Bijlage bij de beantwoording van de vragen van de
fracties van Leefbaar Delft en Stadsbelangen-Delft
Geachte heer/mevrouw,
In antwoord op de door u in
aangehaald schrijven gestelde vragen berichten wij u als volgt.
1. Kunt
u aangeven welke procedure de uitbreiding hotel Vrouwenregt heeft moeten
doorlopen ? M.a.w. is er een art 19 procedure gevolgd ? Zo ja , wanneer is die
procedure doorlopen en zijn er toen bezwaren ingediend ?
De
bouwvergunning is op 20 november 2000 verleend op grond van artikel 50, lid 5
van de Woningwet. Het bouwplan was in overeenstemming met het vigerende
bestemmingsplan en in overeenstemming met de Startnota voor het maken van een
nieuw bestemmingsplan. In dit geval kon er bouwvergunning worden verleend nadat
GS een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven. Deze verklaring is op 18
juli 2000 verleend. In artikel 50, lid 5 WW staat: "...artikel 19a, lid 1,
4 tot en met 11 van de WRO is van overeenkomstige toepassing". Er zijn
geen zienswijzen tegen het bouwplan ingediend. De beslissing is gepubliceerd in
de Stadskrant 6e jaargang, nr. 34, week 48 dd. 3 december 2000. Tegen het besluit
zijn geen bezwaren ingediend.
2. Waarschijnlijk
was bij de aanvraag van de bouwvergunning uitbreiding hotel het oude
bestemmingsplan nog van kracht. Klopt dat.? Zo ja, viel de uitbreiding binnen
het bestemmingsplan? Zo neen, op welke onderdelen overschrijdt het ingediende
plan het bestemmingsplan?
Ten
tijde van de aanvraag vigeerde het bestemmingsplan "Komplan 76". Het
bouwplan was in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. Er is geen
sprake van een overschrijding. Er was een procedure nodig omdat op dat moment
de gemeente bezig was het bestemmingsplan te wijzigen. Het plan paste ook in de
Technische Herziening Komplan, maar dit plan is door de Raad van State
vernietigd. Op grond van art. 50, lid 1 WW diende de beslissing te worden
aangehouden. Daarop volgend is een Startnota opgesteld, het bouwvoornemen paste
in dit beleidsvoornemen en kon de aanhouding op grond van artikel 50, lid 5 WW
worden doorbroken nadat een verklaring van geen bezwaar is afgegeven door GS.
3. In
uw brief stelt u vast dat de bouwvergunning 3 december 2000 is verleend. De
bijgeleverde kopie betreffende “mededelingen” is gedateerd 20-3 2003. Waar komt
dit verschil in data vandaan? Zijn er na het verstrekken van de bouwvergunning
wijzigingen op het plan doorgevoerd. Zo ja, welke en waren daarvoor geen procedurele handelingen noodzakelijk?
De
vergunning is 20 november 2000 verleend. De fam. Struyk heeft - vanwege
financieel economische redenen - uitstel gevraagd om het werk in uitvoering te
nemen. Dit verzoek is gehonoreerd. In februari 2003 ontvingen wij bericht. dat
de heer Struyk overeenstemming had bereikt met een aannemer. Het plan werd nu
mogelijk door enkele constructieve aanpassingen, waardoor goedkoper gebouwd kon
worden. Het bouwplan bleef qua contour en gebruik hetzelfde, omtrent de
toepassing van andere materialen en kleuren werd advies gevraagd aan
de commissie voor Welstand en Monumenten. In een brief aan de heer Struyk
hebben wij hem geďnformeerd omtrent het advies van de cie. W&M en daarbij
is nogmaals de brief gevoegd met voorwaarden en mededelingen die hoorde bij de
oorspronkelijke bouwvergunning. De brief is opnieuw vanuit het gebruikte
computerprogramma gegenereerd en daarbij is de systeemdatum op de brief
vermeld. De brief met mededelingen is identiek aan de oorspronkelijk brief
behorende bij de vergunning van 20 november 2000. De wijzigingen zijn van
dermate ondergeschikte belang, dat daarvoor geen nieuwe procedure nodig was.
4. Op
de bijgeleverde tekeningen is te constateren, dat op de woning van de
fam.Teeuwisse geen dakkapel is aangegeven. Was bij het afgeven van de
bouwvergunning bekend, dat daar een dakkapel is ? (bouwvergunning dakkapel nr
K378 dd 4-09 1995)
Op
de tekening van de bouwaanvraag, die op 21 januari 2000 is ingediend staan de
belendende percelen alleen in contour getekend. Dat op het aangrenzende pand
een dakkapel stond was bekend; daar is op 11 september 1995, nadat bekend
werd dat de kapel aanvankelijk zonder vergunning was geplaatst, een
bouwvergunning voor verleend.
Omtrent
uw laatste opmerking kan gesteld worden, dat het hier om een privaatrechtelijke
aangelegenheid gaat. In beide bouwvergunningen, zowel aan die van de heer
Teeuwisse voor het bouwen van de dakkapel, als aan de fa. Struyk voor het
bouwen van de uitbreiding van het hotel, is in de bij de vergunning behorende
brief met "mededelingen" vermeld de strijdigheid met het
desbetreffende artikel uit het Burgerlijk Wetboek, voor het bouwen binnen een
afstand van 2 meter van de erfgrens. Een bouwvergunning is een gebonden beschikking,
de weigeringsgronden staan limitatief vermeld in artikel 44 van de Woningwet.
Privaatrechtelijke afwegingen behoren niet tot de bevoegdheid van het College
van Burgemeester en wethouders. Dat zijn zaken die rechtspersonen zelf dienen
te regelen. Dit betekent dat als beide eigenaren dit probleem niet kunnen
oplossen en er een conflict uit voorkomt, zij deze zaak kunnen voorleggen aan
een burgerrechter.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders
van Delft,
Namens dezen,
Het hoofd van de sector Bouw-
en Milieutoezicht,
Gert-Jan van Leeuwen