Per brief d.d. 16 oktober 2005 heeft u
namens uw fractie de volgende vragen onder onze aandacht gebracht:
1.
Hoeveel medewerkers uit de ambtelijke organisatie
zijn op dit moment op non-actief gesteld en welke bedragen zijn hiermee
gemoeid?
2.
Hoeveel medewerkers zijn vanaf 2002 ontslagen dan
wel hebben op “eigen” verzoek ontslag genomen, mogelijk in verband met een
arbeidsconflict, en hebben een gouden handdruk-, vertrekregeling gekregen?
3.
Welke bedragen waren gemoeid met de onder 2.
bedoelde personen en ten laste van welk budget zijn deze bedragen geboekt?
Ten behoeve van de beantwoording van de vragen van
uw fractie, verzoeken wij u eerst nota te nemen van het volgende.
Na de reorganisatie NEON is in Delft een
personeelsbeleid ontwikkeld waarin de ontwikkeling van het individu centraal is
komen te staan: “menselijke mogelijkheden centraal”. In het kader van dat
beleid voert het management met medewerkers gesprekken over hun persoonlijke
ontwikkeling, in relatie tot de ontwikkeling van de organisatie. Veel wordt
geďnvesteerd in opleiding, training en ontwikkeling.
Ondanks al die investeringen die de gemeente Delft
in haar personeel doet, kan niet altijd het gewenste effect bereikt worden voor
elke medewerker. Maar ook dan is de opdracht aan het management een antwoord te
vinden op de ontstane situatie, waarbij de medewerker ook wordt aangesproken op
de eigen verantwoordelijkheid voor het eigen functioneren en de eigen loopbaan.
In de huidige managementcultuur worden medewerkers
daarom veel intensiever dan voorheen aangesproken op gedrag en kwaliteit.
Ons college ervaart deze ontwikkeling als een zeer
gewenste ‘doorbraak’ in het personeelsmanagement. Voor medewerkers en OR is dit
merkbaar. Dit heeft, in voorkomende situaties, ook geleid tot vertrek van
medewerkers uit gemeentedienst of heeft er toe geleid dat medewerkers andere
werkzaamheden opgedragen hebben gekregen.
Bij vertrek van medewerkers is soms ook een
individuele ‘vertrekregeling’ getroffen. De term ‘gouden handdruk’ zouden wij
in dit verband niet willen gebruiken, omdat dat suggereert dat medewerkers een
‘riante bonus’ wordt meegegeven bij vertrek boven op de voor hen geldende
wettelijke aanspraken. De hiervoor bedoelde vertrekregelingen zijn er juist op
gericht langlopende werkloosheidsaanspraken ten laste van de gemeente, te
voorkomen.
Hierbij moet u tevens betrekken dat de gemeente
Delft een organisatie is met zo’n 1600 medewerkers, waaraan inherent is dat ten
aanzien van sommige medewerkers de conclusie getrokken moet worden dat
voortzetting van de arbeidsrelatie niet gewenst is, vanwege wat voor
omstandigheden dan ook, met de daaraan verbonden aanspraken van de medewerker.
Dit wordt geacht te behoren tot de ‘normale’ bedrijfsrisico’s.
In dat kader is het belangrijk dat u zich realiseert,
dat behoudens een ontslag als disciplinaire straf, voor elk ander ongevraagd
ontslag de kosten van WW-uitkeringen en bovenwettelijke WW-aanspraken, voor
eigen rekening van de gemeente Delft komen. Met andere woorden, als de gemeente
Delft in bepaalde situaties geen individuele regeling met de desbetreffende
medewerker treft, dan ontstaat de situatie dat de kosten voor de reguliere
werkloosheidsuitkeringen hoger (kunnen) uitvallen dan de getroffen
vertrekregeling, dan wel de gemeente genoegen neemt met een minder
functionerende of minder productieve medewerker. Dat laatste is ongewenst voor
de dienstverlening, het aanzien van de gemeentelijke organisatie en voor het
aanzien van het ambt van ambtenaar en past ook niet in ons streven als bedoeld
in "Menselijke mogelijkheden centraal".
Als u de Delftse situatie afzet tegen de hiervoor verstrekte
informatie, dan kan ons inziens geconcludeerd worden, dat de in Delft getroffen
vertrekregelingen en ‘op non-actiefstellingen’ geen onevenredig beslag leggen
op de financiële middelen van de gemeente (personeelsbudget).
Vanuit de hiervoor geschetste context delen wij u,
in antwoord op de door u gestelde vragen, het volgende mee.
Vraag 1:
Er zijn op dit moment 11 medewerkers op
‘non-actief’ gesteld. Aan deze medewerkers is in het kader van een getroffen
vertrekregeling - al dan niet met behoud van de volledige bezoldiging - door
ons voor een beperkte periode buitengewoon verlof toegekend. Deze periode is in
de regel bedoeld om betrokkenen in de gelegenheid te stellen zich volledig te
richten op activiteiten om een passende functie elders te verwerven. Dit is dan
ook vooral gericht op het voorkomen van het ontstaan van WW-aanspraken ten
laste van de gemeente. De aan deze medewerkers verbonden kosten bedragen in totaal
€ 505.548 (jaar 2005). Bovendien is voor deze medewerkers, om hun kansen op de
arbeidsmarkt te vergroten, éénmalig in totaal een bedrag van € 97.036
beschikbaar gesteld voor outplacementfaciliteiten en overige
(loopbaan)ondersteuning.
Ook betreft het een aantal medewerkers die
een overeengekomen periode buitengewoon verlof ‘genieten’ en aan wie vervolgens
aansluitend, al dan niet met gebruikmaking van vrijwillig vervroegde
uittreding, op eigen verzoek ontslag is verleend of medewerkers die gedurende
een relatief beperkte periode, in de regel tot maximaal een jaar, gecombineerd
met een reeds verleend ontslag, buitengewoon verlof genieten en worden
gefaciliteerd om in die periode een andere betrekking buiten de gemeentelijke
organisatie te vinden via outplacement of een andere vorm van
loopbaanbegeleiding.
Vraag 2:
Over de jaren 2002 tot heden hebben wij met 12
medewerkers een vertrekregeling getroffen - soms (mede)
gerelateerd aan een arbeidsconflict - en ontslag verleend.
Het betreft hier de vertrekregelingen die door of
namens ons college over de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 (tot op heden) met
medewerkers zijn getroffen. Aan deze regelingen is, zonder uitzondering, een
zorgvuldig afwegingsproces vooraf gegaan. Te allen tijde wordt daarbij afgewogen
of voor de gemeente geen efficiëntere of voordeliger wijze van afscheid nemen
getroffen kan worden. De reguliere werkloosheidsuitkeringen zijn hiertoe, zoals
eerder aangegeven, geen alternatief, omdat die duurder zijn. Tevens vormen
onderdeel van het afwegingsproces: de consequenties verbonden aan het handhaven
van een dienstverband; de consequenties c.q. slaagkans (en de hieraan verbonden
kosten) verbonden aan het besluiten tot het doorlopen van een - soms jaren
slepend - juridisch traject (met als uitkomst, als de gemeente in het gelijk
wordt gesteld, alsnog de WW + bovenwettelijke uitkering ten laste van de
gemeente); de mogelijkheid om de WW-uitkering te vermijden of in duur te
bekorten e.d.
Vraag 3:
De kosten, verbonden aan de onder 2 bedoelde vertrekregelingen
bedragen op jaarbasis (éénmalig) gemiddeld € 120.015. Deze
kosten komen meestal ten laste van het personeelsbudget van het cluster waar
betrokkenen voor hun ontslag werkzaam waren.
De uitkeringen waarop een medewerker op grond van
de vigerende rechtspositionele c.q. wettelijke regelingen op grond van een
ontslag “niet op eigen verzoek” aanspraak kan maken, zijn niet opgenomen in de
hiervoor vermelde kostenopgave van vertrekregelingen. Dit, omdat deze kosten
ook voor rekening van de gemeente Delft gekomen zouden zijn bij een ‘normale’
rechtspositionele beëindiging van het dienstverband ‘niet zijnde op eigen
verzoek’.
In de vermelde kosten voor vertrekregelingen zijn
eveneens niet opgenomen de regelingen die door ons met medewerkers zijn
getroffen in het kader van het zogenaamde PersoneelsBeheersPlan (PBP). Het
betreft hier een stimulering van vertrek van medewerkers op eigen verzoek, in
combinatie met structurele inlevering van gehele of gedeeltelijke vrijvallende
vacatureruimte. Over de uitvoering van dit plan - bij wijze van flankerende
maatregel in het kader van te treffen structurele bezuinigingsmaatregelen -
is/wordt de raad regelmatig geďnformeerd.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben
geďnformeerd.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
,
burgemeester.
,
secretaris.