Vraag 1:

 

De sociale dienst is verplicht er voor zorg te dragen dat mensen beschikken over de noodzakelijke kosten van bestaan. Kan de wethouder aangegeven waarom geen tegemoetkoming wordt verleend bij mensen die aantoonbaar wachten op een uitkering en daarbij in financiële problemen dreigen te geraken.

 

Vraag 2

 

Kan de wethouder aangeven waarom geen tegemoetkoming wordt verleend aan mensen die aantoonbaar wachten op een uitkering omdat er een voorliggende voorziening is en daarbij in financiële problemen dreigen te geraken.

 

Antwoord:

 

De geschetste problematiek in bovengenoemde vragen liggen in elkaars verlengde. Om die reden is het antwoord gecombineerd.

 

Betrokkenen die een aanvraag indienen voor een uitkering zowel op grond van een van de sociale verzekeringswetten (met name WW en WAO), als ook voor de bijstand dienen hun aanvraag in bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Het CWI verzorgt de intake en stuurt de aanvragen door naar het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen (het UWV) of naar de gemeente.

Op het moment dat een dergelijke aanvraag wordt ingediend, is het UWV verantwoordelijk voor het verstrekken van voorschotten. Ook in die gevallen dat het UWV twijfels heeft over het recht op een dergelijke uitkering. Dit is wettelijk geregeld. Mocht blijken dat de betrokkene uiteindelijk geen recht heeft op een dergelijke uitkering, dan kan het UWV de verstrekte voorschotten direct verrekenen met een andere uitkeringsinstantie.

Omdat de betreffende aanvraag wordt ingediend bij het CWI blijven problemen met de afhandeling van de aanvraag bij het UWV, veelal buiten het zicht van de gemeente. Voor een voorschot op een dergelijke aanvraag moet de betrokkene zelf contact opnemen met de bedrijfsvereniging. Het CWI verstrekt geen voorschotten.

Mocht betrokkene zich bij de gemeente melden om een voorschot, dan wordt in eerste instantie bezien of (eventueel na bemiddeling) toch via het UWV een voorschot kan worden verstrekt. Als deze besluiten geen voorschot te verstrekken, dan zal de gemeente, als er geen sprake is van een ander inkomen (bijvoorbeeld van een partner) of tegoed op giro of bankrekening een noodvoorziening treffen. Omdat dit feitelijk een bijstandsaanvraag betreft dient betrokkene wel de nodige gegevens te overleggen. Indien achteraf blijkt dat toch een uitkering krachtens een van de sociale verzekeringswetten wordt toegekend, dan kan de gemeente de aanvraag direct verrekenen met het UWV.

 

In die gevallen waarin op voorhand duidelijk is dat geen recht zal bestaan op een werknemersverzekering, wordt de aanvraag beoordeeld als zijnde een aanvraag om bijstand en wordt deze doorgestuurd naar de gemeente. Bij ernstige financiële problemen verleent de gemeente een voorschot. Uiteraard dient betrokkene wel de noodzakelijke bewijsstukken te tonen om het recht op bijstand vast te stellen. Indien achteraf blijkt dat toch een uitkering krachtens een van de sociale verzekeringswetten wordt toegekend, dan kan de gemeente de aanvraag direct verrekenen met het UWV.

 

Vraag 3

 

 Is het mogelijk dat de gemeente Delft bij het verkrijgen of het verlengen van een identiteitsbewijs aan bijstandsgerechtigden een of andere vorm van bijstand wordt verstrekt? Zeker nu landelijke besluiten deze groep mensen onevenredig hard raken in hun portemonnee, kan Delft met kleine maatregelen een meer sociaal gezicht laten zien.

 

Antwoord:

 

Een van de voorwaarden voor het verstrekken van een bijstanduitkering is het tonen van een geldig identiteitsbewijs. De kosten van een dergelijk identiteitsbewijs behoren tot de zgn. algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en dienen binnen het geldende gemeentelijke beleid uit de normale inkomsten van een betrokkene te worden voldaan.

 

Vraag 4

 

Kan de wethouder aangeven om hoeveel gezinnen met kinderen die uit huis dreigen gezet te worden per jaar melding wordt gemaakt?  Kan de wethouder aangeven of dit meldingssysteem naar behoren functioneert of dat er gezinnen tussen de mazen van de regeling door vallen?

Kan de wethouder hierbij aangeven of deze gezinnen voldoende aandacht van de GGZ onder de regeling BAW project kunnen krijgen?

 

Onderscheid moet worden gemaakt tussen huishoudens met één of meer kinderen die in zijn geheel worden uitgezet of huishoudens met één of meer kinderen die door een huisgenoot worden uitgezet. In het eerste geval loopt de melding via het BAW (zorgregelaar bij GGD); in het tweede geval zoeken  betrokkenen veelal zelf een andere oplossing zoeken of meldt men zich bij de opvang.

Het aantal aanmeldingen van dreigende huisuitzettingen van huishoudens met kinderen bij het BAW in 2002 was 48. In de eerste zes maanden van 2003 bedroeg het aantal 28.

Met de corporaties is de afspraak gemaakt dat huishoudens met kinderen niet worden uitgezet. Deze afspraak wordt ook nageleefd. Het aantal dreigende huisuitzettingen van huishoudens met kinderen neemt toe en daardoor ook de druk op de zorgregelaar van het BAW bij de GGD. Aan de andere kant valt er ook een tendens waar te nemen dat deze groep huurders afspraken minder nauw nemen, omdat zij er van uitgaan dat ze toch niet worden uitgezet. Derhalve lopen er besprekingen tussen gemeente en corporaties om huurders met kinderen onder een strikter regime te brengen.

 

De categorie huisuitzettingen door een huisgenoot meldt zich bij het ontbreken van een andere oplossing voornamelijk bij de Stichting Jeroen. In 2002 werden er 4 moeders met 6 kinderen opgenomen door de Stichting Jeroen. 8 moeders met 14 kinderen zijn in dat jaar vertrokken.
De huishoudens met kinderen die het huis uit dreigen worden gezet ontvangen vanuit verschillende hoeken hulp. Zo staan onder andere  Maatschappelijke opvang, Budgetwinkel, Instituut Sociaal Raadslieden, GGZ , GGD en SMO voor deze mensen klaar.

 

 

Hoogachtend

Burgemeester en wethouders

 

 

 

                                                                       , burgemeester

 

 

 

 

                                                                       , secretaris