Stuk 105 I Delft,
15 mei 2006.
20054481
Onderwerp: Nieuw Delegatiebesluit.
Aan de gemeenteraad
Geachte dames en heren,
De vier jaar
geleden in werking getreden Wet dualisering gemeentebestuur betekende een
aanzienlijke verandering van staatsrechtelijke aard op gemeentelijk niveau,
waarbij bestuurlijke bevoegdheden van de gemeenteraad naar het college zijn
gegaan. Daarmee is wettelijk een nieuw geheel van bevoegdheden van het college
van burgemeester en wethouders geschapen. Dit geheel van bevoegdheden staat in
artikel 160 Gemeentewet. Het gaat voor een groot deel om bevoegdheden die
voordien van de gemeenteraad waren en die in Delft weer voor een deel door de
raad aan ons college zijn gedelegeerd in het Delegatiebesluit. Omdat ons college
het nieuwe bevoegdhedenpakket wettelijk was toegekend met de vernieuwde
Gemeentewet, behoefde het Delegatiebesluit een behoorlijke aanpassing, welke
ook tot stand is gekomen. Per 1 april 2006 liep dat Delegatiebesluit echter af
–vanwege de gemaakte keuze om het ongeveer gelijk aan de zittingsperiode van de
raad te laten lopen- en moest er een nieuw besluit worden genomen. Vanuit uw
presidium werd aangegeven dat uw raad nog niet meteen in zijn eerste
vergadering na de verkiezingen tot het nemen van een nieuw Delegatiebesluit zou
willen komen. Daarom is ter voorkoming van een lacune bij delegaties –waarbij
in de praktijk bevoegdheden tijdelijk weer bij uw raad komen te liggen en dan
weer naar ons college zouden gaan- besloten tot een pro forma-verlenging van
het bestaande Delegatiebesluit tot 1 juli 2006. Thans is deze verlenging aan
het aflopen en is een nieuw Delegatiebesluit aan de orde..
Voor het nieuwe Delegatiebesluit kan met twee
uitzonderingen worden uitgegaan van herhaling van het pro forma verlengde
besluit, waarbij zich vooreerst twee ontwikkelingen hebben voorgedaan die tot
het niet opnieuw opnemen van de betreffende onderdelen (delegaties) moeten
leiden. Deze ontwikkelingen betreffen:
1.
het instellen van administratief beroep. De
wetgever heeft namelijk inmiddels dat besluit als een collegebevoegdheid
opgenomen in artikel 160 van de Gemeentewet.
2.
verlening ontheffing leeftijdsvereiste
volwassenenonderwijs (vavo). Deze wettelijke ontheffingsmogelijkheid is per 1
januari 2006 ingetrokken.
Daarnaast zijn er twee delegaties die nog niet in
het Delegatiebesluit waren opgenomen, maar wel voor opneming erin in aanmerking
komen, te weten:
a.
het verlenen van ontheffing van verboden die
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gesteld zijn voor wegen binnen de gemeente
die niet onder het beheer van her Rijk, de provincie of het waterschap vallen
(artikel 149, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994). Het
gaat om besluiten die in de sfeer van het van het bestuurlijk handelen liggen.
In de praktijk wordt er eigenlijk vanuit gegaan dat deze delegatie bestaat.
Stuk 105 I pag.
2.
b.
het nemen van
het gemeentelijk verdeelbesluit
als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Stadsgewestelijke
verordening woninggebonden subsidies 2006. Bij het verdeelbesluit worden de
subsidiecategorieën vastgesteld en per categorie de omvang van de beschikbare
middelen en het normbedrag voor het jaar. Ook worden de bijzondere
verplichtingen erin genoemd die gesteld worden aan de indiening van de subsidieaanvragen.
Voorts worden de prioriteiten vastgesteld voor de bij het dagelijks bestuur van
het stadsgewest in te dienen subsidieaanvragen. De
mogelijkheid tot het in handen van het college stellen van de bevoegdheid tot
het nemen van het verdeelbesluit wordt bepaald in artikel 6, tweede lid, van
voornoemde verordening van het stadsgewest Haaglanden.
Het nieuwe Delegatiebesluit zal, gelet op het
vorenstaande, uit vijf delegaties bestaan, te weten:
I.
het beslissen op aanvragen op grond van art. 19,
lid 1, Wet op de Ruimtelijke Ordening;
II. het
nemen van verkeersbesluiten op grond van de Wegenverkeerswet 1994;
III. het
beslissen op aanvragen voor een gehandicaptenparkeerkaart op grond van art. 49
van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;
IV. het
beslissen op aanvragen om ontheffing van een verbod krachtens de
Wegenverkeerswet 1994 voor wegen binnen de gemeente die niet onder het beheer
van her Rijk, de provincie of het waterschap vallen (artikel 149, eerste lid,
aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994);
V.
het nemen van
het gemeentelijk verdeelbesluit
als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Stadsgewestelijke
verordening woninggebonden subsidies 2006 (artikel 6, tweede lid, Stadsgewestelijke
verordening woninggebonden subsidies 2006).
Inachtneming beleidsregel
Hoewel bestuursbevoegdheden in het dualistische
model bij het college berusten, heeft de wetgever toch in een enkel mechanisme
voorzien om de betrokkenheid, respectievelijk mogelijke betrokkenheid van de
gemeenteraad gestalte te geven. Allereerst is daar het bepaalde in artikel 160,
tweede lid, Gemeentewet:
Het
college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen,
maatschappen,
vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge
waarborgmaatschappijen,
indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden
geacht
voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit
wordt
niet genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij
zijn
wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
De absolute betrokkenheid van de gemeenteraad is
hier wettelijk gegeven en duidelijk. Het college kan in dit soort gevallen niet
zonder tussenkomst van de gemeenteraad besluiten.
Naast het bepaalde in het tweede lid van artikel
160 is er nog het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet:
Zij
geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden
bedoeld
in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt
of
indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het
laatste
geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en be-
denkingen
ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Stuk 105 I pag.
3.
Met ‘zij’ is bedoeld het college en elk van zijn
leden afzonderlijk. De volgende bevoegdheden van het college gaan schuil achter
de genoemde letters e, f, g en h:
e.
ambtenaren,
niet zijnde de griffier en op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te
schorsen en te ontslaan;
f.
tot
privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten;
g.
te
besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures
namens de gemeente of het gemeentebestuur te voeren of handelingen ter
voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad
aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
h.
ten
aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging;
Met betrekking tot het vierde lid van artikel 169
Gemeentewet zou gesproken kunnen worden van een relatieve betrokkenheid van de
gemeenteraad. Dat de gemeenteraad om inlichtingen kan verzoeken ten
aanzien van de uit te oefenen bevoegdheden is duidelijk. Dat heeft tot nu toe
in de praktijk niet tot problemen geleid. Wellicht kan, na het opdoen van
verdere ervaring met het duale model, bezien worden of op dit punt bepaalde
kaders door de raad met het college afgesproken zouden kunnen of moeten worden.
Dit kan het college nader inzicht verschaffen ten aanzien van de vraag op welke
onderwerpen of wanneer de raad doorgaans om inlichtingen zal verzoeken.
Het tweede gedeelte van het vierde lid van artikel
169 Gemeentewet blijft minder duidelijk. Is in het tweede lid van artikel 160
sprake van een evidente, wat wel genoemd wordt, ‘voorhang-procedure’,
vergelijkbaar met het ‘voorhangen’ van een ontwerp Algemene maatregel van
bestuur (Amvb) bij Tweede en/of Eerste Kamer alvorens deze wordt vastgesteld,
in het vierde lid van artikel 169 is dat minder nadrukkelijk geformuleerd. Daar
komt bij dat een criterium als ‘indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan
hebben voor de gemeente’ bij het zoeken naar een nadere invulling niet
onmiddellijk tot pasklare antwoorden leidt. De vraag ‘ wanneer is er sprake van
‘ingrijpende gevolgen voor de gemeente?’ kan zich voordoen bij elk van de vier
genoemde bevoegdheden. In de praktijk zal de vraag vooral aan de orde zijn bij
punt e (het besluiten tot privaatrechtelijke handelingen van de gemeente). Gedacht
moet daarbij vooral worden aan overeenkomsten. Nu de bevoegdheid onmiskenbaar
bij het college ligt, behoort het initiatief tot het beantwoorden van de vraag
of er sprake is van ‘ingrijpende gevolgen voor de gemeente’ eveneens primair
bij het college te liggen. Zodoende
kiezen wij ervoor, uitgaande van de ervaring in de afgelopen raadsperiode een
beleidsregel in acht te nemen, welke als volgt luidt:
Een
besluit als bedoeld in het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet heeft geen
ingrijpende
gevolgen als waarvan sprake in het tweede gedeelte van dit lid, indien:
a. het de uitvoering betreft van een
raambesluit, dat eerder door de gemeente-
raad
is genomen en waarbij niet door de gemeenteraad is aangegeven, dat
de
betreffende voorgenomen uitvoeringsbesluiten nog afzonderlijk aan de
gemeenteraad
ter kennis moeten worden gebracht;
b. het besluit past in een serie
besluiten, waarvan de eerdere zonder bemoeienis
van
de gemeenteraad zijn afgedaan, met dien
verstande dat voorge-
nomen
besluiten die een waarde vertegenwoordigen van € 2,5 miljoen of meer
steeds
aan de gemeenteraad ter kennis zullen worden gebracht.
Met
ter kennis brengen van de gemeenteraad wordt bedoeld ter kennis brengen aan
de
betreffende raadscommissie.
Stuk 105 I pag.
4.
Wij stellen u voor bijgaand, in concept opgemaakt,
Delegatiebesluit vast te stellen.
Het college van burgemeester en wethouders,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 105 II
20054481
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 4 mei 2006
gelet op de artikelen 60, 160 en 169 van de
Gemeentewet,
b e s l u i t
A.
een nieuw Delegatiebesluit vast te stellen, waarin
voor de periode van 1 april 2006 tot 1 juni 2010, aan het college van
burgemeester en wethouders wordt opgedragen de uitoefening van de volgende
bevoegdheden van de raad:
I.
het beslissen op een aanvraag om vrijstelling van
het geldende bestemmingsplan ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, waaronder niet is begrepen de vaststelling van
ontwikkelingsplannen;
II.
het nemen van verkeersbesluiten als bedoeld in
artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994;
III.
het beslissen op een aanvraag om een
gehandicaptenparkeerkaart, als bedoeld in artikel 49 van het Besluit
administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;
IV
het
beslissen op aanvragen om ontheffing van een verbod krachtens de
Wegenverkeerswet 1994 voor wegen binnen de gemeente die niet onder het beheer van
her Rijk, de provincie of het waterschap vallen (artikel 149, eerste lid,
aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994);
V.
het
nemen van het gemeentelijk verdeelbesluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid,
van de Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006 (artikel 6,
tweede lid, Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 2006).
B.
te bepalen, dat het college van burgemeester en
wethouders
Stuk 105 II pag.
2.
C.
dit besluit op de gebruikelijke wijze bekend te
maken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 1 juni 2006.
,burgemeester.
,griffier.