Gemeentelijke Ombudscommissie Delft
verslag over het jaar
2003
1. Klachten
in 2003
1.1 Algemeen
3.1
Formele toetsing
3.2
Inhoudelijke
toetsing
3.3
Doorlooptijd
2. Conclusies en aanbevelingen
3.1
Conclusies
3.2
Aanbevelingen
3. De Commissie
3.1
Wettelijke
grondslag
3.2
Samenstelling
3.3
Vergaderingen
3.4
Publiciteit
Bijlagen
I Statistisch overzicht
II Verordening
Gemeentelijke Ombudscommissie
III Statuut voor de secretarissen
Voorwoord
In de Verordening gemeentelijke
ombudscommissie wordt de Ombudscommissie opgedragen jaarlijks een verslag van
haar werkzaamheden aan de gemeenteraad te zenden. Met het uitbrengen van het
jaarverslag over 2003 wordt hier voor de elfde keer gevolg aan gegeven. Het is
verheugend dat het verslag reeds in de maand april kan worden aangeboden. Nog
niet eerder is dit mogelijk geweest.
De Commissie heeft zich in de
afgelopen periode beraden over de wenselijke inhoud. Zij is tot de conclusie
gekomen dat enkele onderdelen konden
vervallen, in het bijzonder de passages die in de loop der jaren inhoudelijk
nauwelijks bleken te veranderen. De Commissie geeft er de voorkeur aan dit type
teksten in een aparte publicatie onder te brengen. Met name tekstbijlagen over
taak en werkwijze van de Commissie en de beoordelingscriteria zijn daar
geschikt voor. Ook is besloten de bijlage met de korte beschrijvingen van de
individuele zaken niet meer op te nemen. Het samenstellen van deze bijlage is
tamelijk arbeidsintensief, terwijl het aantal zaken waarover de Ombudscommissie
een inhoudelijke oordeel velt inmiddels erg klein is geworden. Tenslotte is ook
de hoofdtekst zoveel mogelijk versoberd
en tot zijn essentie teruggebracht.
Gebleven zijn de tabellenbijlage met een uitgebreide statistische
verantwoording en de actuele teksten van de Verordening gemeentelijke
ombudscommissie en van het Statuut voor de secretarissen. Deze regelingen zijn
moeilijk elders op papier te vinden. De Verordening is weliswaar via het RIS
(Raadsinformatiesysteem) te raadplegen, maar dat is toch vrij omslachtig, zeker
voor wie niet dagelijks de website van de gemeente bezoekt.
Mocht de Commissie vernemen dat er behoefte bestaat aan
algemene informatie die tot nog toe niet in het jaarverslag was opgenomen, dan
zal daar - voor zover dat niet al te veel administratieve rompslomp met zich
meebrengt - in volgende jaarverslagen in worden voorzien.
Delft,
31 maart 2004,
Mw.
mr. C.L. Liebregs, voorzitter
1. Klachten in 2003
1.1. Algemeen
In 2003 is het aantal binnengekomen
klaagschriften verhoudingsgewijs sterk afgenomen ten opzichte van het vorige
jaar. Het waren er in totaal 26 (in 2002: 37). Niet al deze zaken konden in het jaar van binnenkomst
worden afgehandeld. Vier van deze 26 zaken stonden aan het eind van het jaar
nog open. Van de zes zaken die nog uit 2001 en 2002 dateerden, konden er vier
worden afgehandeld.
In totaal zijn er in 2003
uiteindelijk 26 zaken afgehandeld, hetgeen resulteerde in zes rapporten. Twee
keer oordeelde de Ombudscommissie dat een of meer gedragingen onbehoorlijk
waren, drie keer luidde het oordeel ‘behoorlijk’ en in een zaak kwam de
Commissie tot de slotsom dat zij niet bevoegd was. Twee zaken zijn in een
hoorzitting behandeld en vier andere konden aan de hand van de stukken worden
beoordeeld.
Onderstaande tabel bevat een
vergelijkend overzicht van de rapporten die de Ombudscommissie in de afgelopen
vijf jaar heeft uitgebracht.
Klachten
waarover rapport is gemaakt naar oordeel en jaar van uitbrengen |
||||||
Oordeel over de gedragingen |
|
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
Onbehoorlijk
(geheel of gedeeltelijk) |
|
2 |
4 |
4 |
2 |
7 |
Behoorlijk |
|
3 |
2 |
4 |
5 |
3 |
Geen oordeel 1) |
|
- |
- |
- |
1 |
1 |
Niet bevoegd/niet ontvankelijk |
|
1 |
2 |
1 |
- |
- |
totaal aantal zaken met rapport |
|
6 |
8 |
9 |
8 |
11 |
1) want de juiste toedracht kon niet worden vastgesteld
Bijlage I
bevat een uitgebreid cijfermatig overzicht. Voor zover de beschikbare cijfers
dat toelaten, beslaan de tabellen waarin gegevens worden vergeleken met die van
voorafgaande jaren, de periode vanaf 1996. Gezien de meestal kleine tot zeer
kleine aantallen waar het hier om gaat, worden in de tabellen geen percentages
genoemd maar alleen absolute aantallen.
1.2. Formele toetsing
Bij de
formele toetsing wordt nog niet gekeken naar de inhoud van een klaagschrift,
maar wordt uitsluitend bezien of de Commissie een klacht volgens de Verordening
gemeentelijke Ombudscommissie in behandeling mag nemen. Tabel 6 van bijlage I bevat een overzicht van de
klachten die niet inhoudelijk zijn beoordeeld met de redenen waarom niet.
Kenbaarheidsvereiste
De
Ombudscommissie mag een klacht pas in behandeling nemen nadat burgemeester en
wethouders in de gelegenheid zijn gesteld de klacht volgens de vereisten van
hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te handelen. Dit wordt
bedoeld met het kenbaarheidsvereiste. Voldoet een klacht niet aan het kenbaarheidsvereiste,
dan is het gebruikelijk dat de klacht ter afdoening naar het desbetreffende
cluster[1]
wordt doorgezonden met het uitdrukkelijke verzoek daarbij de eisen van de Awb
in acht te nemen.
Tot medio
2003 werd bij dit verzoek een handreiking gegeven in de vorm van een bijsluiter
waarin de voornaamste eisen worden genoemd die de wet stelt aan de afhandeling
van een klacht door een bestuursorgaan. Halverwege 2003 is de de Verordening ‘Uniforme interne
afhandeling van klachten over de ambtelijke organisatie en het college van
burgemeester en wethouders’ van kracht geworden. Ook de gemeenteraad heeft
inmiddels haar eigen klachtenregeling. De Ombudscommissie is daarom gestopt met
de ‘handreiking’. In het vorige jaarverslag is dit reeds aangekondigd.
Door de
jaren heen is het kenbaarheidsvereiste iets waaraan veel bij de Commissie ingediende
klachten niet voldoen. In de meeste jaren was dit de voornaamste oorzaak van
niet-ontvankelijkheid van een klacht of een onderdeel daarvan. Het jaar 2003
vormt hierop geen uitzondering. Van de achttien zaken die geheel of
gedeeltelijk niet ontvankelijk waren, was de oorzaak bij dertien zaken het niet
voldoen aan het kenbaarheidsvereiste. Uit tabel 1 van
bijlage I blijkt dat dit aantal de laatste jaren vrij constant is.
Opmerkelijk
is evenwel dat praktisch de helft van alle klachten die in 2003 zijn
binnengekomen, niet eerder bij het bestuursorgaan was ingediend.
Kennelijk
is er op het gebied van de eerstelijnsklachtafhandeling behoefte bij de burger
aan goede en gemakkelijk verkrijgbare voorlichting door de gemeente. Nu ook het
college van burgemeester en wethouders een klachtenregeling heeft vastgesteld,
lijkt de tijd rijp voor het produceren van voorlichtingsmateriaal waarin de
hoofdlijnen van de afhandeling van klachten, met inbegrip van het traject bij
de Ombudscommissie, wordt uiteengezet.
Samenloop met bezwaarprocedure:
Indien
wordt geklaagd over een aangelegenheid waarover ook een bezwaarschrift is of
had kunnen worden ingediend, is de Commissie niet bevoegd de desbetreffende
klacht in behandeling te nemen. Het doet er niet toe of de indiener van een
klacht al dan niet van deze gelegenheid
gebruik heeft gemaakt. In 2003 waren er slechts twee zaken die om deze reden
niet ontvankelijk waren (in 2002 waren dat er twaalf)
Verkeerd gerichte klachten
Onder deze
noemer kunnen onder meer grieven worden samengevat
1.
over instanties die geen deel uitmaken van de
gemeentelijke organisatie zijn of niet werkzaam zijn onder
verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente[2];
2.
over de burgemeester als hoofd van de politie;
3.
die niet slaan op een concrete gedraging of
nalatigheid. Voorbeelden hiervan zijn:
4.
klachten over een algemeen verbindend voorschrift
(zoals een verordening);
5.
klachten over het beleid van de gemeente.
Uit tabel 6 van bijlage I blijkt
dat er in 2003 één klacht tegen het beleid van de gemeente was gericht en twee
klachten niet tegen een gemeentelijk orgaan. Deze klachten zijn zonder rapport
afgedaan.
Termijnen
Op grond
van de Verordening (en in overeenstemming met hoofdstuk 9 van de Algemene wet
bestuursrecht, de Awb) moet een klacht bij de Ombudscommissie worden ingediend
binnen zes weken nadat de schriftelijke beslissing van/namens het
bestuursorgaan op een klacht naar klager is verzonden. Wordt deze termijn
overschreden, dan is de Commissie niet bevoegd een klacht in behandeling te
nemen.
Bij de afhandeling van een klacht door een
bestuursorgaan van de gemeente Delft geldt dat klachten over een gedraging die
meer dan twaalf maanden voor het indienen van een klacht hebben plaatsgevonden,
niet in behandeling worden genomen. De consequentie daarvan is dat ook de
Ombudscommissie dergelijke klachten niet in behandeling kan nemen. In 2003 zijn
er geen klachten die wegens overschrijding van een termijn niet door de
Ombudscommissie in behandeling konden worden genomen.
1.3
Inhoudelijke toetsing
In 2003
werden de volgende elementen van een tweetal klaagschriften gegrond bevonden en
als onbehoorlijke gedraging aangemerkt.
1. Het niet in
behandeling nemen van een schriftelijke klacht zonder de indiener daarvan
behoorlijk kennis te geven (zoals in hoofdstuk 9 van de Awb is voorgeschreven);
2. Het geheel
dan wel zeer lang uitblijven van antwoord op brieven en e-mailberichten;
3. Het nalaten
een ingediend bezwaarschrift aan de Commissie voor de beroep- en
bezwaarschriften ter advisering voor te leggen;
4. Het nalaten
te reageren op een ingediende zienswijze n.a.v. een in de Stadskrant
bekendgemaakte aanvraag voor een bouwvergunning;
5. De
onzorgvuldige afhandeling van een ingediende zienswijze, zowel in procedureel
als inhoudelijk opzicht.
1.4. Doorlooptijd
De
tijd tussen binnenkomst van een klacht en het moment van behandeling door de
Commissie is in 2003 ongewijzigd gebleven (14 weken gemiddeld). Worden ook
enkele klachten uit 2001 en 2002 die pas in 2003 konden worden afgehandeld in
de berekening meegenomen, dan kan een forse toename van de gemiddelde
bruto-doorlooptijd worden geconstateerd (zie bijlage
I, tabel 7). Voor de Ombudscommissie is dit een nieuw fenomeen. Ook in
het komende jaar wordt door dezelfde oorzaken een hoge gemiddelde
bruto-doorlooptijd verwacht. De Commissie verwacht dat zij met het verbeteren
van de interne afhandeling van klachten, waardoor bij het desbetreffende
cluster reeds een dossier is gevormd en de indiener van een klacht reeds is
gehoord, in staat zal zijn de feitelijke, netto doorlooptijd, geleidelijk aan
te verminderen.
2. Samenvatting
en aanbevelingen
2.1. Samenvatting
·
Het aantal klachten dat in 2003 is binnengekomen, is ten
opzichte van vorige jaren vrij fors gedaald.
·
De helft van de ingediende klachten was niet eerder bij
het verantwoordelijke bestuursorgaan ingediend en kon om die reden niet in
behandeling worden genomen. Deze klachten zijn door de Commissie voor
afhandeling doorgezonden naar de desbetreffende clusterdirecteur.
·
Het grootste deel van de overige in 2003 afgehandelde
klachten is zonder rapport afgedaan omdat de Ombudscommissie òf in het geheel
niet bevoegd was (4 keer) òf omdat ze zijn ingetrokken (3 keer).
· Slechts vijf klachten zijn
inhoudelijk behandeld. Tweemaal oordeelde de Ombudscommissie dat gedragingen
waarover werd geklaagd, onbehoorlijk waren; driemaal luidde het oordeel ‘niet
onbehoorlijk’.
2.2. Aanbevelingen
In 2003
heeft de Ombudscommissie éénmaal een aanbeveling van algemene aard gedaan naar
aanleiding van een door haar afgehandelde klacht. Een van de elementen van deze
klacht was de grief dat een verzoek dat per e-mail was gedaan en door het
vakteam Burgerzaken is behandeld, nooit formeel is afgehandeld, maar alleen op
informele wijze per e-mail werd beantwoord.
De
Ombudscommissie heeft zich in een aanbeveling in het rapport over deze zaak op
het standpunt gesteld dat op een verzoek dat per e-mail binnenkomt weliswaar
per e-mail kan worden geantwoord, maar dat de uiteindelijke beslissing op dat
verzoek in een formele en correct ondertekende brief behoort te worden vervat.
Omdat steeds meer burgers
gemakkelijker per e-mail dan per geschreven brief contact met de gemeente
maken, en dit ook door de gemeente in de hand wordt gewerkt door de systematische
vermelding van een e-mailadres in briefhoofden, acht de Ombudscommissie het van
belang dat iedere ambtenaar van de gemeente die van tijd tot tijd via e-mail
contact met burgers heeft, doordrongen is van het belang voor de burger bij een
formele afhandeling van verzoeken van zijn kant. De Commissie beval daarom aan
daar in wat zij in het rapport ‘een protocol‘ noemt, aandacht aan te besteden.
3. De Commissie
3.1
Wettelijke grondslag en
bevoegdheid
De
Gemeentelijke Ombudscommissie is ingesteld op grond van de Verordening Gemeentelijke
Ombudscommissie (hierna: de Verordening). De onafhankelijkheid van de Commissie
vloeit voort uit artikel 2 van de Verordening. Het luidt als volgt: "Er is een gemeentelijke
Ombudscommissie. De Commissie is niet ondergeschikt aan enig
bestuursorgaan" (zie ook bijlage IVa). De Verordening is in 2003 niet gewijzigd.
De Ombudscommissie is bevoegd te oordelen over klachten over ‘de’ bestuursorganen van de gemeente en over
iedereen die werkzaam is onder verantwoordelijkheid daarvan. Niet alleen het
college van burgemeester en wethouders, de raad en de burgemeester vallen onder
het begrip ‘bestuursorgaan’; dat is ook het geval met de door hen ingestelde organen. De bevoegdheid van de Ombudscommissie strekt
zich niet uit over individuele raadsleden. Dezen maken weliswaar deel uit van
de gemeenteraad, maar zijn over hun werkzaamheden geen verantwoording schuldig
aan de raad.
3.2. Samenstelling
De
gemeentelijke Ombudscommissie bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter
en, zoals de Verordening stelt, 'een
genoegzaam aantal' plaatsvervangende leden (momenteel twee), allen door de
gemeenteraad benoemd op voordracht van Burgemeester en wethouders. Sinds de
Wet dualisering in werking is getreden, worden nieuwe leden en
plaatsvervangende leden van de Commissie door elk van de drie hoogste
bestuursorganen van de gemeente afzonderlijk benoemd, namelijk door de
gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.
De
Commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, aangewezen door burgemeester
en wethouders. De secretaris is alleen verantwoording schuldig aan de
Commissie. Zijn positie wordt nader geregeld in een statuut (zie bijlage IVb).
De
Commissie bestond zowel op 1 januari als 31 december 2003 uit de volgende
personen:
- mw. mr.
C.L. Liebregs, voorzitter
- de heer mr. A. van der Lugt,
lid.en plv. voorzitter
-
de
heer P. Naaborg, lid
-
mevrouw
dr. W. Jacobs, plaatsvervangend lid
-
vacature,
plaatsvervangend lid
In de vacature voor
plaatsvervangend lid is in 2003 niet voorzien. Wel heeft de commissie vernomen
dat er inmiddels een kandidaat voor deze functie op het oog is.
Secretaris van de Commissie is
de heer drs. H. Milikan; plaatsvervangend secretarissen zijn mevrouw M.A.
Rebel en de heer mr. J. Frederici.
3.3. Vergaderingen
De
vergaderingen van de Commissie vinden plaats volgens een jaarlijks vastgesteld
schema van één vergadering per vier à vijf weken. Indien nodig komt de Commissie
ook tussentijds bijeen. De Commissie vergadert steeds op maandagavond. Sinds
haar instelling op 1 januari 1993 tot het einde van dit verslagjaar is de
Ombudscommissie in totaal 87 keer bijeengeweest.
In 2003
heeft de Commissie zeven keer vergaderd, namelijk in februari, maart, mei,
juni, september, oktober en december. Tijdens de zittingen in juni, oktober en
december zijn hoorzittingen gehouden. Zowel de indieners van de klachten als
een vertegenwoordiging van burgemeester en wethouders waren daarbij steeds
aanwezig.
In de
maanden januari, april, juli, augustus en november hebben geen vergaderingen
plaatsgevonden.
3.4. Publiciteit
Naar
aanleiding van de verschijning van het jaarverslag over 2002 heeft aansluitend
aan de oktoberzitting een interview door Stadsradio Delft plaatsgevonden.
Uitzending heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2003.
Ter vervanging van de
publieksfolder ‘Een klacht over de gemeente’ heeft de Ombudscommissie aan het
vakteam Communicatie gevraagd het uiterlijk van de folder te moderniseren
Aangezien kort nadien ook de gemeentelijke klachtenregeling van kracht bleek te
zijn geworden, heeft de Commissie tevens gevraagd te bezien of niet een folder
zou kunnen worden gemaakt waarin zowel de eerstelijnsafhandeling als de
afhandeling door de Ombudscommissie zouden worden toegelicht. Aan het eind van
het verslagjaar was de nieuwe folder nog niet klaar. Er was nog een zeer
beperkte voorraad van de bestaande folder.
bijlagen
I Statistisch
overzicht
1 In- en uitstroom en wijze van afhandeling,
1996-2003
2 Oordeel, 1996-2003
3 Resultaat afhandeling per
organisatieonderdeel, 2003
4 Doorlooptijd, 1996-2003
5 Gegronde klachten per organisatieonderdeel,
2001-2003
6 Aanbevelingen en oordeel, 2003
7 Niet ontvankelijke klachten naar redenen,
2003
II Verordening Gemeentelijke Ombudscommissie
III Statuut voor de secretarissen
Bijlage I Statistisch overzicht
Tabel 1: In- en uitstroom en wijze van
afhandeling, 1996 t/m 2003 |
||||||||||||||||
|
Status op 31 december |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
1996 |
|
||||||
|
Aangehouden van vorig jaar |
6 |
8 |
0 |
10 |
1 |
5 |
8 |
4 |
|
||||||
|
Nieuw ingekomen |
26 |
37 |
35 |
26 |
44 |
33 |
59 |
59 |
|
||||||
|
Af te
handelen zaken, totaal |
32 |
45 |
35 |
36 |
45 |
38 |
67 |
63 |
|
||||||
|
Schriftelijk met rapport |
4 |
4 |
6 |
4 |
7 |
5 |
14 |
25 |
|
||||||
|
Hoorzitting en rapport |
2 |
4 |
3 |
4 |
4 |
4 |
4 |
6 |
|
||||||
|
als geheel niet ontvankelijk |
4 |
20 |
6 |
14 |
11 |
8 |
15 |
15 |
|
||||||
|
ingetrokken |
3 |
0 |
0 |
3 |
1 |
5 |
13 |
2 |
|
||||||
|
Voldeed niet aan kenbaarheidsvereiste (afgedaan zonder
rapport) |
13 |
11 |
12 |
11 |
12 |
15 |
16 |
7 |
|
||||||
|
Afgehandelde
zaken, totaal |
26 |
39 |
27 |
36 |
35 |
37 |
62 |
55 |
|
||||||
|
Nog niet afgehandeld op |
6 |
6 |
8 |
0 |
10 |
1 |
5 |
8 |
|
||||||
Tabel 2: Oordeel, 2003-1996 (jaar
van uitbrengen rapport)
Oordeel |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
1996 |
Onbehoorlijk 1) (geheel of
gedeeltelijk) |
2 |
4 |
4 |
2 |
7 |
5 |
8 |
21 |
Behoorlijk 2) |
3 |
2 |
4 |
5 |
3 |
4 |
10 |
10 |
Geen oordeel |
- |
- |
1 |
1 |
1 |
- |
- |
- |
Niet ontvankelijk 3) |
1 |
2 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
totaal |
6 |
8 |
9 |
8 |
11 |
9 |
18 |
31 |
1.
Een of meer van de
gedragingen waarover werd geklaagd, werden onbehoorlijk gevonden
2.
Geen van de
gedragingen waarover werd geklaagd, werd onbehoorlijk gevonden, althans
voorzover ze ontvankelijk waren
3.
Geen van de
gedragingen waarover werd geklaagd was ontvankelijk en een inhoudelijke
beoordeling heeft niet plaatsgevonden
Tabel 3: Resultaat
afhandeling per organisatieonderdeel, 2003
|
||||||||
Gemeentelijk |
Alle |
Onbehoorlijk |
Behoorlijk |
Geen oordeel |
Ingetrokken |
Niet voldaan aan kenbaarheidsvereiste |
Niet ontvankelijk, niet bevoegd 2) |
Aangehouden |
Gemeenteraad |
2 |
- |
- |
- |
1 |
1 |
- |
- |
Burgemeester |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Wethouder |
1 |
- |
- |
- |
- |
1 |
- |
- |
CBB 1) |
1 |
- |
- |
- |
- |
1 |
- |
- |
Publiekszaken |
17 |
2 |
2 |
- |
1 |
5 |
2 |
5 |
Wijk- en Stadszaken |
8 |
- |
1 |
- |
1 |
5 |
1 |
- |
Bedrijven |
1 |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
1 |
Facilitair |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Centrale Staf |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
CombiWerk |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
- |
Geen gemeente |
2 |
- |
- |
- |
- |
- |
2 |
- |
TOTAAL
|
32 |
2 |
3 |
- |
3 |
13 |
5 |
6 |
1) Commissie
voor de Beroep- en bezwaarschriften
2) exclusief klachten die niet aan het kenbaarheidsvereiste
voldeden
Tabel 4: Doorlooptijd 1)
van zaken met rapport, 1996-2003 |
|||||||||
|
rapport uitgebracht in : |
|
|||||||
Aantal
volle weken |
2003 |
2002 |
2001 |
2000 |
1999 |
1998 |
1997 |
1996 |
|
1
- 5 |
- |
- |
1 |
1 |
- |
2 |
- |
2 |
|
6
- 10 |
1 |
2 |
2 |
5 |
4 |
3 |
6 |
11 |
|
11 -
15 |
2 |
3 |
3 |
1 |
3 |
4 |
5 |
15 |
|
16 -
20 |
1 |
2 |
2 |
- |
1 |
- |
2 |
2 |
|
21 -
25 |
- |
1 |
- |
1 |
3 |
- |
3 |
1 |
|
26 en meer |
2 |
- |
1 |
- |
- |
- |
2 |
- |
|
Aantal
zaken met rapport |
6 |
8 |
9 |
8 |
11 |
9 |
18 |
31 |
|
Gemiddelde
doorlooptijd (weken) |
38/14 2) |
14 |
14 |
9 |
14 |
11 |
15 |
11 |
|
1. Aantal
volle weken tussen ontvangst van klaagschrift en uitbrengen van het rapport
2. 38
weken inclusief twee zaken uit 2001 en 2002; 14 zonder deze twee zaken
Tabel 5: Gegronde klachten 1) 2001 - 2003, per organisatieonderdeel en
jaar van rapport |
||||||||
Gemeentelijk orgaan |
Rapport uitgebracht in |
|||||||
|
2003 |
2002 |
2001 |
|
|
|
|
|
Gemeenteraad |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
College |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Publiekszaken |
2 |
- |
3 |
|
|
|
|
|
Wijk- en Stadszaken |
- |
4 |
1 |
|
|
|
|
|
Bedrijven |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Programma’s en Projecten |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Centrale Staf |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Facilitaire Dienstverlning |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
CombiWerk |
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Totaal |
2 |
4 |
4 |
|
|
|
|
|
1.
d.w.z. minimaal
een van de gedragingen waarover werd geklaagd, is als “onbehoorlijk” aangemerkt
Tabel
6: Aanbevelingen en oordeel, 2003 |
|||||
|
Oordeel |
||||
|
Onbehoorlijk |
Behoorlijk |
Niet |
Geen |
Totaal |
Met
aanbeveling |
1 |
- |
- |
- |
1 |
Zonder
aanbeveling |
1 |
3 |
1 |
- |
5 |
Totaal
aantal rapporten |
2 |
3 |
1 |
- |
6 |
Tabel 7: In 2003
binnengekomen klaagschriften die geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk
waren, naar reden(en) |
||
Redenen waarom de Commissie een klacht of onderdelen daarvan niet in
behandeling heeft genomen 1) |
Aantal klachten |
|
|
Geen |
Wel |
1.
Niet voldaan aan
het kenbaarheidsvereiste (art. 10.1) |
13 |
- |
2.
Meer dan 6 weken
na antwoordbrief van dienst ingediend (art. 10.3 juncto 8.1.b) |
- |
- |
3.
Gedraging meer
dan 12 maanden vóór het indienen van de primaire klacht daarover bij het bestuursorgaan |
- |
- |
4.
Er staat/stond
een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening open voor klager resp. is aanhangig resp.
er is uitspraak in gedaan (art. 8.1.e) |
1 |
1 |
5.
Andere procedure
is aanhangig resp. daar is uitspraak in gedaan (art. 8.1.f) |
- |
- |
6.
Gericht tegen
algemeen verbindend voorschrift (art. 8.1.c) |
- |
- |
7.
Gericht tegen
algemeen beleid2 (art. 8.1.d) |
1 |
- |
8.
Gericht tegen
burgemeester als hoofd van de politie (art. 1a juncto art.1 sub d) |
- |
- |
9.
Klachten niet
gericht tegen een gemeentelijk orgaan als bedoeld in art. 1a |
2 |
- |
10.
Geen concrete
gedraging als bedoeld in art. 1 sub d |
- |
- |
11.
Gedraging niet
voldoende duidelijk omschreven (art. 7.2.c
juncto 8.1.b) |
- |
- |
12.
Geen reactie van
klager op brieven van de Ombudscommissie (art.7.3 juncto 8.1.a) |
- |
- |
Totaal 3) |
17 |
1 |
1)
De aangegeven
artikelnummers verwijzen naar de desbetreffende artikelen van de Verordening
gemeentelijke Ombudscommissie
2)
Waaronder
beleidsregels
3)
Deze tabel heeft betrekking op de 18
zaken uit de zesde en zevende kolom van tabel 3.
Bijlage II
Verordening Gemeentelijke
Ombudscommissie
De raad van de gemeente Delft,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 1992, gelet op
de artikelen 82 e.v. van de Gemeentewet,
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende
Verordening gemeentelijke Ombudscommissie.
Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder:
a .commissie:
de Commissie genoemd in artikel 2;
b. bestuursorgaan:
een orgaan van een rechtspersoon die krachtens
publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college, met enig openbaar
gezag bekleed;
c. functionaris:
een ambtenaar, een gewezen ambtenaar, een
persoon met wie door een bestuursorgaan een arbeidsovereenkomst is gesloten
naar burgerlijk recht, ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, alsmede
ieder ander persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan,
met uitzondering van degene die in dienst is van de politie;
d.
gedraging:
het handelen of nalaten van een
bestuursorgaan jegens een natuurlijk persoon of rechtspersoon.
Artikel 1a.
Deze verordening is van toepassing op de gedragingen van
de bestuursorganen van de gemeente, met uitzondering van de burgemeester in
zijn hoedanigheid van hoofd van politie, alsmede op gedragingen van bestuursorganen
die onder verantwoordelijkheid van de gemeente werkzaam zijn.
Een gedraging van een functionaris,
verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aangemerkt als een
gedraging van het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam
is.
Artikel 2.
1.
Er is een gemeentelijke Ombudscommissie.
2.
De Commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.
Artikel 3.
1. De Commissie bestaat uit drie
leden, welke niet afkomstig zijn uit het midden van de raad:
a. een
voorzitter, op voordracht van burgemeester en wethouders, door de
gemeenteraad benoemd;
b. twee
leden, eveneens op voordracht van burgemeester en wethouders, door de
gemeenteraad benoemd.
c. de
Commissie wijst uit haar midden een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.
1.
Op dezelfde wijze als in het vorige lid wordt een genoegzaam aantal
plaatsvervangende leden benoemd.
2.
Tot lid, respectievelijk plaatsvervangend lid van de Commissie is niet
benoembaar degene als bedoeld in artikel 1, sub c.
3.
Leden of plaatsvervangende leden van de Commissie nemen niet deel aan de behandeling
van een klacht als genoemd in artikel 6, wanneer de zaak waarop de klacht
betrekking heeft op hun echtgenoten of hun bloed- en aanverwanten tot en met
de derde graad persoonlijk aangaat, indien zij als gemachtigden in de zaak
zijn betrokken, alsmede indien zich andere feiten of omstandigheden voordoen,
die het vormen van een onpartijdig oordeel kunnen bemoeilijken. Alsdan
verschonen zij zich. Wanneer de
situatie als hiervoor weergegeven, zich voordoet en betrokkene zich niet
verschoont, kan hij door de indiener van de klacht gewraakt worden. Over een
dergelijke wraking beslissen de overige leden van de commissie.
Artikel 4.
1.
De leden en plaatsvervangende leden van de Commissie worden benoemd voor
een periode van vier jaar.
2. Zij kunnen voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd.
3. Het lidmaatschap, respectievelijk het plaatsvervangend lidmaatschap van de Commissie vervalt:
a. bij het verkrijgen van de hoedanigheid van raadslid, voorzitter van de raad of ambtenaar;
b. op
eigen verzoek.
4. De gemeenteraad trekt de benoeming van een lid, respectievelijk plaatsvervangend lid in wanneer dit lid naar het oordeel van de gemeenteraad door handelen of nalaten het aanzien van de Commissie heeft geschaad.
5. De leden van de Commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de Commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeentewet vastgestelde regeling.
6. De werkelijk gemaakte kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de Commissie worden vergoed.
Artikel 5.
7. De Commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretaris, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders.
8. Burgemeester en wethouders wijzen tevens een plaatsvervanger aan.
9. De secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie. Burgemeester en wethouders stellen terzake nadere regels vast.
Artikel 6.
De Commissie onderzoekt
schriftelijke klachten over gedragingen van gemeentelijke organen en
beoordeelt of het betreffende orgaan zich in een bepaalde aangelegenheid al
dan niet behoorlijk heeft gedragen.
Artikel 7.
1 Een ieder heeft het recht zich
tot de Commissie te wenden met een klacht over een gedraging van een
bestuursorgaan.
2.
De klacht dient:
a)
op schrift te zijn gesteld
b)
naam, adres en woonplaats van klager te bevatten;
c)
de gedraging te omschrijven waarop de klacht betrekking heeft;
d)
de gronden te bevatten waarop de klacht berust;
e) aan te geven dat toepassing is gegeven
aan het bepaalde in artikel 10 lid 1, alsmede wat de zienswijze is van het
bestuursorgaan;
f)
te zijn
gedagtekend.
3. De voorzitter wijst een klager die het bepaalde in het
vorige lid niet in acht genomen heeft op het gepleegde verzuim en stelt hem in
de gelegenheid dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.
4.
De voorzitter verwijst een klager die niet in staat is te voldoen aan
het bepaalde in lid 2 naar een instantie die klager bij het op schrift
stellen van zijn klacht behulpzaam kan zijn.
Artikel 8.
1. De Commissie neemt een klacht
niet in behandeling:
a. zolang niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 7 lid 2, respectievelijk de termijn als genoemd in artikel 7 lid 3, onbenut, is verstreken;
b. indien de termijn als genoemd in artikel 10 lid 4 is overschreden;
c. indien de klacht betrekking heeft op algemeen verbindende voorschriften;
d. indien de klacht betrekking heeft op algemeen beleid;
e.
indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten
aanzien waarvan voor klager een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke
voorziening openstaat of heeft opengestaan en hij daarvan geen gebruik
gemaakt heeft of indien in het kader van die voorziening een procedure aanhangig
is of uitspraak is gedaan;
f.
indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten
aanzien waarvan, anders dan ingevolge een wettelijk geregelde
administratiefrechtelijke voorziening, een procedure aanhangig is of
uitspraak is gedaan.
a) indien de klacht betrekking heeft op een gedraging
waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van artikel
9:4 e.v. Awb is behandeld;
b) zolang terzake van de gedraging waarover wordt geklaagd
een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een
vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de
opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een
opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging
gaande is.
2. Wanneer overschrijding van de termijn als genoemd in lid 1, sub a en b redelijkerwijs verschoonbaar is, wordt een klacht toch in behandeling genomen.
Artikel 9.
Indien de Commissie op grond van het bepaalde in artikel 8 een klacht niet in behandeling neemt, doet zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de klager onder vermelding van de redenen.
Artikel 10.
1.
Alvorens een
klacht aan de Commissie kan worden voorgelegd, dient de klacht te zijn
ingediend bij het betrokken bestuursorgaan.
2.
Het
bestuursorgaan dient bij de behandeling van de klacht het bepaalde in de artikelen
9:4 e.v. Awb in acht te nemen.
3.
Indien de klager
zich niet kan vinden in de afhandeling van de klacht door het bestuursorgaan,
kan hij zich, binnen een termijn van zes weken, tot de Commissie wenden.
4.
Indien de klacht
door het bestuursorgaan niet binnen de in artikel 9:11 Awb gestelde termijn is
afgehandeld, kan klager zich binnen een redelijke termijn tot de Commissie
wenden..
Artikel 11.
1. Indien de Commissie het, in verband met een zorgvuldige behandeling van een klacht, nodig oordeelt, stelt zij het bestuursorgaan alsmede de klager in de gelegenheid hun standpunt nader toe te lichten.
2.
De Commissie geeft aan of de toelichting schriftelijk of mondeling, ten
overstaan van de Commissiegegeven dient te worden.
3.
Indien de toelichting mondeling, ten overstaan van de Commissiegegeven
dient te worden, belegt de Commissie daartoe een zitting, tijdens welke de
Commissie voltallig aanwezig is.
4.
Het bestuursorgaan alsmede de klager worden tijdig en behoorlijk opgeroepen
om tijdens een zitting aanwezig te zijn.
5.
Indien het bestuursorgaan of de klager wijziging wenst van het tijdstip
van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na de in het vorige lid gedane
mededeling, onder opgaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter.
6.
De beslissing van de voorzitter op een verzoek als genoemd in het vorige
lid wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokkene meegedeeld.
7.
Het bestuursorgaan alsmede de klager kunnen zich tijdens een zitting laten
bijstaan, of zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
8.
De Commissie bepaalt of het horen van het bestuursorgaan alsmede de klager
tijdens een zitting al dan niet in elkaars tegenwoordigheid zal plaatsvinden.
De Commissie besluit tot afzonderlijk horen, indien aannemelijk is dat
gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling van de klacht zal belemmeren.
Artikel 12.
1. Aan de Commissie worden desgevraagd, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten, hetgeen ter beoordeling van de Commissie is, alle inlichtingen verstrekt die voor de behandeling van een klacht nodig zijn.
2.
De Commissie kan, in verband met de behandeling van een klacht, ook
anderen dan het bestuursorgaan waarover een klacht is ingediend en de klager,
om inlichtingen vragen.
3.
De Commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen.
Artikel 13.
1.
Wanneer het onderzoek naar aanleiding van een klacht is afgesloten stelt
de Commissie een rapport op waarin zij haar bevindingen en haar oordeel weergeeft.
2.
De Commissie zendt haar rapport aan de klager, aan het bestuursorgaan op
wiens gedraging de klacht betrekking heeft, alsmede aan het lid van het
college van burgemeester en wethouders, onder wiens verantwoordelijkheid de
gedraging valt.
3.
Zo zij daartoe aanleiding ziet, kan de Commissie aan het bestuursorgaan,
als genoemd in lid 2, haar zienswijze bekendmaken over eventueel te nemen
maatregelen.
4.
De Commissie stelt haar rapport op binnen redelijke termijn nadat een
klacht aan haar is voorgelegd.
Artikel 14.
De Commissie zendt jaarlijks een
verslag van haar werkzaamheden aan de gemeenteraad.
Artikel 15.
1.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening gemeentelijke
ombudscommissie.
2.
Zij treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen
tijdstip.
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 29 april 1992.
H.V. van Walsum, burgemeester.
D.J. van Doorninck, secretaris.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 17
december 1992
Gewijzigd
bij raadsbesluit van 30 november 1995;
bekendgemaakt op 14 december 1995.
Gewijzigd
bij raadsbesluit van 25 januari 1996; bekendgemaakt op 17 mei 1996.
Laatstelijk
gewijzigd bij raadsbesluit van 23 december 1999; bekendgemaakt op 6 januari
2000.
Bijlage III
Statuut
met betrekking tot de positie van ambtelijk secretaris van de Commissie voor de
beroep- en bezwaarschriften alsmede de Gemeentelijke Ombudscommissie
Burgemeester en wethouders, gelet op (…) alsmede het
bepaalde in artikel 5, lid 3 van de Verordening gemeentelijke Ombudscommissie, stellen vast de volgende
nadere regels:
Artikel
1:
1. De uitvoering van rechtspositieregelingen ten aanzien
van de secretaris geschiedt uitsluitend door burgemeester en wethouders of door
de vanwege burgemeester en wethouders gedelegeerde of gemandateerde
functionaris.
2. Over belangrijke rechtspositionele aangelegenheden
wordt door burgemeester en wethouders of door de vanwege burgemeester en
wethouders gedelegeerde of gemandateerde functionaris, overleg gepleegd met de
voorzitter van de betreffende commissie.
3. Onder belangrijke rechtspositionele aangelegenheden
worden in ieder geval begrepen:
a. vaststelling respectievelijk wijziging van de
functiebeschrijving van de secretaris.
b. beoordeling van het functioneren van de secretaris,
gericht op een op basis van die beoordeling te nemen beslissing.
c. toekennen
van buitengewoon verlof gedurende een periode van enige omvang.
Artikel 2:
1.
De secretaris volgt in
verband met zijn functioneren de aanwijzingen van de voorzitter van de commissie op.
2.
De secretaris is geen
aanspreekpunt van de commissie voor het gemeentebestuur of derden.
3.
Op uitdrukkelijk verzoek
van de voorzitter van de commissie kan onder omstandigheden van het bepaalde in
lid 2 worden afgeweken.
4.
Onverminderd het
bepaalde in lid 2, verstrekt de
secretaris, desgevraagd, aan het gemeentebestuur of derden, inlichtingen met
betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij de commissie alsmede - met
inachtneming van het bepaalde in de Wet Openbaarheid van Bestuur - aan
betrokkenen, inzake de stand van de procedure.
5.
Wanneer er sprake is van
een geschil tussen de voorzitter van de commissie en de secretaris, beslissen,
wanneer één van beide partijen daarom verzoekt, burgemeester en wethouders.
6.
In het geval als genoemd
in lid 5 kunnen burgemeester en wethouders partijen horen.
Artikel 3:
1.
De secretaris staat de
commissie met raad en daad terzijde en zorgt voor een goed verloop van de
secretariaatswerkzaamheden.
2.
De secretaris is de
voorzitter behulpzaam bij het opstellen van een advies respectievelijk een
oordeel van de commissie.
3.
De secretaris draagt
zorg voor het maken van een schriftelijk verslag van het verhandelde tijdens
een zitting van de commissie.
4.
De secretaris is de
commissie behulpzaam bij het opstellen van het jaarverslag.
Artikel 4:
De secretaris gedraagt zich tijdens de uitoefening van
zijn functie als een goed secretaris.
Artikel 5:
Burgemeester en wethouders of de vanwege burgemeester
en wethouders gedelegeerde of gemandateerde functionaris, dragen er zorg voor
dat de secretaris tengevolge van de met deze functie verband houdende
werkzaamheden, niet in zijn positie wordt benadeeld.
Aldus
vastgesteld door burgemeester en wethouders op 3 december 1992