weleens bezocht heeft, is gevraagd in hoeverre men tevreden is met een aantal voorzieningen en aspecten van dit gebied. Uit fiiguur (niet aanwezig) 10 blijkt dat men het meest tevreden is over de wandelpaden (64% tevreden) en de fietsroutes (65% tevreden). Het minst tevreden is men over de sanitaire voorzieningen in het gebied (6% tevreden en 31% ontevreden).


bereikbaarheid gebied

fiiguur (niet aanwezig) 11

Naast de tevredenheid over de voorzieningen is tevens gevraagd naar de tevredenheid over de bereikbaarheid van het gebied. Het meest tevreden is men over de bereikbaarheid per fiets (zie fiiguur (niet aanwezig) 11). Bijna drie kwart is hierover tevreden en slechts 3% is hierover ontevreden. Over de bereikbaarheid per openbaar vervoer zijn meer mensen ontevreden dan tevreden.


Sporten

In het Stadspanel is een aantal vragen opgenomen over het sporten binnen en buiten verenigingsverband.

sporten binnen verenigingsverband

fiiguur (niet aanwezig) 12

Een kleine twee derde (63%) van de Delftenaren beoefent geen sport binnen verenigingsverband (zie fiiguur (niet aanwezig) 12). De grootste groep die wel binnen een vereniging sport doet dit elke week (27%).

Van de 15 tot en met 24 jarigen doet de helft aan sport binnen verenigingsverband en van de 65-plussers slechts een op de acht. Veel beoefende sporten binnen verenigingsverband zijn aerobic/jazzdance en voetbal (beide door 15% van de verenigingsporters) en tennis (door 13%). Van de vrouwelijke sporters binnen verenigingsverband doet ruim 30% aan aerobic/jazzdance. Van de mannen die sporten binnen een vereniging voetbalt een kwart.

sporten buiten verenigingsverband

fiiguur (niet aanwezig) 13

Ruim een derde van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder sport nooit buiten verenigingsverband (fiiguur (niet aanwezig) 13). Ongeveer een kwart sport elke week buiten verenigingsverband, 16% doet dit één tot drie keer per maand en eveneens een kwart doet dit één tot elf keer per jaar.



Van de 15 tot en met 44 jarigen doet ruim drie kwart aan sport buiten verenigingsverband. Van de 65-plussers doet bijna een kwart dit.

Door sporters veel beoefende sporten buiten verenigingsverband zijn zwemmen (37%), trimmen/joggen (23%), schaatsen (16%) , wielersport (12%) en squashen (11%). Bij de vrouwen scoort zwemmen het hoogst. Bijna de helft doet dit weleens. Bij de mannen scoort trimmen/joggen net iets hoger dan zwemmen. Bijna een derde van de mannen doet dit weleens buiten verenigingsverband.

Tabel 7 geeft een overzicht van door Delftenaren beoefende sporten en het percentage mannen en vrouwen dat de betreffende sport binnen en buiten verenigingsverband beoefend.

  binnen vereniging buiten vereniging
sport:

man

vrouw

man

vrouw

aerobic/jazzdance

*

11%

1%

5%

atletiek

1%

1%

2%

*

badminton

1%

1%

2%

1%

basketbal

1%

*

2%

1%

fietsen

*

*

5%

6%

fitness

2%

1%

4%

1%

gymnastiek/turnen

*

3%

1%

1%

handbal

1%

*

*

*

hengelsport

1%

*

4%

1%

hockey

2%

2%

*

*

honkbal

1%

*

1%

*

judo

1%

*

*

*

korfbal

1%

*

*

*

roeien/kanoën

2%

1%

2%

1%

rugby

1%

*

*

*

ruitersport

*

1%

*

2%

schaatsen

1%

*

11%

8%

softbal

*

*

1%

*

squash

1%

1%

10%

4%

tafeltennis

1%

*

3%

*

tennis

5%

5%

4%

2%

trimmen/joggen

2%

2%

20%

9%

vechtsport

1%

1%

1%

*

voetbal

10%

1%

7%

*

volleybal

3%

1%

3%

1%

wandelen

*

*

2%

5%

waterpolo

1%

*

*

*

wielersport

1%

*

10%

5%

zeilen/surfen

1%

1%

4%

3%

zwemmen

2%

4%

19%

28%

zaalvoetbal

2%

*

2%

*

Tabel 7: percentage mannen en vrouwen dat specifieke sport beoefend

* < 0,5%

binnen en buiten verenigingsverband

Wanneer een combinatie wordt gemaakt van sporten binnen en buiten verenigingsverband dan blijkt dat van de mannen drie kwart aan sport doet en van de vrouwen twee derde.

fiiguur (niet aanwezig) 14

fiiguur (niet aanwezig) 14 geeft het percentage sporters weer voor verschillende leeftijdscategorieën. Na het vijfenveertigste levensjaar neemt het percentage personen dat aan sport doet sterk af.

gebruik van sportvoorzieningen

fiiguur (niet aanwezig) 15

Aan iedereen die weleens aan sport doet is gevraagd of men gebruik maakt van een sportveld, sporthal of gymzaal (hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke voorzieningen en die van anderen). Bijna een kwart van de sporters maakt gebruik van een sporthal en bijna een vijfde van een sportveld (fiiguur (niet aanwezig) 15). Een gymzaal wordt door een op de zeven sporters gebruikt.





Bijna vier van de tien sporters gebruikt geen van deze drie voorzieningen .

beoordeling sportvoorzieningen

Aan alle gebruikers van de voorzieningen is gevraagd een rapportcijfer te geven voor de hygiëne van de kleedkamers, douches/wc's en de sportruimte zelf, alsmede voor de aanwezigheid van materiaal. Uit tabel 8 valt op te maken dat men het minst positief is over de hygiëne in de gymzalen. Ook over de aanwezigheid van materiaal scoort 'gymzalen' slechter. Tussen de beoordeling van sportvelden en sporthallen is slechts op het aspect van de hygiëne van de sportruimte zelf een klein verschil te constateren.

aspecten sportfaciliteiten

cijfer

% onvoldoende

hygiëne kleedkamer    
sportveld

6,7

11%

sporthal

6,7

11%

gymzaal

6,5

18%

     
hygiëne douches/wc    
sportveld

6,6

13%

sporthal

6,6

13%

gymzaal

6,0

32%

     
hygiëne sportruimte    
sportveld

7,2

2%

sporthal

6,9

8%

gymzaal

6,3

24%

     
aanwezigheid materiaal    
sportveld

7,2

9%

sporthal

7,2

7%

gymzaal

7,0

9%

     

Tabel 8 : beoordeling aspecten sportfaciliteiten

Sport Service Bureau

Aan iedereen is gevraagd of men weleens heeft gehoord van het Sport Service Bureau. Slechts een op de twintig Delftenaren (=5%) heeft hiervan gehoord.

6 Onveiligheidsgevoelens

In het panel is een aantal vragen opgenomen over de gevoelens van onveiligheid die Delftenaren ervaren wanneer zij zich op straat begeven.

6.1 Veiligheid op straat

Van de Delftenaren voelt 10% zich overdag vaak of soms onveilig in de buurt waar men woont. Het is interessant te bekijken in hoeverre geslacht en leeftijd een rol spelen bij onveiligheidsgevoelens.

fiiguur (niet aanwezig) 16

fiiguur (niet aanwezig) 16 geeft het percentage personen weer dat zich overdag vaak/soms onveilig voelt, uitgesplitst naar leeftijd en geslacht. Het mag duidelijk zijn dat zowel geslacht als leeftijd een rol spelen. Binnen de leeftijdscategorieën voelen vrouwen zich onveiliger dan mannen. Personen uit de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder voelen zich overdag onveiliger dan personen jonger dan 55 jaar.


De onveiligheidsgevoelens zijn 's avonds hoger dan overdag. Ruim 30% van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder voelt zich 's avonds vaak of soms onveilig in de woonbuurt. In vergelijking met voorgaande jaren is dit een lichte daling (35% in 1995). De verschillen tussen mannen en vrouwen nemen ook toe in vergelijking tot overdag.

fiiguur (niet aanwezig) 17

fiiguur (niet aanwezig) 17 geeft het percentage personen weer dat zich 's avonds vaak/soms onveilig voelt, wederom uitgesplitst naar leeftijd en geslacht. Wat opvalt is dat met name het geslacht een belangrijke rol speelt bij onveiligheidsgevoelens 's avonds. Vrouwen voelen zich een stuk onveiliger dan mannen.

fiiguur (niet aanwezig) 18

Van de Delftenaren blijft 21% 's avonds liever thuis omdat men zich onveilig voelt op straat.

Uit fiiguur (niet aanwezig) 18 blijkt dat vooral 55-plussers vanwege onveiligheidsgevoelens 's avonds de deur niet uitgaan. Ook hier geldt dat binnen een leeftijdscategorie vrouwen eerder thuis blijven dan mannen.

6.2 Gedrag jongeren

De huishoudens is tevens gevraagd of men last heeft van een aantal gedragingen van jongeren en of men er zich onveilig door voelt. Uit fiiguur (niet aanwezig) 19 blijkt dat een substantieel deel van Delftse bevolking last heeft van gedrag van jongeren waarbij de overlast door brommers/scooters met 56% als hoogste scoort. In totaal blijkt 70% minimaal van 1 gedraging weleens last te hebben.

fiiguur (niet aanwezig) 19

Wanneer we de wijken vergelijken blijken de inwoners van Hof van Delft gemiddeld minder last te hebben van samenscholing dan de inwoners van andere wijken. Het percentage inwoners dat last heeft van brommers ligt in de Binnenstad hoger dan in andere wijken. De overige wijken komen overeen met het totale beeld van Delft.

De helft van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder voelt zich weleens onveilig door een gedraging van jongeren. In fiiguur (niet aanwezig) 20 zien we dat vooral samenscholing van jongeren (38%), hun agressief optreden (42%) en het gebruik van brommers/scooters (30%) onveiligheidsgevoelens opleveren.

fiiguur (niet aanwezig) 20

In Hof van Delft ligt het percentage inwoners dat zich onveilig voelt door samenscholing van jongeren lager dan in andere wijken. Het onveiligheidsgevoel als gevolg van agressie is in de Binnenstad gemiddeld hoger dan in andere wijken. De overige wijken komen overeen met het totale beeld van Delft.
7 Vrijwilligerswerk

In de personenvragenlijst is gevraagd of men een vorm van vrijwilligerswerk verricht.

fiiguur (niet aanwezig) 21

Een kwart van de Delftenaren van 15 jaar en ouder verricht vrijwilligerswerk (fiiguur (niet aanwezig) 21). Vijftien procent doet dit binnen een vereniging, 5% binnen en buiten een vereniging en 5% buiten een vereniging.

fiiguur (niet aanwezig) 22

Aan de Delftenaren die vrijwilligerswerk binnen een vereniging verrichten is gevraagd naar het soort vereniging waarbinnen ze dit doen (zie fiiguur (niet aanwezig) 22). Geen van de respondenten gaf hierbij 'sportvereni-ging' aan. Uit ander onderzoek is gebleken dat veel leden van sportverenigingen actief zijn binnen hun vereniging. Wellicht dat onbetaalde functies binnen sportverenigingen door de betrokkenen niet gezien worden als vrijwilligerswerk. Wel vermeld werden onder andere 'culturele vereniging' (14%), studentenvereniging (12%), buurt/ bewonersvereniging (10%) en geestelijk/kerkelijke vereniging (10%)

.fiiguur (niet aanwezig) 23

Tevens is gevraagd naar het soort taken dat de vrijwilligers binnen verenigingen verrichten. fiiguur (niet aanwezig) 23 laat de drie meest voorkomende soorten taken zien. Van de verenigingsvrijwilligers houdt 48% zich bezig met bestuurstaken, 34% met begeleidende taken en 37% met ondersteunende taken.

8 Samenvatting en Conclusies

voorzieningen

Van alle Delftenaren van 15 jaar en ouder heeft 57% de voorgaande 12 maanden minimaal 1 keer een WOC-voorziening bezocht (in 1995 was dit 58%). De voorzieningen die de meeste Delftenaren minimaal 1 keer op bezoek kregen zijn Museum Prinsenhof (21%), sporthal/gymzaal (21%) en kinderboerderij Delftse Hout (19%).

Voor het bezoek aan tentoonstellingen/musea geldt grofweg dat naarmate de leeftijdscategorie hoger is, het percentage bezoekers in de categorie hoger wordt. Het bezoek aan sportvoorzieningen neemt juist af naarmate de leeftijd toeneemt. Het bezoek aan kinderboerderijen concentreert zich tussen de 25 en 44 jaar.

Het bezoek aan voorzieningen is onder personen met een huishoudinkomen hoger dan 3500 gulden netto per maand een stuk hoger dan onder personen met een lager huishoudinkomen.

Onder laag opgeleiden ligt het percentage bezoekers over het algemeen een stuk lager dan hoger opgeleiden.

Zowel in Delft als buiten Delft heeft een kwart van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder in de voorgaande 12 maanden een theatervoorstelling bezocht.

Van alle Delftse huishoudens heeft 2% contact gehad met het informatiecentrum volwasseneducatie.

cultuur

Ruim twee derde van de Delftenaren van 15 jaar en ouder is cultureel actief in Delft.

Delftenaren zijn echter voor een groot deel van hun bezoek aan culturele activiteiten georiënteerd op andere gemeenten. Voor de meeste culturele activiteiten geldt dat het percentage Delftenaren dat ze buiten Delft onderneemt groter is dan het percentage Delftenaren dat ze in Delft onderneemt/bezoekt. Van de Delftenaren is 64% cultureel actief binnen Delft. Het gemiddeld aantal bezoeken van de binnen Delft cultureel actieven bedraagt 7,7 per jaar. Het aandeel Delftenaren dat buiten Delft een culturele activiteit heeft bezocht bedraagt 63%. Het gemiddeld aantal bezoeken van de buiten Delft cultureel actieven bedraagt 13,6 per jaar. Het aandeel dat binnen en/of buiten Delft een culturele activiteit heeft bezocht bedraagt 74%. Gemiddeld betreft dit 18,3 bezoeken per jaar.

Vanaf het vijfenveertigste levensjaar neemt het percentage personen dat culturele activiteiten bezoekt sterk af. Het bezoek aan culturele activiteiten neemt toe naarmate het huishoudinkomen toe neemt. Naarmate het opleidingsniveau hoger is, neemt het percentage bezoekers sterk toe.

Van de 15 tot en met 24 jarigen vindt 43% dat er in Delft weinig te doen is op cultureel gebied voor jongeren.

Driekwart van de Delftenaren was op de hoogte van het programma van Delft 750 jaar Cultuurstad. De belangrijkste informatiebronnen hiervoor waren de huis-aan-huis bladen en posters. De meningen over het programma lopen sterk uiteen. Het meest bekende en meest bezochte programma-onderdeel was de Delftdag. Van de Delftenaren heeft 37% geen enkel evenement bezocht, 23% één evenement en 40% meer dan één evenement.

De groepen die het minst geparticipeerd hebben in het programma zijn personen met een netto huishoudinkomen lager dan 1950 gulden per maand, lager opgeleiden en 55-plussers.

recreatiegebied Midden Delfland/Kerkpolder

Van alle Delftenaren is 61% in meer of mindere mate bekend met het recreatiegebied Midden Delfland /Kerkpolder en heeft een derde het de voorgaande 12 maanden minimaal 1 keer bezocht. Het gebied wordt met name bezocht om te fietsen en te wandelen. Over de wandelpaden en de fietsroutes is bijna twee derde van de bezoekers tevreden.

sporten

Sporten in verenigingsverband wordt door 37% van de Delftenaren weleens beoefend. Buiten verenigingsverband sport 65% van de Delftenaren weleens.

In totaal sport drie kwart van de Delftse mannen en twee derde van de Delftse vrouwen. Na het vijfenveertigste levensjaar neemt het percentage personen dat aan sport doet sterk af.

Van de sporters maakt 24% weleens gebruik van een sporthal, 19% van een sportveld en 14% van een gymzaal. Bijna vier van de tien sporters gebruikt geen van deze voorzieningen. Over de hygiëne in gymzalen is men over het algemeen minder te spreken dan de hygiëne op sportvelden en in sporthallen.

Slechts 5% van de Delftenaren kent het Sport Service Bureau.

onveiligheidsgevoelens

Van de Delftenaren voelt zich 10% overdag en 30% 's avonds onveilig op straat in de woonbuurt. Vrouwen voelen zich eerder onveilig dan mannen en 55-plussers eerder dan personen jonger dan 55. Vooral 's avonds blijken deze verschillen groot.

Een substantieel deel van de Delftse bevolking heeft last van gedrag van jongeren. In totaal zegt 70% last te hebben van een gedraging van jongeren. De overlast van brommers en scooters scoort hierbij het hoogst. In totaal voelt de helft van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder zich weleens onveilig door een gedraging van jongeren.

vrijwilligerswerk

Een kwart van de Delftenaren verricht vrijwilligerswerk. Twintig procent van de Delftenaren doet dit onder meer binnen een vereniging. De meeste vrijwilligers zijn terug te vinden in een culturele, studenten-, geestelijk/kerkelijke of buurt/bewonersvereniging. Blijkbaar worden onbetaalde activiteiten binnen een sportvereniging door de respondenten niet gezien als vrijwilligerswerk.

Bijna de helft van de verenigingsvrijwilligers houdt zich bezig met bestuurstaken.