Op de door u, namens de CDA-fractie gestelde
vragen, kunnen wij u het volgende antwoorden:
Het feit dat personen die via het Centrum voor Werk
en Inkomen (CWI) een aanvraag hebben ingediend bij het Uitvoeringsorgaan
Werknemers-verzekeringen (UWV) geen voorschot ontvangen van het UWV en zich
wenden tot het Interkerkelijk Sociaal Fonds (ISF) is bekend bij de gemeente. In
de brief van het ISF wordt gesproken over drie gevallen gedurende de laatste
drie maanden waarin men in samenwerking met de Voedselbank hulp heeft geboden.
In de brief worden echter niet de naam e.d. van de betreffende personen
genoemd, zodat niet te achterhalen is of de betrokkenen zich eerst hebben
gewend tot de gemeente. Op grond hiervan kan het college niet beoordelen of zij
ter overbrugging bij de gemeente een voorschot hebben aangevraagd en op welke
gronden dit mogelijk is afgewezen.
In een bestuurlijk overleg dat heeft plaatsgevonden
in januari 2005 zijn afspraken gemaakt om mogelijke problemen op ambtelijk
niveau op te lossen. Zo is de afspraak gemaakt dat een van de vakteamhoofden,
en de medewerker van WIZ bij het CWI (de zgn. brugwachter), middels een direct
telefoonnummer met de verantwoordelijke medewerker bij het UWV, concrete
situaties direct kunnen bespreken. Door deze directe contacten kan eenvoudig
worden vastgesteld of er een voorschot kan worden verstrekt, dan wel waarom een
dergelijk verzoek is afgewezen.
Klanten die problemen ondervinden met het UWV
kunnen contact opnemen met de brugwachter. Deze problemen kunnen betrekking
hebben op de voorschotverlening, maar ook op de langdurige afhandeling van de
aanvraag en de redenen van afwijzing of opschorting. In overleg met de klant
wordt dan geïnventariseerd wat de oorzaak van de problemen is. Eventueel kan de
brugwachter direct telefonisch contact opnemen met het UWV.
Gedurende de eerste 4 maanden van 2005 heeft de
brugwachter zes keer contact op moeten nemen met het UWV. In ca. de helft van
de gevallen lag de oorzaak bij de klant (nog in te leveren informatie, niet
ingevulde werkbriefjes etc). In twee gevallen lag de oorzaak bij de voormalig
werkgever die nalatig was in het verstrekken van de noodzakelijke gegevens. In
een geval was er sprake van een misverstand bij de klant. Mocht blijken dat de
problemen niet op korte termijn kunnen worden opgelost wordt bezien of een voorschot
moet worden verstrekt, of in uitzonderlijke situaties ter overbrugging een
uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB) moet worden toegekend.
De werkwijze met de binnen het CWI gepositioneerde
medewerker van de gemeente moet de tijd krijgen om zich te bewijzen. Aan het
eind van dit jaar zullen de resultaten hiervan bekend worden. Daar waar nodig
zullen in het beleidsplan 2006 nadere voorstellen worden gedaan.
Daarnaast wordt periodiek overleg gevoerd met het
CWI en het UWV in het Regionaal Ketenoverleg (REKO). De geschetste problematiek
is niet uniek voor Delft, en komt daar dan ook aan de orde.
Essentie van de afspraak die is gemaakt met het UWV
is dat zij binnen hun mogelijkheden een voorschot verstrekken, en in die
situaties dat (nog) geen voorschot wordt verstrekt, de gemeente middels de
‘brugwachter’ direct contact kan opnemen om de achtergronden van de situatie te
achterhalen, en eventueel te bemiddelen.
In die gevallen waarin het UWV besluit geen
voorschot te verstrekken wordt de klant
gewezen op mogelijkheid een voorschot aan te vragen bij de gemeente. Als de
klant hiertoe een aanvraag doet beziet de gemeente of zij een voorschot kan
verstrekken. Indien de gemeente hiertoe besluit wordt door de betrokkene een cessie ondertekend, zodat een voorschot
direct verrekend kan worden.
De voorschotverlening door het UWV is aan strakke
regels gebonden, en gaat niet verder dan het “ledigen van broodnood”. In zijn
voorschotver-lening houdt het UWV geen rekening met betalingsachterstanden of
andere verplichtingen.
Het college is op de hoogte van de afspraken die
door de gemeente Rotterdam zijn gemaakt met het UWV. Dit wijkt niet af van de Delftse situatie. In
Rotterdam verstrekt het UWV, net als in Delft, op verzoek van de klant, een
voorschot na de wettelijke periode van 4 weken, mits tenminste globaal vast
staat dat er recht bestaat op een uitkering.
Is dit recht (nog) niet vast te stellen of zijn er
twijfels over het recht op uitkering, dan wordt de klant verwezen naar de
gemeente. Dit is bijvoorbeeld het geval bij ontbrekende informatie, bewust
verkeerde informatie of in het geval van een niet onvrijwillige werkloosheid.
Het
kan echter niet zo zijn dat de gemeente in alle gevallen een voorschot
verstrekt, omdat op deze wijze voorbij wordt gegaan aan mogelijk verwijtbaar
gedrag van de klant. Immers, een door het UWV opgelegde verlaging of weigering
van de uitkering kan niet zonder meer door de gemeente ongedaan worden gemaakt
door het verstrekken van een voorschot of uitkering
Indien
geen rekening wordt gehouden met het oordeel van het UWV kan dit betekenen dat
ten onrechte een voorschot wordt verstrekt, welke uiteindelijk door de
betrokkene aan de gemeente moet worden terugbetaald.
Bovendien
betekent het zonder meer verstrekken van voorschotten een aanzienlijke
administratieve belasting voor de gemeente.
Samenvattend:
De gemeente Delft hanteert dezelfde werkwijze als
Rotterdam. Daar waar noodzakelijk (en mogelijk) verstrekt de gemeente altijd
een voorschot, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke
omstandigheden, en het waarom van de afwijzing om een voorschot door het UWV.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.