Concept Raadsvoorstel tussentijdse wijziging APV

 

Stuknr. 

 

Delft, (datum)

 

Aan de gemeenteraad

 

Onderwerp: Tussentijdse wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft

 

Geachte dames en heren,

 

In 2004 is besloten tot een jaarlijkse update van de Algemene Plaatselijke Verordening te komen. In verband met wijzigingen van regelgeving (Gemeentewet; Wet politieregisters) omtrent cameratoezicht en het feit dat de voorbereidingen voor het van start gaan van het proefproject cameratoezicht Stationsgebied bijna voltooid zijn, waardoor het cameratoezicht daadwerkelijk eind april/begin mei 2006 operationeel kan zijn, is tussentijdse aanpassing van de APV noodzakelijk.

 

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt nog een enkele inhoudelijke wijziging mee te nemen. 

 

Voorgestelde wijzigingen

·       Opnemen van een nieuwe afdeling (Afd. 2.9 – Cameratoezicht op openbare plaatsen) en een nieuw artikel (art. 2.9.1 – Cameratoezicht op openbare plaatsen).

·       Tekstwijziging art. 5.1.7 derde lid (Caravans en dergelijke). 

·       Opnemen van nieuw artikel 2.1.23 met verbod op carbid schieten.

 

Uitgangspunten bij de tussentijdse wijzigingen

-        Bij de tussentijdse wijziging zijn wij uitgegaan van de tekst van model APV van de VNG (cameratoezicht).

-        Het artikel m.b.t. een verbod op carbid schieten is een reactie op een probleem zoals dat door de politie is gesignaleerd tijdens de afgelopen oud- en nieuwviering.

 

Toelichting op de tussentijdse wijzigingen

 

1. Opname nieuwe afdeling (2.9) en nieuw artikel cameratoezicht (2.9.1)

Inleiding

Op 22 februari 2005 is in het college het voorstel Cameratoezicht stationsgebied (reg.nr. 543314) besproken. Op 31 maart 2005 is door de raad besloten tot een proefperiode van 2 jaar. In dat kader wordt ter plekke een 23- tal camera’s geplaatst. De periode na de raadsvergadering van maart 2005 is besteed aan het verder laten uitwerken van het proefproject waartoe is besloten. Dat heeft erin geresulteerd dat eind april/begin mei 2006 de camera’s daadwerkelijk operationeel kunnen zijn in het stationsgebied.

 

Wijziging Gemeentewet

Op 30 juni 2005 is de Wet cameratoezicht op openbare plaatsen tot stand gekomen; deze is per 1 februari 2006 (gedeeltelijk) in werking getreden. De wet behelst een wijziging van de Gemeentewet en de Wet politieregisters. Aan de Gemeentewet is een nieuwe bepaling – artikel 151c – toegevoegd die regels stelt over cameratoezicht op openbare plaatsen. De wetgever heeft deze nieuwe bepaling in de Gemeentewet opgenomen vanwege het feit dat ook gemeenten steeds vaker kiezen voor cameratoezicht, waardoor er meer behoefte bestaat aan duidelijke regels op dit gebied

De technische vereisten (achtste lid van artikel 151c Gemeentewet) waaraan cameratoezicht op openbare plaatsen moet voldoen, treden op een later tijdstip in werking.

 

In artikel 151c Gemeentewet wordt bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid kan verlenen om voor een bepaalde duur cameratoezicht op openbare plaatsen uit te voeren. Daarnaast heeft de gemeenteraad de bevoegdheid om andere plaatsen, die zonder enige vorm van beperking voor het publiek toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet te brengen. Cameratoezicht op openbare plaatsen mag uitsluitend de handhaving van de openbare orde als doel hebben.

De bepaling inzake cameratoezicht kan worden opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening of in een specifieke verordening. De VNG heeft met betrekking hiertoe een model APV  bepaling uitgewerkt; welke in de model APV wordt opgenomen in een nieuwe afdeling 2.10 (in de Delftse APV, afdeling 2.9 – zie hieronder). Er moet een keuze worden gemaakt t.a.v. de aanwijsbevoegdheid voor gebieden, de burgemeester of de burgemeester en de raad. Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de Openbare Orde; afdeling 10 heeft betrekking op Cameratoezicht op openbare plaatsen. In de ledenbrief van de VNG Lbr. 06/04 wordt e.e.a. nader toegelicht. Voorts is door het Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (CCV) een handreiking Cameratoezicht uitgegeven (zie www.hetccv.nl)

 

Voorstel

Hoewel in  2004 is afgesproken dat jaarlijks een update plaatsvindt van de APV is vanwege de inwerkingtreding van genoemd artikel 151c van de Gemeentewet per 1 februari 2006 – en de daadwerkelijke start van het cameratoezicht in 2006, tussentijdse aanpassing van de APV noodzakelijk.

 

Voorgesteld wordt aan Hoofdstuk 2 (Openbare Orde) van de APV een nieuwe Afdeling toe te voegen:  Afdeling 9 – Cameratoezicht op openbare plaatsen.

 

Voorgesteld wordt het volgende artikel daarin op te nemen:

Artikel 2.9.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Lid 1    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 

Lid 2    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere voor eenieder toegankelijke plaatsen.

 

Opmerkingen

Alleen al ten behoeve van dit proefproject is opname van een artikel in de APV noodzakelijk gezien de wijziging van de Gemeentewet op dit punt; genoemd artikel heeft echter een algemene strekking. In het verlengde van overige bevoegdheden inzake openbare orde en veiligheid die de burgemeester op grond van de wet heeft, wordt voorgesteld in de APV de ruimere variant op te nemen, dat wil zeggen dat de bevoegdheid tot het aanwijzen van camera’s op openbare plaatsen berust bij de burgemeester, in die zin:

·       dat de burgemeester het daartoe strekkende besluit kan nemen na het college hieromtrent gehoord te hebben;

·       dat de bevoegdheid tot aanwijzing van een specifieke plaats en het bepalen van de termijn berust bij de burgemeester;

·       dat het besluit ter kennis wordt gebracht aan de Gemeenteraad.

Het besluit van de burgemeester wordt vormgegeven in een bij artikel 2.9.1 behorend uitvoeringsbesluit van de APV, ingaande 1 mei 2006 onder voorbehoud van vaststelling van art. 2.9.1 door de raad. Het is denkbaar dat vanwege uitvoeringsactiviteiten in het kader van bestemmingsplan Spoorzone verplaatsing van vaste camera’s binnen het gebied plaatsvindt. Mocht er sprake zijn van niet voorziene omstandigheden dan kan aanpassing van het uitvoeringsbesluit plaatsvinden. Met betrekking tot het plaatsen van borden wordt aangesloten bij de systematiek van het plaatsen van rvv-borden zoals bepaald in het Babw (Besluit administratieve bepalingen wegenverkeerswet). Uitgangspunt is dat de borden passanten tijdig moeten attenderen op het feit dat zij een gebied betreden waar cameratoezicht is. Op de borden wordt een pictogram opgenomen van een camera en wordt voorts “Gemeente Delft” vermeld.

 

In genoemde ledenbrief (lbr. 06/04) van de VNG staat een nadere toelichting op het APV-voorstel dienaangaande. Enkele belangrijke punten daaruit zijn:

·       Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats is een besluit van algemene strekking waartegen op grond van de Awb voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaat. Daarbij kan worden gedacht aan eigenaren van panden die mogelijk bestreken worden door cameratoezicht.

·       Cameratoezicht mag uitsluitend plaatsvinden voor het handhaven van de openbare orde; dat laat echter onverlet  dat deze vorm van cameratoezicht ook subdoelen mag dienen, zoals opsporing en vervolging van strafbare feiten.

·       De definitie van openbare plaats is ontleend aan de wetsgeschiedenis van de Wet openbare manifestaties (Wom). Het gaat daarbij om een plaats die openstaat voor het publiek en dit open staan dient te zijn gebaseerd op bestemming of op vast gebruik. Het kan daarbij ook gaan om openbare plantsoenen, winkelgalerijen stationshallen e.d..

·       Artikel 151c Gemeentewet heeft betrekking op het langdurig plaatsen van vaste camera’s. Dat wil zeggen dat het moet gaan om camera’s die nagelvast zijn bevestigd; daarmee wordt niet bedoeld dat de camera’s een vast ingekaderd beeld moeten weergegeven. Het gebruik van de camera’s kan dynamisch zijn.

·       Ander gebruik van camera’s t.b.v. openbare orde en veiligheid wordt door bovenstaande regeling onverlet gelaten. Kortstondig en/of mobiel cameragebruik n.a.v. een concrete aanleiding is mogelijk op grond van artikel 2 Politiewet.

·       T.a.v. het uitvoeren van cameratoezicht gelden eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat wil zeggen dat het toezicht evenredig moet zijn in relatie tot het doel (proportionaliteit) en het beoogde doel moet niet op een minder ingrijpende wijze kunnen worden bereikt (subsidiariteit). 

·       Het gebruik van camera’s moet kenbaar zijn; dat kan bijvoorbeeld gebeuren door het plaatsen van borden. 

 

 

2. Artikel artikel 5.1.7, derde lid

Deze tekst is verouderd; de Caravan- en tentenverordening Zuid-Holland is bijvoorbeeld al sinds 1991 ingetrokken. Voorstel is de tekst conform model-APV van VNG te wijzigen.

 

“ voor zover de Provinciale Caravan en Tentenverordening, het Provinciaal Wegenreglement, de Provinciale Landschapsverordening of de Huisvestingswet van toepassing is.“

vervangen door:

“…… voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.”

 

 

3. Artikel Carbid schieten

De politie is inmiddels een aantal malen rond de oud- en nieuw-viering geconfronteerd met burgers die carbid willen afsteken. Het lijkt erop dat – wellicht mede gezien de prijs – er een hernieuwde belangstelling is voor het afsteken van carbid. Zeker in de bebouwde kom kan dit zorgen voor ernstige hinder en overlast (gevaarzetting). Om problemen te voorkomen en duidelijkheid te scheppen, wordt voorgesteld in de APV expliciet een artikel op te nemen dat een verbod inhoudt op het afschieten van carbid. Hiervan is geen ontheffing mogelijk.

 

1.        Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

2.        Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van strafrecht.

 

 

Wij leggen u thans ter vaststelling het concept-besluit van de tussentijdse wijziging voor. 

 

Op grond van het vorenstaande en gelet op het advies van de algemene raadscommissie stellen wij u voor bijgaande, in concept voorliggende, wijzigingsverordening vast te stellen.

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders,

 

 

                                                         ,burgemeester

 

 

                                                         ,secretaris                      

 

 

Concept-besluit

 

Stuknr.

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gezien het voorstel van het college van …maart 2006,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

 

b e s l u i t

 

 

I.

vast te stellen de navolgende wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft:

 

 

a)  Aan  Afdeling 1 van Hoofdstuk 2 wordt het volgende artikel toegevoegd:

 

Artikel 2.1.23 Verbod carbid te schieten

1.        Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

2.        Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van strafrecht.

 

 

b)     Aan Hoofdstuk 2 (Openbare Orde) wordt een nieuwe Afdeling toegevoegd:      

 

Afdeling 9 – Cameratoezicht op openbare plaatsen.

 

c)     In voorvermelde nieuwe Afdeling wordt het volgende artikel opgenomen:

 

Artikel 2.9.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen

1        De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 

2        De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere voor eenieder toegankelijke plaatsen.

 

 

d)     De tekst van artikel 5.1.7, lid 3, vervangen door de volgende tekst:

 

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

 

 

II.

dat dit besluit op 1 mei 2006 in werking treedt.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 april 2006

 

 

 

                                                                   ,voorzitter

 

 

                                                                   ,griffier