1.       Kunt u aangeven hoeveel er gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid eerst een gesprek met Bouw&Wonen te voeren voordat een bouwaanvraag wordt ingediend.

 

Antwoord:

In 2004 zijn er bij Bouw- en woningtoezicht 118 aanvragen ingediend voor vooroverleg -dat wil zeggen legesvrij en voorafgaand aan de formele procedure conform de Woningwet- en op 270 bouwaanvragen en 170 licht-vergunningplichtige aanvragen voor bouwwerken is positief beschikt. Aanvragers kunnen voor informatie terecht bij de Publieksbalie Bouwen & Wonen. Zij kunnen het bestemmingsplan inzien, de welstandsnota en alle informatie die zij nodig achten voor het indienen van een aanvraag. Voorts is het mogelijk een afspraak te maken met de behandelende inspecteur van het vakteam Bouw- en woningtoezicht. Het aantal aanvragers dat van die mogelijkheid gebruik maakt, wordt niet geregistreerd, maar geschat wordt dat ongeveer de helft van het aantal aanvragers vooraf informatie inwint. De Woningwet kent sedert 2003 een ruimere mogelijkheid voor vergunningsvrij bouwen en ook hierover wordt regelmatig informatie verstrekt.

 

2.       Kunt u aangeven hoe vaak het voorkomt dat tijdens het informerende gesprek de gemeente aangeeft dat de bouwplannen in die vorm geen goedkeuring krijgen?

 

Antwoord:

In principe wordt in het informerende gesprek niet aangegeven dat een bouwplan niet zou kunnen leiden tot een bouwvergunning. Wel kan worden aangeven dat het plan wel/of niet voldoet aan de bepalingen van het bestemmingsplan, welstandsnota en of er mogelijkheden zijn voor het verlenen van een vrijstelling. Zodoende wordt hooguit inzicht gegeven of de aanvraag ‘kansrijk’ is. Voor een definitieve beoordeling is meer tijd nodig en worden er eventueel adviezen aangevraagd en in het gesprek zal worden aangegeven dat voor een definitief oordeel een aanvraag voor vooroverleg of bouwaanvraag kan worden ingediend.

 

3.       Hoeveel bouwaanvragen moeten na een bespreking van de welstandscommissie aangepast worden?

 

Antwoord:

Voor de bouwaanvragen, die vallen in de categorie licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, zijn in de op 1 juli 2004 door de Raad vastgestelde Welstandsnota, sneltoetscriteria opgesteld, de zogenaamde ‘loketcriteria’. Dit zijn objectieve normen waaraan een bouwplan dient te voldoen. Indien het plan voldoet aan de sneltoetscriteria is geen advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten nodig en worden de aanvragen door de behandelend ambtenaar afgehandeld, onder supervisie van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Indien het plan niet voldoet aan de criteria, wordt advies gevraagd aan de commissie. De Commissie voor Welstand en Monumenten beoordeelt het plan aan de hand van de gebieds- en architectuurcriteria uit de welstandsnota. Het aantal plannen dat na de beoordeling van de commissie dient te worden aangepast, wordt niet bijgehouden. Bouwinitiatiefnemers kunnen op de gemeentelijke internetsite de welstandscriteria inzien. Bij het ontwerp kan rekening worden gehouden met die criteria, wat kan leiden tot een snellere behandeling van het plan.

 

4.       Bij hoeveel meldingen van een bouwvergunning komt er een reactie (dus voordat de vergunning verstrekt is) of na hoeveel meldingen komt er een reactie van de omwonenden?

 

Antwoord:

Alle ingediende bouwaanvragen worden gepubliceerd in de Stadskrant. Bouwplannen kunnen te allen tijde worden ingezien, belanghebbenden kunnen een schriftelijke zienswijze (bedenkingen) indienen.

In een aantal gevallen wordt een schriftelijke zienswijze ingediend, met name die aanvragen die leiden tot het geven van vrijstellingen. Deze zienswijzen worden tegelijk met het beschikken op de aanvraag beantwoord.

Bij een vergunningvrij bouwwerk vindt uiteraard geen melding plaats.

Dit leidt in een aantal gevallen wel tot (schriftelijke) reacties van omwonenden die door het vakteam Bouw- en woningtoezicht worden beantwoord. Die bouwwerken dienen wel te voldoen aan alle criteria en wettelijke bepalingen, zoals de prestatienormen in het Bouwbesluit, de welstandscriteria e.d. De wetgever heeft de bouwer volledig verantwoordelijk gesteld, de gemeente heeft hier vooraf geen bemoeienis mee. Controle vindt achteraf plaats. Blijkt dat een vergunningvrij bouwwerk niet aan de regels voldoet, dan kunnen wij middels bestuursdwang de overtreder daartoe wel dwingen aan te gaan voldoen.

 

5.       Zit er gemiddeld genomen nog verschil tussen de aanvragen van een dakkapel voor- of achter het huis?

 

Antwoord:

In de benadering van een aanvraag voor een dakkapel aan de voor- of achterzijde zit geen verschil, de verschillen worden gemaakt door de vorm van de aanvraag.

In de AMvB Bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (BBLB) is onderscheid gemaakt tussen een dakkapel die op het voor- danwel op het achterdakschild wordt aangebracht. In veel gevallen zijn dakkapellen op het achterdakschild vergunningvrij, mits die aan bepaalde eisen voldoen.


Dakkapellen op het voordakschild zijn in veel gevallen licht-bouwvergunningplichtig. Voor zowel dakkapellen aan de voor– als aan de achterzijde zijn sneltoetscriteria in de welstandsnota opgenomen. De verschillen zijn wel aanwezig tussen eind of hoekwoningen en tussenwoningen; dit kan in relatie tot de kapvorm tot een reguliere vergunning leiden.

Het bestemmingsplan kan eveneens een essentieel verschil aangeven tussen mogelijkheid van het plaatsen van een dakkapel aan de voor- en/of achterzijde van het pand. Deze toevoegingen aan het bouwvolume zijn sterk afhankelijk van mogelijkheden binnen het door de Raad vastgestelde bestemmingsplan en hoe actueel het bestemmingsplan is. Eveneens van toepassing is het door de Raad vastgestelde vrijstellingsbeleid ex. artikel 19, lid 3 van de Wet Ruimtelijke Ordening.

 

6.       Hoe zou u het gemeentelijke beleid ten aanzien van dergelijke bouwvergunningen karakteriseren?

 

Antwoord:

Door het Ministerie van VROM zijn door middel van AMvB’s uniforme regels en landelijke voorschriften opgesteld die in iedere gemeente van toepassing zijn. Het beleid wordt derhalve in hoofdzaak bepaald door deze regels en voorschiften en zeker als het gaat om beoordelingen van wel/geen vergunningsplicht. In bepaalde mate heeft de gemeente beleidsvrijheid o.a. door het vaststellen van bestemmingsplan, bouwverordening en welstandsnota en in mindere mate door beleidsformulering inzake vrijstellingsmogelijkheden.

 

7.       Hoe zou u de uitvoering van het gemeentelijk beleid karakteriseren?

 

Antwoord:

Zoals in de voorgaande vraag beantwoord, dienen wij ons bij het beoordelen van bouwplannen, te houden aan de gestelde criteria. Gelet op de uniforme regels op grond van de AMvB’s hebben wij in de voorgeschreven regels en voorschriften geen vrije beleidskeuze. Dit beleid wordt doorgaans op correcte wijze uitgevoerd. De toegenomen vraag om in handhavende zin op te treden wordt met name door het gelijkheidsbeginsel en nemen van verantwoordelijkheid van de overheid steeds verder aangescherpt.

Mede wordt dit bepaald door de wijze waarop verdere invulling door de gemeente plaatsvindt van de inrichting van bestemmingsplannen.

Als sprake zou zijn van onvoldoende consistente vergunningverlening in relatie tot de regelgeving en het vastgestelde gemeentelijk beleid, zal het overheidsbeleid ten aanzien van onvoorwaardelijke handhaving sterk worden ondermijnd.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

                                               , burgemeester.

 

 

 

                                               , secretaris.