Gemeentelijke Ombudscommissie Delft   

verslag over het jaar

2003

 

 

 

 

 

 

1.   Klachten in 2003

1.1       Algemeen

3.1           Formele toetsing

3.2           Inhoudelijke toetsing

3.3           Doorlooptijd

 

2. Conclusies en aanbevelingen

3.1           Conclusies

3.2           Aanbevelingen

 

3. De Commissie

3.1           Wettelijke grondslag

3.2           Samenstelling

3.3           Vergaderingen

3.4           Publiciteit

 

 

Bijlagen

  I            Statistisch overzicht

 II            Verordening Gemeentelijke Ombudscommissie

III            Statuut voor de secretarissen

 

 

 


Voorwoord

 

 

In de Verordening gemeentelijke ombudscommissie wordt de Ombudscommissie opgedragen jaar­lijks een verslag van haar werkzaamheden aan de gemeenteraad te zenden. Met het uitbrengen van het jaarverslag over 2003 wordt hier voor de elfde keer gevolg aan gegeven. Het is verheugend dat het verslag reeds in de maand april kan worden aangeboden. Nog niet eerder is dit mogelijk geweest.

De Commissie heeft zich in de afgelopen periode beraden over de wenselijke inhoud. Zij is tot de conclusie gekomen dat  enkele onderdelen konden vervallen, in het bijzonder de passages die in de loop der jaren inhoudelijk nauwelijks bleken te veranderen. De Commissie geeft er de voorkeur aan dit type teksten in een aparte publicatie onder te brengen. Met name tekstbijlagen over taak en werkwijze van de Commissie en de beoordelingscriteria zijn daar geschikt voor. Ook is besloten de bijlage met de korte beschrijvingen van de individuele zaken niet meer op te nemen. Het samenstellen van deze bijlage is tamelijk arbeidsintensief, terwijl het aantal zaken waarover de Ombudscommissie een inhoudelijke oordeel velt inmiddels erg klein is geworden. Tenslotte is ook de hoofdtekst  zoveel mogelijk versoberd en tot zijn essentie teruggebracht.
Gebleven zijn de tabellenbijlage met een uitgebreide statistische verantwoording en de actuele teksten van de Verordening gemeentelijke ombudscommissie en van het Statuut voor de secretarissen. Deze regelingen zijn moeilijk elders op papier te vinden. De Verordening is weliswaar via het RIS (Raadsinformatiesysteem) te raadplegen, maar dat is toch vrij omslachtig, zeker voor wie niet dagelijks de website van de gemeente bezoekt.

Mocht de Commissie vernemen dat er behoefte bestaat aan algemene informatie die tot nog toe niet in het jaarverslag was opgenomen, dan zal daar - voor zover dat niet al te veel administratieve rompslomp met zich meebrengt - in volgende jaarverslagen in worden voorzien.

 

Delft, 31 maart 2004,

Mw. mr.  C.L. Liebregs, voorzitter


1. Klachten in 2003

1.1. Algemeen

In 2003 is het aantal binnengekomen klaagschriften verhoudingsgewijs sterk afgenomen ten opzichte van het vorige jaar. Het waren er in totaal 26 (in 2002: 37). Niet al deze  zaken konden in het jaar van binnenkomst worden afgehandeld. Vier van deze 26 zaken stonden aan het eind van het jaar nog open. Van de zes zaken die nog uit 2001 en 2002 dateerden, konden er vier worden afgehandeld.

In totaal zijn er in 2003 uiteindelijk 26 zaken afgehandeld, hetgeen resulteerde in zes rapporten. Twee keer oordeelde de Ombudscommissie dat een of meer gedragingen onbehoorlijk waren, drie keer luidde het oordeel ‘behoorlijk’ en in een zaak kwam de Commissie tot de slotsom dat zij niet bevoegd was. Twee zaken zijn in een hoorzitting behandeld en vier andere konden aan de hand van de stukken worden beoordeeld.

Onder­staande tabel bevat een vergelijkend overzicht van de rapporten die de Ombuds­commissie in de afgelopen vijf jaar heeft uitgebracht.

Klachten waarover rapport is gemaakt naar oordeel en jaar van uitbrengen

Oordeel over de gedragingen

 

2003

2002

2001

2000

1999

Onbehoorlijk  (geheel of ge­deel­telijk)

 

2

4

4

2

7

Behoorlijk

 

3

2

4

5

3

Geen oordeel  1)

 

-

-

-

1

1

Niet bevoegd/niet ontvankelijk

 

1

2

1

-

-

totaal aantal zaken met rapport

 

6

8

9

8

11

1)  want de juiste toedracht kon niet worden vastgesteld

 

 

Bijlage I bevat een uitgebreid cijfermatig overzicht. Voor zover de beschikbare cijfers dat toelaten, beslaan de tabellen waarin gegevens worden vergeleken met die van vooraf­gaande jaren, de periode vanaf 1996. Gezien de meestal kleine tot zeer kleine aantallen waar het hier om gaat, worden in de ta­bellen geen percentages genoemd maar alleen absolute aantallen.

 

1.2. Formele toetsing                      

Bij de formele toetsing wordt nog niet gekeken naar de inhoud van een klaag­schrift, maar wordt uitsluitend bezien of de Commissie een klacht volgens de Verordening gemeentelijke Ombudscommissie in behandeling mag nemen. Tabel 6 van bijlage I bevat een overzicht van de klachten die niet inhoudelijk zijn beoordeeld met de redenen waarom niet.

Kenbaarheidsvereiste

De Ombudscommissie mag een klacht pas in behandeling nemen nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid zijn gesteld de klacht volgens de vereisten van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te handelen. Dit wordt bedoeld met het kenbaarheidsvereiste. Voldoet een klacht niet aan het kenbaarheidsvereiste, dan is het gebruikelijk dat de klacht ter afdoening naar het desbetreffende cluster[1] wordt doorgezonden met het uitdrukkelijke verzoek daarbij de eisen van de Awb in acht te nemen.

Tot medio 2003 werd bij dit verzoek een handreiking gegeven in de vorm van een bijsluiter waarin de voornaamste eisen worden genoemd die de wet stelt aan de afhandeling van een klacht door een bestuursorgaan. Halverwege 2003 is de de Verordening ‘Uniforme interne afhandeling van klachten over de ambtelijke organisatie en het college van burgemeester en wethouders’ van kracht geworden. Ook de gemeenteraad heeft inmiddels haar eigen klachtenregeling. De Ombudscommissie is daarom gestopt met de ‘handreiking’. In het vorige jaarverslag is dit reeds aangekondigd.

Door de jaren heen is het kenbaarheidsvereiste iets waaraan veel bij de Commissie inge­diende klachten niet voldoen. In de meeste jaren was dit de voornaamste oorzaak van niet-ontvankelijkheid van een klacht of een onderdeel daarvan. Het jaar 2003 vormt hierop geen uitzondering. Van de achttien zaken die geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk waren, was de oorzaak bij dertien zaken het niet voldoen aan het kenbaarheidsvereiste. Uit tabel 1 van bijlage I blijkt dat dit aantal de laatste jaren vrij constant is.

Opmerkelijk is evenwel dat praktisch de helft van alle klachten die in 2003 zijn binnengekomen, niet eerder bij het bestuursorgaan was ingediend.

Kennelijk is er op het gebied van de eerstelijnsklachtafhandeling behoefte bij de burger aan goede en gemakkelijk verkrijgbare voorlichting door de gemeente. Nu ook het college van burgemeester en wethouders een klachtenregeling heeft vastgesteld, lijkt de tijd rijp voor het produceren van voorlichtingsmateriaal waarin de hoofdlijnen van de afhandeling van klachten, met inbegrip van het traject bij de Ombudscommissie, wordt uiteengezet. 

Samenloop met bezwaarprocedure:

Indien wordt geklaagd over een aangelegenheid waarover ook een bezwaarschrift is of had kunnen worden ingediend, is de Commissie niet bevoegd de desbetreffende klacht in behan­deling te nemen. Het doet er niet toe of de indiener van een klacht al dan niet van  deze gele­genheid gebruik heeft gemaakt. In 2003 waren er slechts twee zaken die om deze reden niet ontvankelijk waren (in 2002 waren dat er twaalf)

Verkeerd gerichte klachten

Onder deze noemer kunnen onder meer grieven worden samengevat

1.        over instanties die geen deel uitmaken van de gemeentelijke organisatie zijn of niet werkzaam zijn on­der verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente[2];

2.        over de burgemeester als hoofd van de politie;

3.        die niet slaan op een concrete gedraging of nalatigheid. Voorbeelden hiervan zijn:

4.        klachten over een algemeen verbindend voorschrift (zoals een verordening);

5.        klachten over het beleid van de gemeente.

Uit tabel 6 van bijlage I blijkt dat er in 2003 één klacht tegen het beleid van de gemeente was gericht en twee klachten niet tegen een gemeentelijk orgaan. Deze klachten zijn zonder rapport afgedaan.

Termijnen

Op grond van de Verordening (en in overeenstemming met hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, de Awb) moet een klacht bij de Ombudscommissie worden ingediend binnen zes weken nadat de schriftelijke beslissing van/namens het bestuursorgaan op een klacht naar klager is verzonden. Wordt deze termijn overschreden, dan is de Commissie niet bevoegd een klacht in behandeling te nemen.

Bij de afhandeling van een klacht door een bestuursorgaan van de gemeente Delft geldt dat klachten over een gedraging die meer dan twaalf maanden voor het indienen van een klacht hebben plaatsgevonden, niet in behandeling worden genomen. De consequentie daarvan is dat ook de Ombudscommissie dergelijke klachten niet in behandeling kan nemen. In 2003 zijn er geen klachten die wegens overschrijding van een termijn niet door de Ombudscommissie in behandeling konden worden genomen.

 

1.3  Inhoudelijke toetsing

In 2003 werden de volgende elementen van een tweetal klaagschriften gegrond bevonden en als onbehoorlijke gedraging aangemerkt.

1.     Het niet in behandeling nemen van een schriftelijke klacht zonder de indiener daarvan behoorlijk ken­nis te geven (zoals in hoofdstuk 9 van de Awb is voorgeschreven);

2.     Het geheel dan wel zeer lang uitblijven van antwoord op brieven en e-mailberichten;

3.     Het nalaten een ingediend bezwaarschrift aan de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften ter advisering voor te leggen;

4.     Het nalaten te reageren op een ingediende zienswijze n.a.v. een in de Stadskrant bekendgemaakte aanvraag voor een bouwvergunning;

5.     De onzorgvuldige afhandeling van een ingediende zienswijze, zowel in procedureel als inhoudelijk opzicht.

1.4. Doorlooptijd

De tijd tussen binnenkomst van een klacht en het moment van behandeling door de Com­missie is in 2003 ongewijzigd gebleven (14 weken gemiddeld). Worden ook enkele klachten uit 2001 en 2002 die pas in 2003 konden worden afgehandeld in de berekening meegenomen, dan kan een forse toename van de gemiddelde bruto-doorlooptijd worden geconstateerd (zie bijlage I, tabel 7). Voor de Ombudscommissie is dit een nieuw fenomeen. Ook in het komende jaar wordt door dezelfde oorzaken een hoge gemiddelde bruto-doorlooptijd verwacht. De Commissie verwacht dat zij met het verbeteren van de interne afhandeling van klachten, waardoor bij het desbetreffende cluster reeds een dossier is gevormd en de indiener van een klacht reeds is gehoord, in staat zal zijn de feitelijke, netto doorlooptijd, geleidelijk aan te verminderen.
 

 

 

2.  Samenvatting en aanbevelingen

 

2.1. Samenvatting

·       Het aantal klachten dat in 2003 is binnengekomen, is ten opzichte van vorige jaren vrij fors gedaald.

·       De helft van de ingediende klachten was niet eerder bij het verantwoordelijke bestuursorgaan ingediend en kon om die reden niet in behandeling worden genomen. Deze klachten zijn door de Commissie voor afhandeling doorgezonden naar de desbetreffende clusterdirecteur.

·       Het grootste deel van de overige in 2003 afgehandelde klachten is zonder rapport afgedaan omdat de Ombudscommissie òf in het geheel niet bevoegd was (4 keer) òf omdat ze zijn ingetrokken (3 keer).

·       Slechts vijf klachten zijn inhoudelijk behandeld. Tweemaal oordeelde de Ombudscommissie dat gedragingen waarover werd geklaagd, onbehoorlijk waren; driemaal luidde het oordeel ‘niet onbehoorlijk’.

 

2.2. Aanbevelingen

In 2003 heeft de Ombudscommissie éénmaal een aanbeveling van algemene aard gedaan naar aanleiding van een door haar afgehandelde klacht. Een van de elementen van deze klacht was de grief dat een verzoek dat per e-mail was gedaan en door het vakteam Burgerzaken is behandeld, nooit formeel is afgehandeld, maar alleen op informele wijze per e-mail werd beantwoord.

De Ombudscommissie heeft zich in een aanbeveling in het rapport over deze zaak op het standpunt gesteld dat op een verzoek dat per e-mail binnenkomt weliswaar per e-mail kan worden geantwoord, maar dat de uiteindelijke beslissing op dat verzoek in een formele en correct ondertekende brief behoort te worden vervat.

Omdat steeds meer burgers gemakkelijker per e-mail dan per geschreven brief contact met de gemeente maken, en dit ook door de gemeente in de hand wordt gewerkt door de systematische vermelding van een e-mailadres in briefhoofden, acht de Ombudscommissie het van belang dat iedere ambtenaar van de gemeente die van tijd tot tijd via e-mail contact met burgers heeft, doordrongen is van het belang voor de burger bij een formele afhandeling van verzoeken van zijn kant. De Commissie beval daarom aan daar in wat zij in het rapport ‘een protocol‘ noemt, aandacht aan te besteden.

 

 

 

3. De Commissie

3.1  Wettelijke grondslag  en bevoegdheid

De Gemeentelijke Ombudscommissie is ingesteld op grond van de Verordening Gemeente­lijke Ombudscommissie (hierna: de Verordening). De onafhankelijkheid van de Commissie vloeit voort uit artikel 2 van de Verordening. Het luidt als volgt: "Er is een gemeentelijke Ombudscommissie. De Commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan" (zie ook bijlage IVa). De Verordening is in 2003 niet gewijzigd.

De Ombudscommissie is bevoegd te oordelen over klachten over ‘de’  bestuursorganen van de gemeente en over iedereen die werkzaam is onder verantwoordelijkheid daarvan. Niet alleen het college van burgemeester en wethouders, de raad en de burgemeester vallen onder het begrip ‘bestuursorgaan’; dat is ook het geval met de door hen ingestelde organen. De bevoegdheid van de Ombudscommissie strekt zich niet uit over individuele raadsleden. Dezen maken weliswaar deel uit van de gemeenteraad, maar zijn over hun werkzaamheden geen verantwoording schuldig aan de raad.

 

3.2. Samenstelling

De gemeentelijke Ombudscommissie bestaat uit drie leden, waaronder de voorzit­ter en, zoals de Verordening stelt, 'een genoegzaam aantal' plaatsvervangende leden (momenteel twee), allen door de gemeenteraad benoemd op voordracht van Burge­meester en wethouders. Sinds de Wet dualisering in werking is getreden, worden nieuwe leden en plaatsvervangende leden van de Commissie door elk van de drie hoogste bestuursorganen van de gemeente afzonderlijk benoemd, namelijk door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

De Commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, aangewezen door burge­meester en wethouders. De secretaris is alleen verantwoording schuldig aan de Commissie. Zijn positie wordt nader geregeld in een statuut (zie bijlage IVb).

De Commissie bestond zowel op 1 januari als 31 december 2003 uit de volgende personen:

-      mw. mr. C.L. Liebregs, voorzitter

-      de heer mr. A. van der Lugt, lid.en plv. voorzitter

-      de heer P. Naaborg, lid

-      mevrouw dr. W. Jacobs, plaatsvervangend lid

-      vacature, plaatsvervangend lid

In de vacature voor plaatsvervangend lid is in 2003 niet voorzien. Wel heeft de commissie vernomen dat er inmiddels een kandidaat voor deze functie op het oog is.

Secretaris van de Commissie is de heer drs. H. Milikan; plaats­vervangend secretarissen zijn mevrouw M.A. Rebel en de heer mr. J. Frederici.

 

3.3. Vergaderingen

De vergaderingen van de Commissie vinden plaats volgens een jaarlijks vastgesteld schema van één vergadering per vier à vijf weken. Indien nodig komt de Commissie ook tussentijds bijeen. De Commissie vergadert steeds op maandagavond. Sinds haar instelling op 1 januari 1993 tot het einde van dit verslagjaar is de Ombuds­commissie in totaal 87 keer bijeengeweest.

In 2003 heeft de Commissie zeven keer vergaderd, namelijk in februari, maart, mei, juni, september, oktober en december. Tijdens de zittingen in juni, oktober en december zijn hoorzittingen gehouden. Zowel de indieners van de klachten als een vertegen­woordiging van burgemeester en wethouders waren daarbij steeds aanwezig.

In de maanden januari, april, juli, augustus en november hebben geen vergaderingen plaatsgevonden.

 

3.4. Publiciteit

Naar aanleiding van de verschijning van het jaarverslag over 2002 heeft aansluitend aan de oktoberzitting een interview door Stadsradio Delft plaatsgevonden. Uitzending heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2003.

 

Ter vervanging van de publieksfolder ‘Een klacht over de gemeente’ heeft de Ombudscommissie aan het vakteam Communicatie gevraagd het uiterlijk van de folder te moderniseren Aangezien kort nadien ook de gemeentelijke klachtenregeling van kracht bleek te zijn geworden, heeft de Commissie tevens gevraagd te bezien of niet een folder zou kunnen worden gemaakt waarin zowel de eerstelijnsafhandeling als de afhandeling door de Ombudscommissie zouden worden toegelicht. Aan het eind van het verslagjaar was de nieuwe folder nog niet klaar. Er was nog een zeer beperkte voorraad van de bestaande folder.


 





bijlagen

 

 

 

 

 

                  I                Statistisch overzicht

                                   1     In- en uitstroom en wijze van afhandeling, 1996-2003

                           2     Oordeel, 1996-2003

                           3     Resultaat afhandeling per organisatieonderdeel, 2003

4     Doorlooptijd, 1996-2003

                           5     Gegronde klachten per organisatieonderdeel, 2001-2003

                           6     Aanbevelingen en oordeel, 2003

                           7     Niet ontvankelijke klachten naar redenen, 2003

II         Verordening Gemeentelijke Ombudscommissie

III        Statuut voor de secretarissen

 

 

 

                          

 


Bijlage I   Statistisch overzicht


 Tabel 1:  In- en uitstroom en wijze van afhandeling, 1996  t/m 2003

 

Status

op 31 december

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

 

 

Aangehouden van vorig jaar

6

8

0

10

1

5

8

4

 

 

Nieuw ingekomen

26

37

35

26

44

33

59

59

 

 

Af te handelen zaken, totaal

32

45

35

36

45

38

67

63

 

 

Schriftelijk met rapport

4

4

6

4

7

5

14

25

 

 

Hoorzitting en rapport

2

4

3

4

4

4

4

6

 

 

als geheel niet ontvankelijk
(afgedaan zonder rapport )

4

20

6

14

11

8

15

15

 

 

inge­trok­ken
(afgedaan zonder rapport)

3

0

0

3

1

5

13

2

 

 

Voldeed niet aan kenbaarheidsvereiste (afgedaan zonder rapport)

13

11

12

11

12

15

16

7

 

 

Afgehandelde zaken, totaal

26

39

27

36

35

37

62

55

 

 

Nog niet afgehandeld op
31 december

6

6

8

0

10

1

5

8

 


 

Tabel 2: Oordeel, 2003-1996 (jaar van uitbrengen rapport)

Oordeel

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

Onbehoorlijk 1)

 (geheel of gedeeltelijk)

2

4

4

2

7

5

8

21

Behoorlijk 2)

3

2

4

5

3

4

10

10

Geen oordeel

-

-

1

1

1

-

-

-

Niet ontvankelijk 3)

1

2

-

-

-

-

-

-

totaal

6

8

9

8

11

9

18

31

1.    Een of meer van de gedragingen waarover werd geklaagd, werden onbehoorlijk gevonden

2.    Geen van de gedragingen waarover werd geklaagd, werd onbehoorlijk gevonden, althans voorzover ze ontvankelijk waren

3.    Geen van de gedragingen waarover werd geklaagd was ontvankelijk en een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden






 

Tabel 3:   Resultaat afhandeling per organisatieonderdeel, 2003  

Gemeentelijk
orgaan

Alle
klachten

Onbe­hoor­lijk
(geheel/ gedeeltelijk)

Behoorlijk

Geen oordeel

Inge­trokken

Niet voldaan aan kenbaar­heids­vereiste

Niet ont­vankelijk, niet bevoegd 2)

Aange­houden

Gemeenteraad

2

-

-

-

1

1

-

-

Burgemeester

-

-

-

-

-

-

-

-

Wethouder

1

-

-

-

-

1

-

-

CBB 1)

1

-

-

-

-

1

-

-

Publiekszaken

17

2

2

-

1

5

2

5

Wijk- en Stadszaken

8

-

1

-

1

5

1

-

Bedrijven

1

-

-

-

-

-

-

1

Facilitair

-

-

-

-

-

-

-

-

Centrale Staf

-

-

-

-

-

-

-

-

CombiWerk

-

-

-

-

-

-

-

-

Geen gemeente

2

-

-

-

-

-

2

-

TOTAAL

32

2

3

-

3

13

5

6

 

1)    Commissie voor de Beroep- en bezwaarschriften

2)    exclusief klachten die niet aan het kenbaarheidsvereiste voldeden


 


Tabel 4:  Doorlooptijd 1) van zaken met rapport, 1996-2003

 

rapport uitgebracht in :

 

Aantal volle weken

2003

2002

2001

2000

1999

1998

1997

1996

 

   1  -    5

-

-

1

1

-

2

-

2

 

   6  -  10

1

2

2

5

4

3

6

11

 

11  -  15

2

3

3

1

3

4

5

15

 

16  -  20

1

2

2

-

1

-

2

2

 

21  -  25

-

1

-

1

3

-

3

1

 

26 en meer

2

-

1

-

-

-

2

-

 

Aantal zaken met rapport

6

8

9

8

11

9

18

31

 

Gemiddelde doorlooptijd (weken)

 38/14 2)

14

14

9

14

11

15

11

 

1.       Aantal volle weken tussen ontvangst van klaagschrift en uitbrengen van het rapport

2.       38 weken inclusief twee zaken uit 2001 en 2002; 14 zonder deze twee zaken






Tabel 5:  Gegronde klachten 1)  2001 - 2003, per organisatieonderdeel en jaar van rapport

Gemeentelijk orgaan

Rapport uitgebracht in

 

2003

2002

2001

 

 

 

 

 

Gemeenteraad

-

-

-

 

 

 

 

 

College

-

-

-

 

 

 

 

 

Publiekszaken

2

-

3

 

 

 

 

 

Wijk- en Stadszaken

-

4

1

 

 

 

 

 

Bedrijven

-

-

-

 

 

 

 

 

Programma’s en Projecten

-

-

-

 

 

 

 

 

Centrale Staf

-

-

-

 

 

 

 

 

Facilitaire Dienstverlning

-

-

-

 

 

 

 

 

CombiWerk

-

-

-

 

 

 

 

 

Totaal

2

4

4

 

 

 

 

 

 

1.    d.w.z. minimaal een van de gedragingen waarover werd geklaagd, is als  “onbehoorlijk”  aangemerkt

 


 




Tabel 6:    Aanbevelingen en oordeel, 2003

 

Oordeel

 

Onbehoorlijk

Behoorlijk

Niet
 ontvankelijk

Geen
oordeel

Totaal

Met aanbeveling

1

-

-

-

1

Zonder aanbeveling

1

3

1

-

5

Totaal aantal rapporten

2

3

1

-

6

 

 

 


Tabel 7:  In 2003 binnengekomen klaagschriften die geheel of gedeeltelijk niet ontvan­kelijk waren, naar reden(en)

 

Redenen waarom de Commissie een klacht of onderdelen daarvan niet in behandeling heeft genomen  1)

Aantal klachten

 

Geen
rapport

Wel
rapport

1.         Niet voldaan aan het kenbaarheidsvereiste (art. 10.1)

13

-

2.         Meer dan 6 weken na ant­woordbrief van dienst inge­diend (art. 10.3  juncto  8.1.b)

-

-

3.         Gedraging meer dan 12 maanden vóór het indienen van de primaire klacht  daarover bij het bestuursorgaan

-

-

4.         Er staat/stond een wettelijk geregel­de administratiefrechtelijke voor­zie­ning  open voor klager resp. is aanhan­gig resp. er is uit­spraak in ge­daan (art. 8.1.e)

1

1

5.         Andere procedure is aanhangig resp. daar is uitspraak in ge­daan (art. 8.1.f)

-

-

6.         Gericht tegen algemeen verbin­dend voor­schrift (art. 8.1.c)

-

-

7.         Gericht tegen algemeen beleid2 (art. 8.1.d)

1

-

8.         Gericht tegen burgemeester als hoofd van de politie (art. 1a  juncto  art.1 sub d)

-

-

9.         Klachten niet gericht tegen een ge­meen­telijk or­gaan als be­doeld in art. 1a

2

-

10.     Geen concrete gedraging als bedoeld in art. 1 sub d

-

-

11.     Gedraging niet voldoende duidelijk omschreven (art. 7.2.c  juncto  8.1.b)

-

-

12.     Geen reactie van klager op brieven van de Ombudscommissie (art.7.3  juncto   8.1.a)

-

-

Totaal 3)

17

1

 

1)         De aangegeven artikelnummers verwijzen naar de desbetreffende artikelen van de Verordening gemeentelijke Ombudscommissie

2)         Waaronder beleidsregels

3)         Deze tabel heeft betrekking op de 18 zaken uit de zesde en zevende kolom van tabel 3.


Bijlage II  

Verordening Gemeentelijke Ombudscommissie

 

 


De raad van de gemeente Delft, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 1992, gelet op de artikelen 82 e.v. van de Gemeentewet,

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening gemeentelijke Ombudscommissie.

 


Artikel 1.

Deze verordening verstaat onder:

a .commissie:

de Commissie genoemd in artikel 2;

b. bestuursorgaan:

een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college, met enig open­baar gezag bekleed;

c. functionaris:

een ambtenaar, een gewezen ambtenaar, een persoon met wie door een bestuursor­gaan een arbeidsovereenkomst is geslo­ten naar burgerlijk recht, ook na beëindi­ging van de arbeidsovereenkomst, als­mede ieder ander persoon werkzaam on­der verantwoordelijkheid van het bestuurs­orgaan, met uitzondering van degene die in dienst is van de politie;

d.   gedraging:

het handelen of nalaten van een bestuurs­orgaan jegens een natuurlijk persoon of rechtspersoon.

 

Artikel 1a.

Deze verordening is van toepassing op de gedragingen van de bestuursorganen van de gemeente, met uitzondering van de burge­meester in zijn hoedanigheid van hoofd van politie, alsmede op gedragingen van be­stuursorganen die onder verantwoordelijkheid van de gemeente werkzaam zijn.

Een gedraging van een functionaris, verricht in de uitoefening van zijn functie, wordt aan­gemerkt als een gedraging van het bestuurs­orgaan onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is.

 

Artikel 2.

1.   Er is een gemeentelijke Ombudscom­mis­sie.

2.   De Commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursor­gaan.

 

Artikel 3.

1. De Commissie bestaat uit drie leden, welke niet af­komstig zijn uit het midden van de raad:

a.  een voorzitter, op voordracht van bur­gemeester en wethou­ders, door de gemeenteraad benoemd;

b.  twee leden, eveneens op voordracht van burgemeester en wet­houders, door de gemeenteraad benoemd.

c.  de Commissie wijst uit haar midden een of meer plaatsvervangende voorzit­ters aan.

1.       Op dezelfde wijze als in het vorige lid wordt een genoegzaam aantal plaatsvervangen­de leden benoemd.

2.   Tot lid, respectievelijk plaatsvervangend lid van de Commissie is niet benoem­baar de­gene als bedoeld in artikel 1, sub c.

3.   Leden of plaatsvervangende leden van de Commissie nemen niet deel aan de be­handeling van een klacht als genoemd in artikel 6, wanneer de zaak waarop de klacht betrek­king heeft op hun echtgenoten of hun bloed- en aan­verwanten tot en met de derde graad persoonlijk aan­gaat, indien zij als gemachtigden in de zaak zijn betrok­ken, alsmede indien zich andere feiten of om­standigheden voordoen, die het vormen van een on­partijdig oor­deel kunnen be­moeilijken. Alsdan verschonen zij zich. Wanneer de situatie als hiervoor weerge­geven, zich voordoet en betrokkene zich niet verschoont, kan hij door de indiener van de klacht gewraakt worden. Over een dergelijke wraking beslissen de overige le­den van de commissie.

 

Artikel 4.

1.       De leden en plaatsvervangende leden van de Commissie worden benoemd voor een periode van vier jaar.

2.       Zij kunnen voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbe­noemd.

3.       Het lidmaatschap, respectievelijk het plaats­vervangend lidmaat­schap van de Commissie vervalt:

a.  bij het verkrijgen van de hoedanigheid van raads­lid, voor­zitter van de raad of ambtenaar;

b.  op eigen verzoek.

4.       De gemeenteraad trekt de benoeming van een lid, respec­tieve­lijk plaatsvervan­gend lid in wanneer dit lid naar het oordeel van de gemeenteraad door hande­len of na­la­ten het aanzien van de Commissie heeft geschaad.

5.       De leden van de Commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de ver­gaderingen van de Commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeen­tewet vast­gestelde regeling.

6.       De werkelijk gemaakte kosten terzake van andere werk­zaamheden of bemoeiin­gen ten behoeve van de Commissie worden vergoed.

 

Artikel 5.

7.       De Commissie wordt in haar werkzaamhe­den bijgestaan door een ambtelijk secre­ta­ris, daartoe aangewezen door burge­meester en wethouders.

8.       Burgemeester en wethouders wijzen te­vens een plaats­vervanger aan.

9.       De secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitslui­tend verantwoording schuldig aan de commissie. Burgemeester en wet­houders stellen terzake nadere regels vast.

 

Artikel 6.

De Commissie onderzoekt schriftelijke klach­ten over gedra­gingen van gemeentelijke or­ganen en beoordeelt of het betreffende or­gaan zich in een bepaalde aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft gedragen.

 

Artikel 7.

1 Een ieder heeft het recht zich tot de Com­missie te wenden met een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan.

2.  De klacht dient:

a)    op schrift te zijn gesteld

b)    naam, adres en woonplaats van klager te bevatten;

c)    de gedraging te omschrijven waarop de klacht be­trek­king heeft;

d)    de gronden te bevatten waarop de klacht berust;

e)    aan te geven dat toepassing is gege­ven aan het be­paalde in artikel 10 lid 1, alsmede wat de zienswij­ze is van het bestuursorgaan;

f)      te zijn gedagtekend.

3. De voorzitter wijst een klager die het be­paalde in het vorige lid niet in acht geno­men heeft op het gepleegde verzuim en stelt hem in de gelegenheid dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.

4.  De voorzitter verwijst een klager die niet in staat is te voldoen aan het bepaalde in lid 2 naar een instan­tie die kla­ger bij het op schrift stellen van zijn klacht behulpzaam kan zijn.

 

Artikel 8.

1. De Commissie neemt een klacht niet in be­handeling:

a.       zolang niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 7 lid 2, respectievelijk de ter­mijn als genoemd in artikel 7 lid 3, on­benut, is verstreken;

b.       indien de termijn als genoemd in artikel 10 lid 4 is over­schreden;

c.       indien de klacht betrekking heeft op al­gemeen ver­bindende voorschriften;

d.       indien de klacht betrekking heeft op al­gemeen be­leid;

e.       indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan voor klager een wettelijk ge­regelde ad­ministratiefrechtelijke voorziening open­staat of heeft opengestaan en hij daar­van geen ge­bruik gemaakt heeft of in­dien in het kader van die voorziening een procedure aan­hangig is of uit­spraak is gedaan;

f.         indien de klacht betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan, anders dan ingevolge een wet­telijk ge­regel­de administratiefrechtelijke voor­zie­ning, een proce­dure aanhangig is of uitspraak is gedaan.

a)    indien de klacht betrekking heeft op een gedraging waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inacht­neming van artikel 9:4 e.v. Awb is be­handeld;

b)    zolang terzake van de gedraging waar­over wordt geklaagd een opsporings­onderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is.

2.  Wanneer overschrijding van de termijn als genoemd in lid 1, sub a en b redelijkerwijs verschoonbaar is, wordt een klacht toch in behandeling geno­men.

 

Artikel 9.

Indien de Commissie op grond van het be­paalde in artikel 8 een klacht niet in be­hande­ling neemt, doet zij daarvan zo spoedig moge­lijk schriftelijk mededeling aan de klager onder vermelding van de redenen.

 

Artikel 10.

1.    Alvorens een klacht aan de Commissie kan worden voorgelegd, dient de klacht te zijn ingediend bij het betrokken bestuurs­orgaan.

2.    Het bestuursorgaan dient bij de behande­ling van de klacht het bepaalde in de arti­kelen 9:4 e.v. Awb in acht te nemen.

3.    Indien de klager zich niet kan vinden in de afhandeling van de klacht door het be­stuursorgaan, kan hij zich, binnen een termijn van zes weken, tot de Commissie wenden.

4.    Indien de klacht door het bestuursorgaan niet binnen de in artikel 9:11 Awb gestelde termijn is afgehandeld, kan klager zich binnen een redelijke termijn tot de Com­missie wenden..

 

Artikel 11.

1.       Indien de Commissie het, in verband met een zorgvuldige behan­deling van een klacht, nodig oordeelt, stelt zij het be­stuursorgaan alsmede de klager in de ge­legenheid hun standpunt nader toe te lichten.

2.       De Commissie geeft aan of de toelichting schriftelijk of mon­deling, ten over­staan van de Commissiegegeven dient te wor­den.

3.       Indien de toelichting mondeling, ten over­staan van de Commissiegegeven dient te worden, belegt de Commissie daartoe een zitting, tijdens welke de Commissie voltal­lig aanwezig is.

4.       Het bestuursorgaan alsmede de klager wor­den tijdig en behoorlijk opgeroe­pen om tijdens een zitting aan­wezig te zijn.

5.       Indien het bestuursorgaan of de klager wij­ziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks bin­nen drie dagen na de in het vorige lid gedane mededeling, onder op­gaaf van redenen, te worden verzocht aan de voorzitter.

6.       De beslissing van de voorzitter op een ver­zoek als genoemd in het vorige lid wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokkene meegedeeld.

7.       Het bestuursorgaan alsmede de klager kunnen zich tijdens een zitting laten bij­staan, of zich laten ver­tegenwoordigen door een gemachtigde.




8.         De Commissie bepaalt of het horen van het bestuursorgaan alsmede de klager tij­dens een zitting al dan niet in elkaars te­genwoordigheid zal plaatsvin­den. De Com­missie besluit tot afzonderlijk ho­ren, indien aanneme­lijk is dat gezamen­lijk horen een zorgvuldige behandeling van de klacht zal belemmeren.

 

Artikel 12.

1.         Aan de Commissie worden desgevraagd, tenzij zwaar­wegende be­langen zich daar­tegen verzetten, hetgeen ter beoordeling van de Commissie is, alle inlich­tingen ver­strekt die voor de be­handeling van een klacht nodig zijn.

2.         De Commissie kan, in verband met de be­handeling van een klacht, ook anderen dan het bestuursorgaan waar­over een klacht is ingediend en de klager, om inlich­tingen vragen.

3.         De Commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen.

 

Artikel 13.

1.        Wanneer het onderzoek naar aanleiding van een klacht is af­gesloten stelt de Commissie een rapport op waarin zij haar bevindingen en haar oordeel weer­geeft.

2.        De Commissie zendt haar rapport aan de klager, aan het bestuursorgaan op wiens gedraging de klacht be­trekking heeft, als­mede aan het lid van het college van bur­gemeester en wethouders, onder wiens verantwoorde­lijkheid de gedraging valt.

3.        Zo zij daartoe aanleiding ziet, kan de Com­mis­sie aan het bestuursorgaan, als ge­noemd in lid 2, haar zienswijze be­kend­ma­ken over eventueel te nemen maat­regelen.

4.        De Commissie stelt haar rapport op binnen redelijke termijn nadat een klacht aan haar is voorgelegd.

 

Artikel 14.

De Commissie zendt jaarlijks een verslag van haar werk­zaamheden aan de gemeente­raad.

 

Artikel 15.

1.         Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening ge­meentelijke ombuds­commissie.

2.         Zij treedt in werking op een door burge­meester en wethouders te bepalen tijdstip.



Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 april 1992.

 

H.V. van Walsum, burgemeester.

D.J. van Doorninck, secretaris.

 

Gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 1992

Gewijzigd bij raadsbesluit van 30 november 1995;  bekendgemaakt op 14 december 1995.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 1996; bekendgemaakt op 17 mei 1996.

Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 23 december 1999; bekendgemaakt op 6 januari 2000.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Bijlage III

Statuut met betrekking tot de positie van ambtelijk secretaris van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften als­mede de Gemeentelijke Ombudscommissie

 

Burgemeester en wethouders, gelet op (…) alsmede het bepaalde in artikel 5, lid 3 van de Verordening ge­meentelijke Ombudscommissie, stellen vast de volgende nadere regels:

 


 Artikel 1:

1.     De uitvoering van rechtspositieregelingen ten aanzien van de secretaris geschiedt uitsluitend door burgemeester en wethouders of door de vanwege burgemeester en wethouders gedele­geerde of gemandateerde functionaris.

2.     Over belangrijke rechtspositionele aange­legen­heden wordt door burgemeester en wethouders of door de vanwege burgemeester en wethouders gedelegeerde of gemanda­teerde functionaris, overleg gepleegd met de voorzitter van de betreffende commissie.

3.     Onder belangrijke rechtspositionele aangele­genheden worden in ieder geval begrepen:

a. vaststelling respectievelijk wijziging van de functiebeschrijving van de secretaris.

b. beoordeling van het functioneren van de secretaris, gericht op een op basis van die beoordeling te nemen beslissing.

c.   toekennen van buitengewoon verlof gedu­rende een periode van enige omvang.

 

Artikel 2:

1.        De secretaris volgt in verband met zijn functio­neren de aanwijzingen van de voorzit­ter van de  commissie op.

2.        De secretaris is geen aanspreekpunt van de commissie voor het gemeentebestuur of der­den.

3.        Op uitdrukkelijk verzoek van de voorzitter van de commissie kan onder omstandigheden van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken.

4.        Onverminderd het bepaalde  in lid 2, verstrekt de secretaris, desgevraagd, aan het gemeente­bestuur of derden, inlichtingen met betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij de com­missie alsmede - met inachtneming van het bepaalde in de Wet Openbaarheid van Be­stuur - aan betrokkenen, inzake de stand van de procedure.


5.        Wanneer er sprake is van een geschil tussen de voorzitter van de commissie en de secreta­ris, beslissen, wanneer één van beide partijen daarom verzoekt, burgemeester en wethou­ders.

6.        In het geval als genoemd in lid 5 kunnen bur­gemeester en wethouders partijen horen.

 

Artikel 3:

1.        De secretaris staat de commissie met raad en daad terzijde en zorgt voor een goed verloop van de secretariaatswerkzaamheden.

2.        De secretaris is de voorzitter behulpzaam bij het opstellen van een advies respectievelijk een oordeel van de commissie.

3.        De secretaris draagt zorg voor het maken van een schriftelijk verslag van het verhandelde tijdens een zitting van de commissie.

4.        De secretaris is de commissie behulpzaam bij het opstellen van het jaarverslag.

 

Artikel 4:

De secretaris gedraagt zich tijdens de uitoefening van zijn functie als een goed secretaris.

 

Artikel 5:

Burgemeester en wethouders of de vanwege bur­gemeester en wethouders gedelegeerde of ge­mandateerde functionaris, dragen er zorg voor dat de secretaris tengevolge van de met deze functie verband houdende werkzaamheden, niet in zijn positie wordt benadeeld.

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wet­hou­ders op 3 december 1992


 



[1] sinds de reorganisatie van het ambtelijk apparaat in 2000 wordt in Delft niet van ‘dienst’ maar ‘cluster’ gesproken

[2] bestuursorganen van de gemeente zoals hier bedoeld zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders; de burgemeester