Aan de heer A. Meuleman

Fractie Stadsbelangen-Delft

Postbus 2865

2601 CW  Delft

 

Ons kenmerk: 03/025622                                                                     Delft, 21 augustus 2003.

Uw brief van 9 juli 2003

 

Geachte heer,

 

In antwoord op uw schriftelijke vragen inzake het Floratheater delen wij u het volgende mee.

 

Uw vraag 1:

Wij vragen het college ons uitgebreid te willen informeren over alle zaken met betrekking tot het Floratheater die thans onder de rechter zijn, wat hiervan de reden is en wat de status is van deze zaken op dit moment.

 

Ons antwoord:

Het gemeentelijk beleid is er op gericht Flora als theater te laten functioneren. Hierbij hoort een relatief beperkte horecafunctie. Dit is ook vastgelegd in het bestemmingsplan Binnenstad (theater en horecacategorie 1). Als gevolg hiervan en van de beperkte geluidsisolatie van het gebouw betekent dit, dat theatervoorstelling kunnen plaatsvinden met een beperkte geluidsbelasting (voor theater overigens voldoende) en dat dit via een geluidslimiter moet worden gereguleerd. De horecafunctie is eveneens beperkt en aan de theaterfunctie gerelateerd (door de week tot 01.00 uur, in het weekend tot 02.00 uur). Alle geschillen met de exploitatant (en hij benut al jaren lang iedere juridische mogelijkheid; en dat zijn er veel) over de laatste 10 jaar gaan over deze beperkingen en hebben betrekking op de door hem gewenste versoepeling van de geluidsnormen, de bestemming en de openingstijden.

 

De thans onder de rechter zijnde zaken betreffende het Floratheater zijn:    

 

a.       de zaak die op dinsdag 8 juli 2003 ter zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State speelde, namelijk het hoger beroep betreffende het verbod van een incidentele festiviteit die op 25 maart 2001 gehouden zou worden.

De reden dat wij deze incidentele festiviteit hebben verboden is, dat destijds sprake was van structurele geluidsoverlast van het Floratheater. In het jaar 2000 waren al zeven overtredingen van de geluidsnormen geconstateerd. In een dergelijke situatie was het toestaan van incidentele overlast onaanvaardbaar wegens de inbreuk die het zou doen op het woon- en leefklimaat rondom het Floratheater. De Raad van State moet in deze zaak nog uitspraak doen.

 

b. het beroep dat door de heer Van Doeveren is ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester op zijn bezwaarschrift tegen de weigering van een incidentele vrije sluitingstijd voor de nacht van oud- en nieuwjaar 2001/2002. Deze weigering was een consequentie van een eerder besluit van de burgemeester tot beperking van de sluitingstijden van het Floratheater. De burgemeester nam deze beslissing naar aanleiding van een bezwaarschrift van omwonenden van het Floratheater. Dit beroep zal –zo heeft de griffie van de Rechtbank recent meegedeeld- op 25 november 2003 ter zitting worden behandeld.

 

c. een beroepsprocedure (en een verzoek om voorlopige voorziening terzake) tegen het bestemmingsplan Binnenstad bij de Raad van State. Hierbij gaat het o.a. om verzwaring en uitbreiding van de horecacategorie, die is toegestaan voor het theater, en voor een dergelijke zware horecabestemming voor het naastliggende pand.

 

Uw vraag 2:

Ziet het college nog mogelijkheden om zonder tussenkomst van de rechter het conflict met de eigenaar van het Floratheater op te lossen? Zo nee, waarom niet?

 

Ons antwoord:

De tussenkomst van de rechter is onvermijdelijk omdat de heer Van Doeveren, eigenaar van het Floratheater, het niet eens is met besluiten van de raad, ons college en van de burgemeester. Deze tussenkomst is ingeroepen door de heer Van Doeveren zelf op grond van de Algemene wet bestuursrecht.                         

Het college ziet wel mogelijkheden om uit het conflict te komen, maar hiertoe is wel de  de aanvaarding van geldende wet- en regelgeving nodig. Hier zit echter juist de weerstand van de exploitant.                                         

 

Uw vraag 3:

Heeft het college overwogen het conflict door middel van bemiddeling op te lossen?

Zo ja, welke acties zijn dan ondernomen en zo nee, waarom niet?

 

Ons antwoord:

Ons college heeft bekeken of het conflict door middel van bemiddeling kan worden opgelost. Wij moeten ons echter realiseren dat het voor ons en voor de burgemeester om publiekrechtelijke taken gaat, namelijk o.m. de bestuursrechtelijke handhaving van de Wet milieubeheer en van de Exploitatieverordening Horeca. Wij wijzen o.a. op de plicht van het gemeentebestuur op grond van artikel 18.2 van de Wet milieubeheer om deze wet te handhaven. Bemiddeling kan geen rol spelen als ons college juridisch geen onderhandelingsruimte heeft.   Daarbij komt, dat het geschil ook wordt gevoed door de ernstige conflicten met omwonenden, die eisen, dat het gemeentebestuur de wet en regelgeving handhaaft.

 

Uw vraag 4:

Hoe kijkt het college aan tegen de dreiging van een mogelijke claim van twaalf miljoen euro op grond van de laatste uitspraak door de Raad van State?

 

Ons antwoord:

De laatste uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State waarnaar verwezen wordt, zal nog gedaan moeten worden. Het is aan de Afdeling bestuursrechtspraak om het hoger beroep van de gemeente tegen de uitspraak van de bestuursrechter gegrond of ongegrond te verklaren. De bestuursrechter sprak daarbij uit, dat de gemeente voor een avond ontheffing had moeten verlenen van de geluids- en sluitingsbepalingen. Wij delen die opvatting niet en zijn van mening, dat de bestuursrechter hier op de stoel van het gemeentebestuur is gaan zitten zich ten onrechte niet beperkt heeft tot de rechtelijke marginale toetsing.

Mocht het hoger beroep ongegrond worden verklaard, dan zou de eigenaar van het Floratheater een schadeclaim kunnen indienen. Het verbod van de incidentele festiviteit op 25 maart 2001 betekende dat geen live-muziek van 23.00 uur tot 01.00 uur mocht worden gemaakt. Echter de festiviteit mocht gewoon plaatsvinden mits de wettelijk gestelde geluidsnormen werden nageleefd. Een claim van twaalf miljoen euro is in dat licht absurd. 

 

Uw vraag 5:

Wij geven daarnaast het college in overweging dit onderwerp spoedig te bespreken in de daarvoor bestemde raadscommissie. Bent u hiertoe bereid?

 

Ons antwoord:

Ons inziens is een vergadering van een raadscommissie niet direct de aangewezen plek om dit onderwerp te bespreken. Het betreft hier immers een specifiek conflict, waarbij drie concrete besluiten nog onder de  rechter zijn en de uitvoering van wettelijke bepalingen en de bestrijding van het door de raad vastgestelde bestemmingsplan betreffen. Overigens heeft ons college steeds de bereidheid om, daartoe uitgenodigd, zaken in een raadscommissie te bespreken of nader toe te lichten.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

                                                     , burgemeester

 

 

 

                                                     , secretaris