Hoofdstuk 3: Organisatie en personeel
Organisatie
Bij het schrijven van deze bijdrage is de verwachting, dat
nog voor het eind van 1997 door het uitwerken van een aantal thema´s het draagvlak in de
organisatie voor veranderingen, die er toe moeten leiden dat de organisatie beter dan nu
inspeelt op dat wat de samenleving van ons vraagt, wordt vergroot. Met die veranderingen
kan dan in 1998 worden begonnen. In dat jaar zal ook moeten worden begonnen met
gemeentebrede (o.m. vormings- en opleidings-) activiteiten, gericht op cultuurverandering
en (verdere) kwaliteitsverbetering (ook van werkprocessen). Die activiteiten zullen ook de
versterking van de flexibiliteit en de mobiliteit van en binnen de organisatie moeten
ondersteunen en het optimaal gebruik van informatie- en communicatietechnologie moeten
bevorderen.
Mobiliteit
In 1997 is mede gezien het verloop van de discussie over de
gemeentebrede organisatie-ontwikkeling, op voorzichtige wijze, begonnen met de
"ombouw" van de "interne arbeidsmarkt" naar een
"mobiliteitsbureau". Het aantal aanmeldingen bij dat bureau van
"vrijwillige kandidaten" is in 1997 flink toegenomen. Het is te verwachten dat
die tendens zich in 1998 voortzet. Het verder opbouwen en onderhouden van (externe)
netwerken ter bevordering van de mobiliteit wordt in 1998 gecontinueerd; de eerste
successen zijn de afgelopen periode geboekt.
Informatietechnologie
Met het vaststellen in 1996 van de nota 'op weg naar een
hoogwaardige informatie-infrastructuur' is de koers van het informatiebeleid voor de
komende jaren uitgezet. Een belangrijke informatiseringsslag wordt, nu en de komende
jaren, door de organisatie gemaakt. De inzet van moderne informatietechnologie kan een
belangrijke bijdrage leveren aan een effectiever en slagvaardiger functioneren van de
gemeentelijke organisatie. In 1997 is, met behulp van een extern deskundige, een meerjarig
traject gestart om de bedrijfsdoelstellingen en de mogelijkheden van de technologie nog
beter op elkaar te doen aansluiten. De opgave voor de organisatie is om hier de komende
jaren verder vorm aan te geven. Cruciaal daarbij is het tot stand brengen van een bij
Delft Kennisstad passende technische en organisatorische infrastructuur.
Het aantal praktische afspraken, dat met en tussen diensten
is gemaakt, groeit. Belangrijke standaarden op het terrein van kantoorautomatisering zijn
voor de komende jaren bepaald; de invoering daarvan zal voor (een deel van) de organisatie
ook in 1998 nog de nodige inspanning vergen. Meer afspraken, onder meer over de
gegevenshuishouding, zullen nog (moeten) worden gemaakt.
Zoals het er nu naar uit ziet, zal vanaf het begin van 1998
DelftNet, het opgewaardeerde Wide Area Netwerk, zijn nut kunnen bewijzen. Een eerste,
belangrijke, stap is dan het operationeel maken van gemeentebrede e-mail. Deze
elektronische postvoorziening maakt het, bijvoorbeeld, gemakkelijker om het
raadsinformatiesysteem met beleidsnota´s te vullen. Dit voorbeeld maakt overigens ook
duidelijk dat er vrijwel altijd organisatorische overwegingen zijn die, in meer of mindere
mate, het succes van technische mogelijkheden bepalen. Het inzetten van
internet-technieken op het interne, gemeentebrede, kantoornetwerk (i.c. een intranet) zal
(de cultuur van) de organisatie, mogelijk ingrijpend, veranderen. Een belangrijke opgave
bij dit alles is om DelftNet (blijvend) te beveiligen. Daartoe zal een beveiligingsplan
worden opgesteld.
Arbeidsvoorwaarden
Ondanks uitspraken van de rijksoverheid inzake deregulering wordt de regelgeving op het terrein van arbeidsvoorwaarden en sociale en werknemersverzekeringen steeds ingewikkelder. De voorlichting aan het personeel wordt daardoor ook lastiger.
De gevolgen van de fundamentele stelsel-wijzigingen met betrekking tot de sociale zekerheid en de pensioen-voorzieningen worden zicht- en voelbaar. Dan blijkt ook, dat moeilijk te voorspellen is welke effecten door die aanpassingen optreden voor welke (groepen van) individuen. Meer en meer blijkt dat belangrijke risico's niet meer of slechts gedeeltelijk zijn gedekt. De gemeente als werkgever zal, als daar op sectoraal niveau geen (bindende ) afspraken worden gemaakt, moeten bepalen hoe zij daarmee wil omgaan.