Hoofdstuk 8: Gemeentefonds en nominale ontwikkeling

8.1 Gemeentefonds

De raming van de algemene uitkering van het Gemeentefonds is gebaseerd op de junicirculaire 1997. De totale opbrengst voor 1998 is geraamd op f 143,3 mln. Tot en met 2000 daalt de uitkering met gemiddeld f 1,5 mln per jaar. De reden hiervan is dat de verdeling van de middelen uit het Gemeentefonds vanaf 1 januari 1997 onder het regiem van de nieuwe Financiële Verhoudingswet 1997 (nFVW'97) valt. De invoering hiervan levert Delft uiteindelijk een nadeel op van ruim f 10 mln per jaar. Dit nadeel - dat in een periode van vijf jaar wordt opgebouwd- is vorig jaar reeds in het meerjarige financiële beeld verwerkt.

Ten opzichte van de vorige raming levert de nieuwe raming in 1998 een extra financiële ruimte op van ruim f 0,5 mln. Het meerjarige beeld is opgenomen in tabel 13.

Tabel 13: Gemeentefondsuitkering x f 1.000


Omschrijving 1998 1999 2000 2001


Toename gemeentefonds totaal 5.217 4.705 4.874 5.458

Daarvan budgettair neutraal -3.394 -2.871 -2.936 -3.017

Toename vrij besteedbare ruimte

(totaal niet neutrale mutaties) 1.823 1.834 1.938 2.441

Inzet voor nomin. Ontwikkelingen -1.800 -1.800 -1.800 -1.800

Vrijval voorzieningen 500 500 500 500

Toename financiële ruimte 523 534 638 1.141


De belangrijkste wijzigingen in de ontwikkeling van de algemene uitkering worden hieronder kort toegelicht.

Niet neutrale mutaties

De niet neutrale mutaties bestaan globaal uit twee componenten, te weten het accres voor 1998 en een verandering als gevolg van kwantitatieve ontwikkelingen.

Het accres wordt vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Het accres moet de gemeente de financiële ruimte verschaffen om uitgavenontwikkelingen, zoals loon- en prijsstijgingen, op te vangen. Van de zijde van de gemeenten is veel kritiek op de koppeling van het gemeentefonds aan de rijksuitgaven. Dat komt omdat de definitieve vaststelling van het accres plaatsvindt op basis van de werkelijke rijksuitgaven. Daar wringt nu net de schoen. Over 1995 en 1996 heeft deze normeringssystematiek achteraf tot forse tegenvallers voor de gemeenten geleid omdat de werkelijke rijksuitgaven aanzienlijk lager uitvielen. Met het rijk zijn afspraken gemaakt die enige verbetering van deze werkwijze in zich houden. Afgesproken is dat vanaf 1997 een voorziening wordt gevormd binnen het gemeentefonds. Deze dient als buffer om een eventuele begrotingsonderschrijding van het rijk op te vangen. Het Delftse aandeel in deze voorziening bedraagt f 3 mln. Hiervan is een deel, namelijk f 1 mln, alvast als korting op de raming van de gemeentefondsuitkering verwerkt. Rekening houdend hiermee is het accres voor 1998 becijferd op f 3,6 mln. Overigens wordt op aandrang van het parlement op een andere normeringsmethode gestudeerd zodat deze systematiek wellicht zijn langste tijd gehad heeft.

Bij de berekening van de gemeentefondsuitkering is gebruik gemaakt van de meest actuele kwantiteiten voor 1998 en volgende jaren. Dat betreft onder meer inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers en waarde onroerend goed (WOZ-waarden). In totaliteit levert dat voor 1998 een daling op van f 1,8 mln. Daarbij is ingecalculeerd de invloed van de landelijke volume-groei van de relevante cijfers. Uitgaande van een vastgestelde omvang van het gemeentefonds, leiden deze tot een neerwaartse bijstelling van de uitkeringsfactor (maatstaven x uitkeringsfactor geeft de uitkeringshoogte).

Neutrale mutaties

De belangrijkste toevoeging aan het gemeentefonds vormt het bedrag van f 250 mln voor de bijzondere bijstand activering Delft krijgt hiervan omgerekend f 1,4 mln. Voor de uitvoering van de gemeentelijke taken bij de indicatiestelling in de thuiszorg ontvangt de gemeente ruim f 0,3 mln. Voor de klassenverkleining in het lager onderwijs wordt f 0,2 mln ontvangen. De middelen voor de Kinderopvang en de VOGM-regeling (Vervolg bijdrageregeling Ontwikkeling Gemeentelijk Milieubeleid) zijn opgenomen in de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds.

Deze overhevelingen leveren een nadeel op van in totaal f 0,3 mln. Het nadeel is opgevangen met het restant van de stelpost decentralisaties.

De kwantitatieve aanpassingen bij bijstandsontvangers en leerlingen speciaal en voortgezet onderwijs leveren een verhoging van de uitkering op van f 1 mln in 1998 en f 0,5 mln daarna. Hiermee moet de stijging van de uitkeringslasten en bijbehorende apparaatskosten van de DMZ alsmede de hogere lasten van de onderwijshuisvesting worden opgevangen. Het gehele overzicht van de budgettair neutrale mutaties is in tabel 14 te vinden.

Overige ontwikkelingen

De brede doeluitkering Sociale Vernieuwing vervalt vanaf 1998. In plaats daarvan ontstaan vier verschillende financieringsstromen:

  1. een deel (f 144 mln) wordt verdeeld via het gemeentefonds, in 1998 nog op de oude basis, vanaf 1999 geïntegreerd in de verdeelmaatstaven; Delft ontvangt hiervan in 1998 een bedrag van f 1,2 mln.
  2. een deel (f 271 mln) wordt omgezet in een brede doeluitkering voor maatschappelijke opvang, ambulante verslavingszorg en sociale pensions; voor Delft gaat het om een bedrag van f 1,6 mln)
  3. een klein deel (f 8 mln) dient ter bekostiging van Halt-bureaus (voor Delft f 0,1 mln)
  4. van het overbijvende deel van f 438 mln wordt een werkfonds gevormd waaruit de banenpools, JWG en vrijlatingsbeleid worden bekostigd. Het Delftse aandeel is voorshands op f 3,6 mln geraamd. Het gemeentelijke fonds Sociale Vernieuwing zal voorlopig nog een jaar in stand worden gehouden. Zodra echter meer zicht bestaat op de structurele omvang van de inkomstenstroom, kunnen alle beschikbare middelen structureel in de meerjarenbegroting worden verwerkt.

Het kabinet heeft besloten een verlichting van de lokale lasten voor de burger te bewerkstelligen. Dat wordt geëffectueerd via een vermindering van de reinigingslasten. In hoofdstuk 10 gaan wij nader in op de verlaging van het reinigingrecht.


Tabel 14: Overzicht budgettair neutrale mutaties Gemeentefonds


Bedrag algemene uitkering 1998

Fraudebestrijding bijstand ƒ 31.400

Extra maatregelen bijz. bijstand ƒ 1.403.300

Bijzondere bijstand, energieheffing ƒ 11.200

Inkomensvoorziening kunstenaars ƒ 7.200

Klassenverkleining basisonderwijs ƒ 196.500

Reorganisatie indicatiestelsel zorg ƒ 25.300

Bijdrage bejaardenoorden - ƒ 27.300

Reikwijdteverbreding indicatie-

organen zorg ƒ 327.500

Voorziening gehandicapten ƒ 84.100

Milieu-apparaatskosten ƒ 498.500

Decentralisatie kinderopvang - ƒ 210.100

Aanpassing integratie-uitkering

onderwijs ƒ 31.600

Kwantiteiten bijstand + onderwijs ƒ 1.015.200

Totaal ƒ 3.394.400


8.2 Nominale ontwikkelingen

In de Kadernota 1998-2001 hebben wij reeds gemeld welke uitgangspunten ten grondslag liggen aan de begroting 1998. Voor de volledigheid melden wij dit hier opnieuw, waarbij de percentages gelden ten opzichte van de begroting 1997:

Bij het samenstellen van de begroting hebben wij rekening gehouden met de reeds in de begroting 1997 opgenomen stelpost ad ƒ 4 mln. Deze stelpost was bedoeld voor zowel de CAO-gevolgen voor 1997 als de herbezetting. Wij hebben de voor rekening van de algemene middelen komende kosten voor herbezetting bepaald op ƒ 2,2 mln. Dit betekent dat er dus ƒ 1,8 mln beschikbaar is in 1997 voor het opvangen van de CAO. De nieuwe CAO was bij de voorbereiding van de begroting 1998 nog niet bekend. Wij hebben daarom opnieuw een stelpost in de begroting 1998 opgenomen voor de te verwachten loonkostenstijging in 1998. Conform het voor 1997 beschikbare bedrag hebben wij deze stelpost op ƒ 1,8 mln gezet. In totaal is er dus in 1998 in de begroting nu ƒ 3,6 mln beschikbaar. Dit is voldoende voor onze aanname van een loonkostenstijging van 5%.

Inmiddels is de nieuwe CAO door de VNG en de vakbonden afgesloten. Per saldo komen de loonkosten 1,5% hoger uit dan waar wij vanuit zijn gegaan. Dit betekent een extra kostenstijging van ongeveer ƒ 1 mln. Deze kosten hebben wij nog niet in de begroting verwerkt. Wij verwachten dat de uitkering uit het Gemeentefonds, zoals in de septembercirculaire bekend gemaakt zal worden, enig soelaas zal bieden in deze. Als dit niet of niet voldoende het geval is, zullen wij in de Kadernota 1999-2002 hierop terugkomen.