08 december 2006

Schriftelijke vragen ingevolge art. 36 Reglement van Orde Gemeenteraad - SV-71

 


overzicht schriftelijke vragen


antwoord college

  

Schriftelijke vragen ingevolge art. 36 Reglement van Orde Gemeenteraad

 

 

Aan: het College van Burgemeester en Wethouders
Van: de fractie van D66

Datum: 8 november 2006

Betreft: Schriftelijke vragen over de J.C. Pleijsierschool, school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)

Geacht College,

Tijdens een werkbezoek aan de J.C. Pleijsierschool, school voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen (ZMOK), is er geconstateerd dat er opvallend weinig leerkrachten waren. De onderwijzers die er zijn worden ook ingezet voor administratieve taken. Doordat onderwijzend personeel in sommige gevallen slechts parttime aanwezig is, is het bijzonder moeilijk om een band met de leerlingen op te bouwen hetgeen voor kinderen uit deze doelgroep heel belangrijk is. D66 heeft in verband met onze bevindingen vragen.

1.         Is het college ervan op de hoogte dat er op de J.C. Pleijsierschool op dit moment 65 leerlingen zitten terwijl een maximum van 49 leerlingen was gepland en daarvan af is geweken zonder dat hier aanpassingen voor zijn verricht?

2.         Is het college ervan op de hoogte dat er op deze speciale school één onderwijzer op tien tot twaalf leerlingen is terwijl er op soortgelijke scholen in de Bollenstreek en ander scholen een gemiddelde van zeven tot acht leerlingen is per leerkracht?

3.         Is het college het met D66 eens dat acht ZMOK-leerlingen per onderwijzer het maximum is?

4.         Wat denkt het college aan de werkdruk op de J.C. Pleijsierschool te doen?

5.         De J.C. Pleijsierschool in Delft is een Haagse dependance. Als het college in haar antwoord stelt dat de verantwoordelijkheid voor de school ligt bij de Haagse schoolleiding dan wel het Haagse college is het College dan bereid in onderhandeling te treden met één of beide partijen om de werkdruk te verminderen?

Onlangs is de J.C. Pleijsierschool een verbinding aangegaan met de dependance uit Zoetermeer. Als gevolg verdwijnt expertise van de vestiging in Delft omdat de middelen richting Zoetermeer gaan waardoor het aanbod binnen Delft schraler is geworden (dit door zaken als ambulante begeleiding, preventieve ambulante begeleiding en stage op één plek te centreren).

6.         Is het College hiervan op de hoogte?

7.         Wat is het College van plan om de kwaliteit van onderwijs voor ZMOK-leerlingen en de scholen binnen Delft te behouden?

8.         Klopt het dat wethouder Rensen tegen de schoolleiding heeft gezegd dat de werkdruk vermindert wanneer de school zich strikter houdt aan het maximum?

9.         Aangezien de J.C. Pleijsierschool in Delft de enige voorziening is die ZMOK-leerlingen aanneemt, waar zou volgens het College het surplus aan leerlingen naartoe moeten?

10.      De schoolleiding van de J.C. Pleijsierschool stelt dat ze op het moment ZMOK-leerlingen afwijzen omdat er daadwerkelijk geen capaciteit meer is. Welke verantwoordelijkheid draagt dit College voor deze kinderen?

11.      Wat denkt het College aan het capaciteitstekort te gaan doen?

           Er is binnen Delft behoefte aan opvang voor jongeren die vallen tussen cluster 3, leerlingen met cognitieve beperkingen en cluster 4, leerlingen met psychiatrische en /of gedragsproblematiek. Het is niet sec de verantwoordelijkheid van de cluster 4 school om deze leerlingen op te vangen. 

12.      Is het College op de hoogte van deze problematiek?

13.      Als het College van mening is dat dit probleem een maatschappelijk probleem is wat gaat het College dan aan dit probleem doen?

14.      Indien het College de mening is toegedaan dat er een speciale voorziening moet komen voor deze moeilijke doelgroep binnen welk tijdsbestek zal zo`n voorziening dan gerealiseerd moeten zijn?

 In afwachting van uw antwoord,

 John van der Starre/ Lucas Vokurka (D66)