“Nieuwe kansen door de Wmo”
Kaders nieuw beleid individuele
verstrekkingen Wmo
Gemeente Delft
Juni 2007
Vakteam
Maatschappelijke Ondersteuning
Programma
Wonen, Zorg en Welzijn
De
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is op 14 februari 2006 in de tweede
kamer en op 27 juni 2006 in de eerste kamer aangenomen. De invoering van de Wmo
in de gemeente Delft is per 1 januari 2007 zonder grote problemen afgerond en
er ontstaat nu ruimte om lokale beleidskaders Wmo op te stellen. Van beleidsarm
naar beleidsrijk , zoals afgesproken in de startnotitie ‘Van discussie, naar visie, naar
Wmo-beleid’, d.d. februari 2007.
Deze
notitie is een vervolg op de discussienotitie (15 mei behandeld in commissie
Wijzo) en bevat de keuzemogelijkheden voor de vaststelling van een beleids- én
financieel kader voor de voorzieningen Wmo. Op basis van de te stellen
financiële en beleidsmatige kaders vindt
de (nieuwe) aanbesteding voor Hulp bij het Huishouden plaats en kan de Verordening Maatschappelijke
Ondersteuning (2006) worden aangepast.
Hoofdstuk 1 geeft in het kort de stand van zaken weer. Het tweede
hoofdstuk bevat het financiële kader
waarbinnen veranderingen in beleid doorgevoerd kunnen worden. De voorstellen voor nieuw beleid komen in
het voorlaatste hoofdstuk (nr 3) aan de orde. Daarbij zal voor zover mogelijk
ook worden aangeven welke financiële consequenties verbonden zijn aan de
verschillende keuzemogelijkheden.
In bijlage 1 zijn de adviezen van het Wmo-werkteam PGB en
hulpmiddelen opgenomen en wordt aangegeven op welke wijze de gemeente deze
adviezen heeft gebruikt en/of wat hiermee gedaan wordt.
Bijlage 2 bevat het integrale advies van het Wmo-werkteam
PGB en Hulpmiddelen.
NB: het
verstrekkingenbeleid voorzieningen Wmo vormt weliswaar een belangrijk maar toch
ook een beperkt onderdeel van het totale Wmo beleid. In september wordt u een
discussienotitie Wmo-breed aangeboden. Op basis van deze discussienotitie
worden de kaders voor de Wmo vastgesteld en nader uitgewerkt in het vierjarig beleidskader Wmo, waarin het
verstrekkingenbeleid individuele voorzieningen, en de daarbij behorende
samenhang met andere velden, een plaats krijgt.
2. Financieel kader individuele
verstrekkingen
2.2
Voormalige Wvg-voorzieningen
3. Voorstellen voor nieuw beleid
3.1 Uitgangspunten voor nieuw
beleid
3.2.1Opbouw en structuur
verordening Mo 2008
3.2.2 Inkoop Hulp bij het huishouden
3.2.3 Uitgangspunten aanbesteding
3.2.4 Systematiek vaststellen eigen
bijdrage en eigen aandeel
3.2.5 De hoogte van het
persoonsgebonden budget (PGB)
3.2.6 De verantwoording van het persoonsgebonden
budget (PGB)
3.2.7 Zorguitruil als maatwerk
3.2.8 Logeerbaar in plaats van
bezoekbaar maken
Zoals gezegd is de wet in de loop
van 2006 door zowel de Tweede als de Eerste kamer aangenomen en op 1 januari
2007 in werking getreden. Gelijktijdig is de Wet voorzieningen gehandicapten
(Wvg) komen te vervallen. De
voorzieningen uit de Wvg zijn op dat moment overgegaan naar de Wmo. Daarnaast
is de functie huishoudelijke verzorging (HV) uit de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) komen te vervallen. Gemeenten zijn op basis van de Wmo
vanaf 1 januari 2007 verantwoordelijk geworden voor de voorziening "Hulp
bij het huishouden" (HH). Evenals de Wvg is de Wmo te beschouwen als een
kaderwet, die gemeenten de verplichting oplegt om door middel van een
verordening binnen het landelijke wettelijke kader zelf regels te stellen
omtrent de verstrekking van voorzieningen.
Het jaar 2007 was voor Delft een overgangsjaar vanuit de
opzet van een twee sporen traject (Plan van Aanpak Wmo, 2005). Spoor 1 was de
beleidsarme overgang naar de Wmo. Een zorgvuldige en overwogen invoering van de
nieuwe taken in samenhang met de reeds bestaande zorgtaken.
In de beleidsontwikkeling voor 2008 wordt ingestoken op de
volle breedte van de Wmo en de volledige samenhang tussen voorzieningen. Dit is
het spoor 2, welke moet resulteren in het vierjarig beleidsplan Wmo. Het
vierjarig beleidsplan kan gezien worden als de paraplu waaronder het Wmo-beleid
vorm krijgt. De nu voorliggende notitie “Nieuwe kansen door de Wmo” valt onder
deze paraplu en houdt zich bezig met de beleidsvorming over het verstrekken van
voorzieningen binnen de Wmo.
De startnotitie “Van beleid, naar visie, naar Wmo-beleid”
heeft de start van spoor 2 ingeluid. Een brede maatschappelijke
beleidsdiscussie was een belangrijke eerste stap, die van maart tot begin juni
heeft plaatsgevonden. Vanuit de Wmo-startdag d.d. 10 maart zijn Wmo-werkteams,
bestaande uit burgers en vertegenwoordigers van instellingen, aan de slag gegaan
met het voorbereiden van innovatieve voorstellen voor nieuw beleid en het
formuleren van beleidsadviezen. Op de Wmo-slotdag d.d. 9 juni zijn deze
voorstellen gepresenteerd. Deze worden betrokken bij de verdere
beleidsontwikkeling.
De aftrap voor de beleidsontwikkeling voor het verstrekken
van voorzieningen is reeds gemaakt met de discussienotitie “Individuele
voorzieningen Wmo”. Deze discussienotitie heeft de in de voorliggende notitie
uitgewerkte voorstellen opgevoerd als beleidsvragen. De beleidsvragen zijn
voorgelegd aan het panel Gehandicaptenbeleid d.d. 14 mei en aan de raadscommissie WIJZO in de vorm
van een c-discussie d.d. 15 mei. De adviezen en reacties zijn samen met de
inbreng van het Wmo-werkteam “PGB en hulpmiddelen” verwerkt in deze notitie
samen met de ervaringen van de gemeente met het invoeringstraject van spoor 1.
Het voorgaande in schema gezet levert het volgende beeld op.
Een niet weg te denken spanningsveld bij het opstellen van
het individuele verstrekkingenbeleid is het financieel beheersbaar uit kunnen
voeren daarvan. Dit gold al onder de Wvg en is met de toevoeging van hulp bij
huishouden en het krappe budget wat het rijk daarvoor beschikbaar stelt een
flinke uitdaging geworden. Met deze
uitdaging gaat de gemeente de beleidsuitgangspunten voor de nieuwe verordening
Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning vorm geven. Dit hoofdstuk schetst het financiële kader voor de
individuele voorzieningen. Deze bestaat uit het budget voor de voormalige
Wvg-voorzieningen en de Hulp bij het huishouden.
De
prognose voor het verstrekken van de voormalige Wvg-voorzieningen ziet er als
volgt uit:
|
2006 Werkelijk |
2007 Begroting |
2007 Prognose |
2008 Prognose |
2009 Prognose |
Inkomsten totaal |
7.106 |
7.120 |
7.120 |
7.120 |
7.120 |
Uitgaven |
|
|
|
|
|
Apparaatskosten |
1.854 |
1.854 |
1.854 |
1.854 |
1.854 |
Verstrekkingen |
3.850 |
4.184 |
3.791 |
3.791 |
3.791 |
Advisering |
373 |
380 |
375 |
375 |
375 |
Totaal |
6.077 |
6.418 |
6.020 |
6.020 |
6.020 |
|
|
|
|
|
|
Saldo/overschot |
1.029 |
702 |
1.100 |
1.100 |
1.100 |
Op
basis van de realisatie over 2006 is geconstateerd, dat er een stabilisatie is
ontstaan ten aanzien van deze verstrekkingen. In dat licht gezien is tevens
aangenomen dat het overschot een structureel karakter heeft.
De lopende exploitatie van de Wvg, uitgaande van de gegevens
over 2006 en de eerste inschattingen over 2007 en de reeds genomen besluiten
bij de Programmabegroting (pb) 2007-2010 en de pb 2008-2011 (deze dient
uiteraard nog vastgesteld te worden), ziet er als volgt uit::
Exploitatie WVG |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overschot 2006 |
€
1.100.00 |
|
|
|
|
Uitgaande van structureel karakter is dit
bedrag ook vanaf 2007 beschikbaar |
|||||
|
|
|
|
|
|
|
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
Startsituatie |
€
1.100.000 |
€
1.100.000 |
€
1.100.000 |
€
1.100.000 |
€
1.100.000 |
Af: |
|
|
|
|
|
Besluit PB 2007-2010 (WZW) |
-
€ 275.000 |
-
€ 275.000 |
-
€ 275.000 |
-
€ 275.000 |
-
€ 275.000 |
Besluit uitvoeringskosten Wmo |
-
€ 304.000 |
-
€ 333.000 |
-
€ 333.000 |
-
€ 333.000 |
-
€ 333.000 |
Af: |
|
|
|
|
|
Meerkosten loket Wmo* |
-
€ 43.000 |
-
€ 43.000 |
-
€ 43.000 |
-
€ 43.000 |
-
€ 43.000 |
Idem communicatiekosten* |
-
€ 50.000 |
|
|
|
|
Idem beleidscapaciteit* |
|
Pm |
Pm |
Pm |
Pm |
Herindicatie HH* |
-
€ 150.000 |
|
|
|
|
Restant overschot |
€
278.000 |
€
449.000 |
€
449.000 |
€
449.000 |
€
449.000 |
|
|
|
|
|
|
De herindicaties HH waren reeds als PM opgenomen in de Nota
Uitvoeringskosten (november 2006, 20183218). We denken dat de kosten voor
herindicatie minimaal € 150.000 bedragen.
* Over de met een * gemarkeerde posten zijn nog geen
besluiten genomen. De bedragen die vermeld zijn onder 2007 worden verder bezien
bij de beheernota 2 van 2007. De bedragen voor 2008 en verder worden betrokken
bij het opstellen van de Programmabegroting 2008-2011.
Onderstaande
tabel is ons huidige uitgangspunt. Daaruit blijkt dat de lopende exploitatie van de
huishoudelijke hulp voor 2007 wordt geraamd met een klein nadeel (€ 123.000).
De eerste facturen over 2007 lijken binnen de begroting te passen zonder dat
daar nu grote meevallers zijn te verwachten.
Overzicht Hulp bij het huishouden
Bij
dit overzicht nog een drietal aandachtspunten:
·
namelijk dat bij een nieuwe aanbesteding
mogelijk hogere tarieven kunnen worden verwacht
·
de eventuele omslag van HH2 naar HH1. De geïndiceerde producten HH1 en HH2
hebben een verschillende prijs. Officieel werd in de AWBZ een onderscheid
gemaakt tussen HH1 en HH2. In de praktijk liep dit door elkaar en bepaalden de
zorgaanbieders welk product geboden werd. In Delft werd in 2006 voor circa 85%
HH2 geleverd. Landelijk gezien wordt er vanaf 2007 veel meer HH1 geïndiceerd. Welke omvang deze verschuiving in
werkelijkheid heeft zal pas eind 2007 bekend worden. Als er daadwerkelijk
sprake is van grote verschuivingen tussen HH1 en HH2 dan kan voor iedere 10%
verschuiving gerekend worden met een voordeel van ca. € 2 ton. Met andere
woorden, als na de herindicaties blijkt dat 10% van de huidige HH2 klanten
eigenlijk recht heeft op HH1 dan levert dat een financieel voordeel op van € 2
ton. Echter het
Rijk, kan gezien deze landelijke ontwikkelingen, hier mogelijk consequenties
aan verbinden voor de hoogte van de bijdrage aan gemeenten.
·
De Rijksbijdrage in vier jaar tijd omgezet van
een bedrag gebaseerd op de productiecijfers 2005 naar een objectief
verdeelmodel. Dit objectieve verdeelmodel is nog niet beschikbaar. We zijn er in 2006 vanuit gegaan dat we in 2007 mogelijk €
123.000 moeten putten uit de reserve Wmo maar dat de gemeente vanaf 2008 dit
verschil gecompenseerd krijgt.
|
Reserve
Wvg/Wmo |
|
|
Stand 1/1/2007 |
€ 2,255
miljoen |
Af: |
Uitvoeringskosten Wmo |
- €
0,7 miljoen |
|
Geraamd tekort Wmo |
- €
0,1 miljoen |
|
Kwadraad |
- €
1,6 miljoen |
|
Stand ultimo 2007 |
€ 1,5
miljoen |
Dit overzicht is exclusief de restant buffer binnen de
lopende Wvg-exploitatie;
Op
basis van de ex-Wvg uitgaven, de uitgaven vanuit de reserve Wvg/Wmo en het
rijksbudget voor HH kan gesteld worden
dat de ruimte voor nieuw beleid slechts beperkt is. Wanneer voor het opvangen
van risico’s rekening moet worden gehouden met de stand van de reserve en een
buffer in de meerjarenbegroting van ca. € 2 ton, is de ruimte voor structureel nieuw beleid ca. € 2 ton. Daarbij
moet aangetekend worden dat deze ruimte voor structureel nieuw beleid niet
alleen relevant is voor het individuele verstrekkingendeel Wmo, maar
bijvoorbeeld ook voor beleid mantelzorgers, vrijwilligers e.d.
Dit hoofdstuk bevat een aantal voorstellen voor nieuw
beleid. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
·
nieuwe
beleidsvoorstellen passen binnen het geschetste financieel kader (hoofdstuk 3)
·
de
voorstellen hebben betrekking op het verstrekkingenbeleid voorzieningen Wmo
(zowel individuele als collectieve voorzieningen)
·
nieuw
beleid is aanvullend op of ter vervanging van bestaand beleid
·
onder
bestaand beleid wordt hier verstaan het beleid zoals neergelegd in de huidige
verordening, financieel besluit en verstrekkingen boek maatschappelijke
ondersteuning 2007
·
dit
onder de gelijktijdige constatering dat de Wmo niet de bedoeling heeft om de
ex-Wvg te verruimen of te verengen
De voorstellen voor
nieuw beleid worden per onderwerp aangeboden. De daadwerkelijk vertaling in de
verordening, besluit en beleidsregels wordt op een later tijdstip
aangeboden. De onderwerpen bevatten naast een
inhoudelijke verhandeling, tevens een reactie op de uitkomsten van de
discussienota[1] en de
voorstellen van het werkteam PGB en hulpmiddelen om zo beargumenteerd een
voorstel te geven. Ieder voorstel bevat eveneens een financiële doorrekening
c.q. aanname voor zover mogelijk. De
volgende onderwerpen worden aangeboden:
3.2.1 Opbouw en
structuur verordening maatschappelijke ondersteuning (Mo) 2008
3.2.2 Inkoop Hulp
bij het Huishouden
3.2.3 Uitgangspunten
voor aanbesteding Hulp bij het Huishouden
3.2.4
Systematiek
vaststellen eigen bijdrage en eigen aandeel
3.2.5
Hoogte
Persoonsgebonden budget (PGB)
3.2.6 Verantwoording
van het persoonsgebonden budget (PGB)
3.2.7 Zorguitruil
als maatwerk
3.2.8 Logeerbaar
maken in plaats van bezoekbaar maken
In
het kader van de Wmo is de gemeente verplicht een verordening op te stellen
waarin de verstrekking van algemene en individuele Wmo voorzieningen geregeld
is (artikel 5 Wmo). De opgevoerde bepalingen vormen een juridische grondslag
waarop besluiten op aanvragen voor dergelijke voorzieningen genomen worden. In
de Wmo staat aangegeven wat er minimaal geregeld moet worden in de verordening,
bijvoorbeeld hoe garandeert de gemeente de toegang tot voorzieningen.
De
VNG[2] heeft een model verordening opgesteld,
waarbij de structuur van de oude Wvg verordening is gehanteerd. De verordening
Maatschappelijke ondersteuning (Mo) in Delft (2006) is op dit model gebaseerd.
De CG raad (chronisch zieken en gehandicapten raad) heeft hierop enkele
commentaren gegeven. Het voornaamste commentaar richt zich op de wens om het
compensatiebeginsel prominenter in de verordening te verankeren. Dit wordt
eveneens onderschreven door de commissie Wijzo en het Panel Gehandicapten
Delft.
Actueel is dat de VNG in samenspraak
met de CG Raad dit jaar een nieuwe modelverordening gaat opstellen (d.d. mei
2007). Doel hierbij is om meer waarborgen in te bouwen voor cliënten m.b.t. het
compensatiebeginsel. Het gaat er hierbij om bepalingen op te nemen waarbij de
gemeente verplicht wordt gesteld om rekening te houden met de persoonskenmerken
en behoeften van de aanvrager, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om
uit oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Er dient derhalve gekeken te worden
naar een vorm van de verordening die voorziet in:
1.
waarborgen
voor de aanvrager m.b.t. het verstrekken van een verantwoorde voorziening;
2.
waarbij
uitgesproken wordt wat er verstaan wordt onder “verantwoord”, gekoppeld aan het
compensatiebeginsel en de daarbij behorende maatwerk;
3.
instrumenten
voor de gemeente om de verstrekking van de individuele voorzieningen budgettair
beheersbaar uit te kunnen (blijven) voeren (voornamelijk de ex Wvg bepalingen);
4.
individueel
maatwerk op basis van uitzonderingen zonder precedent te scheppen.
Kiezen voor een meer vraaggerichte
Wmo-verordening, zou kunnen betekenen dat in de nieuwe verordening een bepaling
over het verplicht verstrekken van een verantwoorde voorziening opgenomen
wordt. Deze bepaling kan er als volgt uitzien:
Hoofdstuk
1, artikel 2 lid 2 2a. De
gemeente is verplicht om een verantwoorde voorziening te verstrekken. 2b.
Onder een verantwoorde voorziening wordt hier verstaan een voorziening, welke
op basis van persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager aan iemand wordt
toegekend. |
Door deze bepaling als zodanig op te
voeren en deze uit te leggen in de toelichting én de beleidsregels, krijgt het
compensatiebeginsel een nadrukkelijker rol én een juridische verankering in
het gemeentelijk verstrekkingenbeleid. In de beleidsregels wordt verder
ingegaan op de elementen die betrokken moeten worden bij de afhandeling van een
aanvraag. Kapstok hierbij blijft de “verantwoorde voorziening”. Elementen
hierbij kunnen zijn:
·
goedkoopst
adequate voorziening
·
protocol
gebruikelijke zorg
·
ICF
classificatie
Het opnemen van deze bepaling in
de verordening vergt een andere manier
van denken bij de uitvoering. Ging het
bij de Wvg om de constatering of iemand wel of geen recht had op een
voorziening, onder de Wmo gaat het erom in hoeverre iemand gecompenseerd moet
worden, rekening houdend met de eigen verantwoordelijkheid.
Voorstel
Voorgesteld
wordt derhalve te kiezen voor een meer vraaggerichte verordening en naast
bovenstaande nadrukkelijk de resultaten van het overleg van de VNG en CG raad te betrekken.
Financiële consequenties
Dit voorstel betekent niet direct
meer voorzieningen en dus meer uitgaven. Onder de Wvg kon volstaan worden met
het toekennen van de gevraagde voorziening. Bij het compensatiebeginsel wordt
de totale persoonlijke situatie betrokken bij de aanvraagafhandeling. Hierdoor
kan het voorkomen dat er meer verstrekt wordt of andersom. Dit kan bijvoorbeeld
doordat de aanvrager niet wist dat een dergelijke (extra) voorziening bestond
of er zelf niet aan gedacht heeft.
Hier staat tegenover dat in bepaalde
gevallen andere, goedkopere oplossingen kunnen worden aangeboden omdat als
gevolg van het compensatiebeginsel de situatie in een bredere context wordt
bekeken. Er zijn op dit moment helaas nog onvoldoende ervaringscijfers bekend
om de financiële effecten in beeld te brengen.
De gemeente is met de komst van de Wmo
verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning waar hulp bij het
huishouden (HH) deel van uitmaakt. De gemeente moet de hulp bij het huishouden
aanbesteden volgens de Europese aanbestedingsregels. Hierbij heeft de gemeente de vrijheid om
de omvang van de vraag, waarop aanbieders kunnen reageren, vorm te geven. Naast
de kwalitatieve eisen, kan gekozen worden voor verschillende
aanbestedingsmodellen, type contract, aantal aanbieders en prijsstelling. Hier
wordt achtereenvolgens op ingegaan.
Voor
de aanbesteding van de HH zijn meerdere aanbestedingsmodellen mogelijk,
bijvoorbeeld:
1. een
aanbesteding, met concurrentie op kwaliteit en prijs
2. het
Zeeuwse model, met een vaste prijs en selectie op kwaliteit
In 2006 heeft
de gemeente delft voor dit model gekozen. Hierbij was de afweging inzicht te
hebben in het verband tussen kwaliteit en prijs die de aanbieders bieden en
zowel op kwaliteit als prijs te kunnen wegen. Er is in de aanbesteding gebruik
gemaakt van een maximum prijs zodat vooraf duidelijk was dat de prijs niet
hoger uit zou vallen dan in 2006 en om toch concurrentie mogelijk te maken.
Aanbieders mochten onder de prijs inschrijven en er zijn raamcontracten
afgesloten.
Bij
het Zeeuwse model wordt de prijs door de gemeente vastgesteld en worden de
zorgaanbieders alleen op kwaliteit geselecteerd. Met de zorgaanbieders die
voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria wordt een raamcontract afgesloten.
Overwegingen voor het Zeeuwse model is dat vooraf bij zowel de gemeente als de
aanbieders duidelijk is wat de prijs voor hulp in het huishouden is. De
gemeenten in Zeeland hebben voor dit model gekozen.
Gemeenten
kunnen met zorgaanbieders een vast (minimaal 2 aanbieders) of een raamcontract
(minimaal 3 aanbieders) afspreken. Bij een vast contract wordt door de gemeente
een bepaald aantal uren hulp in het huishouden bij een zorgaanbieder ingekocht.
Bij een raamcontract wordt de hoeveelheid hulp in het huishouden die bij een
zorgaanbieder wordt ingekocht niet vooraf vastgelegd. In de loop van de
contractperiode kunnen cliënten kiezen voor een zorgaanbieder of worden de
opdrachten verdeeld door middel van een zorgveiling.
Bij
alle aanbestedingsmodellen is het mogelijk een maximum te stellen aan het
aantal zorgaanbieders dat de gemeente wil contracteren. Het voordeel van een beperkt aantal
zorgbieders is dat de
zorgaanbieder meer kan investeren in het in stand houden en opbouwen van de
lokale en regionale ketensamenwerking tussen verschillende organisaties en zo
als onderdeel van de keten een beter passend aanbod voor de cliënt kan zijn.
Dit is een groot voordeel en deze investering vanuit zorgaanbieders is mogelijk
omdat de werkvoorraad wordt verdeeld over slechts enkele aanbieders, waardoor
het interessant blijft voor een zorgaanbieder om te participeren. Daarnaast is
het aantal zorgaanbieders te overzien, waardoor de controle op de aangeboden
kwaliteit beter gewaarborgd kan worden. De marktwerking die voortkomt uit een
onbeperkt aantal aanbieders heeft als gevolg dat cliënten veelvuldig
geconfronteerd zullen worden met o.a. promotiemateriaal van de verschillende
zorgaanbieders. De controle op de verleende dienstverlening wordt minder
gewaarborgd.
Het
nadeel van een beperkt aantal aanbieders Is de relatief beperkte keuzevrijheid. Door een
gelimiteerd aantal aanbieders te contracteren, heeft de cliënt een beperkte
keuzevrijheid in aanbieders dan onder het model zoals hieronder beschreven.
Echter, indien een gemeente bijvoorbeeld 5 aanbieders contracteert heeft de
cliënt alsnog de keuze uit vijf aanbieders. Indien de cliënt alsnog voorkeur
heeft voor een niet gecontracteerde zorgaanbieder is het mogelijk dat de cliënt
met behulp van een Persoonsgebonden Budget (PGB) die voorkeursaanbieder alsnog
inhuurt.
Gemeenten
zijn vrij in het bepalen van het uurtarief. Er zijn drie mogelijkheden:
·
Vast tarief. Gemeente stelt vooraf het tarief
vast en alle gegunde aanbieders ontvangen hetzelfde uurtarief (Zeeuwse model)
·
Verschillende uurtarieven. Verschillende
aanbieders ontvangen voor hetzelfde product verschillende uurtarieven,
afhankelijk van het tarief waarop zij hebben ingeschreven. Dit model is in 2006
in de gemeente Delft gebruikt.
·
Gemiddelde prijs voor HH1 en HH2. Het is
vervolgens aan de aanbieder om met deze prijs uit te komen met de verhouding
HH1 en HH2 die hij in praktijk levert.
Het
voordeel van een gemiddelde prijsstelling is dat zorgaanbieders die al langere
tijd zorg aanbieden vaak meer ervaren werknemers (HH2) in dienst hebben. Door met
een gemiddelde prijsstelling te werken, worden deze zorgaanbieders tegemoet
gekomen, doordat zij in de gelegenheid worden gesteld ook ervaren werknemers in
te zetten voor HH1. Het nadeel van een gemiddelde prijsstelling is dat de
kosten voor HH1 veel hoger komen te liggen voor de gemeente, terwijl dit de
grootste groep is binnen de hulp bij het huishouden. Het schema hieronder weergeeft de combinatiemogelijkheden van de
aanbestedingsmodellen.
|
Prijs-
kwaliteitsmodel[3] |
Zeeuwse
model[4] |
Delftse
model |
Soort
contract |
Vast
of raam contract |
Raamcontract |
Raamcontract |
Concurrentie
op |
Kwaliteit
en prijs |
Kwaliteit |
Kwaliteit
|
Aantal
aanbieders |
Vast:
minimaal 2 Raam:
minimaal 3 |
minimaal
3 geen
maximum |
minimaal
3 maximaal
5 of 7 |
Prijsstelling |
Tarief
HH1 en HH2 |
Tarief
HH1 en HH2 Gemiddeld
tarief |
Tarief
HH1 en HH2 |
Er
zijn op deze modellen verschillende varianten mogelijk. Bijvoorbeeld:
·
Eindhovens model: Zeeuws model met een
gemiddelde prijs
·
Delftse model: Zeeuwse model met een beperkt
aantal aanbieders (zie kolom 3)
Voorstel
Voorgesteld
wordt om te kiezen voor het prijs-kwaliteitsmodel of het Delftse model (variant
op het Zeeuwse model) Voordeel van het
prijs-kwaliteitsmodel is dat op deze manier de marktwerking op het terrein van
hulp bij huishouden wordt gestimuleerd. Een acceptabele variant op het Zeeuwse
model is het Delftse model. In dit model wordt een maximum gesteld aan het
aantal te contracteren zorgaanbieders, bijvoorbeeld maximaal 5 of 7. Het
voordeel hiervan is dat de cliënten een grote keuzevrijheid hebben, maar dat
het voor de zorgaanbieders nog steeds interessant blijft om te participeren.
Ook
is het dan voor de gemeente mogelijk om de kwaliteit van de dienstverlening te
monitoren. Niet onbelangrijk in deze is de praktische uitvoering. Om de kwaliteit
van de dienstverlening goed te kunnen monitoren lijkt een maximum aantal
zorgaanbieders het meest haalbare model.
Gezien de keuzevrijheid die we beogen voor de cliënten zijn
mantelcontracten met de zorgaanbieders geschikter dan een vast contract. We stellen voor, gezien de financiële
overwegingen, niet met een gemiddeld tarief voor HH te gaan werken in de
aanbesteding. Daarnaast wordt voorgesteld om een maximale prijs voor HH1 en HH2
te blijven hanteren, waardoor de kosten beheersbaar blijven.
Naast de keuze voor een
aanbestedingsmodel kan de gemeente in het zogenaamde bestek eisen stellen aan
de zorgaanbieders.
In dit bestek staan naast de vraagomschrijving, eveneens de eisen die de
gemeente stelt aan de zorgleveranciers. Door middel van dit bestek kan de
gemeente haar eigen “kleur” geven aan
de inkoop. De volgende criteria worden
voorgesteld:
1.
Niet
aanpassen criteria HH1 en HH2
Met de Wmo is de zorg hulp geworden.
HV is HH geworden. De HV indicatie is gewijzigd in een HH indicatie, maar heeft
inhoudelijk geen wijzingen ondergaan. Het indicatieadvies van het CIZ en het
indicatiebesluit van de gemeente is nu echter leidend voor de inzet van een
bepaalde vorm van HH. Hulp bij het Huishouden wordt
onderscheiden in twee categorieën:
·
HH1
hetgeen kort gezegd staat voor het verrichten van eenvoudige
schoonmaakwerkzaamheden
·
HH2 waarbij de hulpverlener naast de
activiteiten uit HH1 ook een nadrukkelijke signaleringsfunctie heeft én in meer
of mindere mate organisatorische activiteiten binnen het huishouden kortdurend
overneemt. De afgelopen maanden heeft de gemeente als opdrachtgever de nodige ervaring opgedaan Hulp bij het
Huishouden in de Delftse context. De gemeente is echter vrij hier een eigen
invulling aan te geven. Dit biedt derhalve de mogelijkheid om de indicatie in
te richten naar Delftse maatstaven. Dit is echter nog te vroeg gezien de
beperkte ervaring die de gemeente heeft opgedaan. Op basis van de ervaringen
tot nu toe is het niet nodig de indicatiecriteria aan te passen. Voorgesteld
wordt dan ook om de in 2007 ingezette lijn de komende jaren door te zetten
2.
Zorgaanbieders
moeten HH1 aanbieden in natura. Als zij ook Alpha hulpen inzetten voor HH1
dient de zorgaanbieder de
kassierfunctie te vervullen voor de Alphahulpen
3.
Signaalfunctie:
Het takenpakket vallend onder HH1
bestaat kort uit het verzorgen van eenvoudige schoonmaakwerkzaamheden.
Voorgesteld wordt deze functie inderdaad uit te breiden en de signaalfunctie
toe te voegen aan eisenpakket voor de aanbesteding HH. Het is echter niet zo
dat deze toevoeging allerhande consequenties kan hebben. Het toepassen van deze
functie is immers niet meer dan het gezonde verstand gebruiken en op het moment
dat er zich iets voordoet een telefoontje plegen naar een van de zorgleveranciers.
Zeker gezien de doelgroep. Dat zijn immers klanten die op zich goed uit de
voeten kunnen en waar in beginsel geen zwaardere vorm van hulp nodig is. Voor
het geval bij de hulpverleners zelf hierover twijfels ontstaan dan kan als
aanvullende dienst (via de zorgleveranciers) zonodig een training worden
verzorgd. Wat wellicht mogelijk is voor minimale kosten is dat een Alphahulp
een coach/ondersteuner vanuit de zorgaanbieder krijgt om zo zorg te dragen voor
meer kwaliteit en signalering voor een lage prijs.
4.
Social Return On Investment (Sroi). Wens opnemen in
aanbesteding dat zorgaanbieders samen met de gemeente Delft helpt om mensen uit
de bijstand naar werk te krijgen en stages aanbieden voor jongeren (conform
2006).
5.
De
uitvoerende organisatie moeten bereid zijn te
participeren in de woon/zorg/welzijnsketen. Ook in de woonserviceszones
van de gemeente (conform 2006)
6.
De
uitvoerende organisaties moeten beleid hebben op het gebied van kleurrijk
personeelsbeleid (conform 2006)
7.
Contracttermijn:
Voorgesteld wordt een
contracttermijn voor 2 jaar met mogelijkheid om het twee keer een jaar te
verlengen.
8.
Geen
onderaannemers: Ondernemers kunnen
geen onderaannemers inschakelen voor deze aanbestedingsprocedure. De gemeente
Delft wil de gesloten overeenkomsten goed kunnen beheersen. Indien gewerkt
wordt met onderaannemers wordt de beheersbaarheid van de overeenkomsten
kleiner. Eveneens wordt de keuzevrijheid van de cliënten beperkt. Indien voor
een ondernemer wordt gekozen die met onderaannemers werkt, dan bestaat er een
risico dat de cliënten niet bij hun keuze terecht komen, maar worden
doorverwezen naar een onder(aan)nemer waarvoor niet is gekozen (conform 2006).
De Wmo geeft gemeenten de mogelijkheid om een beleidskeuze te maken
over het wel of niet werken met een eigen bijdrage. Daarbij zijn wel enkele
beperkingen gesteld. Zo is het niet toegestaan rolstoelvoorzieningen
inkomensafhankelijk te maken en kent de hoogte van een eigen bijdrage een maximum
volgens
de systematiek van het landelijk Besluit Wmo. Het heffen en innen van een eigen
bijdrage is bovendien uitbesteed aan een onafhankelijke derde (thans het CAK[5]).
Het stellen van
inkomensgrenzen of het vragen om een eigen bijdrage is voor de gemeente een
manier om de Wmo financieel beheersbaar uit te kunnen voeren. Dit in alle
redelijkheid waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Daarnaast
kan het vragen van een eigen bijdrage een prikkel zijn die ervoor zorgt dat
burgers een doelbewuste keuze maken bij het indienen van een aanvraag. Dit
zodat onnodig aanvragen van voorzieningen en niet-gebruik tot een minimum kan
worden beperkt. De gemeente moet
bepalen welke vorm van eigen bijdrage ze wil gaan invoeren. Hiervoor zijn
verschillende varianten mogelijk die hieronder worden besproken.
1.
Inkomensonafhankelijk
Deze variant spreekt voor zich. Iedereen die op basis van een indicatie
een voorziening nodig heeft om beperkingen te compenseren krijgt die
voorziening zonder dat daar in welke vorm dan ook een financiële bijdrage voor
gevraagd wordt.
2. Inkomensgrenzen
en eigen bijdrageregeling/eigen aandeel.
Variant 2 is de
huidige situatie. Het Delftse voorzieningenbeleid (de voormalig
Wvg-voorzieningen) kent inkomensafhankelijk voorzieningen. Dit ziet er als
volgt uit:
a. Inkomensgrens
voor individuele vervoersvoorzieningen
Het
gaat hierbij om vervoersvoorzieningen zoals scootmobielen en
(kinder)driewielfietsen. Indien de aanvrager een inkomen heeft hoger dan 2x de
Wet Werk en Bijstand (WWB) norm, komt deze niet in aanmerking voor een door de
gemeente gefinancierde voorziening. De achterliggende gedachte hierbij is dat
de aanvrager met een dusdanig inkomen de voorziening zelf kan bekostigen. De
hoogte van deze grens wordt als algemeen geaccepteerd ervaren, uit
jurisprudentie en WWB normeringen.
b. Een
eigen bijdrageregeling/ eigen aandeel
Voor Hulp bij het huishouden wordt een eigen
bijdrage geheven conform de regels van het landelijk Besluit Wmo (AMvB
2-10-2006). Een eigen aandeel volgens dezelfde systematiek wordt gevraagd bij
grote woningaanpassingen.
Variant 2a: huidige variant handhaven
Variant 2b: huidige variant handhaven, maar de
hoogte van de inkomensgrenzen verhogen of verlagen. De hoogte van de huidige
inkomensgrens (2x WWB-norm[6])
wordt algemeen geaccepteerd vanuit jurisprudentie. Deze hoogte kan zowel naar
boven als naar beneden worden aangepast. Aanpassing naar boven zal leiden tot
een verruiming van de toegang tot voorzieningen. Een verlaging van de norm zal
dus het tegenovergestelde teweegbrengen waarbij wel nadrukkelijk moet worden
aangetoond dat aanvragers met een inkomen boven de nieuwe norm in voldoende
mate financieel zelfredzaam zijn.
3. Eigen
bijdragesysteem met glijdende schaal
Variant
3 betekent dat de huidige eigen bijdrageheffing voor de Hulp bij huishouden ook
toegepast gaat worden op de ex Wvg-voorzieningen (uitgezonderd de rolstoelen).
Binnen deze variant kan de afweging
worden gemaakt om:
·
alleen voor de huidige inkomensafhankelijke
voorzieningen een eigen bijdrage te vragen,
·
een eigen bijdrage voor alle geoorloofde
voorzieningen te heffen.
De nu niet-inkomensafhankelijke voorzieningen
zijn bijvoorbeeld de losse woonvoorzieningen zoals tillift en
douche-toiletstoel.
Opnemen van een
glijdende schaal binnen de wettelijke kaders van de eigen bijdragesystematiek. Een
glijdende schaal kan er als volgt uitzien:
·
Bij een inkomen tot 120 % (130%) WWB norm:
volledige vergoeding via bijzondere bijstand.
·
Daarboven moeten mensen een ‘staffel’ aanhouden voor maximale eigen
bijdrage. De staffel kan op verschillende manieren worden vormgegeven..
Financiële
consequenties
·
Variant 1 (géén
eigen bijdrage): Deze variant zal een zeer forse extra financiële belasting tot
gevolg hebben. Immers, alleen al de eigen bijdrage die nu voor hulp bij het huishouden
wordt gevraagd bedraagt bijna 1,6 miljoen euro.
·
Variant 2a
(handhaving huidige situatie): Deze variant heeft in principe geen financiële
consequenties behalve als gevolg van de autonome veranderingen die mogelijk
gaan plaatsvinden. Er zijn momenteel geen indicaties dat er een wezenlijke
toename is te verwachten.
·
Varianten 2b en 3: Helaas ontbreken essentiële basisgegevens
voor het berekenen van de consequenties bij de overige twee varianten (hoogte
inkomensgrens aanpassen; eigen bijdrage regeling uit Wmo; glijdende schaal
invoeren). Het voorstel om te kiezen voor de eigen bijdrage systematiek is dan
ook vooral gebaseerd op de vier genoemde inhoudelijke argumenten.
Voorstel
Uit de 5 keuzemogelijkheden komt de eigen
bijdrage systematiek (3) als meest gunstig naar voren:
1. het
is meer gericht op het individu dan een collectieve inkomensgrens
2. geeft
een financiële prikkel om doelbewust om te gaan met voorzieningen
3. administratieve
belasting is laag dus lage overheadkosten
4. passend
binnen de Wmo
De gemeente moet
zorgvragers voor alle individuele verstrekkingen de keuze bieden uit Zorg in
natura en Zorg in de vorm van een Persoonsgebonden budget (PGB).
Zorg in natura wil
zeggen dat de zorg door een zorgaanbieder wordt geleverd. Het PGB is een geldbedrag
waarmee iemand zelf verschillende verstrekkingen of vormen van hulp kan
inkopen.. Onder de AWBZ was een soortgelijk systeem gebruikelijk bij de
verstrekking van huishoudelijke verzorging.
Beperking van deze keuzevrijheid is alleen in uitzonderlijke situaties
mogelijk. De huidige verordening Mo
(hoofdstuk 2, artikel 3 en 4) zegt:
Dat er “geen persoonsgebonden
budget wordt verstrekt indien: a) het ernstige vermoeden bestaat dat de
persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden budget is bedoeld problemen
zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en er geen
mogelijkheid tot een zaakwaarnemer is: of b) het ernstige vermoeden bestaat
dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden budget is bedoeld
niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen dan wel er sprake is
van onder bewind of curatele
stelling.” Voorts wordt het PGB alleen verstrekt ten aanzien van individuele
verstrekkingen. |
Er
zijn op dit moment geen signalen die het noodzakelijk maken deze bepalingen aan
te passen. Bij de discussie over het
PGB staan momenteel twee onderwerpen centraal:
·
de hoogte van het PGB voor
·
de verantwoording van het PGB (3.2.7)
In de volgende twee
paragrafen wordt dit beschreven. Daarbij
worden de volgende uitgangspunten betrokken
[7]
·
PGB toegankelijk en laagdrempelig maken door
tijdige informatie en eenvoudige procedures (weg met de paarse krokodil);
·
Het instrument PGB geeft invulling aan de
zelfredzaamheid van de burgers van Delft.
Hoogte van het PGB
Bij de beschrijving wordt onderscheid gemaakt
tussen de ex Wvg voorzieningen en de hulp bij het huishouden (HH).
Hoogte PGB voor hulp bij het huishouden.
Het PGB bij de hulp
bij het huishouden is als systeem overgenomen uit de AWBZ periode. Met het PGB
kan de cliënt zelf bepalen waar hij/zij de hulp wil inkopen. Dat kan bij een
organisatie maar ook in de kring van gezinsleden, vrienden of bekenden zijn.
De hoogte van het
budget is voor 2007 op hetzelfde niveau bepaald als onder de AWBZ, namelijk op
75% van het zogenaamde CTG tarief (College Tarieven Gezondheidszorg). De
overige 25% betreffen de kosten voor werkgeverslasten en overhead, welke niet
doorberekend worden in het PGB omdat er van uit is gegaan dat de cliënt deze
kosten niet hoeft te maken. Uit reacties van het Zorgkantoor, als uitvoerders
van de AWBZ PGB huishoudelijke verzorging, blijkt dat dit systeem van PGB goed
werkt en uitvoerbaar is.
Financiële consequenties
Op dit moment bedraagt
het PGB 75% van het CTG-tarief (75% van € 24,30). Uitgaande van de werkelijke inkoopprijs 2006 (hh2 => €
22,00) kunnen we stellen dat we dus eigenlijk rekenen met 83% van de werkelijke
inkoopprijs. De meerkosten om niet 83% maar 100% van de inkoopprijs te
vergoeden is dus globaal 20% ((100-83)/83).
Vanuit de Awbz is ca. € 1 miljoen overgekomen naar de gemeente
Delft voor de uitvoering van de PGB’s. De gemeente moet dus binnen dit bedrag
het budget aan de Pgbhouders kunnen verstrekken. Bij een vergoeding van 100 %
van de inkoopprijs betekent het voor de gemeente een kostenstijging van 20%.
Dit is circa: € 2 ton. Deze gegevens in schema geeft het volgende beeld:
Omvang
PGB’s |
|||||
|
Aantal |
%
inkoopprijs |
Gemiddelde
uitgaven per PGB |
Begroting |
Meerkosten |
Begroting 2007,
huidige situatie hoogte PGB |
414 |
83% |
€
2.510 |
€
1.039.298 |
|
Begroting
2007, bij100% vergoeden |
414 |
100% |
€
3.025 |
€
1.252.166 |
€
212.868 |
Voorstel
Voorgesteld wordt om
de hoogte van het PGB voor hulp bij het huishouden te handhaven op het niveau
zoals ook in 2007 is toegepast. Hierdoor wordt de cliënt in voldoende mate in
de gelegenheid gesteld om een keuze te maken voor hulp uit de persoonlijke
sfeer of voor een professionele organisatie.
Hoogte PGB bij de ex-Wvg voorzieningen (hulpmiddelen).
Onder de Wmo kunnen
cliënten kiezen hoe zij de hulpmiddelen toegekend willen hebben: in natura via
een PGB. De gemeente heeft voor een aantal hulpmiddelen prijsafspraken gemaakt
met leveranciers. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door (onderhandse)
aanbestedingen, waarbij de economisch meest voordelige leverancier is gekozen
(gegund).
Naast het economische
voordeel van deze professionele inkoop, valt dit ook onder de plicht van de
gemeente. De gemeente was onder de Wvg én is onder de Wmo verplicht om altijd
de goedkoopst adequate voorziening[8]
te verstrekken. Regel hierbij is dat de voorziening of een combinatie van
voorzieningen de ondervonden beperkingen moet compenseren. Bij twee of meer
vergelijkbare adequate voorzieningen, wordt de goedkoopste voorziening gekozen.
De hoogte van het PBG
voor hulpmiddelen (ex-wvg voorzieningen) wordt anders bepaald dan die bij de
hulp bij het huishouden. Bij de hulpmiddelen wordt het PBG bepaald door een
tweetal elementen: A de inkoopprijs van de voorziening en B de
instandhoudingkosten gedurende de looptijd van het budget (gemiddeld 5 jaar).
Met instandhoudingkosten wordt bedoeld de kosten voor (verplichte) verzekering,
onderhoud en reparaties, welke buiten de garantieperiode vallen.
Ultimo:
alle kosten die een voorziening voor een aanvrager adequaat maken worden
gerekend tot het budget.
Bij de bepaling van
de hoogte van het PGB kan er gekozen worden uit drie scenario’s zoals
onderstaande tabel laat zien.
Scenario |
Uitleg |
1 |
PGB is minder dan de inkoopprijs voor
het hulpmiddel. |
2 |
Inkoopprijs
gemeente is hoogte PGB. De hoogte van het PGB is gebaseerd op de inkoopprijs
zoals bedongen door de gemeente bij haar leveranciers van de hulpmiddelen (ex
Wvg voorzieningen). |
3 |
inkoopprijs
gemeente + 10% (fictief) is hoogte PGB. De inkoopprijs van de gemeente
verhoogd met 10% om zo het negatieve aspect bij scenario 2 te compenseren.
Iemand wordt hierbij meer in staat gesteld om eenzelfde (adequate)
voorziening aan te schaffen. |
Alle scenario’s
hebben financieel nadelige gevolgen. Bij scenario 1 is het voor de klant. Het
ligt in de rede – meer dan bij hulp bij het huishouden- dat de klant voor het
PGB budget de voorziening niet zelf in kan kopen voor dit bedrag. Bij scenario
2 ligt het genuanceerder. Gemeenten krijgen soms flinke kortingen waar het gaat
om de inkoop van hulpmiddelen. Gelet op de omvang van de inkoop van de
hulpmiddelen, kunnen deze kortingen bedongen worden. Echter, gezien de
marktontwikkelingen en de opkomst van het PGB verwachten de leveranciers dat in
de loop der tijd de inkoopprijs van de gemeente en de marktprijs om en nabij
hetzelfde is. Bij scenario drie is dit
financiële nadeel voor de gemeente omdat
het de gemeente meer kost indien een cliënt kiest voor een PGB in plaats
van verstrekking dan bij een natura verstrekking.
Om een juiste
afweging hierin te kunnen maken, worden scenario 2 en 3 beargumenteerd op grond
van het compensatiebeginsel en de Wmo. Het compensatiebeginsel gaat over wat er
verstrekt wordt aan voorzieningen om zo de ondervonden beperkingen in en rondom
het huis te compenseren. Het gaat hierbij om de kwaliteit van de voorziening en
het proces: maatwerk leveren, rekening houden met de bij de cliënt levende
wensen en mogelijkheden.
·
De gemeente verstrekt altijd een adequate
voorziening.
·
Hierbij heeft de cliënt de keuze HOE hij
of zij de voorziening wenst te ontvangen. Als iemand kiest voor een PGB
verstrekking dan is dit zijn of haar eigen keuze. Deze keuzevrijheid is één van
de peilers van de Wmo om zo invulling te geven aan het bevorderen van eigen
verantwoordelijkheid.
Mede gelet op het
bovenstaande wordt voorgesteld om te kiezen voor scenario 2. Het is niet wenselijk dat de gemeente meer geld
kwijt is zodra iemand voor dezelfde voorziening een ander verstrekkingwijze
kiest. Vanuit ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ moet iedereen gelijk worden
behandeld qua verstrekkingenniveau maar ook in totale kostentoewijzing. Het is
een eigen keuze om via een PGB een voorziening verstrekt te krijgen, waarbij
het deels zelf in de kosten voorzien van het restant bedrag eveneens een eigen
keuze is. Dit is de eigen verantwoordelijkheid. Geluiden uit de leveranciersmarkt laten zien dat mensen bereid
zijn om zelf het resterende bedrag bij te leggen, veelal exclusievere modellen
dan de goedkoopst adequate voorziening aanschaffen en dat het verschil tussen
de marktprijs en de inkoopprijs van de gemeente steeds kleiner wordt (als
gevolg van de invoering van de Wmo / PGB).
Financiële consequenties
Scenario 1 levert
beperkte financiële voordelen op voor de gemeente.
Scenario 2 heeft geen
financiële consequenties voor de gemeente.
Scenario 3
daarentegen wel. Om dit in beeld te brengen wordt de marktprijs afgezet tegen
de inkoopprijs van de gemeente. Volgens de leveranciers ligt het verschil
tussen de 10% en 25%. In onderstaand
kader wordt beschreven op welke wijze de prognose is berekend.
Verder is bij de
berekening uitgegaan van de volgende aannames: ·
een budgetverhoging van 10% als
verschil tussen inkoopprijs gemeente en marktprijs; ·
een PGB wordt voornamelijk aangevraagd
voor de voorziening scootmobiel en rolstoel; met deze voorzieningen wordt dan
ook gerekend; ·
van het totaal aantal toegekende
voorzieningen scootmobiel / rolstoel, wordt verwacht dat 10% tot 25% van de
klanten vraagt om een PGB. Uitgaande van deze
gegevens blijkt dat een verhoging van het PGB leidt tot extra kosten van € 7.072.00 per jaar wanneer 10 % van
de klanten een PGB wil. Geeft 25 % van de klanten aan een PGB te willen dan
bedragen de extra kosten € 17.856,80 per jaar |
Voorstel
Voorgesteld wordt om de hoogte van het PGB voor
de ex Wvg voorzieningen te baseren op de inkoopprijs van de gemeente (scenario
2)
De zorg zelf regelen met een PGB, geeft niet alleen
vrijheid. Er zit ook werk en verantwoordelijkheid aan vast voor
de PGB-houder. Op dit moment is het PGB ingebed in een
bureaucratische structuur. Het aanvragen, beheren en verantwoorden kost zoveel
werk dat het gebruikers een doorn in het oog is en voor sommige andere klanten
een reden om maar geheel af te zien van een PGB (Wmo-start- en slotdag,
werkteam PGB, panel gehandicapten, commissie Wijzo etc).
In eerste instantie
heeft de gemeente Delft de PGB-sytematiek overgenomen vanuit de Awbz.
Door zowel de
raadscommissie als het panel gehandicapten is de wens uitgesproken om de
procedure rondom de verantwoording van het PGB met zo min mogelijk regels in te
richten. Dit kan betekenen dat artikel 4 - zoals nu opgevoerd in de
verordening- aangepast moet worden.
Artikel 4 van de verordening maatschappelijke ondersteuning regelt
namelijk de huidige eisen die we als gemeente stellen aan de verantwoording van
het PGB. In het kort bepaalt artikel 4:
·
het PGB-budget moet worden aangewend voor die
voorziening / dienst zoals opgevoerd in een programma van eisen;
·
de budgethouder is verantwoordelijk voor de
aanschaf, onderhoud en instandhouden van de voorziening / dienst;
·
na de aanschaf of inkoop is de budgethouder
gehouden om de factuur, betalingsbewijs en, indien van toepassing, een
salarisadministratie bij HH in te dienen.
Varianten verantwoording
Voor de wijze van
verantwoorden kunnen op hoofdlijnen zes vormen worden onderscheiden
1. actieve
verantwoordingsplicht. de klant levert alle gewenste
informatie en bewijsstukken aan bij de gemeente. De gemeente controleert vier
keer per jaar deze informatie 1 op 1.
2. Géén
actieve verantwoordingsplicht. De cliënt legt wel
verantwoording af door het
verantwoordingsformulier, maar er vindt geen controle plaats door de gemeente.
3. Steekproefsgewijze
controle waarbij de klant alle bescheiden moet bewaren
en beschikbaar hebben en de gemeente op basis van een willekeurige steekproef
controle uitvoert.
4. Steekproefsgewijze
controle waarbij de klant alle bescheiden alle
informatie inlevert en de gemeente op basis van een willekeurige steekproef
controle uitvoert.
5. Geen
verantwoordingsplicht onder de € 2.500. De klant weet zelf
het beste hoe hij het PGB kan inzetten om zijn beperking te compenseren. Het
bedrag € 2.500 is gebaseerd op de Awbz.
6.
Geen verantwoordingsplicht. De
klant weet zelf het beste hoe hij het PGB kan inzetten om zijn beperking te
compenseren.
Financiële consequenties
Naarmate de bureaucratie afneemt treden er
mogelijk twee financieel nadelig consequenties op voor de gemeente:
·
de aantrekkelijkheid
van het PGB gebruik neemt toe, waardoor het nadelige effect op het inkoopvolume
toeneemt
·
door minder controle
neemt de kans op onterechte verstrekkingen toe
Regeldruk
De varianten 1 t/m 5 vergen een toetsbaar
regelstelsel. Deze varianten zijn daardoor ook onderhevig aan controle op de
naleving door de accountant. Het risico ontstaat dan dat een steekproefsgewijze
controle, bij aangetoonde onregelmatigheden, gaat leiden tot steeds bredere
controle verplichtingen. Variant 6 ontslaat de gemeente van het hebben van een
dergelijk regelstelsel.
Het schema hieronder
vergelijkt de actieve en passieve verantwoordingsplicht op basis van drie
criteria.
Wat
|
Actieve
verantwoordingsplicht |
Geen actieve
verantwoordingsplicht |
Administratieve
lasten voor klant |
De klant dient 4 x
per jaar het Pgb-budget te verantwoorden (middels verantwoordingsformulier). |
De klant dient 4 x
per jaar het Pgb-budget te verantwoorden (middels verantwoordingsformulier). |
Ambtelijke inzet
i.v.m. controle en verantwoording |
Op basis van de
huidige ervaringen verwachten we dat de ambtelijke inzet ivm controle en
verantwoording Pgb 2 uur per klant een reële inschatting is. |
De werkzaamheden zijn
administratief van aard. (innemen van formulieren en vastleggen in systeem).
De hiervoor bestaande actuele normtijden zijn 5 minuten per administratieve
handeling. Het is aannemelijk deze norm over te nemen. |
Kosten |
Uitgaande van 270
Pgb-klanten op jaarbasis betekent dit totaal 2160 uur ambtelijke inzet
Pgb-controle. Dat is derhalve ca. 2 fte = een kostenpost van ca. € 120.000,=
(incl werkplek) |
Uitgaande van 270
Pgb-klanten x 5 minuten = 22,5 uur op jaarbasis, derhalve zijn de kosten
minimaal. |
Voorstel
De zes varianten
afgezet tegen de wezenlijke elementen van de Wmo (compensatiebeginsel,
keuzevrijheid, maar vooral eigen verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en
zelfredzaamheid) dan zou gekozen moeten worden voor een variant die het best
hieraan tegemoet komt. Wordt bovendien rekening gehouden met de nadrukkelijke
vraag de PGB-houder zo weinig mogelijk te belasten dan ligt in feite de keuze
voor variant 6 voor de hand. In deze variant wordt de budgethouder immers
helemaal niet belast met allerhande administratieve verantwoordingsopdrachten
én hij of zij kan zelf de definitieve invulling geven aan de wijze waarop
ervaren belemmeringen het best kunnen worden gecompenseerd.
Onder de AWBZ was zorguitruil tussen persoonlijke verzorging
(PV) en huishoudelijke verzorging (HV) mogelijk.[9]
Zorguitruil betekent dat de cliënt die geïndiceerd is voor PV er voor kan
kiezen deze indicatie om te zetten naar HV. Dit kon bijvoorbeeld in de volgende
situatie:
De cliënt heeft een mantelzorger/gezinslid die de PV voor
de cliënt op zich neemt. Het is mogelijk dat hierdoor de mantelzorger
geen/minder tijd heeft voor de huishoudelijke verzorging. Indien de
Huishoudelijke verzorging hierdoor in de knel komt kan de cliënt de indicatie
PV om laten zetten naar HV. Deze zorguitruil was onder de AWBZ mogelijk omdat
beide vormen van verzorging vanuit dezelfde financieringsbron (de AWBZ)
werden gefinancierd. |
Met de overgang van de HV naar de Wmo is HV hulp bij het
huishouden geworden (HH) en worden de PV en de HH vanuit twee verschillende
bronnen gefinancierd:
·
de
Hulp bij het Huishouden (HH) vanuit de gemeente (Wmo)
·
de PV
vanuit de AWBZ. Bovendien gelden voor beide financieringsstromen aparte
wettelijke grondslagen.
Het gevolg van deze scheiding is dat cliënten de dupe zijn
van twee gescheiden financieringssystemen. Indien zich een situatie voordoet
zoals hiervoor omschreven dan zou de cliënt HH moeten aanvragen bij de
gemeente. Indien daar een positieve indicatie op volgt dan betaalt de gemeente voor een AWBZ functie, namelijk
persoonlijke verzorging. Zorguitruil onder de Wmo is dus niet mogelijk zonder
financieel risico aan de kant van de gemeente. De kosten die bij uitruil onder
de AWBZ worden gespaard vloeien immers niet terug naar de gemeente, terwijl die
wel extra kosten moet maken. Informatie over de omvang van zorguitruil is
overigens niet beschikbaar[10].
Gezien bovenstaande overweging is het niet aan te bevelen
zorguitruil structureel toe te staan. Echter, in overleg met het zorgkantoor is
het mogelijk om in concrete situaties tot een passende, op maat gesneden
oplossing te komen. Dit kan concreet
betekenen dat na goed overleg de ene keer het Zorgkantoor de kosten voor HH
voor haar rekening neemt en in het andere geval de gemeente de kosten voor PV.
Voorstel
Op basis van in 2007 opgedane ervaringen probeert de gemeente samen met het Zorgkantoor de
mogelijkheden voor maatwerk nader in beeld brengen. Hierbij wordt
meegenomen op welke wijze deze
aanvullende vorm van maatwerk bekend kan/moet worden gemaakt bij klanten.
Financiële consequenties
Uitgangspunt
is dat de uiteindelijk toe te passen oplossing géén financiële consequenties
heeft voor de gemeente.
Bezoekbaar maken is het daadwerkelijk bezoekbaar maken van
een woning ter gunste van iemand die in een AWBZ instelling zijn of haar
hoofdverblijf heeft. Denk aan de partner die thuis woont en de echtgenoot
verblijft in een verzorgingshuis (kind / ouder).
Uit jurisprudentie blijkt dat de zorgplicht zich hierbij uitstrekt tot slechts het:
·
toegankelijk
maken van de woning (voordeur / achterdeur) en
·
het
in staat stellen tot het bereiken van het toilet en woonkamer.
Strikt genomen gaat het dan niet eens over het kunnen
gebruiken van (delen van) de woning; een aanpassing van een toilet voor de
aanvrager hoeft hier op basis van de jurisprudentie dus niet onder te vallen.
Veel gemeenten, waaronder de gemeente Delft, passen wel het toilet aan.
Naast het bezoek
betreft het logeerbaar maken ook een overnachting van diegene die in een
AWBZ instelling verblijft. De extra aanpassingen die hiervoor nodig zouden
kunnen zijn:
·
traplift,
immers een slaapgelegenheid is veelal boven gesitueerd;
·
toegankelijk
maken van een slaapgelegenheid;
·
sanitaire
aanpassingen zoals een toegankelijke was, douche en toilet gelegenheid creëren.
Het is reëel aan te om aan te nemen dat deze genoemde
voorzieningen als aanpassing aangevraagd gaan worden bij een voorziening als
logeerbaar maken. Immers, de aanvrager verblijft niet voor niets in een
verpleeghuis en is beperkt in het gebruik van een normale woning.
Belangrijke vraag bij het al dan niet opnemen van het
logeerbaar maken in het voorzieningenpakket is in hoeverre deze voorziening
geschaard kan of moet worden onder het compensatiebeginsel. Dit beginsel is
gericht op het compenseren van ondervonden beperkingen in het voeren van een
huishouden, bij het zich bewegen in en om de woning en door de stad en bij het
aangaan en onderhouden van sociale contacten. Bij de woning heeft de wetgever
nadrukkelijk gedoeld op het hoofdverblijf van de aanvrager. De persoon waar het
hier om gaat heeft zijn/haar hoofdverblijf in een AWBZ instelling terwijl het
logeerbaar maken gericht is op een andere woning.
Ook het aangaan en onderhouden van sociale contacten is niet
in het geding omdat de persoon de bewoners van de betreffende woning wel kan
bezoeken en dus de contacten kan onderhouden.
Op basis hiervan kan worden geconstateerd dat het logeerbaar
maken van een woning niet als een noodzakelijke voorziening ter compensatie van
beperkingen hoeft te worden gezien.
Uiteraard is de gemeente vrij om desondanks deze voorziening
in het pakket op te nemen. Naast bovengenoemde argumenten is telt ook dat het
feitelijk om zeer klein aantal gevallen gaat. De afgelopen jaren is namelijk
slechts vijf keer het bezoekbaar maken als voorziening verstrekt. Mogelijk dat
in een deel van deze gevallen de vraag naar logeerbaar maken aan de orde zou
zijn geweest.
Door logeerbaar maken als voorziening beschikbaar te stellen
mag wel een aanzuigende werking worden verwacht. Hoe groot die zal/kan zijn is
echter niet aan te geven.
Het tweede van belang zijnde punt betreft de financiële aspecten.
Het bezoekbaar maken van een woning onder de huidige regeling vraagt gemiddeld
een investering van € 1,500,=. Het betreft dan sanitaire aanpassing en
toegankelijkheid bevorderende maatregelen. Bij het logeerbaar maken zullen
zoals eerder al vermeld verschillende extra aanpassingen noodzakelijk zijn.
Ofschoon elke woning weer anders is en dus andere aanpassingen vraagt moet voor
een gemiddeld huis worden uitgegaan van een extra investering van ongeveer €
8.000,=. Dit bedrag kan in gevallen aanzienlijk hoger worden wanneer het
bijvoorbeeld niet mogelijk is een traplift te plaatsen. Dit kan als gevolg
hebben dat hierdoor op de begane grond een (extra) slaapgelegenheid moet worden
gecreëerd.
Alternatief voor het logeerbaar maken van woningen kan zijn om
te participeren in de ontwikkeling van zogenaamde logeerhuizen. Her en der in
het land komen deze initiatieven langzaam van de grond. Het lijkt zinvol om de
mogelijkheden van een vergelijkbaar initiatief binnen de gemeente Delft nader
te onderzoeken.
Voorstel
Gezien
bovenstaande overwegingen wordt voorgesteld het logeerbaar maken niet op te
nemen als individuele verstrekking op basis van de Wmo. Daarnaast wordt
voorgesteld een nader onderzoek uit te (laten) voeren naar de mogelijkheden van
een logeerhuis.
Financiële consequenties
Het
voorstel heeft geen financiële consequenties.
In deze bijlage zijn
de voorstellen en adviezen van het Wmo-werkteam PGB en hulpmiddelen opgenomen.
In de tabel staan links de voorstellen/aanbevelingen van het werkteam en rechts
zijn voorstellen opgenomen hoe de voorstellen/adviezen van het werkteam worden
meegenomen in de beleidsontwikkeling en de uitvoering.
Nr |
Voorstel/advies |
Reactie gemeente |
|
Aanvraag hulpmiddelen: |
|
1 |
Vereenvoudigen en verkorten aanvraag – de procedure is veel te lang n.l. minstens 8
weken voor de goedkeuring |
Het wettelijke termijn waarbinnen een besluit
moet zijn genomen is 8 weken. Voorstel: Indien
mogelijk zullen afspraken worden gemaakt met het CIZ over een kortere
afhandeltermijn. |
2 |
Mogelijkheid van uitproberen over langere tijd (zodat ze niet ongebruikt ergens staan) |
De gemeente heeft een eigen depot met
hulpmiddelen. Voorstel: Waar
uitproberen van een hulpmiddel tot de mogelijkheden behoort zal de gemeente
afspraken maken met de leverancier. Uitproberen is niet wenselijk daar waar
het gaat om hulpmiddelen die op maat gemaakt worden (veel aanpassingen).
Aanpassingen doen aan een hulpmiddel en eventueel terugbrengen in
oorspronkelijke staat brengt onnodige kosten met zich mee. |
3 |
Regelmatige begeleiding op gebruik en eventuele hulp daarbij: ·
Ook als de gemeente dit uitbesteed
heeft kan zij hier invloed op uitoefenen bijvoorbeeld in het af te sluiten
contract! ·
De gemeente moet bij gebruikers nagaan
of de service goed verleend wordt! |
Er bestaat al een Nazorgtraject en
Heronderzoek. Bij de nazorg wordt eenmalig bekeken of de juiste voorziening
is verstrekt en de cliënt ermee geholpen is. Een heronderzoek vindt 1x in de
twee/ drie jaar plaats. Dan wordt onderzocht of de indicatie nog past bij de
situatie van de cliënt en of de voorziening wordt gebruikt. Voorstel: Indien
regelmatig navraag moet worden gedaan
over het functioneren met het hulpmiddel zal dit moeten plaatsvinden in samenwerking met de
leverancier. De gemeente zal de mogelijkheden en hierbij horende financiële
consequenties uitzoeken. |
|
Voorstellen hulpmiddelen |
|
4 |
Een goed werkend depot, waaruit hulpmiddelen
kunnen worden hergebruikt, ook de
thuiswinkel zou anders kunnen functioneren |
De gemeente heeft
een eigen depot met hulpmiddelen waaruit hergebruik plaatsvindt. De
thuiszorgwinkel is niet van de gemeente. Voorstel: Indien mogelijk verwijderde woningaanpassingen opnemen in het depot,
met als voorwaarde dat zij herinzetbaar zijn. |
5 |
Mogelijkheid om het hulpmiddel uit te proberen
(nieuwe en hergebruikte), dit om te zien of het een adequate oplossing biedt |
Standaard hulpmiddelen kunnen bij het depot
worden uitgeprobeerd. Zie ook het antwoord bij aanbeveling 2. Voorstel: handhaven
huidige situatie. |
6 |
Ook mensen met een PGB moeten hier gebruik van kunnen maken |
Het gemeentelijk depot wordt beheerd door de
leverancier. Voorstel: Met de
leverancier zullen de mogelijkheden worden onderzocht. |
7 |
Overbrug de tijd door mensen tijdelijk een hulpmiddel uit
te lenen, maar wel met hulp |
De gemeente leent tussen besluit en levering
geen hulpmiddelen uit. Dit is niet nodig, want standaardhulpmiddel is namelijk direct leverbaar. De levering
van een hulpmiddel met maatwerk kost wel tijd. Echter een cliënt die
dergelijk maatwerk nodig heeft is niet gebaad bij het tijdelijk lenen van een
standaard hulpmiddel. Dat is niet verantwoord. Voorstel: Handhaven
van de huidige situatie. |
|
Eventuele eigen bijdrage |
|
8 |
Per situatie moet dit bekeken worden |
De eigen bijdrageregeling Wmo houdt rekening
met de financiële situatie van de cliënt. Voorstel: in deze nota
wordt een voorstel gedaan voor de eigen bijdrageregeling of een variant
daarop. |
9 |
Er moet een maximum *gesteld worden, zodat de kosten voor een gezin niet te hoog
worden |
De eigen bijdrage regeling Wmo kent een
maximale periodieke eigen bijdrage. Zie bij punt 8 het voorstel. |
10 |
Hulp bij aanschaf en regeling voor reparaties Ook service voor mensen die zelf een
hulpmiddel moeten aanschaffen |
De leverancier levert nu al deze hulp en kent
een onderhoud/ reparatiecontract. Voor het PGB geldt dat daar de kosten van
het onderhoud/ reparatiecontract zijn op genomen. Voorstel: in deze
nota worden voorstellen gedaan over het Pgb. |
11 |
Uitzonderingssituatie: hulpmiddelen voor
kinderen moeten GRATIS zijn. Een gehandicapt kind in een gezin heeft grote
gevolgen voor het hele gezin. Ook voor de overige kinderen |
In het huidige beleid zijn de
kinderrolstoelen gratis en kindervoertuigen inkomensafhankelijk.Voorstel: In
de nota wordt een voorstel gedaan over de eigen bijdrage en dit geldt ook
voor kindervoertuigen. |
|
Verhuizing |
|
13 |
Gemeente moet het aangepaste hulpmiddel kopen
van de vorige gemeente. We begrijpen dat Delft dit al doet. Ook Rotterdam is een goed voorbeeld; laat
gemeente Delft goede afspraken maken met buurgemeenten en zeker ook in het
contract met de Hartingbank |
Delft koopt meestal
het hulpmiddel van de vorige gemeente over. Andersom is Delft afhankelijk van
overname door de andere gemeente. Niet alle gemeenten doen dit, de meeste
regiogemeenten zijn echter wel bereid. Voorstel: handhaven van de huidige situatie en opnieuw in
gesprek met de gemeenten die niet bereid zijn het hulpmiddel over te nemen. |
|
Beleidsadviezen PGB |
|
14 |
Burgers met een ondersteuningsbehoefte kunnen
vrij en onbelemmerd een keuze maken voor verstrekking in natura of via en PGB |
In 2006 zijn hiervoor in de verordening MO
criteria opgenomen. Voorstel: Handhaven
van de huidige criteria. Zie ook voorstel in notitie over PGB. |
15 |
Bij overwegende bezwaren tegen een keuze voor
een PGB zal de gemeente deze beslissing motiveren in een voldoende onderbouwd
en voor beroep vatbaar besluit |
Delft motiveert elk genomen besluit. Ook de
besluiten op de aanvraag voor een verstrekking in PGB. Dit is wettelijk
verplicht. Voorstel: Handhaven
van de huidige werkwijze. |
16 |
Burgers die in aanmerking komen voor
ondersteuning zullen tijdig, onafhankelijk en adequaat geïnformeerd worden
over de mogelijkheden die het PGB hen biedt |
Ja, zij kunnen informatie ontvangen via het
startpunt wonen, zorg en welzijn (WZW). |
17 |
PGB houders worden onafhankelijk en adequaat
van advies en ondersteuning voorzien |
Het startpunt WZW is een onafhankelijk loket. |
18 |
De ondersteuning aan PGB houders zal
laagdrempelig en toegankelijk aangeboden worden |
Voor 2007 heeft Delft ondersteuning ingekocht
bij het Servicecentrum SVB. Het gaat dan onder andere om ondersteuning op het
gebied van werkgeversverplichtingen en rechtsbijstand.
De SVB heeft collectieve verzekeringen voor budgethouders afgesloten. Zie www.svb.nl Daarnaast kunnen PGB-houders terecht
bij het startpunt WZW. Voorstel: De huidige
situatie voortzetten in 2008. |
19 |
Bij het vaststellen van de hoogte van en PGB
is het compensatiebeginsel het uitgangspunt |
In de huidige situatie is dit al een
uitgangspunt. Het compensatiebeginsel is uitgangspunt voor de gestelde
indicatie. In de indicatie wordt de zorgzwaarte (aantal uur en vorm van HH)
of bij het hulpmiddel de omvang van maatwerk (de aanpassingen) aangegeven.
Deze spelen een rol bij de totstandkoming van de hoogte van het PGB. |
20 |
Bij het vaststellen van een PGB worden
noodzakelijke bijkomende kosten meegeteld |
Het PGB zal een gelijkwaardige tegenhanger
van de natura hulp(middel) zijn. Noodzakelijke kosten zoals een onderhoud en
reparatiecontract (instandhoudingskosten) worden meegenomen in het PGB Voorstel: in deze nota
worden voorstellen gedaan over het PGB hulpmiddelen en Hulp bij het
huishouden. |
21 |
In het PGB zullen naast de uurvergoeding ook
de werkgeverslasten en de overheadkosten worden opgenomen |
In de notitie worden voorstellen gedaan voor
de hoogte van het PGB voor de hulp bij het huishouden en de hulpmiddelen. |
22 |
Het forfaitaire bedrag in het PGB is vrij
besteedbaar en hierover hoeft de PGB houder geen verantwoording af te leggen |
In de notitie wordt voorgesteld om het PGB
niet te verantwoorden. Hierdoor is het forfaitaire bedrag niet meer van
toepassing. . |
23 |
Het afleggen van verantwoording door de PGB
houder gebeurt op een voor de PGB houder zo weinig mogelijk belastende wijze |
In de notitie wordt voorgesteld om het PGB
niet te verantwoorden. Hierdoor is het afleggen van verantwoording niet meer
van toepassing. |
24 |
Digitale verantwoordingsmodule |
In de notitie wordt voorgesteld om het PGB
niet te verantwoorden. Hierdoor is het afleggen van verantwoording niet meer
van toepassing. |
Werkteam Persoonsgebonden Budget en
hulpmiddelen
Inleiding
Tijdens de
Wmo-startdag op 10 maart 2007 hebben burgers en vertegenwoordigers van
instellingen zich voor een werkteam ingeschreven om ideeen en adviezen over
diverse thema`s die met de Wmo te maken hebben uit te werken. In dit geval het
Persoonsgebonden budget en de
hulpmiddelen, de voorzieningen die ook onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten
door de gemeente werden verstrekt.
Het was de eerste
keer dat deze vorm van participeren bij het ontwikkelen van beleid werd
gebruikt. Dat maakte dat het werkteam behoorlijk moest zoeken naar haar rol.
Een echt dynamisch en interactief proces waar uiteindelijk hier het resultaat ligt.
Het werkteam Pgb en
hulpmiddelen was een groot team. 19 personen bij de start waarvan in het
verdere verloop zo`n 12 leden per bijeenkomst. Alle leden hebben hun eigen
aandeel in de totstandkoming van de beleidsadviezen gehad. Iedereen heeft zich
met veel elan ingespannen.
De deskundigen op het
gebied van hulpmiddelen hebben zich geconcentreerd op wat zij aan verbeteringen
zouden willen zien. De Pgb-experts hebben hun ideeen over alle facetten van het
budget gebundeld. Daarnaast wordt voor de verantwoording van het Pgb een
innovatief voorstel gedaan.
De voorzitter
2. Antwoorden Delfts Internet Panel
Het
werkteam heeft het DIP vragen gesteld om hun eigen bevindingen te staven met de
opinie van het DIP.
Toelichting
de antwoorden zeer eens en eens zijn bijelkaar genomen, zo
ook zeer oneens en oneens.
Wij
vinden het een taak van de gemeente om voor alle inwoners van Delft die
hulpmiddelen te verstrekken
Eens 52%
Oneens 20%
Bewoners
die modaal en bovenmodaal verdienen moeten zelf de hulpmiddelen bekostigen
Eens 21%
Oneens 41%
Om
zorgen dat hulpmiddelen niet ongebruikt in de weg staan is het zinvol om eerst
een uitprobeermogelijkheid te bieden
Eens 88%
Oneens 2%
Ik
kan zo iemand noemen die een ongebruikt door de gemeente verstrekt hulpmiddel
in huis heeft
Eens 15%
Oneens 55%
Extra
info: 21% weet het niet
toezicht
of de hulpmiddelen al dan niet gebruikt worden en hulp bieden om gebruik wel
mogelijk te maken (bijvoorbeeld langere oefenperiode);
Eens 93%
Oneens 2%
Bij
verstrekking van elk nieuw hulpmiddel is het wenselijk dat er tijdelijk
waarschijnlijk minder adequate hulpmiddelen ingezet worden
Eens 27%
Oneens 27%
Extra
info: 22% weet het niet
Voor
het vaststellen van de hoogte van het Pgb en het bijhouden van de administratie
zou een eenvoudig programma op internet handig zijn
Eens 75%
Oneens 5%
Samenvatting DIP in tekst
De helft van de ondervraagde burgers vindt dat de gemeente
aan alle burgers hulpmiddelen moet kunnen verstrekken. Het overgrote deel vindt
dat om niet-gebruik van hulpmiddelen tegen te gaan dit regelmatig bekeken dient
te worden en hulp geboden moet worden om het gebruik wel mogelijk te maken.
Daarnaast vindt ruim 3/4 dat een uitprobeermogelijkheid zinvol kan zijn om
niet-gebruik tegen te gaan. Opvallend is dat weinig ondervraagden weet hebben
van hulpmiddelen die door bekenden niet worden gebruikt.
2/5 van de ondervraagden is het niet eens dat
mensen zelf hulpmiddelen zouden moeten financieren vanaf modaal of bovenmodaal
inkomen. 1/5 kan zich hier juist wel in vinden.
Losse opmerkingen
vanuit DIP
Bijlage 13:
Aandachtspunten voor het gemeentelijk beleid bij verstrekking van hulpmiddelen
Een samenvatting van
opvallende uitkomsten:
·
Veel
opmerkingen die onder te brengen zijn in: meer vraaggericht verstrekken ipv
aanbodsgericht
·
Eigen
bijdrage naar inkomen hanteren is redelijk
·
Minder
regels hanteren
·
Zorgen
voor zelfredzaamheid
3. Beleidsadviezen hulpmiddelen
aanvraag
hulpmiddel:
·
vereenvoudigen
en verkorten aanvraag – de procedure is
veel te lang n.l. minstens 8 weken voor de goedkeuring
·
mogelijkheid
van uitproberen over langere tijd (zodat ze niet ongebruikt ergens staan)
·
regelmatige
begeleiding op gebruik en eventuele hulp daarbij
·
Ook
als de gemeente dit uitbesteed heeft kan zij hier invloed op uitoefenen
bijvoorbeeld in het af te sluiten contract!
·
De
gemeente moet bij gebruikers nagaan of de service goed verleend wordt!
voorstellen:
·
een
goed werkend depot, waaruit hulpmiddelen kunnen worden hergebruikt, ook de thuiswinkel zou anders kunnen
functioneren
·
mogelijkheid
om het hulpmiddel uit te proberen (nieuwe en hergebruikte), dit om te zien of
het een adequate oplossing biedt
·
ook
mensen met een PGB moeten hier
gebruik van kunnen maken
·
Overbrug
de tijd door mensen tijdelijk een hulpmiddel uit te lenen, maar wel met hulp
eventuele
eigen bijdrage:
·
per
situatie moet dit bekeken worden
·
er
moet een maximum *gesteld worden,
zodat de kosten voor een gezin niet te hoog worden
·
hulp
bij aanschaf en regeling voor reparaties
·
ook
service voor mensen die zelf een hulpmiddel
moeten aanschaffen
·
uitzonderingssituatie:
hulpmiddelen voor kinderen moeten GRATIS zijn!!
·
Een
gehandicapt kind in een gezin heeft grote gevolgen voor het hele gezin. Ook
voor de overige kinderen.
verhuizing:
·
gemeente
moet het aangepaste hulpmiddel kopen van de vorige gemeente. We begrijpen dat
Delft dit al doet. Ook Rotterdam is een
goed voorbeeld
·
laat
gemeente Delft goede afspraken maken met buurgemeenten
·
en zeker ook in het contract met de
Hartingbank
Een
hulpmiddel dat speciaal voor jou gemaakt is, kan niet meer door anderen
gebruikt worden, dus moet vernietigd worden. Een onnodige verspilling!
4. Beleidsadviezen Persoonsgebonden Budget
Het
werkteam PGB en hulpmiddelen van de gemeente Delft adviseert de gemeente Delft
de volgende uitgangspunten in haar beleid op te nemen:
·
burgers
met een ondersteuningsbehoefte kunnen vrij en onbelemmerd een keuze maken voor
verstrekking in natura of via en PGB
·
Bij
overwegende bezwaren tegen een keuze voor een PGB zal de gemeente deze
beslissing motiveren in een voldoende onderbouwd en voor beroep vatbaar besluit
·
Burgers
die in aanmerking komen voor ondersteuning zullen tijdig, onafhankelijk en
adequaat geïnformeerd worden over de mogelijkheden die het PGB hen biedt
·
PGB
houders worden onafhankelijk en adequaat van advies en ondersteuning voorzien
·
De
ondersteuning aan PGB houders zal laagdrempelig en toegankelijk aangeboden
worden
·
Bij
het vaststellen van de hoogte van en PGB is het compensatiebeginsel het
uitgangspunt
·
Bij
het vaststellen van een PGB worden noodzakelijke bijkomende kosten meegeteld
·
In
het PGB zullen naast de uurvergoeding ook de werkgeverslasten en de
overheadkosten worden opgenomen
·
Het
forfaitaire bedrag in het PGB is vrij besteedbaar en hierover hoeft de PGB
houder geen verantwoording af te leggen
·
Het
afleggen van verantwoording door de PGB houder gebeurt op een voor de PGB
houder zo weinig mogelijk belastende wijze
De uitgangspunten voor dit advies t.a.v. het gemeentelijke beleid zijn afkomstig uit de notitie
van Per Saldo[11], de
landelijke belangenorganisatie voor budgethouders. Het is wenselijk dat de
gemeente bij het opstellen van haar WMO beleid dit advies en de onderliggende
notitie als leidraad hanteert.
Achtergrond
advies m.b.t. beleidsuitgangspunten PGB in de lokale WMO beleidsnota van de
gemeente Delft.
Dit advies van het werkteam PGB en hulpmiddelen van de
gemeente Delft is mede opgesteld door het Regionaal Patiënten Consumenten
Platform Delft Westland Oostland. De uitgangspunten voor dit advies t.a.v. het gemeentelijke beleid zijn afkomstig uit de notitie
van Per Saldo[12], de
landelijke belangenorganisatie voor budgethouders. Het is wenselijk dat de
gemeente bij het opstellen van haar WMO beleid dit advies en de onderliggende
notitie als leidraad hanteert.
Het
werkteam PGB en hulpmiddelen van de gemeente Delft adviseert:
Geef de burger keuzevrijheid
Daar waar het gaat om individuele verstrekkingen moet de
gemeente de burgers de keuze laten tussen een verstrekking in natura of een persoonsgebonden budget, tenzij
hiertegen bezwaren bestaan (artikel 6 WMO). Indien er overwegende bezwaren zijn
tegen het aanbieden van een persoongebonden budget en de gemeente een inperking
doet op het wettelijke recht van
keuzevrijheid, zal de gemeente deze beslissing moeten motiveren in een
voldoende onderbouwd en voor beroep vatbaar besluit.
Geef burgers adequaat en tijdig
advies, informatie en ondersteuning
De gemeente dient bij de invoering van het PGB burgers zowel
in het keuzeproces als daarna adequaat en onafhankelijk van ondersteuning,
advies en informatie te voorzien. Deze informatie en adviesfunctie dient door
de gemeente op zodanige wijze georganiseerd te worden dat burgers weloverwogen
de keuze kunnen maken voor een PGB. Onafhankelijke informatievoorziening is
hierbij een vereiste. WMO budgethouders dienen adequate ondersteuning te
krijgen die laagdrempelig en dicht bij huis beschikbaar is.
Omvang van het PGB budget
Bij het vaststellen van de hoogte van een PGB dient het
compensatiebeginsel als uitgangspunt gebruikt te worden. Het budget dient
voldoende te zijn om volwaardige ondersteuning te kunnen krijgen.In de opbouw
van het PGB budget dienen bijkomende kosten, zoals voor onderhoud van
hulpmiddelen en een aansprakelijkheidverzekering, te worden meegenomen, tenzij
de gemeente hiervoor een passende voorziening treft. Het budget dient de
volgende componenten te bevatten: de uurvergoeding, de werkgeverslasten en de
overheadkosten (verzekeringen etc.).
Het forfaitaire bedrag
blijft vrij besteedbaar, zonder hierover verantwoording af te leggen. Indien de
gemeente van PGB houders verantwoording verwacht, dient deze op een zo weinig
mogelijk belastende wijze te gebeuren, waarbij deze verantwoording zo weinig
mogelijk ten laste komt van het totaalbudget.
Bijlage
verklarende termen
·
In
natura: Niet
in geld, maar in goederen of producten in hun eigen oorspronkelijke toestand.
Goederen in natura (naar W.v.K., art. 232) (dit artikel is vervallen bij wet
van 28 december 1989)
·
Forfait:
Vast bedrag en
onder afstand van recht op regres (verhaalrecht)
5. Verantwoordingsmodule Persoonsgebonden Budget
Innovatief
project werkteam PGB en Hulpmiddelen
In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
( Wmo)
Persoonsgebonden Budget(PGB) in de Wmo
In het kader van de Wmo regelt iedere gemeente, vanaf 1
januari 2007, huishoudelijke zorg. Al eerder hebben gemeenten hulpmiddelen tot
hun dienstenpakket mogen rekenen. Nieuw voor de gemeente is dat mensen die
recht hebben op huishoudelijke zorg en/of hulpmiddelen mogen kiezen of ze het
in natura of als eigen budget ontvangen. Als mensen kiezen voor een eigen
budget, dan moeten ze daarvoor zelf hun zorg inkopen en administratie
bijhouden. De verantwoording van het budget wordt door de budgethouder aan de
gemeente gedaan. De gemeente controleert of de gegevens kloppen.
Voordeel van de PGB regeling is dat mensen
zelf bepalen welk hulpmiddel ze aan willen schaffen en bij wie ze zorg inkopen.
Nadeel van het beheren van een PGB budget is de administratieve rompslomp voor
zowel PGB budgethouder als gemeente.
Korte
introductie www.PGBplein.nl
Het PGBplein is een website waar PGB
budgethouders terechtkunnen voor algemene informatie over PGB, als ze op zoek
zijn naar een aanbieder of als ze specifieke vragen over hun PGB hebben. Via
een besloten Forum beantwoorden consulenten vragen en helpen PGB budgethouders
op weg. PGB budgethouders kunnen ook zelf een consulent bellen en/of fysiek
terecht bij diverse steunpunten die aangesloten zijn bij het PGBplein.
Het projectplan is om
naast de dienstverlening van het huidige PGBplein een beveiligde
uitbreidingsmodule ontwikkelen. Op een eigen pagina binnen de module houden PGB
budgethouders hun administratie bij. Vervolgens kan de budgethouder, met één
druk op de knop, de administratie als verantwoording naar de gemeente Delft
verzenden.
Voordeel van zo’n
nieuwe module is dat er geen papieren rompslomp aan te pas hoeft te komen. Voor
de PGB budgethouder is het invullen en opsturen van de formulieren minder
tijdrovend. De budgethouder vult zijn profiel eenmalig in. Dit profiel wordt
samengevoegd met de administratieve gegevens. De module is ook in staat de
administratie door te rekenen.
Voor de gemeente
heeft het als voordeel dat de verantwoordelijke ambtenaar in één oogopslag de
gegevens kan controleren en er weinig of geen gegevens ingevoerd hoeven te
worden.
De definitieve
vormgeving van de module is afhankelijk van hetgeen de gebruikers wensen en de
eisen die worden gesteld aan de verantwoording. Vandaar dat de ontwikkeling van
de module in samenspraak met de ambtenaren van de gemeente Delft die belast
zijn met de uitvoering van de Wmo en de PGB budgethouders gebeurt.
Naast het ontwikkelen
van bovenstaande module bestaat de mogelijkheid om, net als bij het huidige
PGBplein, een fysiek gemeentelijk (c.q. regionaal) steunpunt aan de digitale
dienstverlening te koppelen.
Juli-Augustus |
September-Oktober |
November-December |
Wensen en vereisten inventarisatie |
Bouwen module |
Testen module |
Module kan functioneel zijn vanaf 1 januari
2008.
Financieel kader
Naar aanleiding van het gesprek met webbouwer
van het PGB-plein is gesproken over een WMO-PGB verantwoordingsmodule module
binnen de website: www.pgb-plein.nl (Pgb-plein). Het is moeilijk om op dit
moment een juiste inschatting te maken over de kosten van deze module. Wel is
aangegeven dit in een projectvorm te doen en te faseren.
projectvoorstel indelen in 2 fasen:
·
eerst een wensen- en haalbaarheidsonderzoek met
als doel een functioneel ontwerp maken voor de module
·
dan een technisch onderzoek met als uitkomst
een offerte voor de bouw van de module (inschatting kosten fase 1 en 2:
€2000,-)
·
daarna pas tot de bouw van de feitelijke module
overgaan
Inschatting bandbreedte voor kosten technische
realisatie: tussen de € 15.000- en € 20.000,-
Aspecten die een bijzonder aandacht vragen
binnen de projectgroep zijn:
·
beveiliging (hoe vaststellen wie wie is; wie
verantwoordelijk bij fouten; rechtsgeldigheid van (digitale) formulieren;
gebruik DigiD, enz.)
·
routing: naar wie moeten de formulieren; hoe te
handelen bij afwezigheid; enz
·
wat is ons aanbod: ook ondersteuning?
(technische) Helpdesk?; wanneer kunnen mensen terecht met vragen? Enz
Let wel deze kosten voor het bouwen van deze
module zijn indicatief waarbij uitsluitend is gekeken naar de technische
realisatie. De inzet en kosten van de leden van de projectgroep zijn niet
meegenomen. De aspecten die bijzonder aandacht vragen zijn op dit moment niet
in financiële zin uit te drukken.
[1] Door commissie Wijzo en Panel Gehandicapten Delft
[2] Vereniging Nederlandse Gemeenten
[3] Dit is aanbestedingsmodel dat de
gemeente Delft in 2006 heeft gebruikt
[4] De gemeente zal per saldo iets geld kwijt zijn aan hulp bij huishouden, omdat aanbieders niet op prijs concurreren.
[5] Centraal Administratiekantoor
[6]
WWB: Wet Werk en Bijstand
[8] Met voorziening wordt bedoelt zowel een hulpmiddel als een dienst.
[9] Persoonlijke verzorging is de algemeen dagelijkse lichamelijke verzorging en ondersteuning
[10] Volgens het CIZ speelde deze uitruil
vooral bij terminale patiënten maar een aantal is niet bekend.
Volgens het Zorgkantoor gaat het over een beperkte omvang maar ook hier worden geen aantallen genoemd.
[11]
De WMO en het PGB, Per Saldo 2006. De notitie is te verkrijgen op de
site: www.invoeringwmo.nl onder
thema`s of via de site van Per Saldo: www.pgb.nl
onder Handreiking voor bestuurders en belangenbehartigers.
[12]
De WMO en het PGB, Per Saldo 2006.