1. Inleiding

In de vorige collegeperiode is een visitatiesysteem geïntroduceerd, om zicht te krijgen op de prestaties van eigen en externe uitvoerders (gesubsidieerde instellingen) van het gemeentelijk beleid.

Begin 2005 is gestart met een pilot visitatie bij twee geselecteerde instellingen. Op grond van de positieve ervaringen uit de pilot wordt In deze nota het voorstel gedaan voor de definitieve invoering van een dergelijk systeem. In de programmabegroting 2007 zijn hiervoor middelen toegekend.

 

 

2. Aandachtspunten uit de pilot

De aanpak die in de pilot is gekozen wordt door alle betrokkenen als goed ervaren. Op verschillende punten zijn er zeker tips voor verdere verbetering, die in het vervolg kunnen worden verwerkt: het gerichter aanleveren van informatie vooraf, aandacht voor interne afstemming binnen de instelling, langere duur van de visitatiegesprekken, duidelijker rolverdeling tijdens de gesprekken en betere indeling van het gespreksverloop, gedetailleerdere verslaglegging, gezamenlijke bespreking van de rapportages.

De onderwerpen van de visitatie en de samenstelling van de visitatiecommissie zijn als positief beoordeeld. De instellingen stonden aanvankelijk kritisch tegenover het deelnemen van ambtenaren in de commissie; door de gekozen aanpak (niet de eigen accounthouder bij het eerste gesprek en geen ambtenaar bij het tweede gesprek over de onderlinge relatie) bleek dit echter afdoende ondervangen.

De inhoudelijke bevindingen zijn opgenomen in bijlage 1. De rapportage is vertrouwelijk voor het college.

 

 

3. Voorstel toekomstig visitatiesysteem.

Concreet ziet het voorgestelde systeem er als volgt uit:

 

Visitatiecommissie

Per visitatie wordt er een visitatiecommissie benoemd, bestaande uit een aantal ambtenaren, een externe inhoudelijke expert, een externe voorzitter en secretaris. De secretaris doet de coördinatie van de visitatie, draagt zorg

voor de gespreksverslagen en rapportages en is aanspreekpunt voor de instellingen en de expert.

 

Voor wat betreft de ambtenaren adviseren wij om twee van de vier ‘oude’ gemeentelijke commissieleden van de voorgaande visitatie te betrekken om continuïteit binnen de gemeente te waarborgen, aangevuld met twee nieuwe gemeentelijke commissieleden. Er ontstaat als het ware een roulatiesysteem. Hierdoor krijgt het nieuwe visitatiesysteem meer draagvlak binnen de gemeente en kan er telkens gebruik worden gemaakt van nieuwe inzichten en ideeën.

 

De inhoudelijke expert wordt voorgedragen door de instelling zelf. De commissieleden besluiten vervolgens of deze voordracht daadwerkelijk wordt opgevolgd of dat er iemand anders hiervoor wordt benaderd. De expert ontvangt een vergoeding voor zijn tijd en onkosten.

 

De accounthouder van de te visiteren instelling is bij een deel van de voorbereiding betrokken. Deze zorgt alleen voor het versturen van de introductiebrief en het aanleveren van (schriftelijke) informatie over de instelling.

 

Voorbereiding visitatie

Als voorbereiding worden door de visitatiecommissie de volgende stappen ondernomen:

-          introductiebrief wordt naar de te visiteren instelling verstuurd;

-          (schriftelijke) informatie wordt verzameld en doorgenomen;

-          voorbereidende vragenlijst wordt opgesteld en naar de instelling ter beantwoording gestuurd;

-          definitieve vragenlijst voor het visitatiebezoek wordt opgesteld aan de hand van de verkregen informatie;

-          visitatiegesprekken worden voorbereid:

-          rolverdeling tussen de commissieleden;

-          eventueel oefenen, middels een rollenspel, in het houden van een (halfgestructureerd) interview.

 

Daarnaast wordt in de voorbereidende fase door de secretaris van de commissie een introductiegesprek gehouden met de te visiteren instellingen en de expert. In deze gesprekken wordt aandacht besteed aan het doel van de visitatie, de te volgen procedure, de verwachtingen over en weer, de te interviewen personen, de noodzakelijke voorbereiding voor de gesprekspartners zelf en de wijze waarop met de uitkomsten van de visitatie wordt omgegaan.

 

Visitatiebezoek

Het visitatiebezoek bestaat uit twee gespreksrondes, met daartussen een overlegmoment van de totale commissie. In de eerste ronde wordt vooral aandacht besteed aan de eerste twee onderwerpen: de prestatieafspraken en het maatschappelijk effect. Er wordt dan voornamelijk gesproken met


uitvoerders van de organisatie, wellicht aangevuld met stafmedewerkers. In de tweede ronde komen de twee laatste onderwerpen aan de orde: de relatie met de gemeente en de continuïteit van de instelling. In ieder geval zal dit gesprek worden gevoerd met de directie van de instelling, mogelijk aangevuld met management en staf. Aangezien de gemeente mede onderwerp van gesprek is, zullen er in de laatste gespreksronde geen ambtenaren aanwezig zijn.

 

De gesprekken worden gevoerd aan de hand van een vragenlijst. Maar er zal ook genoeg ruimte worden geboden om op een aantal (onverwachte) items (verder) in te gaan.

 

Van de gesprekken wordt een gespreksverslag gemaakt, dat ter accordering naar de instellingen wordt teruggestuurd.

 

Rapportage

Aan de hand van de schriftelijke informatie, de indrukken van de commissieleden en de gesprekverslagen wordt er een rapportage opgesteld door de secretaris van de commissie. Deze rapportage wordt ter goedkeuring aan de overige commissieleden voorgelegd. Na de nodige aanpassingen wordt deze rapportage, voor instemming, naar de instelling verstuurd. Daarna wordt de rapportage definitief vastgesteld.

De definitieve versie wordt voor verdere behandeling doorgestuurd naar het college van B&W.

 

Als er algemene bevindingen zijn, die van belang zijn voor de gemeente en de gemeentelijke accounthouders, dan zullen in een gemeentelijk overleg deze bevindingen worden besproken.

 

 

4. De caseload en de kosten

In de pilotperiode zijn twee instellingen gevisiteerd. Er zijn momenteel 14 gesubsidieerde instellingen op het gebied van cultuur, welzijn en zorg opgenomen in de Subsidiebundel (bijlage 2). Buiten deze systematiek om is er ook nog een aantal omvangrijke subsidierelaties.

Om tot een vier- of vijfjaarlijkse cyclus van visiteren te komen moet het aantal te bezoeken instellingen per jaar op minimaal 4 worden gesteld. Omdat we nog tot routine en verfijning moeten komen is het voorstel het eerste jaar (2006) nog te beperken tot 2 instellingen. De planning daarvan ziet er als volgt uit:

Voorbereiden: november en december

Visitatie en terugkoppeling: januari 2007

Rapportage: februari.

Deze planning is ook zo gekozen om geen overlap te hebben met het lopende rekenkameronderzoek naar subsidies.


Het visitatiesysteem brengt ook kosten met zich mee.

 

 

tijdsbeslag

 

2e ronde

(2 p/jr)

verdere rondes

(4 p/jr)

Externe leden

 

 

Voorzitter

3 dagen

6 dagen

Secretaris - supervisor

9 dagen

-

Expert

3 dagen

6 dagen

 

 

 

Interne leden

 

 

Secretaris - uitvoerend

14 dagen

40 dagen

Commissielid

4 dagen

8 dagen

Accounthouder

3 dagen

6 dagen

 

Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 85, is het benodigde budget inclusief reiskosten € 50.000. Deze middelen zijn opgenomen in de programmabegroting 2007.

De komende visitatieronde loopt door tot in 2007. De kosten voor 2007 kunnen worden gedekt uit begrotingspost 601285 (participatie woonconsumenten) die verder bestemd is als een budget voor interactieve beleidsvorming. Voor de volgende jaren is structurele dekking aanwezig.

 

5. Voorstel

 

  1. De nota ‘Instellen visitatiesysteem gesubsidieerde instellingen’ en de samenvatting van de rapportage visitiatiecommissie ter kennisneming aanbieden aan de raad
  2. De samenvatting van de rapportage pilot visitatiesysteem goedkeuren voor verspreiding.
  3. Invoering van het in de pilot ontwikkelde systeem van visitatie en jaarlijks een of meerdere instellingen op deze wijze visiteren. Voor 2006 te kiezen voor Theater de Veste en Sportfondsenbad-Delft.
  4. In de eerstvolgende visitatieronde extra aandacht besteden aan een aantal benoemde verbeterpunten en verder uitwerken van enkele aspecten van de visitatie. Onderdeel hiervan wordt een plan van aanpak om de invulling van het accounthouderschap minder persoonsafhankelijk te maken. Daartoe wordt externe ondersteuning (supervisorrol) ingezet.
  5. Middelen ad € 30.000 voor ureninzet als volgt te dekken: € 15.000 ten laste van begrotingspost 602436 in het jaar 2006,  € 15.000 ten laste van begrotingspost 601285 in het jaar 2007. De middelen voor de komende jaren zijn structureel geregeld via de programmabegroting 2007.

 

 

Jaap van den Berg

Hoofd sector maatschappelijke ontwikkeling


Bijlage 1

 

Beschrijving van en bevindingen uit de pilot

 

De opzet van de pilot is vastgesteld in nota kenmerk 467685 van 23-12-2004 en bestaat uit de fasen voorbereiding, visitatie, evaluatie. Na de pilot volgt de implementatiefase.

Het instrument visitatie is gedefinieerd als een instrument voor het college van B & W.

 

De visitatie heeft betrekking op:

 

Voor deze pilot is een voorlopige visitatiecommissie geformeerd. Deze commissie bestond uit drie gemeentelijke accounthouders (die geen relatie hebben met de geselec­teerde instelling), aangevuld met een lid (die geen (Delftse) banden met de instelling of werkge­bied heeft). Dit lid is geselecteerd op basis van ervaringsdeskundigheid. Hierbij is gekozen voor

een deskundige van een soortgelijke instelling in een andere regio. De commissie (en het gehele traject) is (be)geleid door adviseurs van het organisatieadviesbureau Wage­naarHoes.

 

In grote lijnen bestond de aanpak uit 3 fasen,

 

 

Rapportage bevindingen aan College

Er is voor het college een uitgebreide doch vertrouwelijke rapportage opgesteld waarin alle bevindingen betreffende de visitatie aan de twee instellingen staan beschreven. Het betreft de Stichting Ouderenwerk Delft en Parnassia Verslavingszorg.

De vertrouwelijkheid is vooraf met de in de pilot betrokken instellingen afgesproken, omdat de effectiviteit van het instrument visitatie gebaat is bij een zo groot mogelijke openheid; alleen dan kan er sprake zijn van een leereffect.


Het voorstel is dat de gemeentelijke accounthouders van de instellingen deze aanbevelingen inbrengen in het overleg met de portefeuillehouder en tot een vertaling komen in de totstandkoming van de prestatieafspraken voor de komende jaren.

 

In deze bijlage wordt dus niet ingegaan op de resultaten op instellingsniveau, maar kan wel wat worden gezegd over wat algemenere lijnen; de bevindingen per instelling zijn namelijk ook geabstraheerd naar algemene conclusies en aanbevelingen:

 

a. De inhoud van de prestatieafspraken

De totstandkoming van prestatieafspraken kan worden verbeterd door meer discussie te voeren tussen gemeente en instelling. Over doelen, over aard en inhoud van de prestaties, over ontwikkelingen en strategie.

De prestatieafspraken zijn voldoend SMART, er zal echter kritischer naar de realiseerbaarheid van de afspraken moeten worden gekeken: wat kan de instelling zelf beïnvloeden, wellicht moeten andere indicatoren worden afgesproken.

De monitoring van de afspraken kan zowel door gemeente als instelling worden verbeterd. Het huidige instrument is tussentijdse managementrapportage, maar bijsturing geschiedt beperkt doordat de vraag van cliënten meer leidend is dan de afspraken. Verdere explicitering van de informatiebehoefte is gewenst.

 

b. Het maatschappelijk effect/klanttevredenheid

Ook over de beoogde maatschappelijke effecten is meer inhoudelijke discussie nodig tussen gemeente en instellingen, vooral op bestuurlijk niveau. De zinvolheid van die discussie wordt bevorderd wanneer partijen een eigen visie ontwikkelen.

Instellingen zouden meer moeten worden uitgenodigd om met bruikbare ideeën over effectmaatstaven te komen.

Het inzicht in de klanttevredenheid en die van potentiële klanten moet worden verbeterd.

Ook moet er meer aandacht komen voor resultaatsmetingen, om te kunnen besluiten over de continuering van activiteiten.

 

c. Procedure en werkwijze tussen gemeente en instelling

Geadviseerd wordt om de kwetsbaarheid van het (ambtelijk) accounthouderschap als gevolg van eenmansposten, te verminderen. Het accent kan liggen op deskundigheidsbevordering en onderlinge vervangbaarheid.

Er is door de instelling meer strategisch overleg met de gemeente gewenst.

 

d. Continuïteit instelling en kwaliteit dienstverlening.

Schaalgrootte en werkgebied zijn bepalende factoren bij de waarborging van de continuïteit. Het advies is dat de gemeente instellingen actief stimuleert om samenwerking te zoeken buiten de regio met gelijksoortige instellingen of binnen de regio met ketenpartners. Dit kan worden vastgelegd in de prestatieafspraken.


Bijlage 2

 

Overzicht van komende jaren te visiteren instellingen en gemeentelijk accounthouders

 

 

01. Kwadraad                                                   Inge van Dommelen

02. Peuterspeelzalen                                        Theresia Kanij  

03. Stichting Ouderenwerk Delft             Helen Skinner  

04. Sportfondsen Delft BV                                 Barry van der Ende

05. VTVV De KIWI                                            Helen Skinner  

06. Jongeren Informatie Punt                  Rien Griep       

07. De Veste                                                    Reinier Weers  

08. Mediatheek DOK                                        Hans Speetjens

09. Stichting Pop Oefencentrum Delft     Reinier Weers  

10. Stichting Delft Marketing                              Hans Speetjens

11. Stichting MoVo                                           Norbert de Leeuw

12. Parnassia                                                   Hans Vlaanderen

13. Streekdierentehuis ’t Julialaantje                  Theresia Kanij  

14. Brede Welzijnsorganisatie Delft                    Thea Buurman

 

Deze instellingen zijn opgenomen in de subsidiebundel. In een later stadium zal worden besloten of deze lijst moet worden uitgebreid.