Inhoudsopgave

 

 

Nr.      Onderwerp                                                                                         Blz.

 

          Inhoudsopgave ………………………………………………………………………          1

 

1.       Inleiding en doel ………………………………………………………………………         2

 

2.       Ontwikkelingen ……………………………………………………………………….         3

2.1      Landelijke ontwikkelingen …………………………………………………………...   3

2.1.1    Activiteitenbesluit …………………………………………………………………….   3

2.1.2    Omgevingsvergunning ……………………………………………………………….   3

2.1.3    Waterwet ………………………………………………………………………………            4

2.1.4    Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) ….    4

2.1.5    Mediation ………………………………………………………………………………   4

2.2      Lokale en regionale ontwikkelingen ………………………………………………..    4

2.2.1    Van industrieel naar dienstverlenend en kennisintensief …………………………            4

2.2.2    Stadsgewest Haaglanden en externe veiligheid …………………………………..            5

2.3      Ontwikkelingen in gemeentelijke organisatie in relatie tot Milieutoezicht ……….    6

2.3.1    Ketenproces bouwinitiatieven ………………………………………………………..           6

2.3.2    Klant Contact Centrum en Bedrijvenloket …………………………………………..   6

 

3.       Milieuregels ……………………………………………………………………………         6

3.1      Milieuregels algemeen ………………………………………………………………..   6

3.2      Milieuvergunningen ……………………………………………………………………           7

3.3      Milieumeldingen ……………………………………………………………………….   8

3.4      Maatwerkvoorschriften bij AMvB …………………………………………………….           8

3.5      ‘8.19-meldingen’ ……………………………………………………………………….            8

 

4.       Samenwerking en afstemming …………………………………………………….       9

4.1      Interne contacten ………………………………………………………………………           9

4.2      Externe contacten ……………………………………………………………………..         10

 

5.       Communicatie, voorlichting en informatie ………………………………………      10

 

6.       Milieuthema’s …………………………………………………………………………       11

6.1      Externe veiligheid ……………………………………………………………………..          12

6.2      Geluid …………………………………………………………………………………..          13

6.3      Bodem ………………………………………………………………………………….          14

6.4      Energie ………………………………………………………………………………….         15

6.5      Afvalwater ……………………………………………………………………………....       16

6.6      Lucht …………………………………………………………………………………….        17

6.7      Overig ……………………………………………………………………………………        18

6.7.1    Verkeer en vervoer van en naar bedrijf ……………………………………………...        18

6.7.2    Waterbesparing en afvalpreventie ……………………………………………………        18

 

7.       Overzicht actiepunten ……………………………………………………………….       18

 

Bijlage 1: Uitgangspunten voor zonebeheersplan ……………………………………...      19

 

Milieuregels in Delft                                                

 

 

1.     Inleiding en doel

 

Bedrijven hebben met diverse wetten en regelingen te maken. Een daarvan is de Wet milieubeheer. Bedrijven hebben voor de uitoefening daarvan onder meer een vergunning inzake de Wet milieubeheer (hierna: milieuvergunning) nodig, tenzij ze voldoen aan algemene regels die staan in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die is gebaseerd op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.

Het aanvragen van een milieuvergunning kost bedrijven en overheid veel tijd en geld. Omdat regels niet altijd relevant en moeilijk uitvoerbaar waren, heeft het Ministerie van VROM de algemene milieuregelgeving voor bedrijven vereenvoudigd en geüniformeerd. Elf zogenoemde 8.40-AMvB’s, het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998, maar ook regelgeving voor lozingen die vielen onder de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn op 1 januari 2008 opgegaan in één nieuwe AMvB: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Het aantal bedrijven dat voortaan onder de algemene milieuregels valt is aanzienlijk uitgebreid. Landelijk gezien vervalt voor 20.000 bedrijven voortaan de milieuvergunningplicht. In Delft blijven nog tussen de 60 en 70 bedrijven vergunningplichtig (was 250) De modernisering van de milieuregelgeving vereenvoudigt tegelijk de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid ervan.

 

In navolging van de rijksoverheid, is het van belang ook de regelgeving op lokaal niveau te uniformeren, transparant te maken en vast te stellen. In 2004 is in Delft het handhavingsbeleid op het gebied van milieutoezicht vastgesteld. Welke uitvoeringsregels en richtlijnen betreffende de Wet milieubeheer gelden, wordt in deze nota verwoord.

Goede voorlichting over de landelijke en lokale milieuregelgeving zal het draagvlak voor milieuregelgeving vergroten en het naleefgedrag bevorderen.

 

Hoofdstuk 2 beschrijft welke landelijke, lokale en regionale ontwikkelingen er met betrekking tot het stellen van regels op grond van de Wet milieubeheer van belang zijn. Hoofdstuk 3 geeft een korte algemene beschrijving van de uitvoerende taken van het vakteam Milieutoezicht en van milieuvergunningen, milieumeldingen, maatwerkvoorschriften en zogenoemde 8.19-meldingen. Hoe de samenwerking, afstemming en advisering gebeurt, staat in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 behandelt de communicatie, voorlichting en informatievoorziening.

In hoofdstuk 6 komen vervolgens diverse milieuthema’s aan de orde. Per thema worden wet-, regelgeving en beleid genoemd, nieuwe ontwikkelingen op dat gebied en welke voorschriften er in de milieuvergunning over het betreffende thema moeten worden opgenomen.

Voor alle hoofdstukken geldt dat – indien er sprake is van uit te voeren actiepunten – deze apart worden benoemd. In hoofdstuk 6 geldt dat per thema. Alle actiepunten staan vervolgens weergegeven in de matrix van hoofdstuk 7.

 

NB

De in deze nota genoemde milieuregelgeving heeft alleen betrekking op regelgeving die gebaseerd is op de Wet milieubeheer.

 

 

2.     Ontwikkelingen

 

2.1 Landelijke ontwikkelingen

 

2.1.1 Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) van kracht geworden. Dat betekent dat voor veel bedrijven de vergunningplicht inzake de Wet milieubeheer is komen te vervallen.

De voorschriften in het Activiteitenbesluit zijn gekoppeld aan activiteiten en niet meer branchegericht. Het Besluit bestaat uit een algemeen deel met eisen voor het bedrijf als geheel (de inrichtinggerelateerde aspecten) en een activiteitendeel met specifieke voorschriften per activiteit. Zodra een bedrijf een of meer van de in het besluit vermelde activiteiten uitvoert zijn de daarbij behorende voorschriften van toepassing. De voorschriften voor activiteiten die niet plaatsvinden, zijn uiteraard niet relevant voor het bedrijf. Bij het Activiteitenbesluit hoort een ministeriële regeling met concrete maatregelen per activiteit.

 

Het Activiteitenbesluit hanteert drie typen bedrijven:

type A:      bedrijven die weinig milieurelevantie hebben en zich niet meer hoeven te

melden.

type B:      bedrijven met wat meer milieurelevantie en meldingplichig zijn.

type C:      bedrijven met grotere milieurelevantie en vergunningplichtig zijn. Voor ‘standaard’-activiteiten vallen deze bedrijven onder het Activiteitenbesluit, maar voor overige activiteiten blijft een vergunning nodig.

 

In het Activiteitenbesluit zijn voor verscheidene milieuaspecten doelvoorschriften opgenomen. Waar mogelijk zijn die gesteld in de vorm van gekwantificeerde eisen, zoals emissienormen. Aan de gekwantificeerde doelvoorschriften worden erkende maatregelen gekoppeld in het Activiteitenbesluit en in de onderliggende ministeriële regeling.

 

2.1.2 Omgevingsvergunning

Op 1 januari 2009 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking. Deze wet regelt de omgevingsvergunning: één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. In de omgevingsvergunning worden de verschillende vergunningen zoveel mogelijk samengevoegd. Zodra de omgevingsvergunning van kracht is, kunnen burgers en bedrijven bij één loket terecht. Er geldt dan één procedure met één set indieningsvereisten, waarop ook maar één besluit volgt. Voor beroep tegen dat besluit geldt ook één procedure.

 

De toetsingscriteria blijven ongewijzigd en er verandert niets aan het bestaande beschermingsniveau. Daarnaast blijft het bevoegd gezag de beleidsvrijheid houden om voorschriften aan de vergunning te verbinden, maar tegenstrijdige regels moeten vermeden worden.

Met het ketenproces bouwinitiatieven (zie punt 2.3.1.) is de gemeente Delft in 2005 begonnen de interne procedures meer te stroomlijnen. Coördinatie en afstemming met andere vakdisciplines, bij de omgevingsvergunning ook met andere bevoegde instanties, zijn van groot belang. Tot 1 januari 2009 hebben gemeenten en andere overheden de gelegenheid het ene loket vorm te geven en hun organisatie en processen in te richten.

In Delft is in 2006 een projectgroep Wabo gestart om de invoering van de omgevingsvergunning voor te bereiden. Tegelijkertijd ontwikkelt de gemeente Delft een midoffice. De omgevingsvergunning zal onderdeel van de midoffice uitmaken. Er wordt nauw samengewerkt tussen de betrokken vakteams van onder andere de sectoren Bouw- en Milieutoezicht, Stedelijke Ontwikkeling en Inwonerszaken (KCC).

 

2.1.3 Waterwet

Waterbeheer wordt steeds belangrijker voor de samenleving. Om dat zo goed mogelijk vorm te geven en uit te voeren, wordt ook het waterschapsbestel gemoderniseerd en gestroomlijnd. Acht bestaande wetten met zes vergunningenstelsels voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, worden vervangen door één waterwet met één vergunningenstelsel. De Waterwet zal op 1 januari 2009 in werking treden en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De wet verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

 

Tot de Waterwet van kracht wordt, geldt er een coördinatieplicht tussen de vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Met de invoering van de Waterwet vallen indirecte lozingen die voorheen (mede) onder de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vielen, uitsluitend onder de Wet milieubeheer. In een aantal gevallen betekent dit een extra onderwerp om te regelen in de vergunning (zie actiepunt 6.5 Afvalwater).

Daarnaast biedt de wet aan de waterbeheerder (voor de gemeente Delft is dit het Hoogheemraadschap Delfland) een breed adviesrecht voor milieuvergunningen.

 

2.1.4        Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb)

De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) is op 1 juli 2007 in werking getreden en moet de registratie verbeteren van alle beperkingen van de overheid (publiekrechtelijke beperkingen) zodat kopers of eigenaren makkelijker inzicht hebben in de beperkingen die voor een gebouw of stuk grond gelden.

 

Aan de Wkpb is een limitatieve lijst verbonden met beperkende besluiten die opgenomen moeten worden in het register. Deze lijst wordt in verschillende tranches uitgebreid. Vooralsnog worden vergunningen op grond van de Wet milieubeheer niet gezien als een publiekrechtelijke beperking en dus ook niet genoemd in de lijst. Landelijk vindt nog discussie plaats of bestuursdwang of dwangsommen wel op de lijst moeten worden opgenomen. Indien daartoe wordt besloten, wordt aangesloten bij de systematiek van de gemeente om gegevens in het landelijke register op te nemen.

 

2.1.5        Mediation

In toenemende mate wordt landelijk mediation ingezet als alternatief voor een gang naar de Raad van State om een geschil op te lossen. Mediation leidt vaak tot goede resultaten en stemt de deelnemers tot tevredenheid. Bovendien is een mediationprocedure goedkoper en vaak minder tijdrovend. Om ervaringen uit te wisselen is in november 2007 een landelijk netwerk opgericht van gemeentelijke bestuurders en ambtenaren die betrokken zijn bij mediation.

Ook het vakteam Milieutoezicht is voornemens om in voorkomende gevallen gebruik te maken van mediation. Naar verwachting zal mediation zich beperken tot een of twee keer per jaar.

 

 

2.2 Lokale en regionale ontwikkelingen       

 

2.2.1 Van industrieel naar dienstverlenend en kennisintensief

De afgelopen jaren is ‘Delft Kennisstad’ het belangrijkste motto geweest bij alle strategische ontwikkelingen in Delft. Gaandeweg vindt er een verschuiving plaats van industrie naar dienstverlening en kennisintensieve bedrijven.

 

 

 

De belangrijkste ontwikkelingen zijn:

 

Transformaties zullen met name plaatsvinden in de gebieden Schieoevers, Technopolis en de TU Campus.

Het verouderde bedrijfsterrein Schieoevers, indertijd ontwikkeld voor de zwaardere industrie met een minder intensief grondgebruik, wordt omgevormd naar een vitaal bedrijventerrein met intensief grondgebruik voor kantoorgebouw en het MKB. Als eerste worden een aantal ‘hotspots’ ontwikkeld en vanuit ‘vlekwerking’ volgt het gehele gebied.

Het vakteam Milieutoezicht zal bij de transformatie op de locatie Schieoevers, naast de normale toetsing aan de Wet milieubeheer, een rol spelen in de vorm van overleg, onderzoek en advies.

De gemeente Delft en TU-Delft ontwikkelen gezamenlijk het terrein ‘Technopolis’ voor hoogwaardige bedrijven die gelieerd zijn aan de onderzoeks- en onderwijsactiviteiten van de TU. Vanwege de aard van de activiteiten (onderzoekslaboratoria) zal veelal een milieuvergunning nodig zijn.

De TU is al geruime tijd bezig met het concentreren van de faculteiten op het midden en zuiden van het TU-gebied, waardoor een meer herkenbare Campus ontstaat. Daardoor, maar ook omdat nieuwe onderzoeksstromingen ontstaan of worden afgestoten, vinden verhuizingen plaats van onderzoeksgroepen. Vaak is dan (aanpassing van) een milieuvergunning nodig.

Sinds 2005 werken de TU en het vakteam Milieutoezicht aan het realiseren van één milieuvergunning voor alle onderwijs- en onderzoeksinstellingen binnen de TU.

Dit leidt tot kostenvermindering bij de TU en biedt de TU grotere flexibiliteit. De ‘1’-vergunning zal naar verwachting in 2008 gerealiseerd zijn.

 

2.2.2 Stadsgewest Haaglanden en externe veiligheid

Bedrijfsvestigingen, woningbouw en de groei van de bevolking leiden in het Stadsgewest Haaglanden tot een verdere verdichting en tot extra vervoer van goederen en personen. Deze groei leidt, zonder nadere maatregelen, tot een toename van het aantal (potentiële) veiligheidsknelpunten. Die toename is ongewenst.

De gemeenten binnen het Stadsgewest Haaglanden hebben een gezamenlijke visie op externe veiligheid opgesteld: ‘Samen werken aan Externe Veiligheid’ (november 2006). Daarmee is een gezamenlijk kader ontwikkeld voor het meewegen van externe veiligheid bij het ruimtelijk beleid, verkeer en vervoer, milieuvergunningen en rampenbestrijding. Het bevat de visie en inzet vanuit externe veiligheidsoptiek in keuzes over bedrijfsvestigingen, woningbouw en infrastructuur voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Aan het opstellen van beleid specifiek voor Delft wordt gewerkt (actiepunt bij thema externe veiligheid, punt 6.1)

 

 

 

 

2.3. Ontwikkelingen in gemeentelijke organisatie in relatie tot Milieutoezicht

 

2.3.1    Ketenproces bouwinitiatieven

Het GMT heeft in december 2005 het ketenproces bouwinitiatieven vastgesteld om een eind te maken aan de onduidelijkheden in de onderlinge afstemming en coördinatie van taken en processen bij complexe bouwinitiatieven. Het gaat om bouwinitiatieven die niet passen binnen het bestemmingsplan en waarbij medewerking aan het initiatief een complex proces is. Binnen de organisatie zijn daarbij veel vakteams betrokken.

Begin 2007 is het ketenproces geëvalueerd, waarna verbeteringen zijn aangebracht in de advisering en de procesafstemming. Het sectorhoofdenoverleg werd geoptimaliseerd. en voortaan worden alle aanvragen om een milieuvergunning in het Bouw Advies Overleg ingebracht.

Het ketenproces bouwinitiatieven is nog niet stevig genoeg in de organisatie verankerd. Daarom vindt in het eerste kwartaal van 2008 een audit plaats die moet leiden tot verdere professionalisering van het proces.

 

 

2.3.2 Klant Contact Centrum en Bedrijvenloket

De ambities van de gemeente Delft met betrekking tot dienstverlening worden verwezenlijkt in een Klant Contact Centrum. Dit Klant Contact Centrum (KCC) zal de centrale toegang tot de gemeente vormen met één telefoonnummer en één mailadres. Het KCC bundelt de dienstverlening aan de balie, via internet, per post en telefoon, en mogelijk andere kanalen.

De ontwikkeling van het KCC is sterk gerelateerd aan de landelijke ontwikkelingen, zoals de omgevingsvergunning en het Activiteitenbesluit.

Door het grondig in kaart brengen van de processen rondom – in dit verband – de milieuregels, kan worden bezien welke processtappen de frontoffice (het KCC, incl. Bedrijvenloket) kan uitvoeren, bijvoorbeeld in de informatiefase. Daardoor kan de backoffice zich meer met specialistische vakinhoudelijke taken bezighouden, zoals ‘meedenken’ in de planfase van een ruimtelijke ontwikkeling.

 

 

3.     Milieuregels

 

3.1 Milieuregels algemeen

 

De Wet milieubeheer en de bijbehorende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) bieden de mogelijkheid om regels respectievelijk maatwerkvoorschriften te stellen. Daarbij schrijft de wet/AMvB voor welke aspecten daarbij moeten worden betrokken, waarmee rekening moet worden gehouden en welke aspecten in acht moeten worden genomen.

De voorschriften moeten wel voldoen aan de Europese wet- en regelgeving. Daarnaast zijn er richtlijnen (landelijke en Europese) die weliswaar geen wet of besluit zijn, maar wel op hoog bestuurlijk niveau bekrachtigd zijn. De richtlijnen zijn het vertrekpunt voor de milieuvergunning. De gemeente mag er alleen duidelijk gemotiveerd van afwijken.

 

Aan de hand van richtlijnen wordt beoordeeld welke samenhangende maatregelen het milieu zo min mogelijk schade toebrengen, de zogenoemde beste beschikbare technieken (BBT). Die voorschriften worden opgenomen in de vergunningen, waarbij ook rekening wordt gehouden met de verhouding tussen kosten en baten. Zowel nieuwe als bestaande installaties moeten aan de beste beschikbare technieken voldoen. De beste beschikbare technieken over een onderwerp staan in technische referentie-documenten, de zogenoemde BREFs.

Er wordt gebruik gemaakt van een actueel, extern aangeschaft, standaardprogramma voor het samenstellen van milieuregels.

 

In Delft vallen ongeveer 1500 bedrijven onder de Wet milieubeheer. Sinds het Activiteitenbesluit van kracht is, zijn er 60/70 (afhankelijk van 1 TU-vergunning) bedrijven vergunningplichtig. Daarnaast zijn er in Delft ongeveer tien bedrijven waar een andere overheid (provincie of rijk) is aangewezen om de milieuvergunning te verlenen.

 

De uitvoeringstaken van de gemeente bij het stellen van milieuregels zijn:

 

Interne advisering

Advisering is een taak die voor het vakteam Milieutoezicht steeds belangrijker wordt. Interne adviesaanvragen komen bijvoorbeeld van de vakteams Ruimtelijke Ordening, Ingenieursbureau, Bouw- en woningtoezicht. Om integriteitproblemen te voorkomen (bij vergunningverlening of handhaving) beoordeelt het vakteam Milieutoezicht vooraf of zij de adviesvraag intern behandelt of daarvoor een onafhankelijk adviesbureau in laat schakelen. Als een onafhankelijk adviesbureau wordt ingeschakeld beoordeelt het vakteam Milieutoezicht de opgestelde rapporten daarvan.

 

 

3.2 Milieuvergunningen

 

Indien de activiteiten van een bedrijf – volgens de best beschikbare technieken (BBT) – zodanig gereguleerd kunnen worden dat deze geen ontoelaatbare milieueffecten hebben voor de omgeving, moet in principe een aangevraagde milieuvergunning worden verleend. (Informatie over BBT en eventuele ‘ontoelaatbare milieueffecten’ is beschikbaar in richtlijnen, naslagwerken en jurisprudentie.)

De milieuvergunning kan niet gebruikt worden als instrument in vestigingsbeleid. Voorbeeld: Een milieuvergunning kan niet worden geweigerd als het bedrijf niet past in de strategische ontwikkeling van een gebied of als het bedrijf zorgt voor een ongewenste, maar - volgens de milieunormen van VROM (dus geen brandweernormen) – acceptabele toename van  veiligheidsrisico’s. Deze normen zijn niet vergelijkbaar. Bij schijnbare tegenstelling is vaak of extra inspanning in de rampenbestrijding noodzakelijk of extra inspanning op ruimtelijk vlak.

 

Het aantal vergunningplichtige bedrijven is met het Activiteitenbesluit weliswaar drastisch verminderd (nu 60/70, voorheen 250), de procedures zijn des te complexer.

De toets bij de overgebleven milieuvergunningen vereist grondige kennis van best beschikbare technieken en de betreffende landelijke normen voor alle verschillende milieuthema’s.

Verwacht wordt dat in de toekomst sommige specialistische (deel)toetsen buiten de organisatie moeten plaatsvinden. Hierbij kan soms het Stadsgewest Haaglanden ondersteunen (bijvoorbeeld op het gebied van externe veiligheid) en soms kan advies van gespecialiseerde ingenieursbureaus noodzakelijk zijn.

 

3.3 Milieumeldingen

 

Bedrijven moeten bij een verandering van de bedrijfsvoering een milieumelding doen. In de  praktijk is dat echter geen automatisme. Milieumeldingen worden vaak pas gedaan nadat  een inspecteur tijdens een inventarisatie of handhavingsbezoek daarop heeft gewezen.

In toenemende mate zullen meldingen worden ontvangen via de Activiteiten Internet Module (AIM), een landelijk ontwikkeld digitaal aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning. Via een uitgebreide vragenboom wordt de aanvrager naar een formulier op maat geleid. Met de AIM kunnen digitaal milieumeldingen worden gedaan. De verwachting is dat hierdoor de meldingen vaker op tijd zullen worden ingediend.

Met het voorlichtingsmateriaal over het Activiteitenbesluit en de Activiteiten Internet Module kunnen meldingen (gedeeltelijke) via het Klant Contact Center worden behandeld. De specialist in de backoffice blijft echter de toets op volledigheid en juistheid van de melding uitvoeren.

Overigens is er met het van kracht worden van het Activiteitenbesluit ook een categorie bedrijven (type A) waarvoor geen milieumelding meer nodig is (zie punt 2.1.1 op blz. 3).

 

3.4 Maatwerkvoorschriften bij AMvB

 

Op grond van het Activiteitenbesluit heeft de gemeente de mogelijkheid om maatwerk-voorschriften te stellen. Bij een aantal onderwerpen in het besluit is deze mogelijkheid expliciet aangegeven. Daarnaast is er de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen voor die onderwerpen waarvoor geen concrete voorschriften in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. Maatwerkvoorschriften worden bijvoorbeeld toegepast als er klachten komen uit de omgeving van een bedrijf over geluidsoverlast (zie thema 6.2 Geluid op blz. 13).

Een maatwerkvoorschrift is een beschikking die wordt gepubliceerd in de Stadskrant Delft.

 

3.5 ‘8.19-meldingen’

 

De zogenoemde 8.19-melding is van toepassing op bedrijven die in het bezit zijn van een milieuvergunning. In bepaalde gevallen kan een wijziging in de bedrijfsvoering worden gemeld met een daarvoor geldend meldingsformulier. In het algemeen geldt dat met een melding kan worden volstaan als de verandering niet of nauwelijks leidt tot verhoging van de milieubelasting.

Een gedetailleerde vergunning laat niet veel ruimte voor het uitvoeren van wijzigingen met een melding. Daarom worden in milieuvergunningen zoveel mogelijk zogenoemde doelvoorschriften opgenomen, zoals emissienormen.

 

 

 

 

 

 

4. Samenwerking en afstemming

 

In dit hoofdstuk wordt een beknopt overzicht gegeven van de samenwerking en afstemming van het vakteam Milieutoezicht met interne en externe partijen.

Omdat Delft geen ruimte heeft voor uitbreiding, is er sprake van intensief ruimtegebruik. Woningbouw en bedrijvigheid worden in projecten daardoor vaak dicht bij elkaar gerealiseerd. Bij planontwikkeling is het zinvol dat het vakteam Milieutoezicht (met name de specialisten voor geluid en externe veiligheid) beleidsmakers vooraf informeren over (on)mogelijkheden van de plannen vanwege verleende (milieu)rechten aan bedrijven.

 

4.1 Interne contacten

 

Lokaal Milieu Overleg (LMO)

Het LMO is bedoeld om op lokaal niveau de werkzaamheden van het vakteam Milieutoezicht af te stemmen op de werkzaamheden van de (milieu)partners uit de regio.

 

Bouw Advies Overleg (BAO)

Om de onderlinge afstemming en coördinatie van taken en processen bij complexe bouwinitiatieven te verbeteren is in december 2005 het ketenproces bouwinitiatieven vastgesteld (zie 2.3.1 Ketenproces bouwinitiatieven op blz. 6). Alle bouwinitiatieven die afstemming behoeven, worden in het (tweewekelijkse) BAO besproken en zo mogelijk direct van een advies voorzien. Wanneer een advies van een vakteam niet direct mogelijk is, wordt een betreffende afdeling afzonderlijk om advies gevraagd. De termijn waarbinnen een afdeling advies moet geven bedraagt bij een reguliere bouwaanvraag drie weken en bij overige aanvragen twee weken. Deelnemers aan het overleg zijn afgevaardigden, deskundigen met beslissingsbevoegdheden, van de vakteams Bouw- en woningtoezicht, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Ingenieursbureau, Milieu, Milieutoezicht, Brandweer.

Voor complexe plannen wordt in het sectorhoofdenoverleg een projectleider benoemd.

 

Het vakteam Milieutoezicht adviseert met betrekking tot de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en signaleert mogelijke problemen die na afgifte van de bouwvergunning kunnen spelen. Bijvoorbeeld ten aanzien van geluidsaspecten en externe veiligheid. Zo kan vroegtijdig naar oplossingen worden gezocht.

 

Horeca overleg

Delft heeft ruim 400 horecabedrijven. Bedrijfsovernames en veranderingen van bedrijf vinden veelvuldig plaats. Er is veel voorlichting en uitleg nodig over de van toepassing zijnde regelgeving. Voor een slagvaardig optreden is er een tweewekelijks horeca overleg tussen vertegenwoordigers van de sector Toezicht Openbare Ruimte, het Bedrijvenloket, de handhavingsregisseur, het vakteam Milieutoezicht en horecaondernemers.

 

Vakteam Milieu – Bodem

Bij het opstellen van milieuvergunningen voert het vakteam Milieu een collegiale toets uit op de bodemaspecten. Dit bevordert de kennisuitwisseling en komt een correcte vergunningverlening ten goede.

 

 

 

 

 

4.2 Externe contacten

 

Regionale Brandweer

Bij vergunningen op het gebied van externe veiligheid (bijvoorbeeld vuurwerkopslag) is de Regionale Brandweer wettelijk adviseur. Daarnaast wordt de Regionale Brandweer ook betrokken bij andere vergunningen, bijvoorbeeld op grond van de Wet milieubeheer, het Bouwbesluit, de Wet rampenbestrijding, de Brandweerwet.

In sommige gevallen kunnen zich tegenstrijdigheden in adviezen voordoen. Bijvoorbeeld als enerzijds sprake is van een risicogerelateerde benadering (externe veiligheid) en anderzijds een effectgerelateerde benadering (Wet rampenbestrijding). Inzicht in deze adviezen en goede onderlinge afstemming bevordert de eenduidigheid in besluitvorming (vergunningverlening).

 

Stadsgewest Haaglanden

In het Stadsgewest Haaglanden werken negen gemeenten samen op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, wonen, milieu, groen, economische ontwikkeling, agribusiness en jeugdzorg. Speerpunten op het gebied van milieu zijn: professionalisering van de handhaving en vergunningverlening, externe veiligheid, luchtkwaliteit, klimaat- en energiebeleid. Er wordt gewerkt aan een regionale duurzaamheidvisie. 

Vier maal per jaar vindt strategische afstemming over de speerpunten plaats in de Ambtelijke Coördinatie Commissie (ACC).

 

Platform Milieuhandhaving Grote Gemeenten (PMGG)

Het platform is een samenwerking tussen 40 gemeenten om kennis uit te wisselen en soms gezamenlijk projecten op te pakken met betrekking tot bijvoorbeeld nieuwe wetgeving. Door gebruik te maken van de kennis van collega-gemeenten kan sneller worden ingespeeld op wijzigingen in het vakgebied.

 

Provincie Zuid-Holland

De gemeente Delft en de provincie Zuid-Holland hebben op het gebied van milieuvergunningverlening op verschillende manieren met elkaar te maken:

·       De provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor de milieuvergunning aan ca. tien bedrijven binnen de gemeente Delft. De provincie stuurt in dat geval de ontvangen aanvraag en alle relevante procedurestukken op. Vervolgens kan het vakteam Milieutoezicht daarop informeel reageren of formeel inspreken.

·       De provincie is verplicht om de gemeente om advies te vragen als zij een milieuvergunning verleent aan een bedrijf dat op een geluidgezoneerd industrieterrein ligt.

·       De provincie heeft een coördinerende taak in het kader van het Vuurwerkbesluit.

 

Hoogheemraadschap Delfland

Het Hoogheemraadschap Delfland verleent vergunningen aan bedrijven in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo). Als een bedrijf tegelijk een Wvo-vergunning en een milieuvergunning aanvraagt, moeten deze vergunningprocedures worden gecoördineerd. De coördinatie beperkt zich meestal tot het sturen van de vergunningaanvraag, de ontwerpbeschikking en de definitieve beschikking. Zo nodig vindt inhoudelijk (telefonisch) overleg plaats.

 

 

5.  Communicatie, voorlichting en informatie

 

Goede voorlichting en informatie over milieuregels, de randvoorwaarden en uitgangspunten, vergroot de acceptatie daarvan en bevordert het naleefgedrag.

Communicatie vindt plaats met:

- groepen organisaties: bedrijven, instellingen, zoals bijvoorbeeld de afdeling Delft van

   Horeca Nederland;

- individuele bedrijven of instellingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanvraag van

  een milieuvergunning of melding;

- groepen burgers van Delft, bijvoorbeeld omwonenden van een bedrijf dat vuurwerk wil

  opslaan;

- individuele burgers, bijvoorbeeld naar aanleiding van geluidsoverlast of een andere

  milieuklacht.

 

Daarbij worden de volgende communicatiemiddelen benut:

- digitale middelen, zoals internet en e-mail

- mondelinge middelen, bijvoorbeeld informatieve bijeenkomsten met een bepaalde doel-

  groep (zoals horeca-ondernemers)

- schriftelijke middelen zoals de Stadskrant, informatiebladen, brieven.

- persoonlijk contact ter plaatse of via de telefoon.

 

Voorafgaand aan een aanvraag om milieuvergunning of milieumelding vindt in veel gevallen op individueel niveau vooroverleg plaats. Dit vooroverleg is bij uitstek geschikt om voorlichting en informatie te verstrekken over de eisen en voorschriften die aan de vergunning of melding verbonden zijn. Ook in de af te geven vergunning zal daar nadrukkelijk op worden gewezen, evenals op de gevolgen van niet naleving.

 

Door nieuwe bedrijven kort na oprichting te benaderen of te wijzen op digitale informatie-bronnen weet het bedrijf waar het aan toe is op het gebied van regelgeving. Een en ander gebeurt reeds gedeeltelijk in samenwerking met het Bedrijvenloket van de Publieksbalie. Vooral op het gebied van communicatie met horecabedrijven is de gemeente Delft actief. Internet komt als communicatiemiddel uitstekend van pas. Temeer daar binnenkort de milieumeldingen uit het Activiteitenbesluit via de Landelijke Voorziening Omgevingsloket digitaal kunnen worden gedaan.

 

Met betrekking tot meer algemene regelgeving en voorts om bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht na te komen, speelt de Stadskrant Delft een belangrijke rol. Daarin wordt ook aangekondigd dat bepaalde besluiten ter inzage liggen bij de Publieksbalie en mensen kunnen daarop reageren. 

 

Met de ontwikkeling van de midoffice zullen milieugegevens en besluiten in toenemende mate digitaal te raadplegen zijn. Daarbij moet wel de vertrouwelijkheid van de gegevens in acht worden genomen.

 

 

6. Milieuthema’s

 

Dit hoofdstuk gaat over de diverse milieuthema’s. In het kort wordt aangegeven welke wet-, regelgeving en beleid in Delft wordt gehanteerd, welke toekomstige ontwikkelingen worden verwacht, welke voorschriften er voor het betreffende thema expliciet in de milieuvergunningen moeten worden opgenomen en welke actiepunten nodig zijn.

 

Op 1 mei 2003 is het Besluit financiële zekerheid milieubeheer in werking getreden. Doel ervan is te voorkomen dat de overheid of derden opdraaien voor de kosten van bodemverontreiniging, het verwijderen van opgeslagen afvalstoffen of schade door brand of ontploffing indien de veroorzaker dat niet kan of wil betalen. Op grond van het besluit kan in bepaalde gevallen financiële zekerheid van bedrijven worden verlangd via voorschriften in de milieuvergunning. Het beleid hiervoor moet nog worden ontwikkeld.

 

Aktiepunt:

·       Ontwikkeling beleid op gebied van financiële zekerheid milieubeheer

 

 

6.1 Externe veiligheid

 

Wet-, regelgeving en beleid

Het aspect externe veiligheid is aan de orde bij bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, gebruiken of opslaan. De volgende wet- en regelgeving gelden bij milieu:

1.     Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO ’99)

Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO ’99) regelt voor welke bedrijven er aanvullende voorschriften moeten gelden met betrekking tot veiligheid. Of het besluit op een bedrijf van toepassing is, hangt af van de hoeveelheid aanwezige (individuele) stoffen bij het bedrijf. In Delft valt één bedrijf onder het besluit. Daarvan is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag.

2.     Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de daarbij behorende regeling verplichten bepaalde bedrijven om (plaatsgebonden en/of groeps-)risico’s te registreren. Welke bedrijven dat zijn, is afhankelijk van hun activiteiten, maar bijvoorbeeld LPG-tankstations of bedrijven die veel gevaarlijke stoffen opslaan

(> 10.000 kg). Een onderbouwing van de risico’s maakt onderdeel uit van de vergunningaanvraag. Alle bedrijven zijn in het risicoregister opgenomen

3.     Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo)

De overheid heeft op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) de plicht haar burgers over mogelijke rampen en zware ongevallen (risico’s) te informeren. Hiervoor is de risicokaart ontwikkeld. De risicokaart is een kaart op het internet en een belangrijke informatiebron voor burgers die via de risicokaart kunnen zien welke risicovolle bedrijven (lpg-stations, chemische bedrijven, vuurwerkopslag), transportroutes of buisleidingen in hun directe omgeving liggen. De risicokaart is ook bedoeld voor professionele gebruikers, zoals bestuurders en medewerkers van gemeenten, provincies, waterschappen, brandweer en politie.

4.     De PGS[1]-richtlijnen.

Deze geven de best beschikbare techniek voor onder meer de opslag van gevaarlijke stoffen, aardolieproducten in tanks. Als een vergunningplichtig bedrijf één van de in de PGS genoemde activiteiten wil gaan uitvoeren, moet getoetst worden aan de betreffende PGS.

5.     Wet vervoer gevaarlijke stoffen

De Wet vervoer gevaarlijke stoffen regelt waar het transport van gevaarlijke stoffen aan moet voldoen. Gemeenten hebben de vrijheid om een route binnen hun gemeente aan te wijzen waarover transport van zogenoemde routeplichtige stoffen plaats moet vinden. Ook Delft heeft een dergelijke route vastgesteld. Bij het vaststellen van de route en het verlenen van ontheffingen wordt gekeken naar onder meer de bebouwingsdichtheid en de gebruiksfuncties en de bezettingsgraad van de gebouwen.

 

Externe veiligheid staat hoog op de agenda van het gemeentebestuur. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het bestuur een beslissing nemen over de risico’s bij diverse beslissingen op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer. Nog niet alle bestemmingsplannen zijn zodanig dat ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid voorkomen kunnen worden.

Het bestemmingsplan staat dan bijvoorbeeld een bedrijf toe dat grote gevolgen kan hebben voor de externe veiligheid.

         

Nieuwe ontwikkelingen

Op 1 juni 2007 is de Europese wetgeving REACH (afkorting voor Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals) van kracht.  REACH  is een systeem voor registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen die in de Europese Unie geproduceerd of geïmporteerd worden. Het doel van het REACH-systeem is het beheersen van de risico’s van chemische stoffen, zoals de risico’s van giframpen, brand en explosies en gezondheidsschade bij werknemers en consumenten.

De Wet milieugevaarlijke stoffen komt daardoor per 1 juni 2008 te vervallen.

 

In vergunning opnemen

·       De risico’s vastleggen in de zogenoemde contour.

 

Actiepunten

·       Aansluitend op de visie van het Stadsgewest Haaglanden op externe veiligheid beleid specifiek voor Delft opstellen

 

 

6.2 Geluid

 

Wet-, regelgeving en beleid

Het stellen van regels aan de hoeveelheid geluid van bedrijvigheid heeft altijd onderdeel uitgemaakt van milieuregelgeving. Eventuele geluidhinder van bedrijven wordt in eerste aanleg voorkomen door goede ruimtelijke ordening. De volgende wet- en regelgeving is van toepassing:

 

1.     Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder is van toepassing op industrieterreinen met bedrijven die relatief veel geluid maken. Het zorgt ervoor dat de totale gezamenlijke geluidsuitstraling van bedrijven, evenals woningbouw bij een dergelijk industrieterrein, beperkt wordt. (Binnen Delft geldt dit voor de industrieterreinen Schieoevers Noord en Zuid en DSM Gist/Calvé.)

2.     Woningwet en Bouwbesluit

De Woningwet en het Bouwbesluit regelen de geluidswering tussen bedrijfsgebouwen onderling en woningen.

3.     Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer regelt de geluidsuitstraling van (horeca)bedrijven.

4.     Handreiking industrielawaai en vergunningverlening

Deze handreiking van VROM (1998) biedt gemeenten een normkader om milieuregels vast te stellen. Delft volgt dit algemene (landelijke) normkader.

 

De gemeente Delft heeft de afgelopen jaren gebruik gemaakt van de bevoegdheid om bij bedrijven waarvoor algemene regels gelden nadere eisen te stellen om geluidhinder te voorkomen of te beperken. Het betreft

·       Bedrijven met horeca-activiteiten (type B bedrijven)

- het verplicht stellen van een begrenzer op de muziekinstallatie aan te brengen

- het verplicht sluiten van ramen en deuren bij (harde) muziek

- het (tijdelijk) sluiten van een horecabedrijf bij zeer slechte geluidswering naar

  (bovengelegen) woningen

 

 

 

·       overige bedrijven

- het verlagen van de standaard geluidsnorm in een rustige (woon)omgeving

  (bijvoorbeeld binnentuin, bij achterzijde woning) in geval van klachten

- het verbieden van laad en losactiviteiten voor 07.00 uur om slaapverstoring van

  omwonenden te voorkomen

- het verlagen van de standaard geluidsnorm voor bedrijven op industrieterrein

  Schie-oevers om de gezamenlijk vergunde geluidsuitstraling van bedrijven te

  voorkomen.

         

Ook het Activiteitenbesluit biedt mogelijkheden om nadere eisen, nu maatwerkvoorschriften geheten, te stellen op het gebied van geluid.

 

In de gemeente Delft is geen horecaconcentratiegebied aangewezen (dit zijn gebieden waar een hogere geluidsnorm kan worden gesteld). Dit omdat er bij woningen in gebieden met meerdere horecabedrijven sowieso al sprake is van een hogere geluidsbelasting als gevolg van de aanwezigheid van meerdere bedrijven bij elkaar en geluidsbijdrage van stemgeluid veelal niet meetelt. Daarbij is de verwachting dat de geluidwering van de woningen in de binnenstad lager is dan het landelijk gemiddelde.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Op grond van de Wet geluidhinder is de gemeente Delft per 1 januari 2007 zonebeheerder van de gezoneerde industrieterreinen Schieoevers en DSM Gist/Calv. Dit houdt in dat de gemeente de informatie over de vergunde geluidsuitstraling moet beheren. Het vakteam Milieutoezicht beschikt hiervoor over adequate programmatuur met rekenmodellen van deze industrieterreinen. (Als aanzet voor een zonebeheersplan zijn in bijlage 1 de uitgangspunten daarvoor opgenomen.)

 

In vergunning opnemen

·       Algemeen doelvoorschrift dat grenzen stelt aan het gemiddelde geluidsniveau (Laeq) en het piekgeluidsniveau (Lmax) bij woningen of op enige afstand van het bedrijf.

·       Afhankelijk van de situatie bovengenoemd doelvoorschrift aanvullen met zogenoemde middel- of meetvoorschriften.

Hier wordt terughoudend mee omgegaan om de (wijze van) bedrijfsvoering niet onnodig te belemmeren.

Bij vergunningverlening wordt ook getoetst aan de geluidsuitstraling als gevolg van verkeer van en naar het bedrijf.

 

 

6.3 Bodem

 

Wet-, regelgeving en beleid

1.     Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming bevat voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. In de wet komen primair bescherming en sanering aan bod.

2.     Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo)

Kwalibo staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer. Het is een van de maatregelen om het bodembeheer te verbeteren. De speerpunten van Kwalibo zijn: kwaliteitsverbetering bij de overheid, versterking van het toezicht en de handhaving en erkenningsregeling bodemintermediairs.

3.     Activiteitenbesluit

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit) stelt voorwaarden aan het opslaan van bodembedreigende stoffen en verwijst tevens naar de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming.

In het Activiteitenbesluit staan de regels voor het opslaan in ondergrondse tanks van vloeibare aardolieproducten, afgewerkte olie en huishoudelijk afvalwater (tot 1 januari 2008 gold daarvoor het Besluit opslag ondergrondse tanks – BOOT).

4.     Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)

De  NRB is het hulpmiddel om de bodembeschermende maatregelen en voorzieningen bij bedrijven te bepalen.

Het uitgangspunt is om door een doelmatige combinatie van maatregelen en voorzieningen een verwaarloosbaar bodemrisico te realiseren. Aan de hand van de bodemrisico-checklist (BRCL) kan per bedrijfsactiviteit worden bepaald wat het bodemrisico is van deze activiteit.

 

De bodemspecialisten van het vakteam Milieu beoordelen de eventueel op te nemen bodembeschermende maatwerkvoorschriften en geven advies.

Bij bodembedreigende activiteiten op de begane grond vindt een bodemonderzoek plaats. Het vakteam Milieu beoordeelt de rapportages daarvan.

 

Nieuwe ontwikkelingen

 Geen (Activiteitenbesluit geldt per 1 januari 2008)

 

In vergunning opnemen:

·       Indien een verwaarloosbaar bodemrisico (BRCL-emissiescore van 1) niet gerealiseerd kan worden: bodembeschermende voorschriften (beoordeling en advies door bodemspecialisten vakteam Milieu)

·       Eventueel financiële zekerheid bedrijf bij het accepteren van een aanvaardbaar bodemrisico.

·       Gelijkwaardigheidstoets in AMvB

·       Nulsituatie en eindsituatie bodemonderzoek

 

 

6.4 Energie

 

Wet-, regelgeving en beleid

1.     Wet milieubeheer

In de Wet milieubeheer staat de milieubelasting van een bedrijf centraal, waarbij het gaat om het gebouw en de installaties en de activiteiten. Artikel 8.12 regelt welke energievoorschriften in de milieuvergunning moeten worden opgenomen.

2.     Circulaire energie in milieuvergunning

Hoe energiebesparing in de milieuvergunning kan worden verwerkt staat in de ‘Circulaire energie in milieuvergunning’ van de ministers van VROM en EZ.

Uitgangspunt bij vergunningverlening is om de voorbeeldvoorschriften uit deze circulaire zoveel mogelijk te volgen. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk, maar moeten deugdelijk worden onderbouwd.

Wanneer het energiegebruik binnen een bedrijf minder dan 25.000 m3 aardgas of minder dan 50.000 kWh per jaar bedraagt, worden geen voorschriften in de vergunning opgenomen.

Voor het beoordelen van het rendement van verschillende energiemaatregelen wordt gebruik gemaakt van de ‘Cijfers en Tabellen’ van Senter Novem.

3.     Bouwbesluit

Het Bouwbesluit stelt (bouw)technische voorschriften, waaronder eisen voor energie-besparing, aan een bouwwerk. Efficiencywinst wordt behaald als bij een nieuw op te richten bedrijfsgebouw de vakteams Bouw- en woningtoezicht en Milieutoezicht vroegtijdig overleggen.Eventuele technische energiemaatregelen die de Wet milieubeheer oplegt kunnen dan al tijdens de bouw worden uitgevoerd.

Voorbeeld: het plaatsen van isolerend glas of zonwerende voorzieningen aan de buitenkant van het gebouw.

4.     3 E: Klimaatplan Delft 2003-2012

Op grond van het 3 E: Klimaatplan is de doelstelling van het Delftse beleid om in 2012 tot een jaarlijkse uitstootreductie te komen van 33.500 ton CO2.

Met de uitvoering van de Wet milieubeheer realiseert het vakteam Milieutoezicht daarvan 450 ton CO2 per jaar.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Het onderwerp energiebesparing is (geactualiseerd en met verruimde grenzen) in het Activiteitenbesluit (1-1-2008) opgenomen. Omdat in de bestaande milieuvergunningen de voorgeschreven energiebesparingen voldoen aan de vernieuwde regels is vooralsnog geen aanpassing noodzakelijk.

Supermarkten moeten koel- en vriesmeubelen voorzien van een dag- en nachtafdekking om energie te besparen. Dat blijkt uit een uitspraak van de Raad van State op 12 september 2007. Door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit kan deze energie-besparende maatregel als verplicht worden opgelegd. Het vakteam Milieutoezicht is van plan om daar waar inderdaad blijkt dat de investering door het bedrijf rendabel is, deze verplichte maatregel op te leggen.

Het vakteam Milieutoezicht volgt nauwlettend ontwikkelingen en projecten op het gebied van energiebesparing en denkt en werkt daar graag in een vroeg stadium over mee.

 

In vergunning/maatwerkvoorschrift opnemen

·       Indien het energieverbruik van een bedrijf meer dan 50.000 kWh elektriciteit per jaar bedraagt of 25.000 m3 aardgas (of aardgasequivalent): die energiebesparende maatregelen voorschrijven die een terugverdientijd hebben van ten hoogste vijf jaar  (zie in punt 6.4.1 de verwijzing naar artikel 8.12 Wm)

·       Indien het energieverbruik van een bedrijf meer dan 200.000 kWh elektriciteit per jaar bedraagt of 75.000 m3 aardgas (of aardgasequivalent): het bedrijf verplichten een energieonderzoek uit te (laten) voeren.

·       Indien een energieonderzoek bij de aanvraag wordt ingediend: de maatregelen voorschrijven die volgens het onderzoek rendabel zijn en nog niet zijn uitgevoerd. Daarbij tegelijk als voorschrift opnemen binnen welke termijn de maatregel moet zijn uitgevoerd.

 

 

6.5 Afvalwater

 

Wet-, regelgeving en beleid

De wet- en regelgeving voor afvalwaterlozingen grijpt ingewikkeld in elkaar. Om de regels overzichtelijker en toegankelijker te maken wordt de afvalwaterregelgeving herzien. De eerste wijzigingen in de regelgeving zijn op 1 januari 2008 in werking getreden. De volgende wet- en regelgeving is van toepassing:

 

  1. Wet gemeentelijke watertaken

De wet gemeentelijke watertaken is alleen een wijzigingswet. Met de wet, die op 1 januari 2008 in werking is getreden, worden de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer gewijzigd. Het hemelwaterbeleid wordt met deze wetswijziging verankerd in de regelgeving verankerd.

  1. Activiteitenbesluit

Het Activiteitenbesluit (zie ook 2.1.1 Activiteitenbesluit op blz. 2) regelt het merendeel van de voorkomende lozingen vanuit bedrijven. Type A en B bedrijven vallen geheel onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit. Type C alleen voor een deel van de activiteiten.

  1. Wet verontreiniging oppervlaktewater

Het doel van deze wet is het bestrijden en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren. De wet geeft het kader aan waarbinnen de bestrijding van de verontreiniging moet plaatsvinden en geeft de mogelijkheid tot het stellen van nadere regels, maar geeft niet aan hoe de waterverontreiniging moet worden bestreden.

De wet is overigens niet van toepassing op het grondwater en de verzilting van de bodem of lozingen op volle zee.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Ministerie VROM wil de lozingsvoorschriften voor bedrijven (inrichtingen) ook laten gelden voor niet-inrichtingen. Bijvoorbeeld afvalwater dat vrijkomt bij gevelreiniging of bij lozing op het riool van afvalwater bij een circus of kermis. Ook hiervoor zal dan gelden dat afvalwater geloosd mag worden op het riool mits de lozer zich aan de voorschriften houdt. Het Besluit lozingen afvalwater buiten inrichtingen is nog in ontwikkeling.

 

Op dit moment wordt er gewerkt aan de Waterwet (zie 2.1.3 Waterwet op blz. 4), een nieuwe wet die op 1 januari 2009 ook de Wet verontreiniging oppervlaktewater zal vervangen.

 

In maatwerkvoorschrift opnemen:

·       Indien het afvalwater stoffen bevat die schadelijk kunnen zijn voor het rioolstelsel of de waterzuiveringsinstallatie en de riolering duidelijk schade ondervindt van de lozing moet een afscheider worden aangebracht.

    

Actiepunten:

·       Handhavingstaken afstemmen op uitbreiding takenpakket m.b.t. indirecte afvalwater-lozingen.

 

6.6 Lucht

 

Wet-, regelgeving en beleid

Het stellen van regels met betrekking tot lucht is onder te verdelen in drie delen:

·       (geur)hinder

·       emissie (uitstoot) van luchtverontreinigende stoffen (sinds jaren zeventig)

·       immissie (milieukwaliteitseisen) van luchtverontreinigende stoffen (vanaf jaren negentig)

De volgende wet- en regelgeving is van toepassing:

1. Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer regelt de beperking van (geur)hinder en luchtverontreiniging door bedrijven. Specifieke uitvoeringsbesluiten daarvan die voor Delftse bedrijven van belang zijn, zijn

- Oplosmiddelenbesluit

- Besluit emissie Eisen Stookinstallaties.

2. Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms)

De Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms) regelt de beperking van de emissie van ozonlaag afbrekende stoffen en broeikasgassen. Voor Delftse bedrijven zijn de volgende besluiten en regelingen van belang:

- Besluit ozonlaag afbrekende stoffen Wms 2003

- Besluit broeikasgassen Wms 2003

- Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties in gebruiksfase 2006.

3. Nederlandse emissierichtlijn

Als hulpmiddel bij maatwerk- en vergunningvoorschriften wordt de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) gebruikt. Het Activiteitenbesluit bevat voorschriften die van de NeR zijn afgeleid.

4. Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)vormt het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen.

De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Via de gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen.

 

De gemeente heeft de afgelopen jaren bij bedrijven waarvoor algemene regels gelden geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om bij bedrijven waarvoor algemene regels gelden, nadere eisen te stellen om (geur)hinder of luchtverontreiniging te voorkomen of te beperken. Vooralsnog is daar ook geen aanleiding toe.

(De ammoniakregelgeving speelt in Delft geen rol.)

 

Nieuwe ontwikkelingen

Geen

 

In vergunning of als maatwerkvoorschrift opnemen

·       voorschriften die grenzen stellen aan de (geur)hinder en luchtverontreiniging van bedrijven.

 

 

6.7 Overig

 

6.7.1 Verkeer en vervoer van en naar bedrijf

 

Wet-, regelgeving en beleid

1.     Activiteitenbesluit

Milieuregels betreffende het verkeer en vervoer van en naar een bedrijf zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende ministeriële regeling. Deze regels gelden voor die bedrijven die niet veel of in zekere mate milieurelevantie hebben, te weten de typen A en B inrichtingen van het Activiteitenbesluit. (Zie ook 2.1.1 Activiteitenbesluit op blz. 3).

2.     Handreiking wegen naar preventie bij bedrijven

Voor bedrijven met grotere milieurelevantie, de type C inrichtingen van het Activiteitenbesluit die vergunningplichtig zijn, moet voor het opstellen van de vergunningvoorschriften gebruik worden gemaakt van de Handreiking wegen naar preventie bij bedrijven van Infomil (februari 2006). 

 

6.7.2 Waterbesparing en afvalpreventie

Wet-, regelgeving en beleid

In het kader van lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt in het Activiteitenbesluit terughoudend omgegaan met het opleggen van onderzoeksverplichtingen. De voormalige ondergrenzen voor waterbesparing (5000 m3/jaar) en afval (25.000 kg/jaar bedrijfsafval en/of 2.500 kg/jaar gevaarlijk afval) zullen nog wel als richtlijn worden gehanteerd om tot besparingsmaatregelen te komen. Een onderzoeksverplichting zal echter niet meer worden opgelegd.

 

 

7.  Overzicht actiepunten

 

Nr.

Actiepunt

Trekker van uitvoering

Termijn

6.

Ontwikkeling beleid op gebied van financiële zekerheid milieubeheer

Jurist vt Milieutoezicht

2e helft 2008

6.1

Aansluitend op de visie van het Stadsgewest Haaglanden op externe veiligheid beleid specifiek voor Delft opstellen

Vt Milieu (WSZ)

2e helft 2008

6.5

Handhavingstaken afstemmen op uitbreiding takenpakket m.b.t. indirecte afvalwater-lozingen.

Vthoofd Milieutoezicht

2009

 

 



[1] Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen