Stuk 104 I                                                                                                       Delft,  15 mei 2006.

562074

 

Onderwerp: besluit op het verzoek om planschade van de heer W.L.T. Thijs en mevrouw A. Thijs-Verton, Zuiderstraat 260/262, P. van Leeuwen, Zuiderstraat 270/272, de heer D.G. Kooman, Zuiderstraat 288 en de heer C. Hellinga, Zuiderstraat 294.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

1. Inleiding en inhoud planschadeverzoek

Op 3 september 2004 zijn door Maat & Ruigrok 4 verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingediend, namens de heer W.L.T. Thijs en mevrouw A. Thijs-Verton, Zuiderstraat 260/262, P. van Leeuwen, Zuiderstraat 270/272, de heer D.G. Kooman, Zuiderstraat 288 en de heer C. Hellinga, Zuiderstraat 29. Aanvragers stellen schade te leiden als gevolg van het bestemmingsplan Zuidpoort, waarin de bouw van een woonzorgcomplex aan de Ezelsveldlaan mogelijk wordt gemaakt. Men meent schade te leiden door onder andere verslechtering van uitzicht, inkijk vanuit de nieuwe gebouwen in de woningen, verlies van privacy en verlies van bezonning. Hierdoor zou de waarde van de woningen zijn gedaald.

 

2. Juridisch kader

Op grond van artikel 49 van de WRO (van voor 1 september 2005) kent de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van het bestemmingsplan dan wel door verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het moet gaan om schade ten gevolge van rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.

 

Bij de beoordeling van schadeverzoeken ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar opvolgende planologische regimes, in dit geval bestemmingsplan IIA In de Veste (onherroepelijk sinds juni 1976) en bestemmingsplan Zuidpoort (onherroepelijk sinds juli 2003). Op basis daarvan moet eerst worden onderzocht of sprake is van een planologische nadeel. Daartoe moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van beide bestemmingsplannen worden vergeleken waarbij niet de feitelijke situatie van belang is, maar de situatie die het bestemmingsplan in theorie mogelijk maakt.

 

Op 19 december 2002 heeft de gemeenteraad van Delft de Planschadeverordening 2002 vastgesteld. Deze verordening bepaalt welke procedurevoorschriften er binnen de gemeente Delft voor de behandeling van verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 49 WRO in acht moeten worden genomen.


Stuk 104 I                                                                    pag. 1.

 

 

3. Verloop procedure

Op 2 september 2004 is door Maat & Ruigrok, namens de heer W.L.T. Thijs en mevrouw A. Thijs-Verton, Zuiderstraat 260/262, P. van Leeuwen, Zuiderstraat 270/272, de heer D.G. Kooman, Zuiderstraat 288 en de heer C. Hellinga, Zuiderstraat 294, een verzoek om planschade ingediend op het daartoe door de gemeenteraad vastgestelde aanvraagformulier (bijlage 1). De aanvraag is ingekomen op 3 september 2004.

Op 25 oktober 2004 heeft de gemeenteraad het verzoek om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) (bijlage 2). Bij het verzoek om planschade zijn de onderstaande stukken als bijlage toegevoegd:

  1. verzoek om vergoeding van planschade;
  2. de situatieschets;
  3. de toelichting en voorschriften van het bestemmingsplan Zuidpoort;
  4. kopieën van de plankaart en de legenda van het bestemmingsplan Zuidpoort;
  5. het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan Zuidpoort;
  6. voorbereidingsbesluiten voor het gebied van 1986 en 1990;
  7. de publicaties van de voorbereidingsbesluiten;
  8. het structuurplan van de gemeente Delft 1983.

De SAOZ heeft op 15 november 2004 bezoeken gebracht aan aanvragers en hen in de gelegenheid gesteld het verzoek mondeling toe te lichten.

De gemeente heeft SAOZ op 15 november 2004 een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.

De SAOZ heeft op 2 februari 2005 een advies uitgebracht (bijlage 3). Dit is toegezonden aan aanvragers met de mogelijkheid een zienswijzen uit te brengen (bijlage 4).

Op 19 april 2005 heeft de heer Maat namens de heer D.G. Kooman een zienswijze ingediend (bijlage 5). Op 9 mei 2005 heeft de gemeente op de zienswijze gereageerd (bijlage 6).

In overleg met het bestuur is besloten een tweede advies aan te vragen. Op 15 juni 2005 is dit de heer Maat meegedeeld (bijlage 7).

Op 6 juli 2005 heeft de gemeente de verzoeken om planschade om advies voorgelegd aan het onafhankelijk in planschadezaken gespecialiseerde bureau Oranjewoud. Het betrof hier een bureaustudie. Op 28 maart 2006 is door Oranjewoud een definitief advies uitgebracht (bijlage 8).

 

4. Beoordeling verzoek om planschade.

 

Ontvankelijkheid

Belanghebbenden waren ten tijde van het onherroepelijk worden van het planologische regime eigenaar van de voornoemde onroerende zaaken.

De WRO verbindt geen termijn aan de mogelijkheid tot het indienen van planschadeverzoeken.

Gelet op artikel 49 WRO en artikel 3 van de Planschadeverordening 2002 zijn aanvragers ontvankelijk in het verzoek om planschade.

 

Inhoudelijke beoordeling 

Maat & Ruijgrok stelt dat zijn cliënten schade leiden als gevolg van de bepalingen in het bestemmingsplan Zuidpoort. Hierdoor is onder andere het uitzicht verslechterd, is vanuit de nieuwe gebouwen inkijk mogelijk in de woningen, waardoor er sprake is van verlies van privacy en treedt er verlies van bezonning op. Gesteld wordt dat de waarde van de woning gedaald is.


Stuk 104 I                                                                               pag. 3.

 

 

Samenvattend is het oordeel van SAOZ dat de belanghebbenden in een planologisch nadeligere positie zijn komen te verkeren doordat het nieuwe plan zal leiden tot beperking van de privacy en uitzicht, toename van schaduwhinder, alsmede tot een zekere intensivering van het leef- en verblijfklimaat en de daaraan inherente vormen van hinder. Oranjewoud bevestigt deze conclusie in hun rapport.

 

SAOZ oordeelt dat het verzoek van C. Hellinga, Zuiderstraat 294, dient te worden afgewezen. Op basis van het Structuurplan van 15 december 1983 en het voorbereidingsbesluit van 25 september 1986 is er sprake van voorzienbaarheid. Belanghebbende had bij de aankoop van de woning de planologische nadelige wijziging kunnen voorzien.

SAOZ adviseert W.L.T. Thijs en A. Thijs-Verton Zuiderstraat 260/262 een schadevergoeding van € 11.000,- toe te kennen, P. van Leeuwen, Zuiderstraat 270/272 een schadevergoeding van € 8.500,- toe te kennen en D.G. Kooman, Zuiderstraat 288 een schadevergoeding van €10.500,- toe te kennen.

 

Oranjewoud oordeelt dat de thans toegestane hoogbouw de planologische positie van belanghebbenden heeft verslechterd, in het bijzonder wegens de aantasting van de privacy, een grotere ruimtelijke impact, enige verminderde lichtinval, een gewijzigde situeringswaarde van de objecten en in mindere mate wegens een toenamen van geluidhinder. Er wordt aangegeven dat de onderhavige objecten aan de Zuiderstraat een waardevermindering van circa 3 à 4 procent zullen ondervinden.

 

Wij kunnen ons vinden in het advies van de SAOZ.

Onder verwijzing naar dit advies dat integraal onderdeel uitmaakt van dit besluit stellen wij u voor het verzoek van W.L.T. Thijs en A. Thijs-Verton Zuiderstraat 260/262 , P. van Leeuwen, Zuiderstraat 270/272 en D.G. Kooman, Zuiderstraat 288  toe te wijzen. Het verzoek van C. Hellinga, Zuiderstraat 294, stellen wij u voor af te wijzen.

 

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk                        ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                                  ,secretaris.

 


Stuk 104 II

562074

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

Gelezen het voorstel van het college van 2 mei 2006;

 

Gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Planschadeverordening 2002

 

b e s l u i t:

 

het door W.L.T. Thijs en A. Thijs-Verton, ingediende planschadeverzoek wegens verslechtering van de planologische situatie ter plaatse van Zuiderstraat 260/262, toe te kennen voor een bedrag van € 11.000,- toe te kennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2004 tot de dag van uitbetaling.

 

het door P. van Leeuwen, ingediende planschadeverzoek wegens verslechtering van de planologische situatie ter plaatse van Zuiderstraat 270/272 toe te kennen voor een bedrag van € 8.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2004 tot de dag van uitbetaling.

 

het door D.G. Kooman, ingediende planschadeverzoek wegens verslechtering van de planologische situatie ter plaatse van Zuiderstraat 288 toe te kennen voor een bedrag van €10.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2004 tot de dag van uitbetaling.

 

het door C. Hellinga, ingediende planschadeverzoek wegens verslechtering van de planologische situatie ter plaatse van Zuiderstraat 294 af te wijzen wegens voorzienbaarheid. 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juni 2006.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME  Delft.