INHOUDSOPGAVE
pag.
1 Inleiding 1
2 Mobiliteit 2
2.5 Gebruik
vervoermiddelen totaal 8
3 Parkeren 10
3.1 Betaald parkeren binnenstad 10
4 Winkelen 14
4.2 Beoordeling winkelgebieden 17
4.3
Uitstallingen/terrassen 18
5 Kwaliteitsverbetering binnenstad 20
5.1 Brabantse Turfmarkt/Burgwal 20
5.2 Bezoek binnenstad met
fiets/auto 22
6 Tevredenheid woonomgeving 23
7 Woningmarkt 28
7.1 Woonsituatie mensen met laag inkomen 28
7.3 Tevredenheid contacten afdelingen 31
8 Bereikbaarheid
bedrijfsvestigingen 37
10 Samenvatting &
Conclusies 40
1 Inleiding
In november 1996 vond de negende Stadspanelmeting in Delft
plaats. In dit onderzoek komen tal van onderwerpen aan bod. Deze zijn grofweg te
onderscheiden in achtergrondkenmerken (o.a. woonsituatie, leeftijd, inkomen) meningen,
bekendheid met bepaalde zaken en gedrag.
Opzet Stadspanel
Het onderzoek bestond uit twee enquêtes, een mondeling
vraaggesprek met de representanten van 905 Delftse huishoudens. Hierin zijn de vragen
gesteld die betrekking hebben op het gehele huishouden. Daarnaast is er een schriftelijke
vragenlijst afgenomen. Deze is door 1493 leden (in de leeftijd 15 jaar en ouder) van die
huishoudens is ingevuld. In deze vragenlijst zijn de persoonsgebonden onderwerpen aan bod
gekomen.
Daarnaast heeft in november 1996 de eerste meting van het
bedrijvenpanel plaatsgevonden, in opdracht van het projectbureau Delft Kennisstad. Het
starten van een bedrijvenpanel is ingegeven door de wens meer inzicht te krijgen in de
wensen en behoeften van bedrijven en instellingen in de Gemeente Delft.
Opzet Bedrijvenpanel
Hiervoor zijn alle bedrijven en instellingen met 10 of meer
werknemers alsmede de bedrijven en instellingen uit de kennisintensieve sector met 2 of
meer werknemers benaderd (tezamen ruim 500 bedrijven). Uiteindelijk hebben 250 bedrijven
en instellingen een diskette ontvangen met daarop een vragenlijst. In totaal hebben 176
(70%) bedrijven en instellingen de diskette op tijd ingevuld en teruggestuurd. De
diskettes zijn ingevuld door de directeuren of hun vervangers.
Uit de Stadspanelmeting valt diverse informatie te filteren
die betekenis kan hebben voor het beleid van de dienst Stadsontwikkeling. In deze
rapportage komen de volgende zaken naar voren:
Uit het Bedrijvenpanel is in deze rapportage het onderwerp
over de bereikbaarheid van en de parkeermogelijkheden bij bedrijfsvestigingen opgenomen.
Tot slot zal er een samenvatting worden gegeven met daarin de belangrijkste conclusies.
2 Mobiliteit
In dit hoofdstuk komt het gebruik van de vervoermiddelen
fiets, auto en bus/tram aan de orde. Het betreft hier evenals in de voorgaande jaren
vragen over frequentie en reden van gebruik.
Van de huishoudens heeft 57% de beschikking over een auto.
Het percentage huishoudens in Delft dat over een auto kan beschikken is in de afgelopen
jaren nagenoeg constant (tabel 1). Er lijkt evenwel sprake van een toename van het
percentage huishoudens zonder auto.
jaar: | geen |
één |
twee of meer |
1989 | 41% |
53% |
5% |
1990 | 41% |
53% |
6% |
1991 | 42% |
52% |
6% |
1992 | 41% |
52% |
6% |
1993 | 41% |
53% |
6% |
1994 | 41% |
52% |
7% |
1995 | 41% |
51% |
7% |
1996 | 43% |
50% |
7% |
Tabel 1: beschikking over auto's op huishoudniveau 1989 t/m 1996
De autobeschikbaarheid onder huishoudens blijft net als voorgaande jaren het hoogst onder huishoudens in de wijken Tanthof-oost en Tanthof-west (figuur 1).
Figuur 1
Naast de vraag of men een auto bezit is tevens gevraagd of
men een auto deelt met buren of kennissen, of men gebruik maakt van een oproepmaatschappij
als 'ANWB call a car', of dat men minstens 10 keer per jaar een auto huurt. Uit tabel 2
blijkt dat huishoudens nog maar beperkt gebruik maken van deze mogelijkheden.
Situatie | % huishoudens |
huishouden deelt één of meer auto's met (de) buren/kennissen | 4% |
huishouden maakt gebruik v. ANWB call a car/andere oproepmaatschapij | 1% |
huishouden huurt minstens 10 keer per jaar een auto | 2% |
Tabel 2 : gebruik alternatieven autobezit
In totaal maakt 7% van de huishoudens van één of meer van
de in tabel 2 genoemde mogelijkheden gebruik.
Figuur 2
Aan de respondenten die de persoonsvragenlijst hebben
ingevuld, is gevraagd hoe frequent men gebruik maakt van de auto of meerijdt in een auto.
Uit figuur 2 blijkt dat 26% van de respondenten (bijna) dagelijks in een auto (mee)rijdt
en 25% dit (bijna) nooit doet.
De auto wordt evenals in andere jaren in de wijken
Tanthof-oost en Tanthof-west bovengemiddeld vaak gebruikt. In de Binnenstad is het
autogebruik het laagst. Verder maken personen uit de leeftijdsgroep 25 tot en met 44 jaar
relatief vaak gebruik van de auto en de jongeren en 65-plussers verhoudingsgewijs minder.
Figuur 3
Van de personen die weleens gebruik maken van de auto of er
in meerijden gaat 4% (bijna) dagelijks met de auto naar de binnenstad (figuur 3).
Vijfentwintig procent doet dit één of meer keren per week, 23% één of meer keren per
maand en 48% (bijna) nooit.
Figuur 4
Wanneer we kijken naar de reismotieven die zijn genoemd
door de personen die weleens in een auto (mee-rijden) (figuur 4) dan zien we dat de twee
meest genoemde reismotieven het op bezoek gaan bij familie/vrienden/kennissen en
boodschappen doen zijn.
2.3 Fietsgebruik
Figuur 5
Op de vraag hoe vaak men de fiets gebruikt (figuur 5)
antwoordde 49% van alle personen de fiets dagelijks te gebruiken. Daarnaast gebruikt 27%
van de ondervraagde personen de fiets één of meer keren per week. Negen procent doet dit
één of meer keren per maand. Tenslotte maakt 15% nooit gebruik van een fiets .
De fiets wordt minder frequent gebruikt naarmate men ouder
is. Kijken we naar het verschil tussen wijken dan gebruiken inwoners van Voorhof de fiets
relatief minder vaak.
Figuur 6
Van de personen die weleens de fiets gebruiken gaat 19%
(bijna) dagelijks met de fiets naar de binnenstad (figuur 6). Eén of meer keren per week
wordt dit gedaan door 45% van de fietsgebruikers, 18% doet dit één of meer keren per
maand en een even groot deel doet dit (bijna) nooit.
Figuur 7
Uit figuur 7 blijkt dat het meest genoemde gebruiksdoel van
de fiets (69%) het doen van boodschappen is. Daarnaast wordt de fiets o.a. door 58%
gebruikt om familie/vrienden/kennis-sen te bezoeken en door 51% om naar een
vrijetijdsbesteding te gaan.
2.4 Bus/tram-gebruik
Figuur 8
Slechts 5% van de respondenten maakt (bijna) dagelijks
gebruik van bus/tram (figuur 8). Het merendeel (54%) van de respondenten maakt (bijna)
nooit gebruik van bus of tram. Daartussen zit een groep van 20% die één of meer keer per
week gebruik maakt van bus of tram en een groep van 21% die dit één of meer keer per
maand doet.
Het gebruik van bus/tram is relatief hoog onder jongeren
(15 t/m 24 jaar).
Figuur 9
Slechts 1% van de respondenten die weleens gebruik maken
van de bus of tram, gebruikt deze vervoermiddelen (bijna) dagelijks voor een reis naar de
binnenstad (figuur 9). Eénentwintig procent doet dit één of meer keren per week en 28%
één of meer keren per maand. De helft van de bus/tram gebruikers gaat (bijna) nooit met
deze vervoermiddelen naar de binnenstad.
Figuur 10
De drie door bus- en tramgebruikers meest genoemde
gebruiksmotieven (zie figuur 10) voor het gebruik van bus en tram zijn het op bezoek gaan
bij familie/vrienden/kennissen (40%), naar een vrijetijdsbesteding gaan (34%) en
boodschappen doen (33%).
2.5 Gebruik vervoermiddelen totaal
De gegevens uit de voorgaande drie paragrafen voor de drie
vervoersmiddelen kunnen we uiteraard ook tegen elkaar afzetten.
Figuur 11
Vergelijken we de gebruiksfrequentie van fiets, auto en
bus/tram (figuur 11) dan zien we dat voor wat betreft het dagelijkse gebruik de fiets het
hoogste scoort. Het percentage dat nooit gebruik maakt van de bus/tram ligt veel hoger dan
bij de andere twee vervoermiddelen.
In tegenstelling tot in de voorgaande drie paragrafen zijn de onderwerpen in de volgende
twee grafieken niet gepercenteerd op gebruikers maar gepercenteerd op alle respondenten.
Figuur 12
Voor het dagelijkse vervoer naar de binnenstad wordt meer
gebruik gemaakt van de fiets dan van de auto of bus/tram (figuur 12). Ook bij een iets
lagere gebruiksfrequentie is dit het geval. Het percentage dat nooit met het vervoermiddel
naar de binnenstad gaat ligt het laagst bij de fiets.
Figuur 13
Wanneer we een vergelijking maken tussen het gebruik van de
drie vervoermiddelen voor de diverse doelen (figuur 13) dan zijn er enkele verschillen te
constateren. Voor het doen van boodschappen wordt door de Delftse bevolking van 15 jaar en
ouder vaker gebruik gemaakt van de fiets dan de auto of bus/tram. Het percentage dat naar
het werk gaat met de fiets is slechts een paar procent hoger dan dat met de auto gaat. Ook
voor het gaan naar een vrijetijdsbesteding wordt vaker de fiets gebruikt.
3 Parkeren
In de personenvragenlijst zijn vragen opgenomen die
betrekking hebben op het betaald parkeren in de binnenstad. In de huishoudvragenlijst zijn
enkele vragen opgenomen voor binnenstadbewoners over parkeervergunningen.
3.1 Betaald parkeren binnenstad
Figuur 14
Van de ondervraagde personen bestuurt 60% weleens een auto.
Aan deze personen is gevraagd of zij bij het (eventuele) parkeren in de binnenstad het
liefst vooraf of achteraf willen betalen. Uit figuur 14 valt af te lezen dat de
meerderheid van de ondervraagde bestuurders een voorkeur heeft voor het achteraf betalen.
Een kwart heeft geen voorkeur en slechts 10% betaald liever vooraf.
Figuur 15
Op de vraag in hoeverre men bij het parkeren rekening houdt
met de hoogte van het parkeertarief zijn de antwoorden meer verdeeld (figuur 15). Van de
autobestuurders houdt 23% altijd rekening met de hoogte van het parkeertarief, 16% doet
dit vaak, 17% soms, 16% meestal niet en 28% doet dit nooit.
Figuur 16
Om de invloed van een verhoging van de parkeertarieven op
het gebruik van de auto om naar de binnenstad te gaan te achterhalen is de autobestuurders
gevraagd of men bij zo'n verhoging net zo vaak, minder vaak of niet meer met de auto naar
de binnenstad zou gaan. Uit figuur 16 blijkt dat bij hogere parkeertarieven ruim de helft
van de autobestuurders even vaak naar de binnenstad blijft gaan. Opvallend is dat 20% zegt
niet meer met de auto naar de binnenstad te gaan. Daarnaast is er nog een groep
bestuurders van 28% die dit minder vaak gaat doen.
Figuur 17
In de binnenstad van Delft zullen parkeergarages gebouwd
worden. De autobestuurders is gevraagd of ze, wanneer ze de binnenstad per auto bezoeken,
van deze garages gebruik zouden maken. We zien in figuur 17 dat 18% dit zeker wel
zou doen. Een groter deel (26%) zegt de parkeergarages waarschijnlijk wel te gaan
gebruiken. Nog eens 26% twijfelt en zegt de garages misschien wel of misschien niet
te gebruiken. Tenslotte geeft 16% te kennen waarschijnlijk geen gebruik te gaan
maken van de nieuwe parkeergarages en 14% zeker niet.
Figuur 18
Naast het gebruik van deze garages is tevens gevraagd naar
de invloed van deze nieuwe garages op de frequentie waarmee men met de auto naar de
binnenstad gaat. Voor de meerderheid (84%) van de autobestuurders heeft de komst van de
nieuwe parkeergarages geen invloed op de frequentie waarmee men met de auto naar de
binnenstad gaat (figuur 18). Slechts 5% zegt vaker met de auto naar de binnenstad te gaan.
Opvallend is dat 11% zegt dit minder vaak te gaan doen.
De frequentie waarmee men met de auto naar de binnenstad gaat kan van invloed zijn op de
in deze paragraaf gepresenteerde cijfers. Wanneer we die cijfers afzetten tegen deze
frequentie zijn er geen grote verschillen waar te nemen tussen bestuurders die vaak met de
auto naar de binnenstad gaan en bestuurders die dit minder vaak doen.
Aan de huishoudens met een auto en woonachtig in het gebied
met postcode 2611 (binnenstad) is gevraagd of men een parkeervergunning heeft. Bijna de
helft (49%) van deze huishoudens zegt zo'n vergunning te hebben. Van de 51% die geen
parkeervergunning heeft geeft driekwart daarvoor als reden dat men de auto altijd kwijt
kan.
Figuur 19
Tevens is aan de genoemde groep huishoudens gevraagd of men
een abonnement zou nemen op één van de geplande parkeergarages in de binnenstad. We zien
in figuur 19 dat 14% dit zeker zou doen en 19% misschien zou doen. Daarnaast is er een
klein deel (10%) dat dit nog niet weet. Het merendeel van de huishoudens met een auto,
woonachtig in de binnenstad, neemt waarschijnlijk niet (15%) of zeker niet (42%) een
abonnement op een garage.
Van de huishoudens uit de binnenstad met een parkeervergunning (en auto) zegt 41% zeker of
misschien een abonnement op één van de nieuwe parkeergarages te nemen. Bij de
huishoudens uit de binnenstad zonder parkeervergunning ligt dit percentage toch nog op
26%.
Voor een abonnement op een van de garages is geen huishouden bereid meer te betalen dan 50 gulden per maand. Twee derde van de huishoudens die deze vraag beantwoorden is zelfs niet bereid meer dan 25 gulden te betalen per maand.
4 Winkelen
De Delftse huishoudens is een aantal vragen gesteld over
het winkelen in Delft. De Delftse huishoudens doen gemiddeld 97% van haar dagelijkse
boodschappen in Delft. De niet-dagelijkse boodschappen worden gemiddeld voor 72% in Delft
gehaald. Hierbij valt nauwelijks verschil te constateren tussen de verschillende wijken.
Figuur 20
Kijken we naar het aantal keer dat men naar de binnenstad
gaat voor het doen van niet-dagelijkse boodschappen (figuur 20) dan zien we dat 27% van de
huishoudens dit 1 keer per week doet en 13% zelfs vaker dan 1 keer per week.
Figuur 21
Het merendeel van de huishoudens, zo blijkt uit figuur 21,
gaat op eigen kracht, dwz fietsend of lopend, naar de binnenstad voor niet-dagelijkse
boodschappen. Eén op de vijf (20%) gaat met de auto, 8% met de bus en 4% met de tram.
Tussen de wijken bestaan grote verschillen in de gebruikte
vervoermiddelen om in de binnnenstad niet-dagelijkse boodschappen te doen. Zo gebruiken
47% van de huishoudens in Tanthof-oost en Tanthof-west de auto voor deze activiteit. In de
andere wijken ligt dit percentage veel lager. Het percentage huishoudens dat te voet gaat
ligt in Hof van Delft ruimschoots hoger dan in andere wijken (Binnenstad buiten
beschouwing gelaten). Het hoogste percentage busgebruikers in dit kader is terug te vinden
in de wijken Voordijkshoorn en Buitenhof.
Figuur 22
Aan de huishoudens is gevraagd vanaf welke kant (Noord, Oost, Zuid, West) men de binnenstad in gaat bij een bezoek voor niet-dagelijkse boodschappen. In figuur 22 zien we dat de belangrijkste invalsrouten de Zuid-zijde (43%) en West-zijde (31%) zijn. De gegevens zijn gewogen met de frequentie waarmee men de binnenstad bezoekt voor niet-dagelijkse boodschappen.
Dit betekent dat de percentages een weergave zijn van de
verhouding van alle bezoeken van Delftenaren voor niet-dagelijkse boodschappen aan de
binnenstad.
Figuur 23
Beperken we ons tot de huishoudens die met de auto gaan,
dan zien we in figuur 23 een nog duidelijkere voorkeur voor het Zuiden als ingangsweg tot
de binnenstad. De gegevens zijn gewogen met de frequentie waarmee men de binnenstad
bezoekt voor niet-dagelijkse boodschappen.
Figuur 24
Vervolgens is gevraagd welke winkelgebieden men bezoekt en
in welke volgorde. Figuur 24 geeft het aantal huishoudens weer dat het betreffende
winkelgebied als eerste bezoekt in verhouding tot de andere winkelgebieden. Het gebied In
de Veste wordt bij 55% van de bezoeken als eerste bezocht. De overige gebieden worden bij
veel minder bezoeken als eerste bezocht, namelijk Markt door 19%, De Klis 16% en In de
Stede 10%. Ook hier zijn de gegevens gewogen met de frequentie waarmee men de binnenstad
bezoekt voor niet-dagelijkse boodschappen.
De respondenten moesten ook aangeven welke winkelgebieden
men vervolgens (dus na het winkelgebied waar men start) bezoekt en in welke volgorde. Ook
hier zijn de gegevens gewogen met de frequentie waarmee men in de binnenstad
niet-dagelijkse boodschappen doet. De meest gebruikte winkelroute in Delft blijkt van Zuid
naar Noord te lopen vanaf In de Veste via In de Stede en de Markt naar de Klis. Deze route
wordt door 21% van de respondenten in zijn geheel gevolgd. Figuur 25 geeft de hoofdroutes
weer die respondenten kiezen na het winkelgebied waar men begint.
Figuur 25
De percentages in figuur 25 geven dat deel van het totaal
aantal respondenten weer dat de betreffend route volgt. Bijvoorbeeld: 16% begint in De
Klis, 13% begint in de Klis en gaat vervolgens naar de Markt, d.w.z. dat 3% na in de Klis
te zijn begonnen een andere route kiest of alleen de Klis bezoekt.
Respondenten die vanaf de Markt naar In de Stede gaan is
gevraagd of zij dit via de Beestenmarkt of via de Jacob Gerritstraat doen. Ruim de helft
verplaatst zich tussen deze twee gebieden via de Jacob Gerritstraat. Bijna een kwart gaat
via de Beestenmarkt en een kwart wisselt de twee doorgangsroutes af.
Beoordeling winkelgebieden
In de persoonsvragenlijst is gevraagd naar het gebruik van
de vier winkelgebieden alsmede de bereikbaarheid, de variatie van het winkelaanbod en de
sfeer.
Figuur 26
Uit de antwoorden op de vraag in welke van de in figuur 26
genoemde winkelgebieden men weleens winkelt blijkt dat 91% van de Delftse bevolking van 15
jaar en ouder weleens in In de Veste winkelt. Daarna is het meest gebruikte winkelgebied
de Markt met 79%. In de Stede en De Klis worden met resp. 61% en 58% minder vaak gebruikt.
Om de relatieve attractiviteit van de winkelgebieden te
achterhalen is naar het oordeel (in de vorm van een rapportcijfer) gevraagd over
bereikbaarheid, variatie winkelaanbod en sfeer. De gemiddelde rapportcijfers voor deze
aspecten vallen voor alle genoemde winkelgebieden positief uit. Om de verschillen iets
zichtbaarder te maken is hier gekozen voor een presentatie van de resultaten in de vorm
van het percentage onvoldoendes (figuur 27).
Figuur 27
Kijken we naar de bereikbaarheid van de diverse
winkelgebieden dan is het percentage onvoldoendes voor In de Veste het laagst en voor De
Klis met 15% het hoogst. Bij de variatie van het winkelaanbod scoort de Markt het slechts
met 18% onvoldoendes. De beoordeling van de andere winkelgebieden op de variatie van het
winkelaanbod ligt op een nagenoeg gelijk niveau van 7% onvoldoendes. Kijken we tenslotte
naar de sfeer van de winkelgebieden dan levert dit voor In de Veste het hoogste percentage
onvoldoendes op. Het percentage onvoldoendes voor sfeer bij de overige winkelgebieden ligt
iets lager.
Figuur 28
In de persoonsvragenlijst is tevens gevraagd in welke mate
men terrassen en uitstallingen op trottoirs in de binnenstad als hinderlijk ervaart. Uit
figuur 32 blijkt dat 61% van de respondenten dit niet of helemaal niet hinderlijk vindt.
Door 7% worden de terrassen en uitstallingen op de trottoirs als zeer hinderlijk ervaren,
en door 10% als hinderlijk.
Figuur 29
Ook is gevraagd of men het aantal terrassen en
uitstallingen op de trottoirs in de binnenstad vindt toegenomen in vergelijking met andere
jaren. Figuur 33 geeft aan dat 41% van de respondenten vindt dat het aantal terrassen en
uitstallingen op trottoirs is toegenomen. Slechts 3% vindt dat dit is afgenomen en 22%
ziet geen verandering ten opzichte van de voorgaande jaren.
5 Kwaliteitsverbetering binnenstad
5.1 Brabantse Turfmarkt/Burgwal
In het kader van 'kwaliteitsverbetering binnenstad' is het
gebied Brabantse Turfmarkt/Burgwal opgeknapt. De respondenten van de personenvragenlijst
is gevraagd voor een aantal aspecten van dit gebied aan te geven of ze die vonden
verbeterd, niet veranderd of verslechterd.
straten en pleinen
Figuur 30
Kijken we naar het schoonhouden en het onderhoud van
straten en pleinen in het gebied Brabantse Turfmarkt/Burgwal (figuur 28) dan zijn er
nauwelijks respondenten die de situatie vinden verslechterd. Het schoonhouden vindt 43%
verbeterd en het onderhoud vindt 53% verbeterd. Een substantieel deel van de respondenten
vindt de situatie evenwel niet veranderd of heeft geen mening.
Voorzieningen
Figuur 31
Het aanbod van winkels en uitgaansgelegenheden wordt slechts door een klein deel van de respondenten als verbeterd gezien (figuur 29). Het merendeel van de respondenten vindt het aanbod van deze twee voorzieningen onveranderd of heeft geen mening.
bereikbaarheid
Figuur 32
De bereikbaarheid van de Brabantse Turfmarkt/Burgwal
(figuur 30) met het openbaar vervoer wordt door 12% als verslechterd aangemerkt. De
bereikbaarheid met de auto wordt door 38% als verslechterd gezien. Dit laatste hoeft niet
bij alle respondenten een negatieve lading te hebben. Het verslechteren van de
bereikbaarheid met de auto kan door sommigen worden gezien als een goede zaak.
algemeen
Figuur 33
Wanneer we de algemene kenmerken sfeer en totale kwaliteit
in ogenschouw nemen zien we in figuur 31 dat bij beide kenmerken de meerderheid van de
respondenten een verbetering heeft geconstateerd. Slechts een gering percentage vindt dat
er bij deze kenmerken sprake is van een verslechtering.
5.2 Bezoek binnenstad met fiets/auto
Figuur 34
Wanneer we kijken naar de frequentie waarmee Delftenaren
met fiets en auto naar de binnenstad gaan, dan is het percentage autogebruikers (inclusief
meerijders) dat meer dan 1 keer per week met de auto naar de binnenstad gaat, de afgelopen
drie jaar nagenoeg gelijk gebleven. Onder fietsgebruikers valt een lichte daling te
bespeuren van het percentage dat meer dan 1 keer per week met de fiets naar de binnenstad
gaat.
Rekenen we de bezoekfrequentie om naar maandelijkse
bezoeken, dan neemt het gemiddeld aantal bezoeken aan de binnenstad met de fiets af van
11,6 per maand in 1993 naar 10,3 per maand in 1996. Dit houdt dus een daling in van ruim
10%. Bij de bezoeken aan de binnenstad met de auto neemt de frequentie minder sterk af,
nml. van 3,5 in 1993 naar 3,3 in 1996. Een daling dus van 5%.
6 Tevredenheid woonomgeving
In het Stadspanel is een aantal vragen opgenomen over de
leefomgeving van de Delftse inwoners. Het betreft vragen over de wijk, enkele
voorzieningen daarbinnen en recreatiemogelijkheden.
Aan de Delftse huishoudens is gevraagd hoe tevreden men is over de wijk waarin men woont. De antwoordmogelijkheden liepen van zeer tevreden tot zeer ontevreden.
Figuur 35
In figuur 34 is in de kaart van Delft per wijk het
percentage tevreden minus het percentage ontevreden weergegeven. Hoewel in alle wijken er
duidelijk meer huishoudens tevreden dan ontevreden zijn, kunnen er wel enige verschillen
tussen de wijken worden geconstateerd. Het percentage tevreden minus ontevreden ligt het
laagst in de wijken Voorhof (69%) en Wippolder (73%) en het hoogst in Hof van Delft (93%)
en Voordijkshoorn (90%).
Figuur 36
Van de Delftse huishoudens vindt 80% dat hun woonwijk
voldoende levendig is. Per wijk zijn er enige verschillen te constateren (figuur 35). Het
hoogste percentage huishoudens dat de wijk voldoende levendig vindt, is met 89% terug te
vinden in de Binnenstad. In de Wippolder vindt 68% dat de wijk voldoende levendig is. Ook
Tanthof-west scoort met 70% relatief vrij laag.
De huishoudens die de woonwijk niet voldoende levendig
vonden is gevraagd welke functies moeten worden toegevoegd om deze levendiger te maken.
Percenteren we de antwoorden op het totaal aantal huishoudens, dan vindt in de wijk
Wippolder één op de vijf huishoudens dat er een bakkerij, slagerij of andere kleine
winkeltjes aan de wijk dienen te worden toegevoegd. Ook onder de huishoudens in
Tanthof-west (15%) en Voordijkshoorn (14%) blijkt dit de meest genoemde optie.
De Delftse huishoudens is gevraagd naar de tevredenheid
over de aantal voorzieningen in de wijk. Een tweetal voorzieningen zijn hierbij voor SO
van belang, nml. de groenvoorzieningen en de speelplaatsen/veldjes.
onderhoud
Figuur 37
Het merendeel van de Delftse huishoudens is tevreden over
het onderhoud van de groenvoorzieningen in hun wijk, te weten 18% zeer tevreden en 47%
tamelijk tevreden (figuur 36). Toch is nog 11% tamelijk en 4% zeer ontevreden over dit
onderhoud. Het percentage tamelijk/zeer ontevredenen ligt het hoogst in Tanthof-oost (22%)
en Tanthof-west (24%). Het hoogste percentage (tamelijk/zeer) tevredenen is terug te
vinden in Voordijkshoorn (82%).
schoonhouden
Figuur 38
De mate van tevredenheid over het schoonhouden van de
groenvoorzieningen (figuur 37) komt sterk overeen met de tevredenheid over het onderhoud.
Hier is 17% zeer tevreden en 45% tamelijk tevreden. Het percentage dat tamelijk of zeer
ontevreden is ligt bij elkaar op 16%.De hoogste mate van ontevredenheid over het
schoonhouden valt te constateren in Voorhof (25%). Het hoogste percentage (tamelijk/zeer)
tevredenen is ook hier terug te vinden in Voordijkshoorn (80%).
hoeveelheid
Figuur 39
Ook over de hoeveelheid groenvoorzieningen in de wijk (zie
figuur 38) is het grootste deel van de huishoudens tevreden (tamelijk tevreden 44% en zeer
tevreden 23%). Het deel van de huishoudens dat (tamelijk of zeer) ontevreden is ligt op
20%. Bij de huishoudens in de Binnenstad is het hoogste percentage (44%) ontevredenen
(tamelijk/zeer) te vinden over de hoeveelheid groenvoorzieningen.
Wanneer er in de resultaten gesproken wordt over
speelveldjes worden daar ook de speelplaatsen mee bedoeld. Gezien de aard van deze
voorziening is er een vrij groot deel van huishoudens dat geen mening heeft over de
voorziening.
veiligheid, onderhoud en schoonhouden
Figuur 40
Kijken we naar de tevredenheid over de veiligheid, het
onderhoud en het schoonhouden van de speelveldjes in de wijk dan zien we in figuur 39 ten
aanzien van deze drie aspecten een hoger percentage aan tevredenheid (zeer/tamelijk) dan
aan ontevredenheid (zeer/tamelijk).
aantal
Figuur 41
Bij de tevredenheid over het aantal speelveldjes voor 0-6
jarigen en 6-12 jarigen ligt het percentage (tamelijk/zeer) tevredenen iets hoger dan het
percentage (tamelijk/zeer) ontevredenen (zie figuur 40). Bij het aantal speelveldjes voor
12-18 jarigen ligt het percentage (tamelijk/zeer) ontevredenen hoger.
Figuur 42
Aan de respondenten uit de persoonsvragenlijst is gevraagd
wat men vindt van de mogelijkheden voor openluchtrecreatie in en om Delft met betrekking
tot fietsen, wandelen, water- en oeverrecreatie en genieten van natuur. De mogelijkheden
worden door een groot deel van de respondenten als goed/voldoende beoordeeld (figuur 41).
Slechts een klein percentage geeft bij de genoemde mogelijkheden een slechte beoordeling.
7 Woningmarkt
7.1 woonsituatie mensen met laag inkomen
De huisvesting van huishoudens met een inkomen onder een
bepaald belastbaar inkomen heeft van overheidswege prioriteit. Deze zogenaamde
'aandachtsgroep' kunnen we in het Stadspanel globaal benaderen door de alleenstaanden met
een netto-maandinkomen lager dan 1950 gulden en meerpersoons huishoudens met een
netto-maandinkomen lager dan 2500 gulden te selecteren. Inwonenden en bewoners van
studentenflats/huizen en bejaardenhuizen/oorden worden niet meegenomen. Als we dit doen
dan blijkt 28% van de Delftse zelfstandig wonende huishoudens tot de aandachtsgroep te
horen.
Voor de aandachtsgroep wil de overheid voldoende goedkope
huurwoningen beschikbaar hebben. Deze zogenaamde kernvoorraad goedkope huurwoningen kunnen
we benaderen door uit het Panel de woningen met een kale huurprijs tot 680 gulden te
nemen. Kamerbewoning en bewoning in bejaardenhuizen/oorden wordt hierin niet meegenomen.
Op deze manier berekend bestaat de kernvoorraad in Delft 35% van de woningvoorraad.
Vergelijken we de omvang van de kernvoorraad met de omvang
van de aandachtsgroep (tabel 3) dan kunnen we constateren dat er in Delft geen tekort is
aan goedkope huurwoningen om huishoudens uit de aandachtsgroep te vestigen.
% |
aantal |
|
Kernvoorraad in % voorraad woonruimten | 35% |
16000 |
Aandachtsgroep in % van zelfstandig wonende huishoudens 1) | 28% |
10000 |
Kernvoorraad minus aandachtsgroep | 13% |
6000 |
Tabel 3: verhouding kernvoorraad - aandachtsgroep1) bij zelfstandig wonende huishoudens zijn niet inbegrepen: inwonende huishoudens en huishoudens woonachtig in studentenhuizen/flats of bejaardenoorden/huizen
Kijken we naar de (kale) huurkosten van de aandachtsgroep (figuur 42) dan zien we dat 23% van de huishoudens in deze groep woont in een woning met een kale huurprijs die lager is dan 450 gulden. Van de aandachtsgroep huurt 24% (oftewel 2400 huishoudens) te duur. Daarnaast heeft 14% (oftewel 1400 huishoudens) een eigen woning.
Figuur 43
Figuur 44
Uit figuur 44 valt op te maken dat de aandachtsgroep met
name is terug te vinden in meergezinswoningen. Bij de overigen (figuur 45) zien we dat een
vrijwel even groot deel woonachtig is in eengezins- als in meergezinswoningen.
Figuur 45
Figuur 46
Eigenaar-bewoners die hun woning willen verbeteren kunnen
onder bepaalde voorwaarden voor gemeentelijke subsidie in aanmerking komen, de zogenaamde
klussenregeling. De huishoudens met een eigen woning is gevraagd of ze deze regeling
kennen, er gebruik van hebben gemaakt of er binnen 2 jaar gebruik van denken te maken.
Figuur 47
*indien men subsidie kan krijgen
Uit figuur 46 blijkt dat slechts 35% van de huishoudens met
een eigen woning de klussenregeling kent. Het percentage huishoudens met een eigen woning
dat ooit gebruik heeft gemaakt van deze regeling ligt op 7%. Dertig procent denkt binnen
twee jaar de woning te verbeteren als daarvoor subsidie kan worden verkregen.
De bekendheid van de klussenregeling is onder huishoudens met een netto inkomen dat lager
is dan 3500 gulden, hoger dan bij huishoudens met een netto inkomen van meer dan 3500
gulden. Huishoudens met een eigen woning van boven de 200.000 gulden maken minder gebruik
van de klussenregeling dan huishoudens met een goedkopere woning.
7.3 Tevredenheid contacten afdelingen
Net als in de voorgaande jaren is aan de huishoudens
gevraagd of ze contact hebben gehad met de afdelingen 'huisvestingszaken/bouw &
woningtoezicht' en 'woningbouwcorporatie'. Voor beide afdelingen geldt dat 13% van de
huishoudens er contact mee heeft gehad. Dit percentage wijkt niet wezenlijk af van de
voorgaande jaren. Opvallend is dat in de wijk Buitenhof 24% van de huishoudens zegt
contact te hebben gehad met de woningbouwcorporatie. Voor beide afdelingen geldt dat ruim
tweederde van de huishoudens die er contact mee hebben gehad tevreden zijn over dit
contact.
Evenals in voorgaande jaren is gevraagd of men de
woonmarktkrant leest. Figuur 47 geeft per wijk het percentage huishoudens dat de
woonmarktkrant leest. Opvallend zijn de lage percentages huishoudens die dit doen in de
Binnenstad (44%) en Hof van Delft (48%).
Figuur 48
De huishoudens is gevraagd of ze eventueel binnen 2 jaar willen verhuizen en waar naar toe.
Figuur 49
Uit figuur 48 kunnen we opmaken dat 64% van de Delftse
huishoudens niet van plan is binnen 2 jaar te verhuizen. Van de huishoudens is 14% van
plan binnen Delft te verhuizen, 6% binnen Haaglanden en 10% naar elders. In totaal geven
hiermee zo'n 14500 huishoudens te kennen binnen 2 jaar te willen verhuizen.
Uit figuur 48 bleek dat 30% van de Delftse huishoudens te
kennen gaf binnen 2 jaar te willen verhuizen. In figuur 49 is het percentage
verhuisgeneigden per wijk weergegeven. Wippolder scoort hierbij het hoogst met 40% van de
huishoudens die binnen 2 jaar wil verhuizen. Het laagste percentage aan verhuisgeneigdheid
valt te constateren in Tanthof-oost, Voordijkshoorn en Hof van Delft.
Figuur 50
Delft
De huishoudens die binnen 2 jaar binnen Delft willen
verhuizen konden 3 wijken aangeven waar zij wel zouden willen wonen. Uit figuur 50 valt af
te leiden dat deze huishoudens de Binnenstad (52%) overduidelijk als de meest
aantrekkelijke wijk beschouwen om naar te verhuizen. Ook Hof van Delft scoort met 27%
goed.
Figuur 51
Van de huishoudens die willen verhuizen is 75% aan te
merken als doorstromer. De overige 25% zijn huishoudens die inwonend zijn, een kamer huren
(inclusief studentenflats), of in onderhuur zitten. Deze 25% maakt onderdeel uit van de
groep Starters. Een compleet beeld van de woonwensen van deze groep kunnen we niet geven
omdat we over de groep starters die bijv. nog bij hun ouders inwonen uit het Stadspanel
geen gegevens hebben.
De doorstromende huishoudens laten bij vertrek een woning
achter. Wanneer al deze doorstromende huishoudens daadwerkelijk binnen 2 jaar verhuizen
betekent dit dat er in die periode ongeveer 11000 woningen vrij komen. De vraag van bestaande
Delftse huishoudens ligt in die periode op 6800 woningen. Daar dient de vraag van de
starters die op dit moment geen huishouden zijn nog bij opgeteld te worden.
Wanneer we kijken naar de huidige woonsituatie van de
doorstromers weten we uit welk type woningen huishoudens wensen te vertrekken.
Figuur 52
De groep doorstromers bestaat voor 69% uit huishoudens die
in een meergezinswoning wonen (figuur 51). Zestien procent woont momenteel in een
eengezinswoning en 14% in een specifieke woonruimte.
Het zijn dus vooral de huishoudens uit meergezinswoningen
die te kennen geven te willen verhuizen. Van deze groep die in een meergezinswoning woont
wil tweederde naar een eengezinswoning.
In tabel 4 zijn de woonwensen weergegeven van de
huishoudens (doorstomers en startende huishoudens) die binnen Delft willen verhuizen.
Hieruit blijkt dat bij de doorstromers met name de eengezinswoningen (huur en koop) zeer
in trek zijn. Meergezins koopwoningen liggen bij deze groep minder goed in de markt.
Woningtype | doorstromers |
starters 1) |
totaal |
eengezins | |||
huur | 29% |
4% |
24% |
koop | 27% |
4% |
22% |
meergezins | |||
huur | 18% |
52% |
25% |
koop | 3% |
4% |
3% |
geen voorkeur | |||
huur | 8% |
32% |
13% |
koop | 6% |
- |
5% |
overig | 9% |
4% |
7% |
totaal | 100% |
100% |
100% |
Tabel 4: woonwensen Delftse huishoudens die binnen 2 jaar binnen Delft willen verhuizen
1) betreft bestaande huishoudens die geen woning
achterlaten
Figuur 53
Bij de Delftse huishoudens die op zoek zijn naar een
huurwoning ligt de gewenste (kale) huurprijs bij meer dan de helft lager dan 680,-
(zie figuur 52).
Figuur 54
Bij de huishoudens die een woning willen kopen ligt de
gewenste koopprijs bij 22% lager dan 200.000,- (figuur 53). Ruim de helft (56%)
zoekt een koopwoning van tussen de 200.000 en 300.000 en 22% een woning boven
de 300.000,-.
Haaglanden
De huishoudens die te kennen gaven binnen Haaglanden te
verhuizen, niet zijnde Delft, is gevraagd of zij in Delfgauw of Ypenburg zouden willen
wonen. Van deze huishoudens wil 40% wel in één van deze twee VINEX-locaties wonen. Dit
komt neer op zo'n 2000 huishoudens.
Aandachtsgroep
Van de aandachtsgroep (zie paragraaf 7.1) geeft 30% te kennen te willen verhuizen. Het blijkt hierbij in 90% van de gevallen te gaan om huishoudens woonachtig in meergezinswoningen. Van de groep die wil verhuizen is 59% op zoek naar een eengezinswoning in de huurklasse 450,- tot 680,- .
8Bereikbaarheid bedrijfsvestigingen
In het bedrijvenpanel dat in november 1996 voor het eerst werd gehouden is een aantal vragen opgenomen over de bereikbaarheid van en de parkeermogelijkheden bij de vestiging. Respondenten konden hun mening hierover geven middels een rapportcijfer.
Om duidelijkheid te krijgen over waar zich eventuele
problemen op dit gebied voordoen zijn de cijfers van de bedrijven gewogen naar het aantal
werknemers en is Delft geografisch opgedeeld in drie gebieden (figuur 54).
Figuur 55
De percentages in deze paragraaf hebben betrekking op
bedrijven en instellingen naar rato van het aantal werknemers.
bereikbaarheid
Figuur 56
Wanneer we kijken naar de bereikbaarheid van de vestiging (figuur 55) valt te constateren dat wanneer het gaat over de bereikbaarheid per openbaar vervoer, slechts een enkel bedrijf/instelling uit het centrum hiervoor een onvoldoende geeft. Bij de bedrijven uit de andere twee gebieden ligt dit percentage beduidend hoger.
Bij de bereikbaarheid per auto vindt 15 % van de bedrijven
uit het centrum dit een onvoldoende waard. In West is dit 9% en in Oost vrijwel nihil.
Voor de bereikbaarheid per fiets zijn vrijwel geen onvoldoendes gegeven
parkeermogelijkheden
Figuur 57
Wanneer we kijken naar de beoordeling van de
parkeermogelijkheden bij de bedrijfsvestigingen (figuur 56) blijkt er voor de fiets in
geen van de gebieden een groot probleem te bestaan. De parkeermogelijkheden voor de auto
blijken met name in het Centrum een kwart van de bedrijven een onvoldoende te ontlokken.
In de andere twee gebieden is dit bij zo'n 15% het geval.
De huishoudens is tevens gevraagd of men last heeft van een
aantal gedragingen van jongeren en of men er zich onveilig door voelt. Uit figuur 58
blijkt dat een substantieel deel van Delftse bevolking last heeft van gedrag van jongeren
waarbij de overlast door brommers/scooters met 56% als hoogste scoort. In totaal blijkt
70% minimaal van 1 gedraging weleens last te hebben.
Figuur 58
Wanneer we de wijken vergelijken blijken de inwoners van
Hof van Delft gemiddeld minder last te hebben van samenscholing dan de inwoners van andere
wijken. Het percentage inwoners dat last heeft van brommers ligt in de Binnenstad hoger
dan in andere wijken. De overige wijken komen overeen met het totale beeld van Delft.
De helft van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder voelt zich weleens onveilig door een
gedraging van jongeren. In figuur 59 zien we dat vooral samenscholing van jongeren (38%),
hun agressief optreden (42%) en het gebruik van brommers/scooters (30%)
onveiligheidsgevoelens opleveren.
Figuur 59
In Hof van Delft ligt het percentage inwoners dat zich
onveilig voelt door samenscholing van jongeren lager dan in andere wijken. Het
onveiligheidsgevoel als gevolg van agressie is in de Binnenstad gemiddeld hoger dan in
andere wijken. De overige wijken komen overeen met het totale beeld van Delft.
mobiliteit
Van de Delftse huishoudens heeft 57% de beschikking over
een auto. Dit percentage is de afgelopen jaren nagenoeg constant gebleven. Het delen van
een of meer auto's met buren/kennissen wordt door 4% van de huishoudens in praktijk
gebracht. Het percentage huishoudens dat minimaal 10 keer per jaar een auto huurt of
gebruik maakt van een oproepmaatschappij is miniem. Van de Delftse bevolking van 15 jaar
en ouder rijdt 26% (bijna) dagelijks in een auto (mee). Van de personen die weleens in een
auto (mee)rijden gaat 4% op deze manier dagelijks naar de binnenstad. De twee meest
genoemde gebruiksdoelen voor de auto zijn het op bezoek gaan en boodschappen doen.
Jongeren en 65-plussers maken verhoudingsgewijs minder vaak gebruik van de auto dan
personen uit de leeftijdsgroep 25 tot en met 44 jaar.
De fiets wordt door 49% van de Delftse inwoners van 15 jaar
en ouder (bijna) dagelijks gebruikt. Van de personen die weleens de fiets gebruiken gaat
19% dagelijks met dit vervoermiddel naar de binnenstad. Het meest genoemde gebruiksdoel
van de fiets is het doen van boodschappen. De fiets wordt minder frequent gebruikt
naarmate men ouder wordt.
Slechts 5% van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder
maakt (bijna) dagelijks gebruik van bus of tram. Ruim de helft maakt (bijna) nooit gebruik
van bus of tram. Slechts 1% van de respondenten die weleens gebruik maken van de bus of de
tram, gebruikt deze vervoermiddelen (bijna) dagelijks voor een reis naar de binnenstad. De
meest genoemde gebruiksmotieven voor het gebruik van bus en tram door bus- en
tramgebruikers zijn het op bezoek gaan, naar een vrijetijdsbesteding gaan en boodschappen
doen. Het gebruik van de bus/tram is relatief hoog onder jongeren.
Ten opzichte van voorgaande jaren zijn er geen
noemenswaardige verschillen gevonden in het gebruik van de genoemde vervoersmiddelen.
parkeren
De meerderheid (65%) van de Delftse autobestuurders heeft
in geval van betaald parkeren een voorkeur voor het achteraf betalen. Bij het parkeren
houdt 23% altijd rekening met de hoogte van het parkeertarief. Achtentwintig procent doet
dit nooit. Bij hogere parkeertarieven gaat 20% niet meer met de auto naar de binnenstad en
28% minder vaak. De nieuwe parkeergarages in de binnenstad zullen door 18% van de
autobestuurders zeker wel gebruikt gaan worden. De meerderheid van de bestuurders geeft te
kennen dat de komst van de nieuwe parkeergarages geen invloed heeft op de frequentie
waarmee men met de auto naar de binnenstad gaat.
Van de huishoudens met een auto woonachtig in de binnenstad
heeft 49% een parkeervergunning. Van deze huishoudens met een parkeervergunning zegt 41%
zeker of misschien een abonnement te nemen op één van de nieuwe parkeergarages. Bij de
huishoudens met auto uit de binnenstad zonder parkeervergunning ligt dit percentage op
26%. Er blijkt in de binnenstad geen huishouden (met auto) bereidt te zijn meer dan 50
gulden per maand te betalen voor een abonnement.
winkelen
De Delftse huishoudens doen gemiddeld 97% van hun
dagelijkse boodschappen in Delft. De niet-dagelijkse boodschappen worden gemiddeld voor
72% in Delft gehaald. Van de huishoudens gaat 40% één of meer keren per week naar de
binnenstad voor het doen van niet-dagelijkse boodschappen. Voor het doen van
niet-dagelijkse boodschappen in de binnenstad gaat het merendeel van de huishoudens op de
fiets (44%) of lopend (24%). Van de huishoudens uit Tanthof-oost en Tanthof-west doet
bijna de helft dit met de auto.
De belangrijkste invalsroutes voor het doen van
niet-dagelijkse boodschappen in de binnenstad zijn de Zuid-zijde (43%) en de West-zijde
(31%). Onder huishoudens die met de auto gaan is de voorkeur voor de zuidelijke toegang
met 63% nog duidelijker.
Het winkelgebied In de Veste wordt bij 55% van de bezoeken
voor het doen van niet-dagelijkse boodschappen als eerste bezocht. De overige
winkelgebieden worden bij veel minder bezoeken als eerste bezocht. De belangrijkste
winkelroute in Delft loopt van In de Veste via In de Stede en de Markt naar De Klis,
oftewel van Zuid naar Noord. Deze route wordt door 21% van de huishoudens gevolgd. In
omgekeerde richting gaat 11% van de huishoudens. Ruim de helft van de huishoudens die zich
bewegen tussen de Markt en In de Stede doen dit via de Jacob Gerritsstraat.
Bij de beoordeling van de winkelgebieden op de punten
bereikbaarheid, variatie winkelaanbod en sfeer komt In de Stede er 'overall' als beste uit
de bus.
Uitstallingen en terrassen op trottoirs in de binnenstad
word door 17% van personen als (zeer) hinderlijk ervaren. De meerderheid van de
respondenten ondervindt er echter geen hinder van. Een groot deel (41%) heeft het idee dat
het aantal terrassen en uitstallingen is toegenomen.
kwaliteitsverbetering binnenstad
Ten aanzien van het schoonhouden en het onderhoud van de straten en pleinen van de Brabantse Turfmarkt/Burgwal vindt een groot deel van de Delftse bevolking van 15 jaar en ouder de situatie verbeterd. Er zijn nauwelijks personen die een verslechtering hebben geconstateerd. Voor wat betreft het aanbod van winkels en uitgaansgelegenheden wordt slechts door een kleine groep respondenten een verbetering geconstateerd. Het overgrote deel van de personen vindt het aanbod van deze twee voorzieningen onveranderd of heeft geen mening.
De bereikbaarheid van de Brabantse Turfmarkt/Burgwal met de
auto wordt door een groot deel van de respondenten (38%) als verslechterd beschouwd. Dit
hoeft niet bij alle respondenten een negatieve lading te hebben. Wanneer we de algemene
kenmerken sfeer en totale kwaliteit van de Brabantse Turfmarkt/Burgwal in ogenschouw nemen
dan heeft bij beide kenmerken de meerderheid van de personen een verbetering
geconstateerd.
De frequentie waarmee autogebruikers (inclusief meerijders)
en fietsers naar de binnenstad gaan is de afgelopen drie jaar afgenomen, resp. met 5% en
10%.
tevredenheid leefomgeving
De tevredenheid van de huishoudens over de eigen wijk ligt
het laagst in de wijken Voorhof en Wippolder en het hoogst in Hof van Delft en
Voordijkshoorn. Het percentage tevredenen ligt evenwel in elke wijk ruimschoots hoger dan
het percentage ontevredenen. Van de Delftse huishoudens vindt 80% dat hun wijk voldoende
levendig is. Het hoogste percentage huishoudens dat dit vindt is terug te vinden in de
Binnenstad, het laagste in Wippolder.
Ten aanzien van het onderhoud van, het schoonhouden van en
de hoeveelheid groenvoorzieningen in de wijk is de meerderheid van de huishoudens
tamelijk/zeer tevreden.
Ook ten aanzien van het schoonhouden van, het onderhoud van
en de veiligheid van speelveldjes/plaatsen zien we een hoger percentage huishoudens dat
tevreden is dan ontevreden. Het verschil tussen het percentage tevreden en ontevreden over
het aantal speelplaatsen voor verschillende leeftijdscategorieën is minder groot. Over
het aantal speelplaatsen voor 12 tot 18 jarigen is een groter percentage ontevreden dan
tevreden.
Een groot deel van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder
vindt de mogelijkheden voor openluchtrecreatie in en om Delft met betrekking tot fietsen,
wandelen, water- en oeverrecreatie en genieten van de natuur, goed/voldoende. Slechts een
klein percentage beoordeeld de genoemde recreatiemogelijkheden als slecht.
woningmarkt
Van de Delftse zelfstandig wonende huishoudens blijkt 28%
(10.000) tot de aandachtsgroep te behoren. De voorraad goedkope huurwoningen bedraagt 35%
(16.000) van de totale voorraad woonruimten. Er wordt dan ook geen tekort geconstateerd
aan goedkope huurwoningen. De aandachtsgroep is met name terug te vinden in
meergezinswoningen.
De klussenregeling is bij 35% van de huishoudens met een eigen woning bekend. Van de huishoudens met een eigen woning heeft 7% er ooit gebruik van gemaakt.
Als men in aanmerking komt voor subsidie denkt 30% binnen 2
jaar de eigen woning te verbeteren.
Voor de afdelingen 'huisvestingszaken/bouw &
woningtoezicht' en 'woningbouwcorporatie' geldt dat 13% van de huishoudens er contact mee
heeft gehad. Voor beide afdelingen geldt dat ruim tweederde van de huishoudens die er
contact mee hebben gehad tevreden zijn over dit contact.
Het percentage huishoudens dat de woonmarktkrant leest ligt
in de Binnenstad en Hof van Delft onder de 50%. In de andere wijken ligt dit percentage
veel hoger.
Van de Delftse huishoudens is 30% eventueel van plan om
binnen 2 jaar te verhuizen, waarvan 14% binnen Delft, 6% binnen Haaglanden en 10% naar
elders. De laagste verhuisgeneigdheid vinden we terug in Tanthof-oost, Voordijkshoorn en
Hof van Delft.
Bij de huishoudens die binnen Delft willen verhuizen wordt
de Binnenstad veruit als aantrekkelijkste wijk gezien om te wonen.
Driekwart van de huishoudens die te kennen geven wel te
willen verhuizen binnen 2 jaar kan worden aangemerkt als doorstromer. Wanneer al deze
doorstromers daadwerkelijk binnen 2 jaar verhuizen betekent dit dat er in die periode
ongeveer 11000 woningen vrij komen. De groep doorstromers bestaat voor 69% uit huishoudens
die in een meergezinswoning wonen. De doorstromers zijn met name op zoek naar
eengezinswoningen (zowel huur als koop). Startende huishoudens zijn vooral op zoek naar
meergezins huurwoningen.
Bij Delftse huishoudens die op zoek zijn naar een huurwoning ligt de gewenste (kale) huurprijs bij meer dan de helft (59%) lager dan 680,- .
Ruim de helft (56%) van de huishoudens die een woning
willen kopen zoekt een woning tussen de 200.000 en 300.000.
Van de huishoudens die niet binnen Delft maar wel binnen
Haaglanden willen verhuizen wil 40% (± 2000 huishoudens) wel in Delfgauw of Ypenburg
wonen.
Van de aandachtsgroep wil 30% binnen 2 jaar verhuizen. Het
betreft dan in 90% van de gevallen huishoudens uit meergezinswoningen.
bereikbaarheid bedrijfsvestigingen
De bereikbaarheid van bedrijfsvestigingen per fiets levert
in geen enkel gebied problemen op. De bereikbaarheid per openbaar vervoer levert met name
in het westelijke en oostelijke deel van Delft een hoog percentage aan onvoldoendes op. De
bereikbaarheid van vestigingen per auto wordt door bedrijven uit het centrum als slechtste
beoordeeld. In het oostelijk deel van Delft wordt hierover nauwelijks een slecht oordeel
gegeven.
De beoordeling van de parkeermogelijkheden voor de auto bij
de bedrijfsvestiging levert bij respondenten uit het centrum het hoogste percentage aan
onvoldoendes op. Voor het parkeren van fietsen lijken de problemen vrijwel nergens in
Delft een groot probleem te vormen.
jongerenoverlast
Een substantieel deel van de Delftse bevolking heeft last
van gedrag van jongeren. In totaal zegt 70% last te hebben van een gedraging van jongeren.
De overlast van brommers en scooters scoort hierbij het hoogst. In totaal voelt de helft
van de Delftse inwoners van 15 jaar en ouder zich weleens onveilig door een gedraging van
jongeren.