Ouderen in Delft

    Een Overzicht


INHOUD

    pagina

1. Inleiding    1

Inleiding

2. De leeftijd    2

De leeftijd

    2.1. Aantal ouderen     2

    2.2. Toekomstverwachtingen 55-plussers     3

    2.3. Toekomstig aandeel vrouwen     3

    

3. De woonsituatie    5

De woonsituatie

    3.1. Wonen in wijken     5

    3.2. Geschikte woningen en woonomgeving     5

    3.3. Woonruimteverdeling     7

    3.4. Toegankelijkheid van gebouwen     7

    3.5. Toekomstige vraag naar woningen     7

4. De zorg- en maatschappelijke dienstverlening    8

De zorg- en maatschappelijke dienstverlening

    4.1. Verhuizing naar een verzorgingshuis     9

    4.2. Verpleeghuizen     9

    4.3. Hulp- en dienstverlening thuis     9

    4.4. Toekomstige vraag naar zorg     10

5. Het inkomen    11

Het inkomen

    5.1. Pensioenen     11

    5.2. AAW/WAO-uitkering     11

    5.3. Toekomstverwachtingen     11

6. Verkeer en vervoer    12

Verkeer en Vervoer

    6.1. Aangepast Vervoer en BelMobiel     12

    6.2. Toekomste vraag naar aangepast vervoer     12

7. Onderwijs    13

Onderwijs

    7.1. Oudereneducatie     13

    7.2. Toekomstverwachtingen     14

8. Cultuur en mediagebruik    15

Cultuur en mediagebruik

9. Veiligheid    17

Veiligheid

10 Ouderen uit minderheidsgroepen    18

Ouderen uit minderheidgroepen

    10.1. Ouderen uit minderheidsgroepen in Nederland     18

    10.2. Minderheidsgroepen in Delft     18

    10.3. Ouderen uit minderheidsgroepen in Delft     19

Bijlage 1: Tabellen    21

Tabellen

Bijlage 2: Noten    25

Noten

terug naar inhoud


1.    Inleiding

    Ouderen staan volop in de belangstelling. Er komen steeds meer ouderen en over het algemeen laten ze ook, meer dan vroeger, van zich horen. Een groep om rekening mee te houden. Maar wie zijn ze eigenlijk, wat doen ze en wat willen ze?

    Dit zijn belangrijke vragen voor mensen die werken met of voor ouderen. Ook in Delft. Voor hen is "Ouderen in Delft" geschreven.

    Het doel van dit document is een beeld te geven van tal van facetten van het leven van oudere inwoners van Delft. Hiervoor is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gegevens over Delft. Dit is echter niet voor alle aspecten mogelijk gebleken. In die gevallen is er voor gekozen om met landelijke cijfers een beeld te geven, in de veronderstelling dat het landelijk beeld niet noemenswaardig afwijkt van de Delftse situatie. Als uit voorhanden zijnde gegevens blijkt dat ouderen in Delft een andere positie innemen dan in Nederland als geheel, wordt dit in de tekst vermeld.

    Het is verleidelijk om te spreken over dé positie van dé ouderen. Eenduidigheid maakt beleidsontwikkeling weliswaar gemakkelijker, maar vertekent de werkelijkheid. Immers "een nieuw algemeen beeld van welgestelde vitale ouderen die de wereld rondreizen, is net zo onjuist als een beeld van hulpbehoevende eenzame ouderen achter de geraniums" .

    Dit document toont - voor zover er gegevens voorhanden zijn - overeenkomsten en verschillen binnen de groep ouderen. Geprobeerd is duidelijkheid en diversiteit samen te laten gaan.

    Werkgroep "Modernisering ouderenbeleid":

    *    Remie van Oosterhout (Dienst Maatschappelijke Zorg)

    *    John van der Bie (Dienst Stadsontwikkeling)

    *    Ina Veld (Dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur)

    Delft, maart 1997


2.    De Leeftijd

    De term "oud" koppelen aan een bepaalde leeftijdsgrens is discutabel. Oud zijn of je oud voelen is veelal een subjectieve zaak. Bovendien is het begrip "oud" aan veranderingen onderhevig. Oud zijn begon vroeger bij 65 jaar. Tegenwoordig is de ondergrens voor het begrip "ouderen", onder andere door het vervroegd verlaten van het betaalde arbeidscircuit, gezakt naar 55 jaar .

    Voor sommige activiteiten zijn zelfs mensen van bijvoorbeeld 35 jaar al te oud, denk aan het betaald voetbal. "Oud" is dus een relatief begrip.

    De gemeente hanteert in haar beleid een leeftijdsgrens van 55 jaar. Deze grens is niet bedoeld om mensen vanaf die leeftijd zaken op te leggen. Integendeel, het beleid is er juist op gericht hen specifieke mogelijkheden te bieden, waar zij naar eigen keuze gebruik van kunnen maken. Daarnaast kunnen zij een beroep doen op algemene voorzieningen.

    Conform dit beleid verstrekt dit document gegevens over mensen die 55 jaar of ouder zijn. Hiervan is afgeweken indien de bronnen alleen informatie geven over 50-plussers.

     2.1.    Aantal ouderen

            Sinds 1965 is in Nederland het aantal geboorten sterk gedaald. Tegelijkertijd blijven mensen over het algemeen langer leven.

            

        DELFT           NEDERLAND
totaal in leeftijdsgroep     man     vrouw   totaal in leeftijdsgroep     man     vrouw
55+

19.801

(21% van totale bevolking)

8.512

(43%)

11.289

(57%)

  55+

3.485.146

(23% van de totale bevolking)

1.533.465

(44%)

1.951.6 81

(56%)

75+

5.485

(6% van totale bevolking)

1844

(34%)

3641

(66%)

  75+

857.351

(6% van de totale bevolking)

290.984 (34%) 566.367 (66%)
80+

2.972

(3% van totale bevolking)

852

(29%)

2120

(71%)

  80+

475.757

(3% van de totale bevolking)

143.655 (30%) 332.102 (70%)

        TABEL 1:

        Overzicht van het aandeel 55-, 75- en 80-plussers. Allereerst hun aandeel in de totale bevolking van resp. Delft en Nederland. Vervolgens het aandeel mannen en vrouwen binnen de groepen 55-, 75- en 80-plussers in Delft en Nederland. De gegevens van Delft hebben betrekking op 1996, die van Nederland op 1995.

    


            De combinatie van minder geboorten en een langere levensduur heeft geleid tot een geheel nieuwe demografische situatie, die wordt aangeduid met de term "dubbele vergrijzing": Niet alleen het aantal personen boven 55 jaar is toegenomen. Onder hen stijgt het aandeel 75-plussers ook nog het sterkst.

            Zoals uit tabel 1 blijkt, woonden er in 1996 in Delft 19.801 mensen van 55-plussers (11.289 vrouwen, 8.512 mannen) . Dit is 21% van de totale bevolking. In deze groep is 57% vrouw.

            In 1995 was 23% van de Nederlandse bevolking 55 jaar of ouder (3.485.146). Het aandeel vrouwen onder de 55-plussers was toen 56% .

     2.2.    Toekomstverwachtingen 55-plussers

            De verwachting is dat in ons land de "dubbele vergrijzing" zich nog zeker tot het jaar 2050 voortzet. Dan is het percentage 80-jarigen en ouder onder de 55-plussers opgelopen tot ca. 33% (ca. 1,7 miljoen) . Dat is nu ca. 14%.

            Ten opzichte van de landelijke cijfers heeft Delft niet alleen in 1997 iets minder 55-plussers onder haar bevolking. Dit is in de toekomst waarschijnlijk ook het geval.

            De verwachting is dat in het jaar 2000 in Delft 21% van de bevolking ouder dan 55 jaar zal zijn (20.280). Landelijk is het aandeel ouderen dan 24%.

            In 2005 is waarschijnlijk 23% van de Delftse bevolking ouder dan 55 jaar (22.175 ouderen, tegenover 26% landelijk) .

            Dit neemt niet weg dat er ook in Delft sprake is van een toekomstige vergrijzing. Het aantal 55-plussers in het jaar 2005 zal 14% hoger liggen dan het aantal 55-plussers in 1991.

            Het aantal inwoners van 75 jaar en ouder neemt nog sterker toe, namelijk met 24%.

            De toename van het aantal 65-plussers, ten opzichte van de overige leeftijdscategorieën, ontwikkelt zich in Delft in een gematigder lijn. In 1996 is het percentage 65-plussers toegenomen met 5%. Daarna vlakt de lijn af.

            Het verloop van de demografische ontwikkeling tot het jaar 2005 is weergegeven in de tabellen A en B in bijlage 1.

            Betrouwbare prognoses voor de jaren na 2005 zijn voor Delft niet voorhanden.

    2.3.    Toekomstig aandeel vrouwen

            In de vorige paragraaf is de verwachting uitgesproken dat in de toekomst in Delft relatief minder ouderen zullen wonen dan in de rest van Nederland.

            De prognose voor vrouwen wijkt hier licht van af. Het aandeel vrouwen in de categorie 55-plussers zal voor Delft juist iets hoger liggen dan landelijk. In 2000 behoort bij ons 57% van de ouderen tot het vrouwelijk geslacht en in 2005 56% (Nederland: 55% en 54%) .

            Hierdoor geldt de landelijke verwachting dat de getalsmatige sekseverhouding evenwichtiger wordt, voor Delft in geringere mate. De voor het jaar 2000 verwachte 57% vrouwen is gelijk aan het aandeel vrouwen in 1996.

            Het aandeel vrouwen in de categorie 80 jaar en ouder loopt in Delft vrijwel gelijk aan de landelijke gegevens. Tabel C in bijlage 1 geeft hiervan een overzicht.

            Tabel 2 op de volgende pagina geeft een overzicht van het aandeel oudere vrouwen in Delft.

        55+ VROUWEN IN DELFT
    1996 11.289

(57%)

    2000 11.515

(57%)

    2005 12.355

(56%)

                            TABEL 2:

                            Overzicht van het (verwachte) aandeel vrouwen in de

                            categorie 55-jarigen en ouder in 1996, 2000 en 2005 in Delft.


3.    De Woonsituatie

    Uit onder andere een VNG-publicatie blijkt dat mensen in Nederland tot op hoge leeftijd zelfredzaam zijn. Dat wil zeggen dat zij zonder hulp van anderen hun dagelijkse leven kunnen leiden. Het grootste deel van de ouderen woont in Nederland zelfstandig .

    In de categorie 55-64 jarigen woont 98% zelfstandig. Van de 75-plussers woont 78% zelfstandig.

    In 1994 woonde in Delft 46% van alle 55-plussers in een tweepersoonshuishouden, 40% is alleenstaand en de overige 14% woont in een huishouden dat uit meerdere personen bestaat .

     3.1.    Wonen in wijken

            Ouderen in Delft zijn niet gelijkmatig over alle wijken verspreid. In tabel 3 op de volgende pagina is te zien hoeveel huishoudens met een hoofdbewoner van 55 jaar of ouder in 1994 in de verschillende wijken van Delft woonden.

            Gemiddeld had 33% van de huishoudens een hoofdbewoner van 55 jaar of ouder. Deze huishoudenscategorie was oververtegenwoordigd in de wijken Vrijenban, Hof van Delft, Voordijkshoorn, Buitenhof en Wippolder. Ook in de wijk Voorhof waren ouderen oververtegenwoordigd. Voor deze wijk moet de kanttekening worden geplaatst dat hier de verzorgingshuizen met hun aanleunwoningen zijn geconcentreerd. Van de acht verzorgingshuizen die Delft heeft, staan er vier in Voorhof.

            

     3.2.    Geschikte woningen en woonomgeving

            In tabel 3 is verder opgenomen het aantal woningen per wijk en een indicatie van het percentage woningen dat potentieel geschikt is voor ouderen . Potentieel wil in dit verband zeggen dat deze nu nog niet geschikt behoeven te zijn, maar mogelijk wel geschikt te maken zijn.

            Hiertoe behoren de volgende woningtypen:

            * benedenwoningen,

            * etagewoningen met lift en

            * bejaardenwoningen.

            Etage-portiekwoningen zijn over het algemeen slechts tegen hoge investeringen toegankelijk te maken.

            Als het aantal 55+ huishoudens wordt vergeleken met het aantal mogelijk geschikte woniningen, dan worden woningtekorten zichtbaar in de wijken Vrijenban, Hof van Delft en Wippolder. In mindere mate is dit het geval voor de wijken Binnenstad en Tanthof Oost. Duidelijke "overschotten" zijn er in de wijken Voorhof en Buitenhof.

            Uit de tabellen D t/m E (in bijlage 1) valt te herleiden dat 55-jarigen en ouder in 1994 overwegend in de sociale huursector woonden, namelijk 62% van de huishoudens. Slechts 7% van de ouderen had nog kinderen thuis, 40% was alleenstaand en 46% vormde een twee-persoonshuishouden. De meeste ouderen (45%) woonden in een flat met of zonder lift. Een aanzienlijk deel (39%) woonde in een eengezinswoning.

            Ouderen woonden overwegend in de goedkope woningvoorraad. Van de ouderen woonde 74% in een woning met een waarde voor de onroerendzakenbelasting tot maximaal f 149.000,- .

            Niet alleen wóningen zijn voor ouderen van belang. Ook de woonomgeving moet toegankelijk en veilig zijn en een voldoende aanbod van voorzieningen kennen. Uit het Stadspanel-onderzoek 1995 blijkt dat 23% van de ondervraagden bepaalde voorzieningen in de wijk mist. Het gaat dan met name om horeca-gelegenheden, winkels, speelvoorzieningen voor de kinderen en een postkantoor. Mensen van 55 jaar en ouderen noemen, behalve speelvoorzieningen en cafés, verder globaal dezelfde wensen.

    

    WIJK huishoudens per wijk *) % 55+ woningen

per wijk *)

%

(potentieel)

geschikte woningen **)

11    Binnenstad     7.140     29     7.140     21
12    Vrijenban     5.370     47     5.370     24
13    Hof van Delft     7.110     35     7.110     4
14    Voordijkshoorn     2.725     36     2.725     36
22    Tanthof-West     3.735     12     3.735     21
23    Tanthof-Oost     3.190     26     3.190     18
24    Voorhof     7.220     38     7.220     71
25    Buitenhof     6.855     35     6.855     54
28    Wippolder     5.130     41     5.130     29
*)        Bij het aantal huishoudens zijn de onzelfstandig wonenden meegerekend als zelfstandig wonenden.

**)    Benedenwoningen, etagewoningen met lift en bejaardenwoningen.

            TABEL 3:

            Overzicht van het percentage ouderen t.o.v. inwoners per wijk versus een indicatie van het percentage

            (potentieel) geschikte woningen t.o.v. het aantal woningen per wijk, in 1994.

     3.3.    Woonruimteverdeling

            Eén van de uitgangspunten in de Delftse volkshuisvesting en woonruimteverdeling is dat woningen met een huurprijs tot f 600,- zoveel mogelijk worden toegewezen aan een bepaalde doelgroep. Alleenstaanden van 65 jaar of ouder met een inkomen tot f 35.000,- per jaar en meerpersoonshuishoudens van 65 jaar of ouder met een inkomen tot f 39.000,- per jaar maken deel uit van deze doelgroep.

            De gemeentelijke nota "Evaluatie woonruimteverdeling 1995" geeft aan dat er 26 bejaardenwoningen werden aangeboden, waarvoor 89 mensen belangstelling hadden. Dit is een gemiddelde vraag van 3 personen per bejaardenwoning .

            In 1995 behoorde van de mensen van 55 jaar en ouder in Delft 12% tot de groep doorstromers die een woning zochten . Van het totale aantal doorstromers die in dat jaar een woning accepteerde behoort 17% tot de categorie 55 jaar of ouder. Van hen verhuisde 43% naar een flat met een lift, 16% naar een benedenwoning, 15% naar een ééngezinswoning, 12% naar een bejaardenwoning en 14% naar een flat zonder lift of maisonnette. De rest verhuisde naar een andere type woning .

     3.4.    Toegankelijkheid van gebouwen

            Niet alleen moet de eigen woning voor ouderen toegankelijk zijn, ook andere gebouwen moeten gemakkelijk betreden kunnen worden. Daarom verrichtte de gemeente Delft vorig jaar een onderzoek naar de toegankelijkheid van openbare gemeentelijke gebouwen . Bij tal van deze openbare gebouwen bleek dat er, al dan niet eenvoudige, aanpassingen nodig zijn. Eenvoudige aanpassingen zijn bijvoorbeeld voldoende voor het gebouw van de Dienst Maatschappelijke Zorg aan de Hooikade. Terwijl aanpassingen voor onder andere het Museum Lambert van Meerten ingrijpende gevolgen zullen hebben voor de structuur en het karakter van het gebouw.

     3.5.    Toekomstige vraag naar woningen

            In Delft zal de behoefte aan kleinere woningen (minimaal 3 kamers) toenemen. Bovendien zullen woningen kwalitatief geschikt, veilig en toegankelijk moeten zijn.


4.    De Zorg- en Maatschappelijke Dienstverlening

    "Ouder worden we allemaal" is een veel gebruikte gemeenplaats. Ouder worden is een geleidelijk proces dat niet in leeftijdsgrenzen valt aan te geven. Om enig houvast te hebben worden leeftijdsgrenzen wel in het beleid gebruikt. De meest voorkomende zijn 55, 65 en 75 jaar (en ouder).

    Het begrip "ouderen" wordt vaak geassocieerd met hulpbehoevendheid, zorgverlening en veel ongerief. Cijfers wijzen evenwel anders uit. Als wordt gekeken naar het gebruik van hulp bij dagelijkse handelingen door bijvoorbeeld kinderen, buren, vrienden, particuliere verplegenden, dan blijken er over de verschillende leeftijdscategorieën nauwelijks verschillen te bestaan. Tabel G in bijlage 1 laat zien dat 69% van de leeftijdscategorie van 55-64 jaar hulp krijgt. Van de 65-74 jarigen krijgt 68% hulp en van de 75-plussers 60% .

    Significante verschillen zijn er alleen waar het gaat om de meer intensieve vormen van zorg.

    Het gemiddelde over alle leeftijdscategorieën is hierbij 12%. Voor de leeftijdscategorie 55-64 jaar is dit 7%, voor de categorie van 65-74 jaar 11% en 75 jaar en ouder 27% . Zie hiervoor figuur 1. "De oudere" is dus door bank genomen redelijk vitaal.


Figure
Image file OUDFIG1.WPG with height 4.72" and width 3.94"


    Voor haar rapport "Integrale verzorging en verpleging in Zuid-Holland" heeft de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Zuid-Holland de uitkomsten van diverse onderzoeken naar woonwensen van ouderen geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie blijkt dat de verschillende onderzoeken geen eenduidige gegevens opleveren met betrekking tot het wonen thuis, in een aangepaste woonomgeving of in een verzorgingshuis. Wel is er een tendens waar te nemen van een afnemende belangstelling bij 75-plussers voor het verzorgingshuis . Hun voorkeur gaat uit naar aangepaste zelfstandige woonvoorzieningen, zoals serviceflats en aanleunwoningen .

     4.1.    Verhuizing naar een verzorgingshuis

            Als ouderen kiezen voor wonen in een verzorgingshuis, doen ze dat vaak omdat ze de dienstverlening aan huis op de gebieden wonen, welzijn en zorg tekort vinden schieten. Ze beleven de thuissituatie als onprettig doordat ze bijvoorbeeld te afhankelijk worden van de zorg door kinderen of zich eenzaam of onveilig voelen.

            In 1993 waren de meeste bewoners in Nederlandse verzorgingshuizen 80 tot 90 jaar oud (58,5%). Het aandeel bewoners boven de 90 jaar was 21% .

            Van de bewoners was toen 78% van het vrouwelijk geslacht (96.900 vrouwen).

            In Delft zijn 9 verzorgingshuizen. In 1996 hadden zij een totale capaciteit van 882 plaatsen. Dit aantal zal waarschijnlijk in het jaar 2000, als gevolg van het steeds meer aanbieden van zorg thuis, teruggebracht zijn tot zo'n 550 plaatsen verdeeld over 6 verzorgingshuizen . In 1995 stonden in Delft 393 mensen op de wachtlijst voor een verzorgingshuis .

     4.2.    Verpleeghuizen

            In Nederlandse verpleeghuizen was in 1994 van de somatische patiënten bijna 70% en van de psychogeriatrische patiënten bijna 75% van het vrouwelijk geslacht .

            In september 1996 verbleven in Delft in verpleeghuis de Bieslandhof 181 somatische en 174 psychogeriatrische patiënten. Er stonden eind 1996 10 personen op de wachtlijst. Onbekend is hoeveel ouderen dit betrof .

    4.3.    Hulp- en dienstverlening thuis

            Dat mensen tot op hoge leeftijd zelfredzaam zijn, sluit niet uit dat zij (soms tijdelijk) op enigerlei wijze ondersteuning behoeven. Deze kan bestaan uit de zogenaamde mantelzorg . Ook doen ouderen een beroep op professionele thuiszorg. Tenslotte dragen allerlei welzijnsvoorzieningen ertoe bij dat ouderen langer thuis blijven wonen. Te denken valt aan een maaltijdvoorziening, persoonlijke alarmering en aangepast vervoer.

            In Delft maken veel mensen gebruik van deze voorzieningen. Om een indicatie te geven:

            *    De Stichting Maatzorg, de grootste thuishulporganisatie in Delft/Westland Oostland, verstrekt thuiszorg aan zo'n 1330 mensen van 65 jaar en ouder. Deze ouderen maken voor 83% deel uit van het totaal aantal mensen dat in Delft via Maatzorg thuiszorg ontvangt . De thuiszorg varieert van hulp in de huishouding, uitleen van hulpmiddelen tot intensieve hulp bij terminale patiënten. Bij Maatzorg staan geen mensen op de wachtlijst.

            *    In 1995 maakten 122 personen gebruik van de dagvoorzieningen in Delft. Of en hoelang er mensen op de wachtlijst staan is afhankelijk van onder andere opnames in de Bieslandhof of één van de verzorgingshuizen.

            *    In 1994 maakten gemiddeld 230 ouderen gebruik van de maaltijdvoorziening "Onder de pannen". Op jaarbasis waren dit bijna 40.000 maaltijden. Ook zijn er verzorgingshuizen die rechtstreeks maaltijden verstrekken aan ouderen in hun buurt. Het bestaan van een wachtlijst wordt beïnvloed door bijvoorbeeld een afname van het aantal vrijwillige bezorgers.

            *    In september 1996 maakten 385 personen gebruik van een persoonlijke alarmering via de Stichting Alarmeringsystemen Delft. Daarnaast zijn er ouderen die gebruik maken van alarmeringsystemen die verbonden zijn met een verzorgingshuis, zoals Die Buytenweye. Er staan geen mensen op de wachtlijst.

                    Tabel H in bijlage 1 geeft een overzicht.

     4.4.    Toekomstige vraag naar zorg

            De geleidelijke vergrijzing van de bevolking doet op den duur het gebruik van zorgvoorzieningen sterk toenemen. In Nederland kostte de zorg in 1994 bijna 60 miljard gulden. Nagenoeg de helft van dit bedrag (46%) valt toe te rekenen aan de 65-plussers, terwijl zij 13% vormen van de zorggebruikers. Naarmate ouderen een groter deel van de bevolking gaan uitmaken, zullen de kosten van de zorg dus meer dan evenredig stijgen .

            Door een verschuiving van intramurale zorg naar diverse vormen van zorg- en hulpverlening thuis neemt het aantal inwonenden in verpleeg- en verzorgingshuizen waarschijnlijk af. Bovendien verandert de aard van de zorg. Zo neemt de huidige trend dat verzorgingshuizen verpleeghulp bieden toe. Ook wordt er steeds meer rekening gehouden met privacywensen van oudere bewoners in dergelijke instellingen.

            Het steeds langer thuis blijven wonen van ouderen brengt met zich mee dat er in toenemende mate een beroep wordt gedaan op aanvullende dienstverlening, naast de verpleeg- en thuishulp.


5.    Het Inkomen

    In 1992 had in Nederland 15% van alle personen van 65 jaar of ouder die hoofd van een huishouden waren, een inkomen onder of rond het minimum .

    Uit een recent verschenen "Rapportage Ouderen 1996" van het Centraal Planbureau blijkt dat ook vorig jaar 15% van de 65-plussers aangewezen was op een minimum-inkomen . De helft van de 65-plussers had toen een inkomen tussen minimum en modaal. Dit is een stijging ten opzichte van 1992 (toen 44%). Gegevens over de inkomenspositie van ouderen ten opzichte van jongeren in 1992 vindt u in tabel I in bijlage 1.

    

    In 1992 was 29% van alle mensen die onder of rond het minimumniveau leven ouder dan 65 jaar, terwijl deze leeftijdsgroep 13% van de bevolking uitmaakt. Zij zijn dus oververtegenwoordigd bij de minima.

    Uit het onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat ouderen met lage inkomens steeds meer in financiële moeilijkheden komen. Het percentage ouderen dat meer dan de helft van het inkomen kwijt is aan wonen en zorg is gestegen van 3% in het begin van de jaren tachtig tot 30% nu. Ouderen met lage inkomens - tot 150% van het sociale minimum - zijn nu zo'n 38% van hun inkomen kwijt aan woonlasten. Daarboven komen nog lokale heffingen en eigen bijdragen, die respectievelijk 3 en 5% van het inkomen vergen.

    

     5.1.    Pensioenen            In 1995 had 15% van alle huishoudens in Delft een AOW/AWW-uitkering. In 1994 had 9% van alle huishoudens in Nederland een AOW-uitkering.

            In 1995 ontving 17% van alle Delftse huishoudens een aanvullend pensioen, lijfrente of VUT-uitkering .

            In 1994 was 83% van de alleenstaanden zonder aanvullend pensioen in Nederland vrouw, terwijl vrouwen 70% van het aantal eenpersoonshuishoudens uitmaakten. Alleenstaande vrouwen hebben dus minder vaak dan alleenstaande mannen een aanvullend pensioen. De gemiddelde hoogte van het aanvullend pensioen van vrouwelijke alleenstaanden was geringer dan het gemiddeld aanvullend pensioen voor alle alleenstaanden (f 11.200,- tegenover f 12.300,-).

            

     5.2.    AAW/WAO-uitkering

            In 1996 was 38% van de beroepsbevolking van 55-64 jaar in Delft arbeidsongeschikt en ontving een AAW- of WAO-uitkering. Dit komt overeen met het landelijk beeld .

     5.3.    Toekomstverwachtingen

            Aangezien er meer ouderen in Nederland komen wordt er een groter beroep gedaan op de AOW-uitkeringen.

            Wellicht verbetert de inkomenspositie van oudere vrouwen - ten opzichte van oudere mannen - in de loop der jaren. Er nemen immers steeds meer vrouwen deel aan het arbeidsproces, waardoor ze ook meer dan in het verleden aanvullend pensioen opbouwen. Bovendien worden pensioenen gecorrigeerd op voor vrouwen discriminerende bepalingen.


6.    Verkeer en Vervoer

    Uit het Stadspanel 1996 komt naar voren dat weinig 65-plussers gebruik maken van de fiets. Slechts eenderde bezit een fiets. Van alle 15-jarigen en ouder heeft 88% een fiets .

    Van de mensen van 65 jaar of ouder maakt 25% vaker dan één maal per week gebruik van de tram of de bus. Van 65-plussers gebruikt 15% de tram of de bus meerdere keren per week om naar de binnenstad te gaan. Slechts 5% van alle Delftenaren boven de 15 jaar doet dit .

    Of drukte ouderen belemmert om aan het verkeer deel te nemen is niet bekend. Wel weten we dat in 1995 in Delft 16% van de verkeersslachtoffers ouder dan 55 jaar was, terwijl het aandeel ouderen onder de bevolking 23% was . Het aandeel landelijke slachtoffers ouder dan 55 jaar was in 1994, in overeenstemming met hun aandeel aan de totale bevolking, 21% .

     6.1.    Aangepast Vervoer en BelMobiel

            Voor mensen die in Delft geen gebruik (meer) kunnen maken van het openbaar vervoer zijn het Aangepast Vervoer Delft (AVD) en de BelMobiel bedoeld.

            In 1994 stonden bij het AVD 261 personen ingeschreven die hier af en toe gebruik van maakten. Daarnaast maakten 606 mensen zeer regelmatig een rit. De meesten van hen waren ouder dan 50 jaar . In totaal werden 9.930 ritten uitgevoerd.

            Mensen die een indicatie conform de Wet Voorzieningen Gehandicapten hebben, kunnen gebruik maken van de BelMobiel. In Delft gebruikten half februari dit jaar 1811 mensen de BelMobiel. Hiervan waren 1559 personen ouder dan 55 jaar (86%).

            In een vorig jaar verschenen enquête in opdracht van de gemeente kwam naar voren dat 46% van de respondenten 1 à 4 keer per maand gebruik maakt van de BelMobiel (650 personen). Van de respondenten gaf 13% aan 2 à 6 keer per week mee te rijden en 2% doet dit dagelijks . Onder de gebruikers bevinden zich veel ouderen.

            Er zijn geen wachtlijsten voor het AVD en de BelMobiel.

     6.2.    Toekomstige vraag naar aangepast vervoer

            Ook hier geldt weer dat naarmate er meer ouderen langer thuis blijven wonen er een groter beroep wordt gedaan op aangepast vervoer. Hier zijn echter geen getalsmatige prognoses van.


7.    Onderwijs

    In 1995 had van alle 55-plussers in Nederland 59% alleen lager onderwijs gevolgd .

    Ook in Delft heeft het grootste deel van de 55-plussers (67%) alleen lager onderwijs genoten. Onderstaand tabel geeft hiervan een overzicht.

          DELFT     NEDERLAND
OPLEIDINGSNIVEAU     25-50 jarigen     55-plussers     25-50 jarigen     55-plussers
lager

(basisonderwijs, mavo, lbo)

    27%     67%     35%     59%
middelbaar

(havo/vwo en mbo)

    22%     20%     41%     28%    
hoger

(hbo en wetenschappelijk onderwijs)

    51%     13%     24%     13%
         100%     100%     100%     100%

    TABEL 4:

    Overzicht van het opleidingsniveau van 55-plussers en 25-50 jarigen in Nederland en in Delft,

    in respectievelijk 1995 en 1996.

    De Delftse groep lager geschoolden bestaat voor 72% uit vrouwen. Terwijl zij 57% van de groep 55-jarigen en ouder uitmaken. Zij zijn dus oververtegenwoordigd onder de lagergeschoolden. Uit tabel J (bijlage 1) blijkt dit in Delft nog sterker het geval te zijn dan in Nederland als geheel.

    Van de ouderen die middelbaar onderwijs hebben gevolgd is 40% en van de hoger geschoolden 45% vrouw .

     7.1.    Oudereneducatie

            In een recent onderzoek naar oudereneducatie dat in opdracht van de Raad voor Ouderenwerk Delft is uitgevoerd, zijn twee groepen belangstellenden onderscheiden . De eerste groep wenst educatie voor "zelfverwezenlijking", dat wil zeggen het bevredigen van nieuwsgierigheid, het vergaren van kennis, het optimaal ontwikkelen van eigen mogelijkheden en het zinvol indelen van de dag. De meeste mensen in deze groep hebben een hogere opleiding gevolgd.

            Voor hen zijn cursussen als kunstgeschiedenis, Engels of koken interessant. Zij zijn niet per definitie geïnteresseerd in een cursusgroep van gelijkgestemden. Leeftijd is voor hen geen relevant criterium.

            De andere groep ziet educatie meer als een veilige manier om sociale contacten op te doen. Zij willen graag ergens bij horen, aandacht en genegenheid krijgen en hun praktische zelfredzaamheid in stand houden c.q. vergroten. Ook is economische zekerheid voor hen van belang. Voor deze groep zijn cursussen als 'klussen in huis', 'hoe een hulpbehoevende partner helpen' en 'beter omgaan met geld' relevant. Aangezien zij,meer dan ouderen van de andere groep, behoefte hebben aan een veilige omgeving en sociale contacten, gaat hun voorkeur uit naar een groep met leeftijdgenoten.

            Mensen uit deze tweede groep hebben overwegend een lagere opleiding gevolgd.

    

    7.2.    Toekomstverwachtingen

            Tabel 5 toont dat jongeren meer dan ouderen een middelbare of hogere opleiding hebben gevolgd. Dit heeft zeker gevolgen voor hun behoefte aan educatie op het moment dat zij tot de categorie ouderen behoren. Als voorbeeld kan dienen het omgaan met personal computers en andere electronische apparaten. Jongeren worden hier in groten getale mee vertrouwd gemaakt. Zij zullen daar later geen basiscursussen, zoals "Ouderen aan de knoppen" voor nodig hebben. Ook is het opleidingsniveau van vrouwen in de afgelopen jaren gestegen, waardoor verschillen in toekomstige educatiebehoeften tussen mannen en vrouwen kleiner worden.


8.    Cultuur en Mediagebruik

    Uit een onderzoek dat Delft onlangs heeft laten uitvoeren naar het cultuurbeleid in de stad, blijkt dat onze gemeente ook door ouderen als cultuurstad zeer gewaardeerd wordt . Uit het Stadspanel 1996 blijkt dat jongeren meer dan ouderen cultureel actief zijn in Delft. Van de 15-25 jarigen heeft 84% tenminste één culturele activiteit in Delft bezocht. Van de 55-64 jarigen deed ruim 50% dit en van de 65-plussers zo'n 33% .

    De meest genoemde culturele activiteiten die ouderen buitenshuis ondernemen zijn het bezoeken van een theater of een tentoonstelling.

    In het theaterseizoen 1995/1996 was 9% van de Delftse bezoekers van Theater de Veste 65 jaar of ouder (ruim 1360 ouderen). Van alle aangeboden voorstellingen werd operette door een grote groep 65-plussers bezocht (46% van het aantal Delftse bezoekers). Cabaret en jeugdvoorstellingen trokken nauwelijks bezoekers van 65 jaar of ouder (3 en 2% van de voorstellingen). Zie tabel 5.

    Activiteit     % Delftse bezoekers van 65 jaar en ouder     % Delftse bezoekers van het totaal
    Cabaret     3%     54%
    Dans     11%     61%
    Jeugd     2%     63%
    Muziektheater     8%     46%
    Musical     8%     65%
    Theaterconcert     11%     58%
    Operette     46%     72%
    Opera         25%     67%
    Show     7%     59%
    Toneel     22%     58%
    Eenakterfestival     0%     57%
    Zondagconcert     10%     53%
    Totaal     9%         15.195

            TABEL 5:

            Overzicht van aandeel Delftse 65-plusers onder de bezoekers aan diverse activiteiten

            van Theater de Veste, in 1995/1996. Tevens is weergegeven het percentage Delftenaren

            onder het totaal aantal bezoekers.

    Ouderen zien het deelnemen aan culturele activiteiten als een belangrijk middel om een isolement te voorkomen of te doorbreken.

    Evenals veel jonge mensen, ondernemen ouderen hun uitstapjes graag in gezelschap van anderen. Zij gaan het liefst met hun kinderen of kleinkinderen uit.

    Alle bij het onderzoek betrokken ouderen zijn geabonneerd op de bibliotheek.

    Geld wordt als de belangrijkste belemmering gezien om aan culturele activiteiten deel te nemen. Verder vormt het vervoer een belemmering en zijn niet alle gebouwen toegankelijk voor mensen die niet (meer zo) goed ter been zijn. Ook het gevoel van onveiligheid belemmert ouderen om 's avonds de straat op te gaan.

    Uit het Stadspanel 1996 blijkt dat vooral 65-plussers vaak de Delftse kranten lezen. Zo leest bijvoorbeeld ruim 85% van deze ouderen de Delftse Post, terwijl 40% van de 15-24 jarigen dit doet. Ook de Delfste Courant, Delft op Zondag en de Stadskrant worden meer door ouderen dan door jongeren gelezen .


9.    Veiligheid

    Eén op de tien Delftenaren voelt zich overdag soms of vaak onveilig in de eigen buurt. Van de 65-plussers voelt ruim 20% zich overdag onveilig. 's Avonds nemen de gevoelens van onveiligheid toe. Dan voelt zo'n 33% van alle inwoners van Delft zich soms of vaak onveilig. Bij de 65-plussers is dit 46%. De gevoelens van onveiligheid bij ouderen zijn wel afgenomen (was 55% in 1995).

    Ruim 20% van alle Delftse inwoners blijft 's avonds, vanwege angstgevoelens, liever thuis. Dit geldt voor 60% van de 65-plussers .

    Naarmate mensen ouder zijn, geven zij vaker aan dat de politie meer zichtbaar moet zijn in de wijken. Dit blijkt uit een onlangs, in opdracht van de gemeente Delft, verschenen onderzoeksrapport . Daarnaast geven ouderen prioriteit aan het bestrijden van alcoholmisbruik op de openbare weg, alcoholgebruik in het verkeer en vandalisme op straat. Ook willen ouderen dat de politie op scholen voorlichting geeft over drugs en drugsgebruik.

    Uit tabel K (bijlage 1) blijkt dat in Nederland vrouwen meer dan mannen gevoelens van onveiligheid kennen. Dit geldt ook in de categorie 55-plussers.

    Op één onderzocht aspect voelen vrouwen van 50-64 jaar zich veiliger dan andere vrouwen. Zij kennen minder dan jongere en oudere vrouwen enge plekken in hun wijk of buurt.

    Gekeken naar de thuissituatie valt op dat ouderen, als ze alleen thuis zijn, zich kennelijk zo bang voelen dat ze zelfs de deur niet open durven doen.

    Verder hebben met name 65+ vrouwen uit angst hun uitgaanspatroon gewijzigd .

    


10.    Ouderen Uit Minderheidsgroepen

    In 1996 woonden in Nederland 2.621.895 personen die óf niet in Nederland waren geboren óf wel in Nederland waren geboren, maar waarbij tenminste één van de ouders in een ander land ter wereld kwam (16% van alle inwoners in Nederland). Enkele van deze minderheidsgroepen zijn:

    * 440.330 mensen met een Indonesische (2,8% van de totale bevolking in Nederland);

    * 282.310 mensen met een Surinaamse (1,8%);

    * 271.764 mensen met een Turkse (1,7%);

    * 225.252 mensen met een Marokkaanse (1,4%);

    * 93.512 personen met een Arubaanse of Antilliaanse achtergrond (0,6%).

    Daarnaast zijn er veel mensen met een Europese achtergrond .

     10.1.    Ouderen uit minderheidsgroepen in Nederland

                In de groep Indonesiërs bevinden zich de meeste ouderen: ca. 24%. Onder de Surinamers is zo'n 7,5% ouder dan 55 jaar. Van de mensen in Nederland met een Turkse achtergond is bijna 6% ouder dan 55 jaar (15.326). Van de personen met een Marokkaanse achtergrond is 6% ouder dan 55 jaar (13.910). Onder de personen met een Arubaanse of Antilliaanse achtergrond bevindt zich ca. 5% ouderen.

                

     10.2.    Minderheidsgroepen in Delft

                Uit het begin dit jaar verschenen "Delft in Kleur" blijkt dat vorig jaar 12.659 mensen in Delft behoorden tot 122 verschillende minderheidsgroepen . Dit is 14% van de totale Delftse bevolking. De grootste groep wordt gevormd door Surinamers, Antillianen en Arubanen. De Indonesiërs vormen daarna de grootste groep. In figuur 2 worden enkele minderheidsgroepen in kaart gebracht.


Figure
Image file OUDFIG2.WPG with height 4.33" and width 4.33"



     10.3.    Ouderen uit minderheidsgroepen in Delft

                Van alle minderheidsgroepen in Delft (12.659 pers.) zijn 1306 personen 55 jaar of ouder (10%). Kijken we naar het totaal aantal Delftse inwoners van 55 jaar of ouder (19.801 pers.), dan behoort 7% van hen tot een minderheidsgroep.

                Uit figuur 3 blijkt dat zich ook in Delft onder de mensen van Indonesische afkomst het hoogste percentage ouderen bevindt (30% = 705 personen). Daarna volgen op grote afstand Surinamers, Antillianen en Arubanen met 7% ouderen (168).

                Verwacht wordt dat er in Delft in het jaar 2003 189 Turkse en 66 Marokkaanse inwoners van 50 jaar en ouder zullen zijn .


Figure
Image file OUDFIG3.WPG with height 5.12" and width 5.12"


    In Nederland wordt bij het ouderenbeleid vaak uitgegaan van de leeftijdscategorie 55 jaar en ouder. In de Turkse en Marrokaanse cultuur is of noemt iemand zich evenwel al eerder oud. Het hebben van een kleinkind maakt je tot een ouder iemand. De gemiddelde levensduur in het land van herkomst ligt lager dan in Nederland. Bovendien worden gevoelens van heimwee op latere leeftijd sterker. Hierdoor voelen mensen zich op jongere leeftijd oud. Voor het beleid voor allochtone ouderen wordt dan ook een leeftijdsgrens van 50 jaar gehanteerd .

    Uit een onderzoek van de Raad voor Ouderenwerk naar Turkse en Marokkaanse ouderen komen voor de Delftse situatie onder andere de volgende bevindingen naar voren.

        -    Nu is er voor Turkse en Marokkaanse ouderen nog geen sprake van een discrepantie tussen de behoefte aan en het gebruik van voorzieningen. Gesteld wordt dat we mogen aannemen dat in de nabije toekomst de vraag naar voorzieningen snel zal toenemen.

        -    De ouderen rekenen op verzorging door hun kinderen; de zorgplicht wordt in de Koran beschreven.

        -    De ouderen spelen met de gedachte van remigratie. Dat de overheid bepaalt dat een werkloze tot de leeftijd van 57,5 jaar moet blijven solliciteren en zich iedere maand moet melden, kan oudere allochtonen een gevoel van onmacht en soms boosheid ten opzichte van de overheid geven. Men heeft de ervaring geen werk meer te kunnen vinden en desondanks niet langer dan 6 weken naar het land van geboorte te mogen. Sommigen willen graag, met behoud van uitkering, zo lang mogelijk pendelen tussen Nederland en het land van geboorte. Deze wens komt voort uit de behoefte om regelmatig in hun geboorteland te zijn en regelmatig hun (klein)kinderen te ontmoeten, die meestal niet remigreren. Het komt bovendien voort uit de verbondenheid van ouderen aan twee landen. Overigens kunnen uitkeringsinstanties voor allochtone ouderen de periode van 6 weken verlengen tot maximaal 3 maanden.

        -    De ouderen houden zich niet bezig met een mogelijke toekomst van ouder worden in Nederland, wellicht zonder hulp van de kinderen. Ze voelen zich een de ene kant verbonden met hun land van herkomst, maar aan de andere kant ook met Nederland. Met betrekking tot de toekomst nemen ze een afwachtende houding aan.

        -    De ouderen hebben een negatief beeld van de houding van de Nederlandse samenleving ten opzichte van ouderen.

        -    De ouderen maken niet of nauwelijks gebruik van de voorzieningen.

        -    De ouderen hebben weinig kennis van de voorzieningen.

        -    De ouderen geven aan (in de toekomst) geïnteresseerd te zijn in speciale ouderenwoningen, mits men met cultuurgenoten kan samenwonen. Ook willen ouderen graag naast hun kinderen wonen, bijvoorbeeld in zogenaamde kangeroe- of tandemwoningen .

        Verder dient nog gewezen te worden op het feit dat lang niet alle allochtonen de Nederlandse taal goed beheersen. Bovendien komt het voor dat naarmate mensen ouder worden zij een nieuw geleerde taal weer vergeten en terugvallen op hun moedertaal.

    -------- 0 --------


Bijlage 1: Tabellen

        DELFT
  1991     1996     2000     2005
    55 + 19.409

(22%)

19.801

(22%)

20.280

(21%)

22.175

(23%)

    65 + 11.776

(13%)

12.437

(13%)

12.620

(13%)

12.625

(13%)

    75 + 5.083

(6%)

5.485

(6%)

6.005

(6%)

6.280

(6%)

    Totaal 89.399

(100%)

93.226

(100%)

96.200

(100%)

98.175

(100%)

    TABEL A:

    Overzicht van de bevolkingsontwikkeling van ouderen in Delft.

        DELFT
Leeftijd     1991     1996 2000 2005
55 jaar     100     102 104 114
65 jaar     100     105 107 107
75 jaar     100     108 118 124
Loop bevolking      100     104 108 110

    TABEL B:

    Overzicht van de geïndexeerde bevolkingsontwikkeling van ouderen in Delft en de

    ontwikkeling van de gehele Delftse bevolking. Indexcijfer 1991 = 100.

        DELFT     NEDERLAND
  80+

mannen

80+

vrouwen

  80+

mannen

80+

vrouwen

 
    1995 852

(29%)

2120

(71%)

100% 143.655

(30%)

332.102

(70%)

100%
    2000 955

(30%)

2240

(70%)

100% 148.477

(31%)

151.814

(69%)

100%
    2010 1120

(31%)

2480

(69%)

100% 174.215

(31%)

386.740

(69%)

100%

    TABEL C:

    Overzicht van het (verwachte) aandeel mannen en vrouwen in de leeftijdscategorie

    80 jaar en ouder, in 1995, 2000 en 2005 in Delft en Nederland. De gegevens over

    Delft hebben betrekking op 1996 i.p.v. 1995. De Nederlandse gegevens voor 2000

    en 2001 zijn de laagste prognoses die het CBS Statistisch Jaarboek 1996 vermeldt

    (pag. 43). De Delftse gegevens genoemd bij 2010 hebben betrekking op 2005.


    TYPE HUISHOUDEN     FINANCIERINGSCATEGORIE
koopsector particuliere

huursector *)

sociale

huursector

totaal
alleenstaand          6%          8%         26%      40%
twee-pers. huishouden         10%          7%         29%      46%
meer pers. huishouden          5%          2%          7%      14%
          215%         17%         62%     100%
*) inclusief bejaardenwoningen in eigendom van de verschillende stichtingen.    

    TABEL D:

    Overzicht van het type huishouden van ouderen naar financieringscategorie, in 1994.

    TYPE HUISHOUDEN     WONINGTYPE
een-

gezinswoning

flat zonder lift flat met lift beneden/

boven- woning

maisonette totaal
alleenstaand     10%     7%     16%      6%     1%     40%
twee-pers.huishouden     20%     7%     12%     6%     1%     46%
meer pers. huishouden      9%     1%      2%     1%     1%     14%
      39%     15%     30%     13%     3%     100%

    

    TABEL E:

    Overzicht van huisvesting ouderen naar woningtype, in 1994.

      PRIJSKLASSE
TYPE HUISHOUDEN minder dan 100 100-149 150-199 200-249 meer dan 250 totaal
alleenstaand 20 15 3 1 1 40
tweepersoons-

huishouden

11 21 6 4 4 46
meerpersoons-

huishouden

2 5 3 2 2 14
  33 41 12 7 7 100

    TABEL F:

    Overzicht van huisvesting ouderen naar prijsklasse (x f 1.000,-), in 1994.


    Leeftijd     HULP BIJ DAGELIJKSE HANDELINGEN
    55-64 jaar     69%
    65-74 jaar     68%
    75+     60%
    gemiddeld over alle leeftijden     66%

    TABEL G:

    Overzicht van mate waarin drie groepen ouderen hulp krijgen bij dagelijkse handelingen.

    SOORT VOORZIENING     AANTAL OUDERE GEBRUIKERS
    Stichting Maatzorg     1330    (33% van totaal)
    Dagvoorzieningen Delft      122    (100% van het totaal)
    Maaltijdvoorziening "Onder de pannen"      230    (vrijwel uitsluitend ouderen)
    Aangepast Vervoer Delft      867     (veel ouderen, % onbekend)
    Stichting Alarmering Delft      385    (vrijwel uitsluitend ouderen)

    TABEL H:

    Overzicht van het aantal oudere gebruikers van voorzieningen in Delft.

        NEDERLAND
    INKOMENSPOSITIE     HOOFD VAN HET HUISHOUDEN
    totaal

(5.817.000 pers.)

    65+

(1.302.000 pers.)

    65-

(4.515.000 pers.)

    Onder of rond het minimum     11%     15%     11%
    Minimum tot modaal     24%     44%     18%
    Rond modaal - 1,5 x modaal     24%     20%     26%
    1,5 modaal tot 2 x modaal     17%     9%     19%
    2 x modaal of meer     23%     11%     26%
      99%     99%     99%

    TABEL I:

    Overzicht van de inkomenspositie in 1992 van alle hoofden van huishoudens in Nederland en een uitsplitsing naar ouder of jonger dan 65 jaar. Als gevolg van afrondingen is het totale percentage geen 100.

      DELFT     NEDERLAND
OPLEIDINGSNIVEAU     man     vrouw     man     vrouw  
lager

(basisonderwijs, mavo en lbo)

    28%     72%     35%     65%     100%
middelbaar

(havo/vwo en mbo)

    60%     40%     60%     40%     100%
hoger

(hbo en wetenschappelijk onderwijs)

    55%     45%     64%     36%     100%

    TABEL J:

    Overzicht van de verdeling van 55+ mannen en vrouwen naar opleidingsniveau in

    Nederland en in Delft, in resp. 1995 en 1996.

  uit angst

uitgaanspatroon gewijzigd

's avonds alleen thuis; bang zijn 's avonds alleen thuis; angst hebben open te doen enge plekken kennen in wijk/

buurt

    % m     % v     % m     % v     % m     % v     % m     %v
15-24 jaar     6     28     11     51     33     72     19     63
25-29 jaar     6     21     5     56     32     74     13     56
30-39 jaar     8     22     3     45     25     67     13     51
40-49 jaar     6     25     4     35     28     68     15     55
50-64 jaar     13     28     4     32     40     76     18     44
65 jaar of ouder     24     54     6     31     69     92     20     56

    Tabel K:

    Overzicht van personen met onveiligheidsgevoelens, Nederland, 1994.


Bijlage 2: Noten