Stuk 202 I                                                                                           Delft, 13 november 2006.

20159683

 

Onderwerp: Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Thans zijn voor de voorzieningen voor fracties,  raads- en commissieleden een drietal verordeningen geldend:

§         Secundaire voorzieningen raadsleden uit 1992;

§         Verordening Wethouders, raads- en commissieleden uit 2003;

§         Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning uit 2002.

 

Deze verordeningen verdiende actualisatie en gezien het feit dat deze drie verordeningen betrekking hebben op de (financiλle) ondersteuning van de raad(sleden), is het logisch deze verordeningen samen te voegen tot ιιn verordening. Naast de oude verordeningen hebben opmerkingen van de accountant en de modelverordeningen van de VNG als input gediend.

 

Vanuit dualistisch oogpunt is voorgesteld de raadsgerelateerde zaken in ιιn verordening op te nemen en de onderdelen die betrekking hebben op de wethouders in een aparte verordening. Beide moeten door de raad worden vastgesteld. De verordening voorzieningen wethouders is in een apart raadsvoorstel opgewerkt.

 

1.  Wijzigingen ten opzichte van de “oude” verordening

 

Daar waar een afwijkend  voorstel is opgenomen ten opzichte van de thans geldende situatie wordt dat hieronder opgenomen en toegelicht.

 

Artikel 7 en 16: computer en internetverbinding

De RIS-bijdrage is gehandhaafd nu met ingang van 1 januari 2005 deze mogelijkheid formeel is gecreλerd. Hiervoor is wel een eigen bijdrage (2006: € 19,66) in de kosten noodzakelijk en betreft het een belastbare vergoeding. In deze verordening is de regeling (formeel) ook voor commissieleden opengesteld.

 

Artikel 8 Kinderopvang

Dit onderdeel was voor (alleen) raadsleden in twee verordeningen geregeld. Artikel 9 “verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden” en artikel 2 t/m 4 “Secundaire voorzieningen raadsleden”. Navraag bij andere gemeenten en de VNG heeft geleerd dat dit niet verbreed mag worden naar commissieleden. Ook het onderbrengen in de fractievergoeding behoort niet tot de mogelijkheden. Aangezien het overleggen van een factuur veelal niet mogelijk blijkt is gekozen voor een voorgeschreven en naar waarheid ondertekend declaratieformulier.


Stuk 202 I                                                               pag. 2.

 

Artikel 10 Verlaging vergoeding bij arbeidsongeschiktheid

Deze mogelijkheid is nieuw en kan budgettair neutraal worden doorgevoerd. Aangesloten is bij de tekst van de VNG modelverordening.

 

Artikel 11 Compensatie bij werkloosheidsuitkering

Dit was artikel 10 t/m 15 uit de “verordening secundaire voorzieningen raadsleden”. Nu is aangesloten bij de tekst van de VNG-modelverordening.

 

Artikel 17 Ambtelijke bijstand

De artikelen 17 t/m 22 zijn overeenkomstig de huidige verordening overgenomen. In artikel 17 lid 1 is het woord “ambtenaar” toegevoegd aangezien de gangbare praktijk reeds is dat de naam van de behandelend ambtenaar op het begeleidingsformulier is aangegeven.

 

Artikel 25 Hoogte fractievergoeding

De vergoeding voor secundaire voorzieningen is aan het fractiebudget toegevoegd. Hierdoor en door een kleine herverdeling (zie tabel) kunnen de vaste en variabele vergoedingen worden gelijkgetrokken

 

Artikel 26 (niet) toegestane bestedingen

Dit artikel komt voor een groot deel overeen met de oude verordening. De uitgesloten categorieλn zijn iets verbreed waarmee meer duidelijkheid is gecreλerd. In de toelichting zijn ook de categorieλn opgenomen die raadsleden vanuit hun eigen onkostenvergoeding dienen te betalen en daarmee niet vanuit het fractiebudget (artikel 2 lid d).

 

Artikel 27 betaling voorschotten

Dit oude artikel 9 van de verordening “Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning” is nadrukkelijk uitgebreid. De afgelopen jaren is forse inzet gepleegd om de verantwoording tijdig naar de raad te krijgen. Onvolledige verantwoordingen leiden ertoe dat er aanvullende informatie noodzakelijk is waardoor de verantwoording te laat is. Om die reden is voor een splitsing van de bevoorschotting gekozen zodat ook spoedig eventuele verrekeningen kunnen plaatsvinden. Thans vinden deze verrekeningen pas plaats in het tweede jaar na afsluiting van het boekjaar.

 

Artikel 38 Wijziging zetelaantal

Overeenkomstig de oude verordening betekende splitsing van fracties dat in de maand waarin de splitsing plaatsvond aan twee fracties een vergoeding betaald diende te worden. Tevens diende opgebouwde reserves gesplitst en verrekend te worden. Die mogelijkheden zijn vervallen.

 

Artikel 39 Reservering

De oude verordening was niet eenduidig over een eventueel maximum van de reservepositie. Ten eerste kon betoogd worden dat fracties onbeperkt voor maximaal 50% per jaar van hun fractievergoeding konden sparen. Als tweede uitleg gold dat fracties in totaal maximaal 50% van hun fractiebudget mogen sparen. In het voorliggende concept is opgenomen dat fracties per jaar onbeperkt mogen sparen maar de reservepositie mag niet hoger zijn dan de jaarlijks uit te keren vergoeding aan betreffende fractie. Hiermee is meer aansluiting gezocht bij de VNG modelverordening. Deze gaat echter uit van een maximale reservepositie van maximaal 30% van het jaarlijks te ontvangen budget. Gezien de beperkte omvang van de in Delft geldende budgetten lijkt 100% meer in de rede te liggen.


Stuk 202 I                                                        pag. 3.

 

 

Artikel 30 Verantwoording

Overeenkomstig de VNG-verordening is toegevoegd dat de accountant zijn rapport van bevindingen uitbrengt aan de raad. Na ontvangst van het rapport stelt de raad de diverse bedragen uit de verantwoording (niet de verantwoordingen zelf) vast.

Om de eindafrekening voor de 2e bevoorschotting vastgesteld te hebben, zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:.

o        Indieningstermijn is gesteld op 1 maart in plaats van 1 april;

o        Het controleproces wordt versneld door middel van een eenduidige opstelling en aansluiting tussen banksaldo en aanwezige reserve;

o        Evt. extra accountantskosten door te laat ingediende verantwoordingen worden bij de betreffende fractie(s) in rekening gebracht.

 

2.  Niet meer opgenomen artikelen

 

De volgende onderwerpen zijn niet meer opgenomen

 

Verordening Voorzieningen Wethouders, Raads- en commissieleden

Artikel 7: Cursus, congres, seminar of symposium

De huidige regeling was dat dit onderdeel door de fracties bekostigd diende te worden vanuit het budget secundaire voorzieningen (artikel 20, 21 SVR). Deze situatie blijft gehandhaafd en komt terug bij het onderdeel fractieondersteuning. Om die reden behoeft dat niet meer apart op deze plaats opgenomen te worden.

 

Secundaire voorzieningen raadsleden

Artikelen 5 t/m 9 Afbouwregeling

In deze regeling was opgenomen dat raadsleden bij beλindiging van hun raadslidmaatschap op aanvraag een extra uitkering kunnen krijgen als zij:

- een betrekking in loondienst hebben beλindigd / verminderd

- andere werkzaamheden heeft beλindigd / verminderd

- heeft afgezien van een betrekking / andere werkzaamheden

Beslissingsbevoegdheid lag in deze bij de Burgemeester

 

Zover bekend is de afgelopen jaren nimmer een beroep gedaan op deze regeling. Tevens is deze regeling nimmer (budgettair) concreet gemaakt. Overigens bestaat er juridisch wel de mogelijkheid tot een bepaalde “wachtgeldregeling” voor raadsleden. (zie hoofdstuk 3:keuzes).

 

Artikelen 16 t/m 18 Studiebeurs

In de verordening was geregeld dat indien een student zijn studiebeurs verliest en daarmee in een financieel ongunstigere positie terechtkomt compensatie wordt verleend. Aangezien deze artikelen niet meer relevant zijn (studiebeursregime is aangepast en vergoeding raadslidmaatschap is opgetrokken) hoeven deze artikelen niet meer opgenomen te worden.

 

Artikel 20 t/m 21 Scholing

Hierin was de bijdrage secundaire voorzieningen geregeld voor de fracties. Dit is nu opgenomen in de fractiebijdrage en kan komen te vervallen.


Stuk 202 I                                                        pag. 4.

 

 

3 Keuzes

 

Een aantal voorzieningen zijn als mogelijkheid bij wet geregeld maar is niet in Delft overgenomen in een verordening. Overigens is voor deze voorzieningen geen (eventueel noodzakelijke) budgettaire ruimte aanwezig. Indien deze wens er wel is kunnen deze, na beschikbaar stellen van het benodigde budget, worden opgenomen:

 

o        Uitkering bij aftreden: Dit kan een vast vergoeding zijn maar ook een variabele afhankelijk van de duur van het raadslidmaatschap.

o        Verzekeringen ouderdomspensioen, invaliditeit en overlijden: Indien een raadslid zijn lidmaatschap moet opgeven door ziekte maakt deze geen aanspraak op WW, ZW of de WAO. Dit dient hij zelf te regelen of de gemeente kan dit collectief doen.

o        Tegemoetkoming in de ziektekosten: Als gevolg van de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet kan de gemeente een vergoeding verstrekken  voor de verzekering tegen ziektekosten.

o        Voorziening bij vervanging voorzitter van de raad: Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt kan hiervoor dan een vergoeding ontvangen.

o        Kinderopvang aan te laten sluiten bij gemeentepersoneel: Er kan voor worden gekozen aansluiting te zoeken bij de regeling voor ambtenaren.

 

4. Voorstel

 

Wij stellen u voor akkoord te gaan met de navolgende besluiten:

 

I           In te trekken:

a.       verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;

b.       verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;

c.       verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.

 

II          vast te stellen:

a.       Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden

 

 

Hoogachtend,

 

Namens het presidium,

 

 

 

W. Bot


Stuk 202 II

20159683

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het presidium van 6 november 2006;

 

b e s l u i t :

I           In te trekken:

a.       verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;

b.       verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;

c.       verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.

 

II          vast te stellen:

a.       Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van  30 november 2006.

 

 

 

                       ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,griffier.


Stuk 202 III

20159683

 

                                                                                                                       

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het presidium van 9 oktober 2006;

 

gelet op de artikelen artikel 33; 44, tweede en derde lid; 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

 

gelet op het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

 

b e s l u i t :

 

I           In te trekken:

a.       verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;

b.       verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;

c.       verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.

 

II          vast te stellen de Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2006

 

Hoofdstuk I                   Begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a     commissie: een raadscommissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

b     griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet

c     gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

c     fractie: een persoon of een groep personen, die alleen of met elkaar een politieke groepering in de gemeenteraad vormt of vormen;

d     raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde tevens wethouder;

e     Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

f      Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

g     Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

h     kind: een kind, tot wie het raadslid als ouder in familierechtelijke betrekking staat, onderscheidenlijk met wie het raadslid blijkens verklaring uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres woont, en voor wie hij duurzaam de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen;

i      Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

 

Hoofdstuk II                  Voorzieningen voor raadsleden

 

Artikel 2                       Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.


Stuk 202 III                                                                  pag. 2.

 

 

Artikel 3                       Onkostenvergoeding

1.       Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.       Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 4                       Berekening en betaling vaste vergoedingen

 1.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

2.    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

3.    De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

 

Artikel 5                       Reiskosten

1.       De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

2.       De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

a   bij gebruik van openbare middelen van vervoer, laagste klasse, en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

b   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 6                       Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 7                       Computer en internetverbinding

Raadsleden ontvangen voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van € 60,34 per maand voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.


Stuk 202 III                                                                  pag. 3.

 

 

Artikel 8                      Kinderopvang

1.       Het raadslid dat in verband met het bijwonen van:

a.       een raadsvergadering;

b.       een vergadering van een commissie als in artikel 1 onder a;

c.       een vergadering van een commissie, bestuur e.d., waarin hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap zitting heeft,

heeft ten behoeve van een kind tot en met de leeftijd van 12 jaar aanspraak op een vergoeding voor kinderopvang. De hoogte van deze vergoeding bedraagt voor 2006 € 5,97 en volgt de salarisontwikkelingen van de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft

2.       Het raadslid, dat voor een vergoeding als bedoeld in lid 1 in aanmerking wil komen, kan in verband hiermee een declaratie indienen bij de griffier overeenkomstig het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen declaratieformulier.

 

Artikel 9                       Spaarloon

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964

 

Artikel 10                      Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, op eigen verzoek, de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, worden verlaagd.

 

Artikel 11                      Compensatie korting werkloosheidsuitkering

1.       In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

2.       In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting


Stuk 202 III                                                                  pag. 4.

 

Hoofdstuk III      Voorzieningen voor commissieleden

 

Artikel 12                      Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

1.       Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie, overeenkomstig hoofdstuk V van de gemeentewet, een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.       Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Gemeentewet ontvangt.

3.       Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

a.       als raadslid of wethouder;

b.       uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

c.       als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient

d.       indien het lidmaatschap van de commissie uit een zakelijk belang rechtstreeks voortvloeit uit een bezoldigde functie, en betrokkene uit dien hoofde geacht kan worden voor de hieruit voortvloeiende werkzaamheden een honorering te ontvangen.

4.       De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van

a.       een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

b.       een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

5.       Indien op dezelfde dag meer dan ιιn vergadering van dezelfde commissie wordt bijgewoond, wordt de vergoeding slechts ιιnmaal genoten.
Indien op dezelfde dag op elkaar aansluitende vergaderingen van verschillende commissies worden bijgewoond, wordt de vergoeding eveneens slechts ιιnmaal genoten. Vergaderingen worden geacht op elkaar aan te sluiten als het tijdsverloop tussen de sluiting van de eerste vergadering en de opening van de tweede vergadering minder dan een uur bedraagt.

6.       Voor niet aansluitende voortgezette vergaderingen wordt de vergoeding eveneens slechts ιιnmaal genoten.

 

 Artikel 13                     Reiskosten

Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

a   bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

b   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.


Stuk 202 III                                                                  pag. 5.

 

 

Artikel 14                      Verblijfskosten

Aan het in het artikel bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 15                      Buitenlandse excursie of reis

1.       De gemeenteraad kan een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

2.       De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

3.       De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd.

 

Artikel 16                      Computer en internetverbinding

Commissieleden ontvangen voor de uitoefening van het lidmaatschap van de commissie een tegemoetkoming voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van € 60,34 per maand voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.

 

Hoofdstuk IV                 Ambtelijke bijstand raads- en commissieleden

 

Artikel 17                      Verzoek om informatie

1.       Een raadslid kan zich tot de griffier of een ambtenaar wenden met een verzoek om:

  1. feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang;
  2. inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn;

2.       De informatie bedoeld in het eerste lid, wordt door de griffier, een medewerker van de griffie of op verzoek van de griffier door een ambtenaar gegeven.

3.       Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

4.       Een raadslid kan zich tot de griffier wenden met een verzoek om technische bijstand bij het formuleren van initiatiefvoorstellen, amendementen en moties of andere bijstand. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken, ιιn of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

 

Artikel 18.                     Weigeringsgronden

1.      Ambtelijke bijstand op verzoek van de griffier wordt verstrekt, tenzij:

a.      niet aannemelijk is gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad als zodanig;

b.      dit het belang van de gemeente kan schaden;

c.      dit het werkbaar evenwicht als genoemd in artikel 5 verstoort.

2.      De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

3.      Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.


Stuk 202 III                                                                  pag. 6.

 

 

Artikel 19.                     Weigering bijstand

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.

 

Artikel 20.                     Verleende bijstand

1. Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

 

Artikel 21.                     Werkbaar evenwicht

De secretaris ziet toe op een werkbaar evenwicht tussen het aantal malen dat een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 17 en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke organisatie.

 

Artikel 22.                     Informeren college

De secretaris verstrekt de desbetreffende portefeuillehouder in het college desgewenst inlichtingen omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 17 lid 4.

 

Hoofdstuk V                  De procedure van declaratie

 

Artikel 23                      Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

a   betaling uit eigen middelen; of

b   rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

 

Artikel 24                      Declaratie van vooruit betaalde kosten

1.       Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 13, 14, 15 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

2.       Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen twee maanden bij de griffier, of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

 

Hoofdstuk VI                 Voorzieningen fractie

 

Artikel 25.                     Hoogte van de fractievergoeding

1.       De fracties zoals bedoeld in het reglement van orde, ontvangen jaarlijks een financiλle bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

2.       Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 1.250 voor elke fractie en een variabel deel van € 1.250 voor iedere raadszetel.


Stuk 202 III                                                                  pag.7.

 

 

Artikel 26.                     (Niet) toegestane bestedingen

3.       Fracties besteden hun bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken.

4.       De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

a.       uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

b.       uitgaven  aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reλle declaratie;

c.       giften, leningen en voorschotten;

d.       uitgaven welke bestreden dienen te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen.

e.       buitenlandse reizen;

f.         Uitgaven aan raadsleden voor werkzaamheden die zij als beleidsmedewerker of anderszins in opdracht van een fractie verrichten;

g.       Uitgaven ten behoeve van bedrijven of instellingen, waarover raadsleden middellijk of onmiddellijk zeggenschap hebben;

h.       Verkiezingscampagne of promotiedoeleinden;

[JMP1] 

 

Artikel 27.                     Betaling voorschotten

1.       De financiλle bijdrage wordt als voorschot uitgekeerd in twee termijnen, in de maanden januari en juli. 2.       Indien de fractie niet tijdig conform artikel 29 een aanvraag tot vaststelling van de financiλle bijdrage indient wordt, in afwijking van het eerste lid, het tweede voorschot van de financiλle bijdrage ingehouden, totdat de aanvraag tot vaststelling van de financiλle bijdrage conform artikel 29 is ingediend. 3.       In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt, in afwijking van het eerste lid, het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar. 4.       Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de raad de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 12

[JMP2] , tweede lid.

5.       De fractie maakt voor de ontvangst van de financiλle bijdrage op grond van deze verordening en voor de uitgaven in het kader van de fractiekostenvergoeding gebruik van ιιn giro-of bankrekening op naam van de fractie. Deze rekening wordt niet gebruikt voor andere doeleinden. 6.       Het is de fractie niet toegestaan een tijdelijk of permanent liquiditeitenoverschot op een andere rekening te storten dan de in lid 5 van dit artikel genoemde rekening.

 

Artikel 28.                     Wijziging zetelaantal

1.       Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de variabele bijdrage op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.


Stuk 202 III                                                                  pag. 8.

 

 

2.       Bij splitsing van een fractie tijdens de zittingsperiode heeft de nieuw gevormde fractie, met ingang van de maand waarin de gemeenteraad voor het eerst is gewijzigde samenstelling bij elkaar komt, aanspraak op het in artikel 34 bedoelde bedrag. Deze aanspraak wordt in mindering gebracht op de financiλle bijdrage van de fractie in oude samenstelling. De nieuwe fractie kan geen aanspraak maken op de door de fractie in oude samenstelling opgebouwde reserve.

 

Artikel 29

[JMP3] .                     Reservering

1.       De fractie die de bijdrage voor fractieondersteuning niet of slechts gedeeltelijk heeft besteed, mag dit reserveren. De omvang van de reserve mag niet groter zijn dan de bijdrage die de fractie in het voorgaande kalenderjaar, ingevolge artikel 7, toekwam. Het meerdere niet bestede geld wordt door de fractie teruggestort in de gemeentekas.

2.       Het terugstorten als genoemd in het eerste lid vindt plaats binnen een maand na vaststelling van het verslag zoals opgenomen in artikel 30 lid.

3.       De omvang en het beroep op de reserve, komt tot uitdrukking in de afrekening als bedoeld in artikel 40 over dat jaar.

4.       De reserve blijft na de verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger kan worden beschouwd.

5.       Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het eerste lid, vervalt het recht op het meerdere.

6.       De fractie, die na verstrijken van een raadsperiode niet terugkeert in de gemeenteraad stort het bedrag, dat resteert na de datum van de ontbinding van de raad binnen twee maanden na die datum terug in de gemeentekas.

 

Artikel 30                      Verantwoording

 

1.       Elke fractie legt, binnen twee maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van het verantwoordingsmodel (inclusief onderbouwing) zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze verordening.

2.       Controle van de verslagen vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt zijn “rapport van bevindingen” uit aan de raad.

3.       Fracties die na 1 maart hun, in lid 1 van dit artikel bedoelde, verantwoording inleveren kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor aanvullende accountantskosten.

4.       De raad stelt na ontvangst van het rapport van de accountant de bedragen vast van de:

a.       uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

b.       wijziging van de reserve

c.       resterende reserve

d.       verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en voorzover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

 

 


Stuk 202 III                                                                  pag. 9.

 

 

Hoofdstuk VII    Slotbepalingen

 

Artikel 31                      Intrekken oude verordeningen

 

In te trekken de volgende verordeningen

a.       verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;

b.       verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;

c.       verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.

d.       verordening geldelijke voorziening raadsleden

 

Artikel 32                      Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen, fracties, raads- en commissieleden 2006.

 

Artikel 33                      Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2006.

 

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

                                                           ,griffier

 

 

 

 


Stuk 202 III                                                                  pag. 10.

 

 

Toelichting bij de Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2007

 

ALGEMEEN

 

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB.  Daartoe is het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgesteld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen is in dit rechtspositiebesluit overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. Tevens is opgenomen de regelingen rondom fractieondersteuning en –vergoeding. Daarmee zijn drie verordeningen samengevoegd tot ιιn. Deze betreffen: “ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2002”, “voorzieningen wethouders raads,- en commissieleden 2003” en “secundaire voorzieningen raadsleden 1993”. De voorzieningen wethouders worden geregeld in een aparte verordening daarmee is de oude verordening “voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden” gesplitst in twee nieuwe verordeningen.

Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raads- en commisieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99) . Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

 

De verordening bevat bepalingen inzake:

-          de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 12);

-          een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden (artikelen 3 );

-          reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden (artikelen 5, 6, 13, 14 en 15);

-          beschikbaarstelling van een RIS-vergoeding voor raads- en commissieleden (artikelen 7 en 16);

-          de ambtelijke ondersteuning voor gemeenteraadsfracties (artikelen 17 t/m 22);

-          de financiλle ondersteuning van gemeenteraadsfracties (artikelen 25 t/m 30);

-          secundaire voorziening voor raads- en commissieleden (artikel 8 t/m 11 en 16);

-          de procedure van declareren van kosten (artikelen 23 en 24)


Stuk 202 III                                                                  pag. 11.

 

 

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).


Stuk 202 III                                                                  pag. 12.

 

 

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

 

-     welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

-     welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

-     kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

-     voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

 

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten (zoals de RIS-bijdrage) wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.


Stuk 202 III                                                                  pag. 13.

 

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiλle en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

 

Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

Dit onderdeel van de verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning.

 

De griffie is in principe het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie. Raadsleden zijn ook bevoegd voor feitelijke informatie rechtstreeks contact op te nemen met de betrokken ambtenaar. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen vanwege zijn spilfunctie tussen raad en college.

 

De verordening behandeld gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. De wijziging van artikel 103 van de Gemeentewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier.

 

Dat de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie is, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang. Voor specialistische hulp zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

 

De nieuwe formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.


Stuk 202 III                                                                  pag. 14.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2                       Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

 In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

 

-           de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

-           de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

-           de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

 

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

 

Artikelen 3                    Vaste onkostenvergoeding

Hierin  is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

-          representatie

-          vakliteratuur

-          contributies, lidmaatschappen

-          telefoonkosten

-          bureaukosten, porti

-          zakelijke giften

-          bijdrage aan fractiekosten

-          ontvangsten thuis

-          excursies.

 

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen.  De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.


Stuk 202 III                                                                  pag. 15.

 

 

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast, wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting.

 

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd.  

 

Artikel 4                       Berekening en betaling vaste vergoedingen

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk ιιn maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

 

Artikel 5, 13                  Reiskosten

In deze artikelen is het recht op vergoeding van reiskosten buiten het grondgebied van de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer (onbelast) of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het gemeentepersoneel geldt (in 2006: € 0,19 onbelast).

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Artikel 6, 14                  Verblijfkosten

Deze artikelen regelen de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde richtinggevende bedragen als voor het gemeentepersoneel.

 


Stuk 202 III                                                                  pag. 16.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting  geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 7, 16              Computer en internetverbinding

In deze artikelen is geregeld dat raads- en commissieleden maandelijks een bedrag ter beschikking wordt gesteld ter dekking van de kosten voor pc, internetverbinding en andere communicatieapparatuur. Deze vergoeding in belast tenzij aangetoond kan worden dat het gebruik van deze PC, verbinding, etc. voor meer dan 90% zakelijk is, te denken valt dan aan een tweede aansluiting. Een tweede aansluiting behoort op grond van artikel 15b, eerste lid onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1994 tot de vrije vergoedingen. Tevens kan gedacht worden aan een situatie waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privι gebruik zodanig bemoeilijken, de werknemer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.

 

Van de ontvangen vergoeding voor zakelijk gebruik dient op grond van de belastingregels een bedrag van € 19,66 per maand (bedrag 2006) voor rekening van het raadslid te komen. Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding is uitgegaan van drie bedragen voor 1) de verbinding (€ 40), 2) hard- en software (€ 30) en 3) onderhoud (€ 10) minus de eigen bijdrage ad. 19, 66.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De kosten zijn als beroepskosten weer aftrekbaar.

 

Artikel 8                       Kinderopvang

Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Op declaratiebasis en onder overlegging van een factuur kan het raadslid de reλle kosten tot een maximum (2006: € 5,97 per uur) declareren. Voor een goede afhandeling hiervan is een declaratieformulier als bijlage 1 in deze verordening opgenomen.

 

Artikelen 9                    Spaarloon

Raadsleden die hebben gekozen voor loonbelasting kan dientengevolge gebruik maken van spaarloonregeling. In een gewone werkgever-werknemer relatie kan de werknemer ook kiezen voor een levensloopregeling. Voor politieke ambtsdragers dient de regeling apart opengesteld te worden voor de fictieve werknemers. Gezien het feit dat politieke ambtsdragers geen verlof kennen is opnemen hiervan niet mogelijk. Tevens is de opbouw alleen toegestaan vanuit de wedde (dus een werkgeversbijdrage is niet mogelijk) waarmee de regeling voor politieke ambtsdragers niet aantrekkelijk is. Om die redenen is hier alleen gekozen voor de spaarloonregeling.


Stuk 202 III                                                                  pag. 17.

 

 

Artikel 10                      Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissie-leden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Een dergelijk verzoek kan bij de griffier worden ingediend.

 

Artikel 11                      Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt,  nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering  worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden.  Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening

 

Artikelen 15                  Buitenlandse dienstreis

Raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. De voor het gemeente personeel geldende regeling is daarbij richtsnoer.

 

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 20                      Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.


Stuk 202 III                                                                  pag. 18.

 

Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap  tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld  is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.

 

Artikel 17                      Verzoek om informatie

Indien het gaat om een verzoek om feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, neemt een raadslid contact op met de betreffende ambtenaar. Bij feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang kan gedacht worden aan routinematig te verstrekken informatie. Een verzoek kan ook betrekking hebben op inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn. Het begrip document wordt hier gebruikt in de betekenis die het heeft in de Wet openbaarheid van bestuur. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van diezelfde wet. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn verder uitgewerkt in de diverse reglementen van orde (raad en commissies).

 

Technische bijstand bij het formuleren van initiatief-voorstellen, amendementen en moties betreft een zwaardere categorie. Tenslotte kan ook een verzoek om ‘andere bijstand’ gedaan worden. Daarbij kan het gaan om meer dan technische bijstand of informatie van meer dan geringe omvang. Het kader waarbinnen een dergelijk verzoek beoordeeld moet, respectievelijk gedaan kan worden wordt gevormd door de volgende elementen. Allereerst, en ook in dit geval, de weigeringsgronden als genoemd in het eerste lid van artikel 18. In het bijzonder zal daar onderdeel c, waar de relatie gelegd wordt met artikel 21 (het werkbare evenwicht) van belang zijn. In dat licht bezien kan vervolgens gesteld worden dat de redelijkheid meebrengt dat de mogelijkheden om een verzoek als bedoeld te doen, ophouden daar waar andere reguliere mogelijkheden aanwezig zijn en meer voor de hand liggen. Bijvoorbeeld het hanteren van het vragenrecht of een interpellatie. In het uiterste geval kan het enquκterecht ingezet worden. In het verlengde hiervan kan tenslotte aangevoerd worden dat de ambtelijke bijstand met name ziet op het functioneren van de raad als organisatie/instituut. Het vervullen van de politieke rol kent zijn eigen dynamiek en daarbij behorende instrumenten. Anders gezegd: wanneer de afweging of ambtelijke bijstand als hier bedoeld wel verleend kan worden werkelijk een politieke wordt, dan behoort de vergadering van de raad de plek te zijn waar een en ander tussen raad en college wordt besproken en uiteindelijk beslecht via de daarvoor geλigende en beschikbare instrumenten. De wel als zodanig aangeduide spagaat van de burgemeester hoeft in dit verband ook niet al te zwaar te worden aangezet. Immers, wanneer de zaak een zware politieke lading krijgt, dan ontstaat er een nieuwe route met de eerder bedoelde, daarbij behorende, instrumenten. Buiten de raadsvergadering om is er vanzelfsprekend met name het vragenrecht; schriftelijk of mondeling in de commissie.


Stuk 202 III                                                                  pag. 19.

 

 

Artikelen 18 en 19.        Weigeringsgronden en Weigering bijstand

Beoordeling of ιιn van de in artikel 18 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 18, eerste lid, onderdeel c wordt de relatie gelegd met het bepaalde in artikel 21. Aldus wordt voorkomen dat er als het ware een ‘open eind’ regeling ontstaat. In artikel 19 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg pleegt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

 

Artikel 20.                     Verleende bijstand

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor gegeven wordt, kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

 

Artikel 21.                     Werkbaar evenwicht

Niet gekozen is voor de benadering die in de model-verordening  van BZK en VNG is opgenomen waar het betreft de mogelijkheden om verzoeken om ambtelijke bijstand te limiteren. Daarbij zou volgens het model gekozen kunnen worden voor een maximaal te noemen aantal keren of een maximaal te noemen uren. De praktijk tot nu toe wijst uit dat in een relatief gering aantal gevallen een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand. Ook de in het model opgenomen verplichting voor de secretaris om een register bij te houden waarin aantekening gemaakt wordt van welk raadslid om bijstand heeft verzocht, over welk onderwerp het ging, welke ambtenaar bijstand heeft verleend, hoeveel tijd het verlenen van bijstand heeft gekost en de reden waarom (indien van toepassing) een verzoek om bijstand is geweigerd, is niet overgenomen. Dit wordt een te ver gaande en onnodige formalisering geacht. Gekozen is voor een flexibele en vooral praktijk gerichte oplossing met een zekere minimum waarborg.

 

Om de gemeentesecretaris enig houvast te geven is het criterium ‘werkbaar evenwicht’ in de verordening opgenomen.

 

Artikel 22.                     Informeren college

In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is, respectievelijk kan zijn van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die de dualisering is teweeggebracht, is het logisch dat desgewenst melding wordt gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.

 

Artikelen 23 en 24         De procedure van declaratie

In artikel 23 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In het artikel 24 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. 

 


Stuk 202 III                                                                  pag. 20.

 

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

-            reis- en verblijfkosten van raadsleden;

-            reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

 

Artikel 25                      Hoogte van de fractievergoeding

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiλle ondersteuning. De hoogte van het budget voor deze vorm van ondersteuning is in de gemeentebegroting opgenomen en dus door de raad moeten worden vastgesteld. Gekozen is voor een vast basisbedrag van € 1.250,00 per fractie plus een vast bedrag per raadslid van € 1.250,00. De afgelopen jaren was het variabele bedrag gering hoger. In veel andere gemeenten zie je dat juist het bedrag per fractie beduidend hoger is. Gezien de geringe omvang van het budget fractieondersteuning is thans ιιn bedrag opgenomen voor zowel fractie als lid van de fractie.

In het bedrag per lid is tevens opgenomen het in het verleden opgenomen budget secundaire voorzieningen voor cursussen etc. Ook in de afgelopen jaren was dit budget de verantwoordelijkheid van de fracties maar omdat het buiten de fractievergoeding omging viel dit tussen wal en schip bij de verantwoording. Het opnemen van dit bedrag in het bedrag voor fractieondersteuning vermindert de regelgeving. De bestedingsvrijheid wordt hiermee, binnen de regelgeving, ruimer en blijft u zelf verantwoordelijk voor opleidingen van fractie of individuele leden van de gemeenteraad.

 

Artikel 26                      (Niet) toegestane bestedingen

De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan werkzaamheden die verband houden met het functioneren van de fractie en ten behoeve van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.

 

Ten opzichte van de vorige verordening zijn de niet-toegestane bestedingen iets verduidelijkt. Ten opzichte van de VNG-modelverordening lijken er minder mogelijkheden. Dit is echter uitgebreid op basis van eigen ervaringen en ervaringen elders in het land. Zo is o.a. gekeken naar Nijmegen, Amsterdam Alphen aan den Rijn en Den Haag. Het 2e lid onderdeel d, is nader uitgewerkt in de rechtspositie raads-en commissieleden.


Stuk 202 III                                                                  pag. 21.

 

 

Hier zijn kostensoorten opgenomen die betaald dienen te worden uit de door raadsleden ontvangen onkostenvergoeding (overeenkomstig tabel II-III van het rechtspositiebesluit) en zijn dus uitgesloten van betaling/declaratie uit het fractiebudget. Dit zijn:

o        Representatie                                 22%

o        Vakliteratuur                                   7%

o        Contributies, lidmaatschappen         13%

o        Telefoonkosten                               14%

o        Bureaukosten, porti             10%

o        Zakelijke giften                               3%

o        Bijdrage aan fractiekosten    25%

o        Ontvangsten                                   4%

o        Excursies                                      2%

Totaal                                            100%

 

Bij onderwerpen waar de fractievergoeding wel voor gebruikt mag worden kan gedacht worden aan secretariλle ondersteuning van de fractie, het bekostigen van stageplaatsen alsmede het organiseren van vaardigheidstrainingen teneinde de mogelijkheden als raadslid of commissielid adequaat te kunnen functioneren zo optimaal mogelijk te doen zijn. Dat is dus inclusief de vergoeding voor secundaire voorzieningen. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat kan deze niet al te gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.

 

Artikel 27                      Betaling voorschotten

De bijdrage wordt in twee termijnen (januari en juli) als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar vindt de eerste bevoorschotting plaats voor een periode tot en met de maand voorafgaande aan de verkiezingen. De voorschotten worden op een speciale rekening gestort die door de fractie voor dit doel is geopend. Het storten van bijdragen op privι-rekeningen is daarmee niet langer toegestaan. Dit vereenvoudigd de verantwoording en controle door de accountant (zie hierna). Betaling van het tweede voorschot wordt afhankelijk gesteld van een correcte besteding en verantwoording aan de gemeenteraad.

 

Artikel 28                      Wijziging zetelaantal

Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Als ijkpunt is gekozen de eerste vergadering van de raad na de gewijzigde omstandigheden. Over die gehele maand ontvangen de betreffende fracties een aangepaste bijdrage. Hiermee wordt voorkomen dat in een periode van verkiezingen of wijziging van de verhoudingen aan twee fracties een vergoeding verstrekt dient te worden, zoals dat in de oude verordening het geval was.

 

Artikel 29.                     Reservering

In dit artikel is opgenomen dat fracties bestedingen over het jaar heen mogen uitstellen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreλerd om grotere uitgaven te kunnen doen dan het jaarlijks beschikbare budget. Dit is noodzakelijk omdat het eventueel afschrijven van investeringen over meerder jaren moet worden voorkomen. Afschrijven maakt de verantwoording ingewikkeld en brengt met zich mee dat ook een balans dient te worden overlegd. In dit artikel is tevens


Stuk 202 III                                                                  pag. 22.

 

 

geregeld dat de hoogte van de reservepositie niet hoger mag zijn dan de door de fractie ontvangen bedrag in betreffend jaar. Daarmee is de grens van maximaal 50% sparen per jaar verlaten. Dit kan dus afhankelijk van de reservepositie meer of minder zijn. Met deze wijziging wordt voorkomen dat een reservepositie onnodig hoog wordt. Verrekening van de reservepositie van het voorafgaande jaar vindt plaats bij de 2e bevoorschotting. De modelverordening gaat uit van een reservepositie van maximaal 30%. Dit lijkt ons een niet reλel omdat het daarmee, zeker voor kleinere fracties, lastig wordt om direct na de verkiezingen grotere uitgaven te doen.

 

Artikel 30.                     Verantwoording

De methodiek voor het afleggen van financiλle verantwoording is iets aangepast maar wel zo eenvoudig mogelijk gehouden. De betreffende fractie legt verantwoording af in een verslag. Het financiλle verslag dient opgesteld te worden conform het model dat in bijlage 2 van deze verordening is bijgesloten. Tevens dient van iedere betaling een factuur dan wel deugdelijke verantwoording overlegd te worden. Aangezien iedere fractie voor deze vergoeding een aparte bankrekening heeft behoren tevens de dagafschriften van de rekening overlegd te worden.

Zo mogelijk vind de controle van het verslag door de accountant gelijktijdig plaats met de controle op de jaarrekening. Om te zorgen dat controle door de accountant en verantwoording in de raad kan worden afgelegd voordat de 2e bevoorschotting plaatsvindt, is de indieningstermijn vastgesteld op 1 maart. Indien de accountant extra kosten maakt als gevolg van een te laat ontvangen verantwoording worden deze kosten verrekend met de eerstvolgende bevoorschotting van betreffende fractie(s).

 

Artikel 31.                     Intrekken oude verordeningen

In deze bepaling worden de regelingen genoemd die ingetrokken kunnen worden, nu er een nieuwe verordening vastgesteld wordt. In plaats van drie is thans sprake van ιιn verordening. Dat is uit een oogpunt van deregulering een bijkomend positief effect.

 

Artikel 32.                     Citeertitel

In deze bepaling wordt de citeertitel van de verordening genoemd.


Artikel 33.                     Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

 

 

 

 


Bijlage 1 Declaratieformulier kinderopvang           t.a.v. Griffie gemeente Delft

Activiteitnummer: 601307 Kostensoort: 434550                                  Martinus Nijhoflaan 2

                                                                                                      2624 ES Delft

Naam raadslid:

 

Adres:

 

Rekeningnummer:

 

Naam en geboortedatum kind(eren) waarvoor kinderoppas is geregeld:

 

                                               (naam)                                                 (geboortedatum)

 

                                               (naam)                                                 (geboortedatum)

 

                                               (naam)                                                 (geboortedatum)

 

                                               (naam)                                                 (geboortedatum)

 

Vergadering in verband waarmee kinderoppas is geregeld:

 

Datum     vergadering*   tijdstip              tijdstip              aantal uren        totaal

                        begin                einde                oppas               vergoeding

                                                                                                          € 5,97 /uur

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

                                                                                                         

                                                                                                          totaal: € ----------------

 

*hier aangeven om wat voor soort vergadering (raad, commissie.....) het gaat.

 

Naar waarheid ingevuld d.d:

 

(Handtekening indiener)

 

Voor akkoord d.d:

 

 

Y. van Delft

Griffier.


Bijlage 2 Verantwoording budget fractieondersteuning over het jaar 20..

 

Fractienaam      ………………

 

1.                  Stand van de reserve aan het begin van het kalenderjaar                          €

 

2.                  Inkomsten                               

2a        Ontvangen bijdrage                    €

2b        Rente                                       €

            Totaal inkomsten                                                                                             €

 

3.         Totaal beschikbaar in kalenderjaar          (1 + 2)                                                 €

 

4.         Uitgaven

Uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de verordening (specificatie bijvoegen)

 

no:       omschrijving                  factuurdatum                 factuurbedrag                           

1          ………………………      ……………..                 €

2          ………………………      ……………..                 €

3                    ………………………      ……………..                 €

4                    ………………………      ……………..                 €

5                    ………………………      ……………..                 €

6                    ………………………      ……………..                 €

7                    ………………………      ……………..                 €

8                    ………………………      ……………..                 €

9                    ………………………      ……………..                 €

10                 ………………………      ……………..                 €

etc.

            Totaal uitgaven                                                                                                €

 

5.         Per saldo resterend budget aan het einde van het kalenderjaar (3 -/- 4)                 €

 

6.         Per saldo terug te storten (2a -/- 5) indien negatief “0”                                         €

 

7.         Stand reserve op 31 december van het kalenderjaar                                            €

 

8.         Stand giro-/bankrekening op 31 december van het kalenderjaar                            €

 

N.B. Bij een juiste toepassing van het kasstelsel moeten het saldo van de rekening en de omvang van de reserve aan elkaar gelijk zijn.

 

Aldus naar waarheid opgesteld te           …………………

Naam en voorletters opsteller                 …………………

Functie opsteller                                   …………………

 

Handtekening opsteller                          …………………

Datum                                                 …………………

 

Handtekening fractievoorzitter                …………………

Datum                                                 …………………

 

 


 [JMP1]Den Haag

 [JMP2]Van de VNG verordening

 [JMP3]Met wijziging zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij VNG verordening. Voorheen was jaarlijks 50% overheveling mogelijk, om die reden lijkt een bedrag overeenkomstig de ontvangen vergoeding redelijk.