Bijlage 1

Nieuwe tekst Reglement van Orde gemeenteraad

 

Hoofdstuk I    Algemene bepalingen

 

Artikel 1         Begripsomschrijvingen

Artikel 2         De voorzitter

Artikel 3         De Griffier

Artikel 3a        De secretaris

Artikel 3b        Het presidium

 

Hoofdstuk II   Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

 

Artikel 4         Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Artikel 5         Fracties

 

Hoofdstuk III  Vergaderingen

 

Paragraaf 1.   Tijd van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 6         Tijd en plaats van vergaderen

Artikel 7         Oproep; agenda

Artikel 8         Toezending voorstellen

Artikel 8a        De wethouder

Artikel 9         Ter inzage leggen van stukken

Artikel 10        Openbare kennisgeving


 

Paragraaf 2.   Orde der vergadering

 

Artikel 11        Presentielijst

Artikel 12        Zitplaatsen

Artikel 13        Opening vergadering; quorum

Artikel 14        Vervallen

Artikel 15        Primus bij hoofdelijke stemming

Artikel 16        Notulen

Artikel 17        Ingekomen stukken; mededelingen

Artikel 18        Spreekregels

Artikel 19        Volgorde sprekers

Artikel 20        Aantal spreektermijnen

Artikel 21        Spreektijd

Artikel 22        Handhaving orde; schorsing

Artikel 23        Beraadslaging

Artikel 24        Deelname aan de beraadslaging door anderen

Artikel 25        Stemverklaring

Artikel 26        Beslissing

 

Paragraaf 3.   Procedures bij stemmingen

 

Artikel 27        Algemene bepalingen over stemming

Artikel 28        Stemming over amendementen en moties

Artikel 29        Stemming over personen

Artikel 30        Herstemming over personen

Artikel 31        Beslissing door het lot

 

Hoofdstuk IV   Rechten van leden

 

Artikel 32        Amendementen

Artikel 33        Moties

Artikel 34        Voorstellen van orde

Artikel 35        Initiatiefvoorstellen

Artikel 35a      Collegevoorstel

Artikel 36        Schriftelijke vragen

Artikel 37        Interpellatie

 

Hoofdstuk V     Begroting en rekening

 

Artikel 38        Procedure (meerjaren-)begroting en rekening

 

Hoofdstuk VI   Lidmaatschap van andere organisatie

 

Artikel 39        Verslag; verantwoording

 

Hoofdstuk VII  Besloten vergadering

 

Artikel 40        Algemeen

Artikel 41        Notulen

Artikel 42        Geheimhouding

Artikel 43        Opheffing geheimhouding


 

Hoofdstuk VIII Toehoorders en pers

 

Artikel 44        Toehoorders en pers

Artikel 44a      Geluid- en beeldregistratie

Artikel 45        Verbod gebruik mobiele telefoons

 

Hoofdstuk IX   Slotbepalingen

 

Artikel 46        Uitleg reglement

Artikel 47        Inwerkingtreding


 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

 

- voorzitter                         de voorzitter van de raad of diens vervanger;

- amendement:           voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit;

- subamendement:               voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

- motie:                    korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

- voorstel van orde:              voorstel betreffende de orde van de vergadering;            

- initiatiefvoorstel:                 een voorstel, door een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering van de raad geplaatst wordt voor een verordening of een ander voorstel;

- burgerinitiatiefvoorstel          burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel, door een (groep) burger(s) gedaan, conform de verordening op het burgerinitiatief

- interpellatie:                      vraag tijdens een vergadering door een raadslid aan burgemeester en wethouders of een lid van dit college gesteld, over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt.

- agenda:                           bespreekagenda + hamerstukkenagenda.

                                     

Artikel 2 De voorzitter

1.     De voorzitter is belast met:

                   a. het leiden van de vergadering;

      b. het handhaven van de orde;

      c. het doen naleven van het reglement van orde;

      d. wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

2.     Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter van de raad wordt het voorzitterschap van de raad waargenomen door de voorzitter van het presidium.

 

Artikel 3 De griffier

1.  De griffier is in elke vergadering van de gemeenteraad aanwezig.

2.  Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de plaatsvervangend griffier een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

3.  Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

4.  De instructie met nadere regels over de taak en bevoegdheden van de griffier worden gehoord het advies van de burgemeester en het presidium, door de raad vastgesteld.

5.  De raad is werkgever van de griffier. Het presidium geeft, met uitzondering van aanstelling, schorsing en ontslag, namens de raad uitvoering aan dit werkgeverschap en ziet toe op juiste uitvoering van de in het vorig lid bedoelde instructie. De voorzitter van het presidium is belast met de feitelijke uitvoering van het werkgeverschap en is voor de griffier hierin eerste aanspreekpunt. Verschillen in inzicht tussen voorzitter en griffier worden voorgelegd aan het presidium.

 

Artikel 3a De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de raad aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen  aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

 

Optie 1

Artikel 3b Het Presidium

1.     De raad heeft een presidium

2.     Het presidium bestaat uit de voorzitters van de raadscommissies. Leden van het presidium kunnen zich laten vervangen door degene die hen vervangt als voorzitter van raad of raadscommissie. De burgemeester ontvangt een doorlopende uitnodiging voor het bijwonen van de vergaderingen van het presidium. De fractievoorzitters ontvangen een uitnodiging en stukken voor de vergadering. Zij kunnen desgewenst hun mening tijdens de vergadering kenbaar maken.

3.     De raad kiest de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het presidium uit de leden van het presidium.

4.     De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig en kan het presidium adviseren.

5.     De vergaderingen van het presidium zijn besloten, tenzij het presidium anders bepaald. De besluiten van het presidium zijn openbaar tenzij het presidium anders bepaald.

6.     Het presidium of de voorzitter kan een of meerdere leden van het college of de gemeentesecretaris uitnodigen bij de vergadering aanwezig te zijn. Zij kunnen het presidium in deze vergadering desgevraagd adviseren.

7.     Het presidium stelt de voorlopige agenda van de raad, alsmede eventuele aanvullingen en wijzigingen hierop, vast.

8.     Het presidium stelt de planning vast van vergaderdata voor raad, raadscommissies en hoorzittingen van de raad.

9.     Het presidium bepaalt welk onderwerp aan welke raadscommissie voor advies of ter kennisname wordt voorgelegd.

10.  Het presidium kan voorstellen doen voor de reglementering en handhaving van de orde van de raad en van de raadscommissies en adviseert hierover bij voorstellen van anderen.

11.  Het presidium doet uitspraak over de uitleg van de gereglementeerde orde van de raad of raadscommissies.

12.  Het presidium doet uitspraak over de uitleg van de gereglementeerde orde van de raad of raadscommissies.

 

Optie 1

Artikel 3c

1.     De raad heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit alle fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde partijen

2.     Fractievoorzitters kunnen zich laten vervangen door een ander raadslid uit de fractie

3.     Het fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de burgemeester

4.     De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn besloten, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt. De agenda en de besluiten van het fractievoorzittersoverleg zijn openbaar, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt.

5.     Het fractievoorzittersoverleg of de voorzitter kan een of meerdere leden van het college of de gemeentesecretaris uitnodigen bij de vergadering aanwezig te zijn en desgevraagd adviseren.

6.     Het fractievoorzittersoverleg behandelt alle onderwerpen aangaande raad, niet zijnde onderwerpen die aan het presidium toebehoren zoals de planning en de voorlopige agenda van commissies en de raad, voorstellen voor reglementering en handhaving van de orde of uitspraken over de uitleg van reglementering en handhaving van de orde.

7.     Het fractievoorzittersoverleg kan voorstellen doen aan de gemeenteraad. 

  

Optie 2

Artikel 3b Het Presidium

1.     De raad heeft een presidium.

2.     Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters voorzitters van de raadscommissies. Leden van het presidium kunnen zich laten vervangen door degene die hen vervangt als voorzitter van raad of raadscommissie. De burgemeester ontvangt een doorlopende uitnodiging voor het bijwonen van de vergaderingen van het presidium.

3.     De raad kiest de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het presidium uit de leden van het presidium.

4.     De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig en kan het presidium adviseren.

5.     De vergaderingen van het presidium zijn besloten, tenzij het presidium anders bepaald. De besluiten van het presidium zijn openbaar tenzij het presidium anders bepaald.

6.     Het presidium of de voorzitter kan een of meerdere leden van het college of de gemeentesecretaris uitnodigen bij de vergadering aanwezig te zijn. Zij kunnen het presidium in deze vergadering desgevraagd adviseren.

7.     Het presidium stelt de voorlopige agenda van de raad, alsmede eventuele aanvullingen en wijzigingen hierop, vast.

8.     Het presidium stelt de planning vast van vergaderdata voor raad, raadscommissies en hoorzittingen van de raad.

9.     Het presidium bepaalt welk onderwerp aan welke raadscommissie voor advies of ter kennisname wordt voorgelegd.

10.  Het presidium kan voorstellen doen voor de reglementering en handhaving van de orde van de raad en van de raadscommissies en adviseert hierover bij voorstellen van anderen.

11.  Het presidium doet uitspraak over de uitleg van de gereglementeerde orde van de raad of raadscommissies.

12.  Het presidium doet uitspraak over de uitleg van de gereglementeerde orde van de raad of raadscommissies.

 

Hoofdstuk II Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

 

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

1.   Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad.

2.   De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

3.   Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

4.   In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5.   Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

 

Artikel 5 Fracties

1.   De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2.   Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3.   De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter

4.   a. Indien:

1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, met vermelding van de naam of namen van de nieuw gevormde fracties

    b. Met de onder a beschreven situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

 

Hoofdstuk III Vergaderingen

 

Paragraaf 1. Tijd van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen

1.  In de regel vinden de vergaderingen van de raad plaats op de laatste donderdag van de maand, beginnen ze om 20.00 uur en worden ze gehouden in het stadhuis.

2.  De vergaderingen eindigen om uiterlijk 24.00 uur, waarbij het agendapunt dat in behandeling is afgemaakt kan worden. Na 24.00 uur kan er geen nieuw agendapunt meer in behandeling worden genomen.

3.  De vergadering wordt geschorst en voortgezet op de eerst daarop volgende maandag, als na het bereiken van het tijdstip genoemd in het tweede lid de behandeling van de onderwerpen genoemd in de oproepingsbrief niet is voltooid, tenzij de raad uitdrukkelijk tot voortzetting op een andere dag besluit. De vergadering wordt geschorst en voortgezet op een ander tijdstip, als na het bereiken van het tijdstip genoemd in het tweede lid de behandeling van de onderwerpen in de oproepingsbrief niet is voltooid. Dit tijdstip wordt ter vergadering bepaald door het presidium, in overleg met de voorzitter.”

4.  De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met het presidium, een andere dag en/of een ander begin- en/of eindtijdstip bepalen en/of een andere vergaderplaats aanwijzen.

 

Artikel 7 Oproep

1.   De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In de gevallen van artikel 17 lid 2 van de Gemeentewet kan de voorzitter, na overleg met het presidium, de in de vorige volzin genoemde termijn bekorten.

2.   De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

3.   Indien een aanvullende bespreekagenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden deze bespreekagenda en de daarbij horende stukken met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

 

Artikel 8 Agenda

1.   Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

2.   In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende bespreekagenda opstellen.

3.   Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de bespreekagenda onderwerpen toevoegen of afvoeren. Voorstellen van de hamerstukkenagenda kunnen tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering worden overgeheveld naar de bespreekagenda.

4.   Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

5.   Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

 

Artikel 8a De wethouder

Het presidium kan een of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dit geschiedt door middel van een aantekening bij het punt op de voorlopige agenda bij de behandeling waarvan de wethouder is uitgenodigd.

 

Artikel 8b De indiener van een burgerinitiatiefvoorstel

De voorzitter nodigt een verzoeker van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk uit voor de raadsvergadering waarvoor het voorstel is geagendeerd. De verzoeker of diens plaatsvervanger heeft tijdens de beraadslaging over het burgerinitiatiefvoorstel gelegenheid het voorstel toe te lichten.

 

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

1.     Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder ter inzage gelegd en op de gemeentelijke website geplaatst. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2.     Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het pand waar dit ter inzage ligt, gebracht.

3.     Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

 

Artikel 10 Openbare kennisgeving

1.  De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of in het gemeen­telijk informatieblad, en op een voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente, ter openbare kennis gebracht.

 

2.  De openbare kennisgeving vermeldt:

a.  de datum, begintijdstip en plaats van de vergade­ring;

b.  de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

 

Paragraaf 2. Orde der vergadering

 

Artikel 11 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst achter een volgnum­mer. Aan het einde van elke vergadering wordt de lijst door de voorzitter en griffier door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 12 Zitplaatsen

1.   De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

2.   Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het fractievoorzittersoverleg presidium.

3.   De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

1.  De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2.  Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet, en heft hij de bijeenkomst op.

 

Artikel 14 vervalt.

 

Artikel 15 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stel­len, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofde­lijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Degene die de voorzitter vervangt brengt het laatst zijn stem uit.

 

Artikel 16 Notulen

1.  De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering wor­den zo spoedig mogelijk aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

2.  Voorafgaand aan het toezenden van de ontwerpnotulen als hiervoor bedoeld, wordt aan ieder lid van de raad ter eventuele cor­rectie een proeve toegezonden van de weergave van het door hem gesprokene. De aan te brengen correc­ties brengen in de wezen­lijke inhoud van het gespro­kene geen verande­ring.

3.  De notulen van de vergadering worden zo spoedig mogelijk vastgesteld.

4.  De leden, de voorzitter, de griffier en, voor zover aanwezig, de wethouders en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevat­ten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te zijn ingediend.

5.  De notulen moeten inhouden:

a.  de namen van de voorzitter, griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren.

b.  een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest.

c.   een weergave van het gesprokene met vermelding van de namen der leden die het woord voerden.

d.  een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, en bij stemming door handopsteken de namen van de fracties, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

e.  de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties en amendementen.

f.    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoe­danigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

6.  De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

7.  De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 17 Ingekomen stukken; mededelingen

1.   Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

2.   Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

 

Artikel 18 Spreekregels

De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.

 

Artikel 19 Volgorde sprekers

Aan het begin van de beraadslaging over een agendapunt stelt de voorzitter de volgorde van de sprekers vast. Geen lid van de raad voert het woord dan nadat het hem door de voorzit­ter is verleend.

 

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

1.   De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoog­ste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

2.   Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.   Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4.   Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op de voor­zitter en op de wethouders, noch op een lid dat een door hem ingediend voorstel of verslag verdedigt, noch op een lid dat door zijn medeondertekenaars met de verdediging van een gezamenlijk ingediend voorstel of verslag is belast.

5.   Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

 

Artikel 21 Spreektijd

1.  Een lid van de raad kan een voorstel doen aan de voorzitter regelen te stellen omtrent de spreektijd der leden en de overige aanwezigen.

2.  Een maximum spreektijd geldt niet voor de in artikel 20, lid 4 genoemde personen.

3.  Bij vergaderingen als bedoeld in artikel 38 maakt de maximale spreektijd deel uit van de door de raad vast te stellen procedure.

 

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

1.  Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij en voorzover de voorzitter anders beslist.

2.  Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uit­druk­kingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behande­ling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetref­fende spreker hier­aan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangi­ge onderwerp het woord ontzeg­gen. Indien de betreffende spreker zijn woorden terugneemt, dan worden de gewraakte woorden in het verslag van het gesprokene niet opgenomen.

3.  De voorzitter kan ter handhaving van de orde de verga­dering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

4.  Roken tijdens de vergadering is niet toegestaan.

 

Artikel 23 Beraadslaging

1.  De  raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderde­len van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.  Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingspe­riode verstreken is.

3.  Hervatting van de beraadslagingen als bedoeld in het tweede lid vindt plaats bij degene die schorsing ge­vraagd heeft.

 

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen in buitengewone raadsvergadering

1.  De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergade­ring aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier  of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Een dergelijke beraadslaging vindt slechts plaats in een buitengewone vergadering.

2.  Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraad­slaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

 

Artikel 25 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te bren­gen stem kort te motiveren.

 

Artikel 26 Beslissing

1.   Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

2.   Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3.   Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

 

Artikel 27  Algemene bepalingen over stemming

1.  De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzit­ter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voor­stel zonder stemming is aangeno­men.

2.  In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij, in de situatie als bedoeld in lid 1 geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben moeten onthouden (artikel 28 lid 1 in relatie tot artikel 32 lid 2 Gemeentewet).

3.  Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4.  De stemming geschiedt bij handopsteken, op verzoek van de voorzitter. Indien daartoe door één of meer leden de wens te kennen gegeven wordt, roept de griffier de leden bij naam op hun stem uit te bren­gen, begin­nende bij het lid dat daar­voor over­een­kom­stig artikel 15 is aangewe­zen. Vervol­gens ge­schiedt de oproe­ping naar de volgorde van de pre­sentie­lijst.

5.  Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stem­ming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

6.  De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

7.  Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem ver­gist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

8.  De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stem­ming mede, met vermelding van de voor en tegen uitge­brachte stemmen.

 

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

1.  Indien een amendement op een aanhangig voorstel is inge­diend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2.  Indien op een amendement een subamendement is inge­diend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3.  Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzit­ter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daar­bij geldt de regel, dat het meest ver­strekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. Het (sub-) amendement dat de verste strekking heeft, heeft voorrang: als dit wordt aangenomen, vervallen daarmee alle minder vérstrekkende (sub-) amendementen.

4.  Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel

 

Artikel 29 Stemming over personen.

1.  Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voor­dracht of aanbeve­ling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 4 leden tot stembureau, van wie één lid tot voorzitter.

2.  Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is ver­plicht een stembriefje in te leveren. De uitvoering van de uit te reiken stembriefjes is identiek.

3. a.   Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te beve­len.

    b.  De voorzitter kan voorstellen dat stemmingen worden samengevat op één briefje.

4.  Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stem­briefjes gelijk is aan het aantal leden dat inge­volge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stem­brief­jes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5.  Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stem­briefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

§       een blanco stembriefje

§       een ondertekend stembriefje

§       een stembriefje waarop meer dan één naam is ver­meld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft

§       een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen

§       een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

§       een stembriefje waarop een of meerdere toevoegingen zijn aangebracht

6.  In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

7.  Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 30 Herstemming over personen

1.  Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2.  Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben ver­enigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3.  Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

 

Artikel 31 Beslissing door het lot

1.  Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voor­zitter op afzonderlijke, wat uitvoering betreft identieke, briefjes geschreven.

2.  Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stemzak gedeponeerd en omgeschud.

3.  Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stemzak. Degene wiens naam op dit briefje voor­komt, is gekozen.

 

Hoofdstuk IV Rechten van leden

 

Artikel 32 Amendementen

1.     Ieder lid van de raad kan tot aanvang van de besluitvorming amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaats vinden.

2.     Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijzi­ging voor te stellen (subamendement).

3.     Elk (sub-) amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzit­ter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestel­de - oordeelt, dat met een mondelinge indie­ning kan worden volstaan.

4.     De indiener van een amendement is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.

5.     Intrekking, door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad daarover heeft plaats gevonden.

6.     Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strek­king heeft die tegengesteld is aan die van het voorstel waarop het is ingediend. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn, zolang de raad het niet ontoelaat­baar heeft geacht. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door één van de leden.

 

Artikel 33 Moties

1.  Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

2.  Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Een motie over een niet geagendeerd onderwerp wordt voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter overhandigd.

3.  Het indienen van een amendement op een motie is niet toegestaan.

4.  De behandeling van een motie over een aanhangig onder­werp vindt plaats tegelijk met de beraadslaging daar­over.

5.  De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

6.  De indiener van een motie is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.

7.  Zolang de beraadslaging niet is gesloten, kan de motie door de indiener(s) worden inge­trokken.

 

Artikel 34 Voorstellen van orde

1.  De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergade­ring mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2.  Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3.  Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

 

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

1.     Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 32 en 34 van dit reglement, moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de voorzitter, die het met inachtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.

2.     De raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie en/of het college wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

 

3.     Het college maakt zijn mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel schriftelijk aan de raad kenbaar. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen, kan het college de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na wijziging te aanvaarden.

4.     Indien de indieners het voorstel – al dan niet naar aanleiding van het collegeadvies of het advies van een raadscommissie – wijzigen, doen zij daarvan schriftelijke mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

5.     De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.

6.     De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

         

Artikel 35a Collegevoorstel

1.   Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

2.   Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt

 

Artikel 36 Schriftelijke vragen

1.   Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

2.   De vragen worden bij de voorzitter van de raad inge­diend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoe­dig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en commissieleden/niet-raadsleden worden ge­bracht.

3.   De antwoorden worden schriftelijk binnen een termijn van 6 weken aan het betrokken lid medegedeeld, terwijl een afschrift van de vragen en antwoorden aan de andere raadsleden en commissieleden/niet-raadsleden wordt gezonden.

4.   Indien niet binnen de in het 3e lid genoemde termijn een beantwoording heeft plaatsgevonden, zal aan het betrokken lid, bij het overschrijden van de termijn, hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling worden gedaan, door het college, onder vermelding van de waarschijnlijk aansluitende termijn van beantwoording.

5.   De bevoegdheid als genoemd in lid 1 komt ook toe aan commissieleden/niet-raadsleden, als bedoeld in de verordening voor de vaste commissies van advies aan burgemeester en wethouders, respectievelijk de burgemeester.

 

Artikel 37 Interpellatie

1.   Een interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk doen of laten of handelen van het college of van één of meer collegeleden, als bedoeld in de artikel 169 en 180 van de gemeentewet, voorzover dit onderwerp niet op de agenda vermeldt staat.

2.   Een interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang van de raadsvergadering schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter der raad, tenzij het spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet.

3.   De aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting dan wel motivatie.

4.   Het collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt terstond in kennis gesteld. De overige collegeleden alsmede alle raadsleden zo spoedig mogelijk daaropvolgend.

5.   Een gevraagde interpellatie wordt verleend, tenzij het een onderwerp betreft dat recent op agenda is geweest en zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, dan wel spoedig voor behandeling in de raad is voorzien; het onderwerp is voorgelegd aan een gerechtelijke instantie voor strafrechtelijke toetsing;het onderwerp is voorgelegd aan de gemeentelijke commissie voor beroep en bezwaarschriften; het onderwerp een voor beroep vatbare beslissing betreft dat nog niet onherroepelijk is. Toetsing hiervan vindt plaats door de raad, die hierover bij eenvoudige meerderheid beslist.

6.   Het verloop van de interpellatie tijdens de beraadslaging van de raad is vastgelegd in een bij dit reglement gevoegde bijlage.

 

Hoofdstuk V Begroting en rekening

 

Artikel 38a Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

Artikel 38b Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.

 

Hoofdstuk VI Lidmaatschap van andere organisatie

 

Artikel 39 Verslag; verantwoording

1.  Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een open­baar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelij­ke regelin­gen, heeft het recht om [in aanslui­ting op de behandeling van de lijst van ingeko­men stukken òf voor het sluiten van de vergade­ring] verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespre­kingen van dit verslag kan de voorzit­ter verwij­zen naar de desbetref­fende commissie.

2.  Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 36, zijn van overeenkomstige toepassing.

3.  Wanneer een lid van de raad de persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

4.  Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrek­king heeft op de burgemeester of de gemeentesecretaris.

 

Hoofdstuk VII Besloten vergadering

 

Artikel 40 Algemeen

Op een besloten vergadering zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement die gelden voor een openbare vergadering van overeenkomsti­ge toe­pas­sing.

 

Artikel 41 Notulen

1.  De notulen van een besloten vergadering worden, onder het opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 25 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.

2.  De notulen worden zo spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. Het besluit tot openbaarmaking dient met algemene stemmen tot stand te komen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

3.  De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhou­ding zal gelden. De raad kan besluiten de geheim­houding op te heffen.

 

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Hoofdstuk VIII Toehoorders en pers

 

Artikel 44 Toehoorders en pers

1.  De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.  Tekenen van goed- of afkeuring van hun zijde die de orde van de vergadering hoorbaar of zichtbaar verstoren, zijn verboden.

3.  Roken tijdens de vergadering is niet toegestaan.

 

Artikel 44a Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiertoe voor aanvang van de vergadering een verzoek aan de voorzitter en  gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

 

Artikel 45 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

 

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

 

Artikel 46 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twij­fel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 47 In werking treden

1.  Dit reglement treedt in werking op 21 maart 2002.

2.  Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad vastge­steld bij raadsbesluit van 4 november 1999.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 maart 2002.

 

H.M.C.M. van Oorschot  ,burgemeester.

 

N. Roos                              ,secretaris.

 

Gewijzigd bij raadsbesluit van 24 april 2003. Bekendgemaakt: 27 april 2003.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 27 mei 2004. Bekendgemaakt 30 mei 2004.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 24 juni 2004. Bekendgemaakt 27 juni 2004.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 24 februari 2005. Bekendgemaakt 27 februari 2005.

Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 30 maart 2006. Bekendgemaakt 2 april 2006.


 

Procedure ten behoeve van het verloop van interpellaties als bedoeld in artikel 37

 

1.     De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

2.     Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord.

3.     Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 van dit Reglement van Orde plaats.

4.     Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

5.     De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.


Toelichting op het Reglement van Orde voor vergaderingen van de gemeenteraad.

 

TOELICHTING artikel 3:

De raad is verplicht een griffier te benoemen. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand van de raad. Daarom dient hij in elke vergadering van de raad aanwezig te zijn.

 

TOELICHTING artikel 3a:

In het dualistisch stelsel houdt de secretaris zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit. Ook kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

 

TOELICHTING artikel 3b:

Het presidium vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering. Dan gaat het om het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van niet reguliere vergaderingen. Het instellen van een presidium is overigens niet verplicht, maar verdient wel aanbeveling, aangezien het een waardevolle bijdrage kan leveren aan de dualisering van verhoudingen tussen raad en college. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie. De rol van het presidium is met name logistiek en organisatorisch. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om een pre-besluitvormend orgaan in het leven te roepen.

 

TOELICHTING artikel 4:

Het onderzoek van de stukken heeft niet betrekking op bezwaarschriften maar op processen-verbaal van de stembureaus. Het derde lid wijzigt de term ‘betrekking’ in de term ‘functie’, omdat ‘functie’ de gangbare aanduiding is. Na een raadsverkiezing moeten de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen.

 

De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd als raadslid.

 


TOELICHTING artikel 5:

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee. In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat een verandering in de samenstelling van de fractie plaats vindt Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

 

TOELICHTING artikel 6:

 De wijziging van het eerste lid heeft tot doel, dat het duidelijk wordt dat het hier alleen om de vergaderingen van de raad gaat. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het presidium. Op deze wijze houdt Het presidium bepaalt praktische zaken zoals datum, tijdstip en plaats van vergaderingen die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie. Tevens geldt dit voor vergaderingen in het kader van artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

TOELICHTING artikel 7:

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. In de gevallen van artikel 17 lid 2 van de Gemeentewet kan de voorzitter, na overleg met het presidium, de termijn van 10 dagen bekorten. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het derde lid regelt de openbare bekendmaking van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Het derde lid stelt dezelfde eisen ten aanzien van een aanvullende agenda waarbij het uiterste moment van verzending wordt vastgesteld op 48 uur voor aanvang van de vergadering.

 

TOELICHTING artikel 8:

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de voorgaande vergadering, welke bovenaan de bespreekagenda van de eerstvolgende vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij de raad daarover anders beslist). Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om tien dagen voor de vergadering een definitieve agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment. Lid 2 stelt dat een aanvullende bespreekagenda uiterlijk tot 48 uur voor de aanvang van een vergadering kan worden toegezonden aan de leden van de gemeenteraad. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

 

TOELICHTING artikel 8a:

Artikel 8a is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken

wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk dikwijls alle wethouders zullen worden uitgenodigd. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen. Het kan echter wenselijk zijn, dat een

wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.

 

TOELICHTING artikel 8b:

Artikel 8b betreft een nadere uitwerking van artikel 7 lid 6 van de verordening op het burgerinitiatief. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat indieners van burgerinitiatiefvoorstellen of de plaatsvervangers in de gelegenheid worden gesteld om hun voorstel mondeling toe te lichten en eventuele vragen van raadsleden te beantwoorden.

 

TOELICHTING artikel 9:

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Een stuk is

een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB. Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

 

TOELICHTING artikel 10:

De wijziging van het eerste lid strekt ertoe, dat gemeenten in hun reglement van orde expliciet vastleggen in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Indien de gemeente echter vaak wisselende media benut, is het niet verstandig om de naam van een blad op te nemen, aangezien het reglement dan steeds opnieuw moet worden aangepast. In artikel 9 is de wijze en de plaats geregeld waar een ieder de agenda en de daarbij behorende documenten kan inzien. Omdat artikel 9 spreekt van het ter inzage leggen van stukken, moet het tweede lid van artikel 10 ook gewijzigd worden

 

TOELICHTING artikel 11:

Zoals gezegd geeft de griffier de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. De wijziging van de eerste volzin is van redactionele aard. De strekking van de tweede volzin was niet geheel duidelijk en is om die reden aangevuld met de verplichting tot ondertekening van de presentielijst door de voorzitter en de griffier. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was

 

TOELICHTING artikel 12:

De aanstelling van een griffier heeft tot gevolg dat de secretaris niet meer aanwezig hoeft te zijn in de vergadering. Hij kan daar overigens wel toe worden uitgenodigd. De griffier is overeenkomstig artikel 3a in elke vergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats. De wijziging van het tweede lid betreft geen inhoudelijke wijziging. De voorzitter kan na overleg in het presidium fractievoorzittersoverleg de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Op grond van artikel 8a kunnen wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

 

TOELICHTING artikel 14:

Artikel 14 wordt verplaatst naar het hoofdstuk toehoorders en pers. De bepaling wordt ongewijzigd gehandhaafd.

 

TOELICHTING artikel 16:

De ontwerpnotulen worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. Omdat wethouders (artikel 8a), de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van de notulen aan de raad doen. Een voorstel tot verandering van de notulen kan ingediend worden zolang de notulen niet zijn vastgesteld. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. De secretaris vervult hierin geen rol van betekenis meer. Daarom is in dit artikel de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van notulen in ontvangst te nemen, de notulen op te stellen en de notulen te ondertekenen. De secretaris is niet meer altijd aanwezig; daarom dient de naam van de griffier in de notulen te verschijnen. Als de secretaris aanwezig is, dient zijn naam, omdat het een belangrijke functionaris blijft, vermeld te worden in de notulen. Hetzelfde geldt voor wethouders. Verder dienen de notulen niet alleen een zakelijke samenvatting van hetgeen de leden hebben gezegd te bevatten. Ook hetgeen de overige aanwezigen zoals bijvoorbeeld de aanwezige wethouders of de gemeentesecretaris of burgers zeggen moet zakelijk samengevat worden. Dit betekent dat die sprekers ook in de notulen genoemd moeten worden.

 

TOELICHTING artikel 17:

De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast

 

TOELICHTING artikel 20:

De wijziging van het eerste lid zorgt voor eenheid in de terminologie van dit reglement (onderwerp of voorstel). Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. De wijziging in het vijfde lid hangt samen met het feit dat spreken over een persoonlijk feit veelal geen relatie heeft met een onderwerp of voorstel. Overigens hoeft dit geen belemmering te zijn voor het bieden van de gelegenheid om over een persoonlijk feit in de raad het woord te voeren.

 

TOELICHTING artikel 21:

De wijziging van het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

 

TOELICHTING artikel 22:

De wijziging van het eerste lid is van redactionele aard. De wijziging van het tweede lid is noodzakelijk, omdat naast leden die het woord voeren, het ook nodig kan zijn dat wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren, tot de orde geroepen worden. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd

 

TOELICHTING artikel 23:

Door de toevoeging ‘of een lid van de raad’ wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Deze wijziging brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken. De toevoeging van ‘een onderwerp’ zorgt voor eenheid in de terminologie van het reglement.

 

TOELICHTING artikel 24:

De raad kan op grond van artikel 3, 3a respectievelijk 8a bepalen dat de griffier, de secretaris en de wethouder(s) deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste lid van de Gemeentewet. De strekking van artikel 24 blijft alleen onveranderd wanneer aan het eerste lid de griffier, de wethouder en de secretaris worden toegevoegd. Daarmee blijft het artikel uitdrukken dat de raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen Het begrip ‘besluit’ in het tweede lid is vervangen door het begrip ‘beslissing’.Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het derde lid kan niet in stand blijven, omdat niet alle bepalingen van het reglement van toepassing zijn op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging. Een dergelijke spreker heeft onder meer geen recht van amendement, geen recht van interpellatie of stemrecht.

 

TOELICHTING artikel 26:

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet

 

TOELICHTING artikel 27:

Het eerste lid vervalt, omdat artikel 26 hierin al voorziet. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad. De de griffier roept daarom de leden op hun stem uit te brengen.

 

TOELICHTING artikel 28:

Ten aanzien van de volgorde van stemming wordt voorgesteld het model van de VNG te volgen. Dit is ook de meest logische volgorde. Als een voorstel wordt verworpen is een motie immers inhoudsloos.

 

TOELICHTING artikel 29:

De wijziging in het derde lid is een technische wijziging. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad. De griffier is daarom belast met de vernietiging van de stembriefjes.

 

TOELICHTING artikel 30:

De wijziging van het tweede lid strekt ertoe verwarring over de term ‘herstemming’ in artikel 32, tweede lid, van de Gemeentewet te voorkomen.

 

TOELICHTING artikel 32:

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het zesde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen  Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad. Om die reden is het oude vierde lid geschrapt. Het vijfde lid vervalt, omdat in de begripsomschrijvingen van artikel 1 al staat uitgelegd dat een (sub)amendement zodanig is geformuleerd, dat de tekst ervan geschikt is om in de ontwerpverordening of ontwerpbeslissing op te nemen. De wijziging van het oude zevende lid (nu vijfde lid) maakt duidelijk dat de indiener(s) het (sub)amendement mogen intrekken, totdat de besluitvorming van de raad heeft plaatsgevonden.

 

TOELICHTING artikel 33:

In artikel 33 is het indienen van een (actuele) motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp mogelijk gemaakt. In de praktijk is behoefte ontstaan aan de mogelijkheid om als raad een uitspraak te doen, door middel van het indienen van een motie, naar aanleiding van beraadslagingen in een commissie of over actuele zaken waarbij het niet mogelijk is geweest deze in een commissie aan de orde te stellen. Het juist toepassen van dit instrument maakt mogelijk het gebruik van de interpellatie voor te behouden voor situaties waarin de verantwoording van de burgemeester en/of het college over het gevoerde beleid centraal staat.

De behandeling van motie(s) over niet op de agenda opgenomen onderwerpen (behandeling vindt overeenkomstig lid vijf plaats aan het eind van de agenda) levert een nieuw agendapunt op. Bij de behandeling van de motie kunnen regulier moties, aangaande het onderwerp van de in behandeling zijnde motie, worden ingediend.

 

TOELICHTING artikel 35:

Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 35 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.

Het eerste lid van het artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 8 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de

mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze mogelijkheid in het tweede lid opgenomen. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld.
Initiatiefvoorstellen moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen.

Het gaat dan met name om de volgende aandachtspunten:

·       Een inleiding met eventuele voorgeschiedenis, vermelding van eerdere besluitvorming, aanleiding tot het voorstel;

·       Beschrijving van de problematiek, vermelding van relevante aspecten en eventuele relaties met andere beleidsterreinen;

·       Financiële consequenties;

·       Motivering van de keuze, het toepasselijk beleidskader;

·       Adviezen van deelgemeente(n) en raadscommissies;

·       Formulering van een concreet voorstel, waarbij duidelijk moet worden aangegeven waartoe wordt besloten, bij besluiten van algemene strekking (zoals beleidsnota’s) moet aangegeven worden waarover een uitspraak van de raad verlangd wordt.

Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.

Initiatiefvoorstellen van raadsleden moeten zoveel mogelijk voldoen aan bovengenoemde inhoudelijke kwaliteitseisen en in ieder geval inzicht geven in de financiële consequenties van het voorstel en de beoogde dekking daarvan.

Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:

1)     De indiener krijgt de mogelijkheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten;

2)     De raad reageert in 1e termijn

3)     Het college geeft een reactie op het voorstel

4)     Indiener reageert op 1e termijn raad en reactie college

5)     Vervolgens volgt een 2e termijn

6)     Slotreactie indiener

7)     Stemming.

 

TOELICHTING artikel 35a:

Artikel 35a heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen.

De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

 

TOELICHTING artikel 36:

Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. In een dualistisch stelsel zijn wethouders geen lid meer van de raad. Het is van belang dat zij bij dit instrument ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de vraag. Door de toevoeging van ‘het college’ aan het  tweede lid wordt hierin voorzien. Verder dient het college de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Dit wordt in het vierde lid tot uitdrukking gebracht.

In situaties waarin fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel tijdens rondvragen in  commissievergaderingen e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld, wordt verwezen naar de eerder schriftelijk ingediende vragen en de verwachte datum van beantwoording.

Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.

 

TOELICHTING artikel 37:

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht (lid 2) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerde onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de volksvertegenwoordiging nodig.

De procedure tijdens de vergadering is als volgt:

1.         De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

2.         Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich  richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord.

3.         Na de beantwoording door het collegelid/ de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 dit Reglement van Orde plaats.

4.         Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

5.         De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

 

TOELICHTING artikel 38a en b:

Het presidium is belast met de voorbereiding van de procedures als genoemd in de artikelen 38a en 38b t.b.v. voorbereiding, onderzoek, behandeling en vaststelling van begroting en rekening. Het conceptvoorstel van het presidium wordt ter vaststelling voorgelegd aan de raad.

 De in artikel 38b opgenomen indemniteitsprocedure is een nadere uitwerking van de artikelen 198 t/m 201 van de Gemeentewet en heeft tot doel een procedure in het leven te roepen (vergelijkbaar met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid) waarbij onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk aandacht krijgen in de raad. De procedure stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave.

Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:

1.     Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.

2.     Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit  worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.

3.     De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerpindemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast. 

4.     Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 202 van de Gemeentewet (artikel 200 in het voorstel) nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat  bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.

 

TOELICHTING artikel 39:

De wijzigingen strekken er slechts toe de huidige praktijk ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen te kunnen continueren, totdat duidelijk is wat de gevolgen van de dualisering van het gemeentebestuur moeten zijn voor de gemeenschappelijke regelingen.

 

TOELICHTING artikel 42:

Op deze wijze is duidelijk dat artikel 44 naar artikel 25,eerste lid, van de Gemeentewet verwijst.

 

TOELICHTING artikel 43:

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid,van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken

vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen. Artikel 93 van de Gemeentewet is vervallen. Artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet bevat nu een vrijwel gelijkluidende tekst als de oude bepaling van artikel 93, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

TOELICHTING artikel 44a:

Deze bepaling is niet nieuw, maar verplaatst aangezien het logischer is om deze bepaling onder het Hoofdstuk over toehoorders en pers op te nemen dan onder het Hoofdstuk over de orde van de vergadering.

 

TOELICHTING artikel 45:

Het oude artikel 45 vervalt, omdat artikel 23, derde lid,de voorzitter de bevoegdheid geeft om ter handhaving van de orde van de vergadering voor een door hem te bepalen tijd te schorsen en -indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord- de vergadering te sluiten. Het nieuwe artikel 45 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.