Bijlage 2
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. lid: lid van een raadscommissie;
b. voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens
vervanger;
c. commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of
diens vervanger;
d. griffier: griffier van de raad of diens vervanger;
e. vergadering: vergadering
van een raadscommissie.
f.
bespreekagenda: deel van de
commissieagenda waarop punten worden geplaatst die bespreking door de commissie
vergen;
g. lijst niet te bespreken stukken: deel van de commissieagenda
waarop punten worden geplaatst die zonder bespreking in de commissie kunnen
worden afgedaan
Hoofdstuk 2: Instelling, taken en
samenstelling
1. De raad
stelt de volgende raadscommissies in:
a.
de
raadscommissie bestuur en werk;
b.
de
raadscommissie ruimtelijke ordening;
c.
de
raadscommissie wonen, integriteit, jeugd, zorg en onderwijs;
d.
de
raadscommissie economie, milieu, cultuur en recreatie;
e.
de
raadscommissie wijk, verkeer en beheer;
f.
de
algemene commissie.
2. De raadscommissie bestuur en werk adviseert en
overlegt over de volgende onderwerpen: bestuur en organisatie, financiën, werk,
inkomen en emancipatie, dienstverlening en communicatie.
3. De raadscommissie ruimtelijke ordening
adviseer en overlegt over de volgende onderwerpen: ruimtelijke ordening, grondzaken
en vastgoed.
4. De raadscommissie, wonen, integriteit, jeugd,
zorg en onderwijs adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen: jeugd en
jongerenbeleid, zorg, onderwijs, welzijn, integratie en inburgering,
volkshuisvesting en sport.
5.
De
raadscommissie economie, milieu, cultuur en recreatie adviseert en overlegt
over de volgende onderwerpen: economie, kennis, milieu en duurzame
ontwikkeling, cultuur, toerisme en recreatie.
6.
De
raadscommissie wijk, verkeer en beheer adviseert en overlegt over de volgende
onderwerpen: verkeer en vervoer, veiligheid en openbare orde, wijkwerk,
stadsbeheer.
7.
De
algemene commissie adviseert en overlegt over de in het tweede tot en met zesde
lid genoemde onderwerpen in die perioden van het jaar waarin reguliere
vergaderingen van de genoemde raadscommissies niet plaatsvinden.
8.
Indien
een onderwerp meer raadscommissies aangaat wordt dit behandeld in de
raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, tenzij de voorzitters van
de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat het onderwerp in een
gezamenlijke vergadering van de raadscommissies zal worden behandeld.
9.
Indien
een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de
voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van
de voorzitter.
10.
Een
raadscommissie kan bij de behandeling van bijzondere onderwerpen. presentaties,
startdiscussies over brede trajecten, gesprekken met “de stad” en dergelijke
betrokken personen en instanties uitnodigen en deze eventueel deel laten nemen
aan de beraadslagingen. Zo een commissie wordt een commissie extern genoemd.
Artikel 3 Taken
Een raadscommissie heeft de volgende taken:
het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of
onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede tot en met zesde lid,
genoemde onderwerpen;
het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;
voeren van overleg met het college of de burgemeester over
in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en
het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede tot en met zesde
lid, genoemde onderwerpen.
Artikel 4 Samenstelling
1.
Een raadscommissie bestaat uit ten minste
één en maximaal twee leden per fractie.
2.
Van de algemene commissies zijn alle raadsleden lid. Ook de
commissieleden/niet raadsleden als bedoeld in lid 4 van dit artikel zijn lid.
Voor de vergaderingen van een commissie extern worden alle raadsleden en
commissieleden/niet raadsleden uitgenodigd.
3.
De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op
voordracht van de fracties benoemd.
4.
Een lid kan zowel een raadslid als een niet-raadslid zijn.
Elke in de raad vertegenwoordigde partij/groepering welke bij de laatst
gehouden gemeenteraadsverkiezing was ingeschreven in het kiesregister kan
maximaal 3 niet-raadsleden voordragen voor benoeming tot lid van de
verschillende commissies. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet
zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. De in
het eerste lid genoemde leden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen
van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de politieke
partij/groepering onder welke naam deze politieke partij/ groepering ook in de
gemeenteraad zitting heeft genomen. De commissieleden/niet-raadsleden die lid zijn van de
Adviescommissie voor Bezwaarschriften tellen niet mee voor dit maximumaantal.
5.
De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere
raadscommissie tenminste één en maximaal twee plaatsvervangend leden per
fractie, die zitting in een raadscommissie hebben bij verhindering of
ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid, om aan een vergadering
of een deel van een vergadering deel te nemen. Het plaatsvervangend lid voldoet
aan de in het vierde lid, genoemde vereisten.
6.
Ieder
raadslid heeft spreekrecht in elke commissie.
Artikel 5 Voorzitter
1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad
uit zijn midden benoemd.
2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.
3. De voorzitter is belast met:
a. het
leiden van de vergadering;
b. het
handhaven van de orde;
c. het
doen naleven van deze verordening;
d. hetgeen
deze verordening hem verder opdraagt.
Artikel 6 Zittingsduur en
vacatures
1. De zittingsperiode van een lid , de voorzitter en hun
plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode
van de raad.
2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van
een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde
lid, gestelde eisen.
3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op
wiens voordracht het lid is benoemd.
4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.
5. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te
allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de
raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel
eerder als hun opvolger is benoemd.
6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat,
beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming
van artikel 4 en 5.
7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan
de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt
het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van
rechtswege.
Artikel 7 Griffier en
commissiegriffier
1. Ter ondersteuning van iedere
raadscommissie fungeert een ambtenaar griffiemedewerker als
commissiegriffier. Het college beslist na overleg met de commissievoorzitter
welke ambtenaar deze functie vervult. De commissiegriffier verricht zijn
werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de griffier.
2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.
Bij zijn
verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door het
college na overleg met de commissievoorzitter aangewezen ambtenaar.
3. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3: Aanwezigheidcollege,
burgemeester en secretaris
De voorzitter kan één of meer leden van het college uitnodigen om in de vergadering
aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dit geschiedt door
middel van een aantekening bij het punt op de voorlopige agenda bij de
behandeling waarvan het collegelid is uitgenodigd. In ieder geval wordt een lid
van het college uitgenodigd indien bij een agendapunt behorende tot zijn
portefeuille, redelijkerwijs kan worden verwacht dat hierover een beraadslaging
in de commissie zal plaats vinden. Het uitgenodigde lid van het college kan
zich hierbij desgewenst laten vergezellen door één of meerdere leden van het
college die het onderwerp mede aangaat. Deze collegeleden hebben het recht om
ook aan de beraadslagingen deel te nemen.
Hoofdstuk 4: Vergaderingen
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Artikel 9 Vergaderfrequentie
1.
De commissies vergaderen in beginsel op dinsdag- en
donderdagavond, volgens een door het presidium vast te stellen vergaderschema.
De vergaderingen vinden plaats in het stadhuis
2.
De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 20.00
uur en eindigen uiterlijk om 24.00 uur, tenzij door de vergadering anders wordt
beslist. Na 24.00 uur wordt geen nieuw agendapunt meer in behandeling genomen.
3.
Commissies extern worden in beginsel gepland op de dinsdag
voorafgaand aan de raadsvergadering. Tevens wordt deze avond benut voor de
voortzetting van geschorste vergaderingen, tenzij door het presidium hierover
anders wordt beslist. Op de uitwijkavond kunnen meer commissies, tegelijkertijd
of achtereenvolgend vergaderen.
4.
Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het
nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van
redenen daarom verzoeken.
5.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of
aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover
overleg met de griffier.
Artikel 10 Oproep
De voorzitter zendt ten minste tien dagen en tenminste twee
weekeinden voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder
vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Bij
uitzondering kan de voorzitter, na overleg met het presidium besluiten deze
termijn te bekorten.De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met
uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet
bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de
leden verzonden.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld
in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen
of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de
vergadering aan de leden gezonden.
Onder verzending wordt hierbij mede verstaan digitale
verzending.
Artikel 11 De agenda
1.
Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de
voorzitter de agenda van de vergadering voorlopig vast.
2.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden
van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een
vergadering een aanvullende agenda opstellen.
3.
De agenda bestaat uit een bespreekagenda en een lijst niet
te bespreken stukken. Op de bespreekagenda van een vergadering kunnen naast het
verslag de volgende stukken voorkomen:
a.
raadsvoorstellen ter bespreking;
b.
voorstellen voor overleg met het college zoals bedoeld in
artikel 3;
c.
ontwerp-collegebesluiten als bedoeld in artikel 160, lid 2
Gemeentewet;
d.
inlichtingen over de uitoefening van bestuursbevoegdheden door
het college als bedoeld in artikel 169 lid 4 Gemeentewet;
4.
De bespreekagenda gaat vergezeld van een lijst niet te
bespreken stukken.
Deze lijst wordt standaard
onderverdeeld in:
a.
adviezen aan de raad (rechtstreeks doorgeleid, zogenaamde
hamerstukken);
b.
adviezen aan het college ingevolge artikel 160 lid 2 dan wel
artikel 169 lid 4;
c.
ter kennisname van het college;
d.
ter kennisname van overigen.
Behoudens de onder punt d.
vermelde stukken kunnen de voorstellen geplaatst op de lijst niet te bespreken
stukken, onder gebruikmaking van het bepaalde in lid 6, ter bespreking worden
gevraagd door de (plv.) commissieleden.
5.
De voorzitter beslist over plaatsing van de stukken op
hetzij de bespreekagenda, hetzij de lijst niet te bespreken stukken. Tevens
bepaalt de voorzitter welke stukken schriftelijk aan de leden van de commissie
worden aangeboden en welke stukken via het Raads Informatiesysteem ter
beschikking worden gesteld, dan wel ter inzage worden gelegd.
6.
Indien één of meer leden van de commissie bespreking wenst
van een of meer stukken van de lijst niet te bespreken stukken, dient dit
gemotiveerd binnen vier werkdagen na verzending van de agenda aan de
commissiegriffier kenbaar gemaakt te worden. De voorzitter bepaalt, zo nodig in
overleg met de indiener, of het betreffende stuk op de bespreekagenda wordt
geplaatst. Indien dit het geval is wordt het gevraagde nog voor dezelfde
vergadering geagendeerd en zo spoedig mogelijk aan de commissie nagezonden.
Indien dit niet het geval is zal de voorzitter schriftelijk en gemotiveerd en
ten laatste drie werkdagen voor de vergadering plaatsvindt aan de indiener de
afwijzingsgronden kenbaar maken.
7.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de
agenda vast.
8.
Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel
onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of
de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt
in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
9.
Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de
raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 12 Ter inzage leggen van
stukken en beschikbaarstelling via het Raads Informatie Systeem
1. De aan de commissie gerichte stukken, welke niet aan de
leden worden toegezonden worden voor hen ter inzage gelegd, dan wel via het
Raads Informatie Systeem ter beschikking gesteld.
2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet
buiten het pand waar dit ter inzage ligt gebracht.
3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en
tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze stukken
voorzien van het opschrift geheim, toegezonden aan de (plv.)commissieleden.
Artikel 13 Informatievoorziening
1.
Iedereen kan zich kosteloos abonneren op de toezending van
de agenda van één of meer commissies. De agenda wordt per post of desgewenst
per fax of e-mail toegezonden.
2.
De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke
oproep door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen
in het gemeentelijk informatieblad of op de voor afkondigingen in de gemeente
gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter
openbare kennis gebracht.
3.
De openbare kennisgeving vermeldt:
a. de datum, aanvangstijd en plaats
van de vergadering;
b. de wijze waarop en de plaats
waar een ieder de agenda en de daarbij behorende
stukken kan inzien;
c. de mogelijkheid tot inspraak
als bedoeld in artikel 16.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 14 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal
tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke
vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door
ondertekening vastgesteld.
Artikel 15 Opening vergadering; quorum
1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur,
indien meer dan de helft van het aantal
zitting hebbende leden aanwezig is.
2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het
vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar
dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de
volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het
bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
3.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste
lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere
aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de
presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig
is.
Artikel 16 Spreekrecht burgers
1.
De voorzitter
inventariseert wie van de op de publieke tribune aanwezigen gebruik wenst te
maken van het spreekrecht ten aanzien van de bespreekagenda en de op de lijst
niet te bespreken (raads-)voorstellen, zoals bedoeld onder artikel 11, lid 4
onder a en b.
2.
Het woord kan niet gevoerd
worden over:
a.
een besluit van het gemeentebestuur
waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;
b.
benoemingen, keuzes,
voordrachten of aanbevelingen van personen;
c.
een gedraging waarover een
klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden
ingediend.
d.
De
tweede sprekersronde kan eventueel worden gebruikt voor bevraging door de
commissie.
3. Per instelling/groepering is slechts 1 spreker toegestaan.
4. Per spreker is maximaal 3 minuten spreektijd beschikbaar.
5. Sprekers kunnen voorafgaande aan de behandeling van het
betrokken agendapunt het woord voeren.
6. De voorzitter kan toestaan dat ook voor de aanvang van de
tweede discussieronde in de commissie een tweede sprekersronde plaatsvindt. Hij
doet dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de sprekers op het
betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat in
de tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten.
7. Schriftelijk ingediende meningen/reacties inzake een
specifiek voorstel dan wel een tot het taakgebied van de commissie behorend
beleidsveld kunnen worden ingediend bij de desbetreffende commissiegriffier. De
brieven worden behandeld als een ingekomen stuk en worden tevens onder alle
leden van de commissie verspreid.
8. Indien er ingesproken wordt op een niet geagendeerd
(raads-)voorstel, dan bespreekt de commissie na de inspreker gehoord te hebben
of het onderwerp geagendeerd wordt. Indien er één partij ia die het onderwerp
op de agenda geplaatst wil hebben, dan wordt dit gehonoreerd.
1. De conceptbesluitenlijst van de vergadering wordt zo spoedig
mogelijk aan de voorzitter ter fiattering voorgelegd.
2. De conceptbesluitenlijst van een vergadering wordt binnen vier
zes werkdagen opgesteld, doch uiterlijk op de dag van een
gemeenteraadsvergadering wordt de conceptbesluitenlijst op het Raads Informatie
Systeem beschikbaar gesteld
3. Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van
de vorige vergadering vastgesteld.
4. Van de vergadering wordt een bandopname gemaakt. Deze
bandopname wordt tenminste één jaar bewaard. Leden kunnen de griffier verzoeken
om de band te mogen beluisteren.
5. De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders,
hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de besluitenlijst aan de
raadscommissie te doen, indien deze onjuistheden bevat of niet duidelijk
weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot
verandering dient voor de vaststelling van de besluitenlijst bij de
commissiegriffier te worden ingediend.
6. De besluitenlijst moet inhouden:
a. de naam van de voorzitter,
b. de naam van de griffier, de commissiegriffier, de
burgemeester en de wethouders en de secretaris, allen voorzover aanwezig;
c. de namen van de aanwezige leden,
d. de namen van de afwezige fracties, onder vermelding of zij
met dan wel zonder kennisgeving afwezig zijn en of deze fracties voorafgaand
aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk een standpunt of informatie
op (een) geagendeerd(e) bespreekpunt(en) heeft verstrekt.
e. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
f.
een samenvatting van het
advies aan de raad \
g. bij het desbetreffende agendapunt de namen van degenen die
gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om in te spreken, alsmede de
strekking van hun inspraakreactie.
7. De besluitenlijst worden opgesteld onder de zorg van de
griffier.
8. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en
de commissiegriffier ondertekend.
Artikel 18 Spreekregels
1. Een lid, de voorzitter, de burgemeester en een wethouder
spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de
voorzitter.
2. Bij bijzondere
gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde
personen vanaf een andere plaats spreken.
Artikel 19 Volgorde sprekers
1. Een lid, de burgemeester of een wethouder het woord na het
aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.
2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het
woord wordt gevraagd over de orde van
de vergadering.
Artikel 20 Aantal spreektermijnen
1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in
ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.
2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord
voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde
onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het
spreken over een voorstel van orde.
Artikel 21 Spreektijd
Een lid kan een voorstel doen over
de spreektijd van de leden.
Artikel 22 Voorstellen van orde
1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering
mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.
2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de
vergadering betreffen.
3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie
terstond.
1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:
a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van
deze verordening te herinneren;
b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de
spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden
2. Indien een spreker
zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in
behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert,
dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de
vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord
ontzeggen.
3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering
voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde
opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid
dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere
verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet
beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk.
Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan
het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering
worden ontzegd.
Artikel 24 Beraadslaging
1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een
lid beslissen over één of meer
onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de
raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te
schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling
nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode
verstreken is.
Artikel 25 Deelname aan de
beraadslaging door anderen
1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen
aan de beraadslaging.
2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter
of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de
orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 26 Advies
1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of
voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de
raadscommissie anders beslist
2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de
raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.
3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt
beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.
Bij het nemen van dit besluit wordt rekening gehouden met de zetelverdeling in
de raad. Fracties die niet aan de beraadslaging over een voorstel hebben
deelgenomen worden geacht in te stemmen met het voorstel.
4. In het advies worden de standpunten van alle fracties
opgenomen.
Hoofdstuk 5: Besloten vergadering
Artikel 27 Algemeen
Op een besloten vergadering zijn
de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover
deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de
vergadering.
1. De besluitenlijst van
een besloten vergadering wordt, onder het opleggen van geheimhouding als
bedoeld in artikel 86 Gemeentewet, aan de leden toegestuurd.
2.
De besluitenlijst wordt zo
spoedig mogelijk in een openbare vergadering ter vaststelling aangeboden.
Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan
niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De beslissing tot openbaarmaking
dient door alle aanwezige fracties gesteund te worden. Indien een van de leden
het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.
Artikel 29 Geheimhouding
mededelingen
1. Bij mededelingen die
kunnen vallen onder de geheimhouding als bedoeld in artikel 86 Gemeentewet,
maakt de voorzitter expliciet melding dat een dergelijke mededeling zal worden
gedaan en stelt een ordedebat in beslotenheid voor omtrent het instemmen met de
op te leggen geheimhouding.
2.
Nadat de deuren zijn
gesloten besluit de commissie of zij wel/niet instemt met de op te leggen
geheimhouding.
3.
Degene die het voornemen
had de mededeling te doen beslist n.a.v. de uitkomst van de discussie of hij de
mededeling zal doen.
Voor
de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig
artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken
en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de
geheimhouding op te heffen.
Artikel 30 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van
artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de
geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die
geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met
de raadscommissie overleg gevoerd.
Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers
Artikel 31 Toehoorders en pers
1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen
uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op
andere wijze verstoren van de orde is verboden.
3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze
de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij
herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie
maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.
Artikel 32 Geluid- en
beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal
tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen
hiertoe voorafgaand aan de vergadering een verzoek aan de aan de voorzitter en
gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 33 Verbod gebruik mobiele
telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip
van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het
stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die
inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de
voorzitter niet toegestaan.
Hoofdstuk 7: Slotbepalingen
Artikel 34 Uitleg verordening
In de gevallen waarin deze
verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening,
beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.
Artikel 35 Overgangsbepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 4 van deze verordening
kan iedere politieke partij/groepering die op het moment van inwerkingtreding
van deze verordening in de raad vertegenwoordigd was maximaal 3 niet-raadsleden
voordragen voor benoeming tot lid van de verschillende commissies.
Artikel 36 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking
op 25 april 2002
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
april 2002.
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
B. den Uijl ,lo.secretaris.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 30 mei 2002.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 27 mei 2004.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 27 januari 2005.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 juni 2006.
Artikelsgewijze toelichting behorend bij de Verordening op de
Raadscommissies.
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende
begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een
aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Het achtste en negende
lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat,
zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp
besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de
voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van
voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die
commissie de functie van commissiegriffier vervult.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel
82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de
besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de
burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt
tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of
onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad
uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad.
De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad,
die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda.
Dit betekent dat de voorzitter van de raadscommissie bepaalt of een voorstel
aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.
Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium en bij de
indieners van voorstellen advies worden gevraagd.
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel
schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen
voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde
politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel
4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal twee leden
per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens
jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad..
Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor
een minimum en een maximum aantal leden Zoals ook uit het vierde lid blijkt,
hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze
bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het
eerste lid bedoelde leden voordragen (maximaal 3 niet-raadsleden). Daarnaast
moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de
kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.
Op grond van het vierde lid moeten leden, evenals
raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15
van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten
zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties
openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen
en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de Gemeentewet.
Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de
kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de
raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie ten minste één en
maximaal twee plaatsvervangend leden (per raadscommissie) kan voordragen. Voor
de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een
raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van
het eerste lid benoemde leden.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat
de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt
artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit
zijn midden” benoemt.
Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen lid van
de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter
zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en
energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Een
voorzitter geeft geen eigen inhoudelijke inbreng.
Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters,
evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad
in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de
voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad
eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal
zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor
gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt
overigens voor artikel 4, derde lid.
De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun
plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in
principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad
hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een
raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de
in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op
voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de
voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van
de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich
voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De (plaatsvervangend)
voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een
fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet
meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde
lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het
zij door overlijden.
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een
commissiegriffier, zijnde een griffiemedewerker. Afhankelijk van de omvang
van de griffie is dit een medewerker van de griffie of een ambtenaar uit de
reguliere ambtelijke organisatie. Indien de commissiegriffier een medewerker
van de griffie is, is de raad werkgever, benoemt deze de commissiegriffier en regelt
zijn vervanging. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere
ambtelijke organisatie is, is het college werkgever. De raad zal in deze
situatie in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze
functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt. De
betreffende ambtenaar voert de werkzaamheden onder aansturing en
verantwoordelijkheid van de griffier uit.
De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de
raadscommissie aanwezig. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van
de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee
samenhangende profiel van de commissiegriffier.
De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van
inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van
raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet
langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de
aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de
beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, dat
artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor
de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen.
In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn.
Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie
hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van
het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.
Om te komen tot een praktische regeling is er in deze
bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige
beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de
deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet
met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang
van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering
is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van (een
lid van) het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de
commissievoorzitter.
De raadscommissies vinden plaats op een door het presidium
vastgestelde vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad.
Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of
indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien vergaderingen worden
geschorst wordt zij in beginsel voortgezet op de dinsdag voorafgaand aan de
raadsvergadering. Deze avond wordt tevens benut voor vergaderingen van de
commissie Extern. Op de uitwijkavond kunnen meer commissievergaderingen,
tegelijkertijd of achtereenvolgens, plaatsvinden. Indien een raadscommissie een
hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het vijfde lid en
een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter
hierover overleg voert met de griffier.
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep
inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste tien dagen en
tenminste twee weekeinden voor de vergadering. Bij uitzondering kan de
voorzitter, na overleg met het presidium besluiten deze termijn te bekorten.
Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld
bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.
Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van
een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Uiteindelijk bepaalt een
raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een
raadscommissie komt tot uitdrukking in het zesde, zevende, achtste en negende
lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een
onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan
het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke
vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het
college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het
college of de secretaris.
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken,
worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de
agenda dienen, op het Stadhuis (voor de fracties) en op het Stadskantoor voor
een ieder ter inzage gelegd. Tevens worden zij op het Raads Informatie Systeem
geplaatst.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet
de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep
de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis
brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden
tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving
aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling
voor.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en
de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het
vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de
vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van
de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet.
Artikel 15 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden
vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering
indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een
raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard
staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog
niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele
dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het
mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen.
Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie
over de datum van een nieuwe vergadering.
Toelichting artikel 16
Deze
bepaling heeft een facultatief karakter. Indien een raadscommissie het
wenselijk acht dat burgers de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze
bepaling hiervoor de grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan
het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één
van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.
Het
spreekrecht is beperkt gehouden tot de op de bespreekagenda geagendeerde
onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen
leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht
betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken
over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor
een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat
de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.
In het
tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor
geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de
burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan
een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen,
keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het
spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen,
voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al
dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers
hierover geen uitlatingen doen.
De conceptbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de
schriftelijk oproep voor de eerstvolgende vergadering aan de leden toegezonden.
De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot
wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van
vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om aanpassing
voor te stellen komt ook toe aan de
voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering
niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een
voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de
raadscommissie de besluitenlijst vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk
voorstel is niet vatbaar voor beroep (zie jurisprudentie van de Afdeling
Rechtspraak van de Raad van State).
De commissiegriffier stelt de besluitenlijst op, maar de
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van
het zevende lid. Na vaststelling van de besluitenlijst ondertekenen de voorzitter en de
commissiegriffier deze.
Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf
welke plaats zij spreken.
Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de
burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan
doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering.
Artikel 22 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft
geen betrekking op interrupties.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn
beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit
hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder
antwoordt na de inbreng van de commissieleden in de eerste en tweede termijn.
Na afloop van de tweede termijn worden geen (korte) reacties gegeven. Indien de
commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig
is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie
op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden.
Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft
dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de
orde tijdens de vergadering te handhaven voorstellen doen om de spreektijd te
beperken.
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van
orde te doen (zie ook artikel 19, tweede lid). De beslissing of er inderdaad
sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over
een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de
raadscommissie.
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie
vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn uiteraard interrupties toegestaan. De
voorzitter kan bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de
voortgang van de beraadslagingen bepalen dat een spreker zijn betoog zonder
verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies
zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde
lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van
overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden
van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht
getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of
schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als commissieleden
niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde
gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig
over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter
de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij
de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere
verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid
blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten
hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel
26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten
aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven
van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als
verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de
publieke tribune wordt verwezen naar artikel 31 van deze verordening.
Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een
voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel
beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een
voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking
dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder
individueel lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien
dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol
van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele leden en
kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het
einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden:
er wordt direct tot advisering overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een
derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel
22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van
de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van
raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is
uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde
functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de
burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de
artikelen 8, 18 en 19 van deze verordening reeds het recht om aan de
beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet
dezelfde rechten als de leden. Een
andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot
wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van
de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij
vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie
anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de
besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester.
Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de
raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad
en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief
minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen.
Fracties die noch aan de beraadslaging over een voorstel hebben deelgenomen,
noch voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter schriftelijk een
standpunt hebben overlegd, worden geacht in te stemmen met het voorstel. Het
ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt,
dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan
onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van
stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze
verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die
bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen
er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik
gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een
besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten
of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd
dan wel opgeheven.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze
verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet.
In deze bepaling wordt artikel 23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing
verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de
raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een
vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de
raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een
besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet
openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel
23 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23
van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een
afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de
raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt
niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van
de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een
raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een
raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een
raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding
opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad
of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van
de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig
is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien
waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de
geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt kan de raad de
geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze
bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan
het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen
dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen
vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor
raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid
voorziet hierin.
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in
principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en
beeldregistraties maken. Zij dienen dit wel vooraf aan de voorzitter te melden. Het maken van dergelijke
registraties is uiteraard niet toegestaan indien het een besloten vergadering
betreft.
Artikel 33 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer.
Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit
laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken,
de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel
stand-by te laten staan.
Deze artikelen behoeven geen toelichting.