Geachte
dames en heren,
De
Gemeentelijke ombudscommissie (verder:de ombudscommissie) biedt in haar
jaarverslag over 2005 informatie over de in het verslagjaar behandelde
klachten. Alvorens tot een beleidsreactie te komen slaan wij acht op de inhoud
van dit jaarverslag.
De
ombudscommissie geeft zelf puntsgewijs de volgende samenvatting van haar
jaarverslag
·
Het aantal klachten dat in 2005 is binnengekomen, is
ten opzichte van 2004, gestegen.
·
Het merendeel van de afgehandelde klachten was niet
eerder bij het verantwoordelijke bestuursorgaan ingediend en kon om die reden
niet in behandeling worden genomen. Deze klachten zijn door de Commissie voor
interne afhandeling doorgezonden naar de desbetreffende clusterdirecteur.
·
Drie klachten waren om andere redenen niet ontvankelijk
en zijn zonder rapport afgedaan.
·
Van de klachten die wel in behandeling konden worden
genomen, is er één ingetrokken.
·
Over één klacht is in 2005 een rapport uitgebracht. In
die zaak oordeelde de Ombudscommissie dat gedragingen waarover werd geklaagd,
onbehoorlijk waren.
In haar rapport uit 2005 heeft de Ombudscommissie
eenmaal een aanbeveling van algemene aard gedaan.
·
De Ombudscommissie spreekt bij de behandeling van een
klacht over het geen gevolg geven aan een eerder rapport van de Ombudscommissie
haar zorg daarover uit. Het oordeel dat de Commissie in haar rapporten
uitspreekt is weliswaar niet afdwingbaar, maar het is uitdrukkelijk niet de
bedoeling dat een rapport van de Ombudscommissie alleen maar als ‘ter kennisname’
wordt beschouwd. Zij wijst erop dat een van de bestaansredenen van de
Ombudscommissie is de gemeentelijke organisatie in staat te stellen lering te
trekken uit fouten. De handreiking daartoe in de vorm van uitgebreide
overwegingen en aanbevelingen zijn in moreel opzicht niet vrijblijvend.
De toename van het aantal klachten in het verslagjaar
is een breuk met de daling die zich in de eraan voorafgaande jaren had
voorgedaan. Niet duidelijk is of er sprake is van het begin van stijgende
trend. Dat zou de loop in een aantal jaren moeten uitwijzen. Daarvoor ontbreekt
echter de gelegenheid, nu 2005 het laatste jaar was waarin klachten bij de
ombudscommissie konden worden ingediend. Met ingang van 1 januari 2006 is de Nationale Ombudsman daartoe
aangewezen. En op voorhand is niet duidelijk of deze wijziging van invloed is
op de indiening van klachten.
Dat het merendeel van de afgehandelde klachten niet
eerder bij het verantwoordelijke bestuursorgaan was ingediend, is geen nieuw
verschijnsel. Kennelijk is het voor veel burgers niet duidelijk of niet logisch
dat de inschakeling van een ombudscommissie niet zonder voorfase mogelijk is.
Toch is deze voorfase algemeen van toepassing bij externe klachtenprocedures,
ook bij de Nationale Ombudsman. En dat is niet zomaar het geval, want vaak
kunnen gedragingen waarover ongenoegens bestaan op een meer informele wijze
voldoende aan de orde worden gesteld.
Slechts over één klacht is in 2005 een rapport
uitgebracht, waarvan de conclusie was dat de gedraging waarover het ging
onbehoorlijk was. Daaraan verbinden wij de conclusie dat er nauwelijks sprake
is van gegronde klachten bij onze gemeente.
Terecht spreekt de ombudscommissie in haar aanbeveling
haar zorg uit over het geen gevolg geven aan een door haar eerder uitgebracht
rapport. Wij onderkennen de overweging van een lerende organisatie welke de
ombudscommissie het gemeentebestuur nog eens uitdrukkelijk voorhoudt.
Ons
college legt u vorenstaande beleidsreactie voor om ermee te kunnen instemmen.
Hoogachtend,
Het college,
,burgemeester
,secretaris