Stuk
202 I Delft,
13 november 2006.
20159683
Onderwerp:
Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte
dames en heren,
Thans
zijn voor de voorzieningen voor fracties,
raads- en commissieleden een drietal verordeningen geldend:
§
Secundaire voorzieningen raadsleden uit 1992;
§
Verordening Wethouders, raads- en commissieleden uit 2003;
§
Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning uit 2002.
Deze
verordeningen verdiende actualisatie en gezien het feit dat deze drie
verordeningen betrekking hebben op de (financiλle) ondersteuning van de
raad(sleden), is het logisch deze verordeningen samen te voegen tot ιιn
verordening. Naast de oude verordeningen hebben opmerkingen van de accountant
en de modelverordeningen van de VNG als input gediend.
Vanuit
dualistisch oogpunt is voorgesteld de raadsgerelateerde zaken in ιιn
verordening op te nemen en de onderdelen die betrekking hebben op de wethouders
in een aparte verordening. Beide moeten door de raad worden vastgesteld. De
verordening voorzieningen wethouders is in een apart raadsvoorstel opgewerkt.
1. Wijzigingen ten opzichte van de oude
verordening
Daar
waar een afwijkend voorstel is
opgenomen ten opzichte van de thans geldende situatie wordt dat hieronder
opgenomen en toegelicht.
Artikel
7 en 16: computer en internetverbinding
De
RIS-bijdrage is gehandhaafd nu met ingang van 1 januari 2005 deze mogelijkheid
formeel is gecreλerd. Hiervoor is wel een eigen bijdrage (2006: 19,66) in de
kosten noodzakelijk en betreft het een belastbare vergoeding. In deze
verordening is de regeling (formeel) ook voor commissieleden opengesteld.
Artikel
8 Kinderopvang
Dit
onderdeel was voor (alleen) raadsleden in twee verordeningen geregeld. Artikel
9 verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden en artikel 2
t/m 4 Secundaire voorzieningen raadsleden. Navraag bij andere gemeenten en de
VNG heeft geleerd dat dit niet verbreed mag worden naar commissieleden. Ook het
onderbrengen in de fractievergoeding behoort niet tot de mogelijkheden.
Aangezien het overleggen van een factuur veelal niet mogelijk blijkt is gekozen
voor een voorgeschreven en naar waarheid ondertekend declaratieformulier.
Stuk
202 I pag. 2.
Artikel
10 Verlaging vergoeding bij arbeidsongeschiktheid
Deze
mogelijkheid is nieuw en kan budgettair neutraal worden doorgevoerd.
Aangesloten is bij de tekst van de VNG modelverordening.
Artikel
11 Compensatie bij werkloosheidsuitkering
Dit
was artikel 10 t/m 15 uit de verordening secundaire voorzieningen raadsleden.
Nu is aangesloten bij de tekst van de VNG-modelverordening.
Artikel
17 Ambtelijke bijstand
De
artikelen 17 t/m 22 zijn overeenkomstig de huidige verordening overgenomen. In
artikel 17 lid 1 is het woord ambtenaar toegevoegd aangezien de gangbare
praktijk reeds is dat de naam van de behandelend ambtenaar op het
begeleidingsformulier is aangegeven.
Artikel
25 Hoogte fractievergoeding
De
vergoeding voor secundaire voorzieningen is aan het fractiebudget toegevoegd.
Hierdoor en door een kleine herverdeling (zie tabel) kunnen de vaste en
variabele vergoedingen worden gelijkgetrokken
Artikel
26 (niet) toegestane bestedingen
Dit
artikel komt voor een groot deel overeen met de oude verordening. De
uitgesloten categorieλn zijn iets verbreed waarmee meer duidelijkheid is
gecreλerd. In de toelichting zijn ook de categorieλn opgenomen die raadsleden
vanuit hun eigen onkostenvergoeding dienen te betalen en daarmee niet vanuit
het fractiebudget (artikel 2 lid d).
Artikel
27 betaling voorschotten
Dit
oude artikel 9 van de verordening Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning
is nadrukkelijk uitgebreid. De afgelopen jaren is forse inzet gepleegd om de
verantwoording tijdig naar de raad te krijgen. Onvolledige verantwoordingen
leiden ertoe dat er aanvullende informatie noodzakelijk is waardoor de
verantwoording te laat is. Om die reden is voor een splitsing van de
bevoorschotting gekozen zodat ook spoedig eventuele verrekeningen kunnen
plaatsvinden. Thans vinden deze verrekeningen pas plaats in het tweede jaar na
afsluiting van het boekjaar.
Artikel
38 Wijziging zetelaantal
Overeenkomstig
de oude verordening betekende splitsing van fracties dat in de maand waarin de
splitsing plaatsvond aan twee fracties een vergoeding betaald diende te worden.
Tevens diende opgebouwde reserves gesplitst en verrekend te worden. Die mogelijkheden
zijn vervallen.
Artikel
39 Reservering
De
oude verordening was niet eenduidig over een eventueel maximum van de
reservepositie. Ten eerste kon betoogd worden dat fracties onbeperkt voor
maximaal 50% per jaar van hun fractievergoeding konden sparen. Als tweede
uitleg gold dat fracties in totaal maximaal 50% van hun fractiebudget mogen
sparen. In het voorliggende concept is opgenomen dat fracties per jaar
onbeperkt mogen sparen maar de reservepositie mag niet hoger zijn dan de
jaarlijks uit te keren vergoeding aan betreffende fractie. Hiermee is meer
aansluiting gezocht bij de VNG modelverordening. Deze gaat echter uit van een
maximale reservepositie van maximaal 30% van het jaarlijks te ontvangen budget.
Gezien de beperkte omvang van de in Delft geldende budgetten lijkt 100% meer in
de rede te liggen.
Stuk
202 I pag.
3.
Artikel
30 Verantwoording
Overeenkomstig
de VNG-verordening is toegevoegd dat de accountant zijn rapport van bevindingen
uitbrengt aan de raad. Na ontvangst van het rapport stelt de raad de diverse
bedragen uit de verantwoording (niet de verantwoordingen zelf) vast.
Om
de eindafrekening voor de 2e bevoorschotting vastgesteld te hebben, zijn de
volgende aanpassingen doorgevoerd:.
o
Indieningstermijn is gesteld op 1 maart in plaats van 1 april;
o
Het controleproces wordt versneld
door middel van een eenduidige opstelling en aansluiting tussen banksaldo en
aanwezige reserve;
o
Evt. extra accountantskosten door
te laat ingediende verantwoordingen worden bij de betreffende fractie(s) in rekening
gebracht.
2. Niet meer opgenomen artikelen
De
volgende onderwerpen zijn niet meer opgenomen
Verordening
Voorzieningen Wethouders, Raads- en commissieleden
Artikel 7: Cursus, congres, seminar of symposium
De
huidige regeling was dat dit onderdeel door de fracties bekostigd diende te
worden vanuit het budget secundaire voorzieningen (artikel 20, 21 SVR). Deze
situatie blijft gehandhaafd en komt terug bij het onderdeel
fractieondersteuning. Om die reden behoeft dat niet meer apart op deze plaats opgenomen
te worden.
Secundaire
voorzieningen raadsleden
Artikelen
5 t/m 9 Afbouwregeling
In
deze regeling was opgenomen dat raadsleden bij beλindiging van hun
raadslidmaatschap op aanvraag een extra uitkering kunnen krijgen als zij:
-
een betrekking in loondienst hebben beλindigd / verminderd
-
andere werkzaamheden heeft beλindigd / verminderd
-
heeft afgezien van een betrekking / andere werkzaamheden
Beslissingsbevoegdheid
lag in deze bij de Burgemeester
Zover
bekend is de afgelopen jaren nimmer een beroep gedaan op deze regeling. Tevens
is deze regeling nimmer (budgettair) concreet gemaakt. Overigens bestaat er
juridisch wel de mogelijkheid tot een bepaalde wachtgeldregeling voor
raadsleden. (zie hoofdstuk 3:keuzes).
Artikelen
16 t/m 18 Studiebeurs
In
de verordening was geregeld dat indien een student zijn studiebeurs verliest en
daarmee in een financieel ongunstigere positie terechtkomt compensatie wordt
verleend. Aangezien deze artikelen niet meer relevant zijn (studiebeursregime
is aangepast en vergoeding raadslidmaatschap is opgetrokken) hoeven deze
artikelen niet meer opgenomen te worden.
Artikel
20 t/m 21 Scholing
Hierin
was de bijdrage secundaire voorzieningen geregeld voor de fracties. Dit is nu
opgenomen in de fractiebijdrage en kan komen te vervallen.
Stuk
202 I pag.
4.
3
Keuzes
Een
aantal voorzieningen zijn als mogelijkheid bij wet geregeld maar is niet in
Delft overgenomen in een verordening. Overigens is voor deze voorzieningen geen
(eventueel noodzakelijke) budgettaire ruimte aanwezig. Indien deze wens er wel
is kunnen deze, na beschikbaar stellen van het benodigde budget, worden
opgenomen:
o
Uitkering bij aftreden: Dit kan een vast vergoeding zijn maar ook een
variabele afhankelijk van de duur van het raadslidmaatschap.
o
Verzekeringen ouderdomspensioen, invaliditeit en overlijden: Indien een
raadslid zijn lidmaatschap moet opgeven door ziekte maakt deze geen aanspraak
op WW, ZW of de WAO. Dit dient hij zelf te regelen of de gemeente kan dit
collectief doen.
o
Tegemoetkoming in de ziektekosten: Als gevolg van de invoering van de
nieuwe zorgverzekeringswet kan de gemeente een vergoeding verstrekken voor de verzekering tegen ziektekosten.
o
Voorziening bij vervanging voorzitter van de raad: Een raadslid dat op
grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het
voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt kan hiervoor dan een vergoeding
ontvangen.
o
Kinderopvang aan te laten sluiten bij gemeentepersoneel: Er kan voor
worden gekozen aansluiting te zoeken bij de regeling voor ambtenaren.
4. Voorstel
Wij
stellen u voor akkoord te gaan met de navolgende besluiten:
I In te trekken:
a.
verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;
b.
verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;
c.
verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.
II vast te stellen:
a.
Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden
Hoogachtend,
Namens
het presidium,
W.
Bot
Stuk
202 II
20159683
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het presidium van 6 november 2006;
b
e s l u i t :
I In te trekken:
a.
verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;
b.
verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;
c.
verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.
II vast te stellen:
a.
Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2006.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 202 III
20159683
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het
presidium van 9 oktober 2006;
gelet op de artikelen artikel
33; 44, tweede en derde lid; 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,
gelet op het
rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
b e s l u i t :
I In te trekken:
a.
verordening op de ambtelijke
bijstand en de fractieondersteuning 2002;
b.
verordening voorzieningen
wethouders, raads- en commissieleden;
c.
verordening secundaire
voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.
II vast te
stellen de Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2006
Hoofdstuk
I Begripsomschrijvingen
Artikel
1
In
deze verordening wordt verstaan onder:
a commissie: een raadscommissie als bedoeld
in hoofdstuk V van de Gemeentewet;
b griffier: de griffier, bedoeld in artikel
107 van de Gemeentewet
c gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld
in artikel 102 van de Gemeentewet
c fractie: een persoon of een groep personen,
die alleen of met elkaar een politieke groepering in de gemeenteraad vormt of
vormen;
d raadslid: lid van de gemeenteraad, niet
zijnde tevens wethouder;
e Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;
f Reisbesluit binnenland: het Koninklijk
Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;
g Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van
Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;
h kind: een kind, tot wie het raadslid als
ouder in familierechtelijke betrekking staat, onderscheidenlijk met wie het
raadslid blijkens verklaring uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres
woont, en voor wie hij duurzaam de verzorging en opvoeding op zich heeft
genomen;
i Verplaatsingskostenbesluit 1989: het
Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.
Hoofdstuk
II Voorzieningen voor
raadsleden
Artikel
2 Vergoeding voor de
werkzaamheden
Aan
het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is
aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden.
Stuk
202 III pag.
2.
Artikel
3 Onkostenvergoeding
1.
Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening
van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het
bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden.
2.
Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4,
aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing
van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het
eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag,
vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel
4 Berekening en
betaling vaste vergoedingen
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1,
onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de
vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van
de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.
2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van
het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen
bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van
de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde
lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.
3. De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden
maandelijks uitbetaald.
Artikel
5 Reiskosten
1.
De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen
buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van
het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.
2.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
a bij gebruik van openbare middelen van vervoer, laagste klasse, en
van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid
noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden
gehanteerd;
b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een
vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten
overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in
dienst van de gemeente Delft.
Artikel
6 Verblijfkosten
De
in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen
buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten
hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van
de gemeente Delft.
Artikel
7 Computer en
internetverbinding
Raadsleden
ontvangen voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor
de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en
software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van 60,34 per maand voor
hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.
Stuk
202 III pag.
3.
Artikel 8 Kinderopvang
1.
Het raadslid dat in verband met het bijwonen van:
a.
een raadsvergadering;
b.
een vergadering van een commissie als in artikel 1 onder a;
c.
een vergadering van een commissie, bestuur e.d., waarin hij uit hoofde
van zijn raadslidmaatschap zitting heeft,
heeft ten behoeve van een kind tot en met de
leeftijd van 12 jaar aanspraak op een vergoeding voor kinderopvang. De hoogte
van deze vergoeding bedraagt voor 2006 5,97 en volgt de salarisontwikkelingen
van de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft
2.
Het raadslid, dat voor een vergoeding als bedoeld in lid 1 in aanmerking
wil komen, kan in verband hiermee een declaratie indienen bij de griffier
overeenkomstig het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen
declaratieformulier.
Het
raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel
f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als
dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het
gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
Deelname
aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van
de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de
loonbelasting 1964
In
het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, op eigen verzoek, de vergoeding voor
de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, worden verlaagd.
1.
In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet
ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op
deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer
bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het
raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot
het bedrag van bedoelde korting.
2.
In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit
Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van
artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten
gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in
artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt,
wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van
bedoelde korting
Stuk
202 III pag.
4.
Hoofdstuk
III Voorzieningen voor commissieleden
Artikel
12 Vergoeding voor
het bijwonen van vergaderingen
1.
Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de
vergaderingen van een commissie, overeenkomstig hoofdstuk V van de gemeentewet,
een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als
lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in
artikel 94 van de Gemeentewet ontvangt.
3.
Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie
a.
als raadslid of wethouder;
b.
uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke
of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die
grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;
c.
als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of
groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke
mate het gemeentelijk belang dient
d.
indien het lidmaatschap van de commissie uit een zakelijk belang
rechtstreeks voortvloeit uit een bezoldigde functie, en betrokkene uit dien
hoofde geacht kan worden voor de hieruit voortvloeiende werkzaamheden een
honorering te ontvangen.
4.
De raad kan in afwijking
van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten
aanzien van
a.
een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige
deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar
werkzaamheden is aangetrokken, en
b.
een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht
kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en
de omvang van de door hem te verrichten arbeid.
Artikel
13 Reiskosten
a bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige
vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij
zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft
vastgestelde regels worden gehanteerd;
b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een
vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten
overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in
dienst van de gemeente Delft.
Stuk
202 III pag.
5.
Aan het in het artikel
bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte
verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten
hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van
de gemeente Delft.
Artikel
15 Buitenlandse excursie
of reis
1.
De gemeenteraad kan een
raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het
buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.
2.
De in het eerste lid
bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.
3.
De in redelijkheid
gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente, waarbij
zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft
vastgestelde regels worden gehanteerd.
Artikel
16 Computer en
internetverbinding
Commissieleden ontvangen
voor de uitoefening van het lidmaatschap van de commissie een tegemoetkoming
voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur
en software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van 60,34 per maand
voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.
Artikel
17 Verzoek om
informatie
1.
Een raadslid kan zich tot de griffier of een ambtenaar wenden met een
verzoek om:
2.
De informatie bedoeld in het eerste lid, wordt door de griffier, een
medewerker van de griffie of op verzoek van de griffier door een ambtenaar
gegeven.
3.
Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op
informatie bedoeld in het eerste lid, stelt hij de secretaris daarvan in
kennis. De secretaris beslist.
4.
Een raadslid kan zich tot de griffier wenden met een verzoek om
technische bijstand bij het formuleren van initiatiefvoorstellen, amendementen
en moties of andere bijstand. Indien de gevraagde bijstand niet door de
griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier
de secretaris verzoeken, ιιn of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde
bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.
Artikel 18. Weigeringsgronden
1.
Ambtelijke bijstand op verzoek van de griffier wordt verstrekt, tenzij:
a.
niet aannemelijk is gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de
werkzaamheden van de raad als zodanig;
b.
dit het belang van de gemeente kan schaden;
c.
dit het werkbaar evenwicht als genoemd in artikel 5 verstoort.
2.
De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste
lid geweigerd wordt.
3.
Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de
secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat
het verzoek heeft ingediend.
Stuk
202 III pag.
6.
Artikel 19. Weigering
bijstand
Indien
het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd
kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de
burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.
1. Indien een
raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij
of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.
2. Indien
overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende
oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist
zo spoedig mogelijk over de zaak.
De
secretaris ziet toe op een werkbaar evenwicht tussen het aantal malen dat een
beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand als bedoeld in
artikel 17 en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke
organisatie.
De
secretaris verstrekt de desbetreffende portefeuillehouder in het college
desgewenst inlichtingen omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 17 lid 4.
Artikel
23 Betaling van
kosten
Betaling
van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door
a betaling uit eigen middelen; of
b rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.
Artikel
24 Declaratie van
vooruit betaalde kosten
1.
Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 13, 14,
15 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door
het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn
betaald.
2.
Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen
twee maanden bij de griffier, of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend,
onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
1.
De fracties zoals bedoeld in het reglement van orde, ontvangen jaarlijks
een financiλle bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren
van de fractie.
2.
Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van 1.250 voor elke fractie en
een variabel deel van 1.250 voor iedere raadszetel.
Stuk
202 III pag.7.
Artikel
26. (Niet) toegestane
bestedingen
3.
Fracties besteden hun bijdrage om hun volksvertegenwoordigende,
kaderstellende en controlerende taak te versterken.
4.
De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:
a.
uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige
regelingen;
b.
uitgaven aan politieke partijen,
met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders
dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve
van de fractie op basis van een gespecificeerde, reλle declaratie;
c.
giften, leningen en voorschotten;
d.
uitgaven welke bestreden dienen te worden uit vergoedingen die de leden
ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen.
e.
buitenlandse reizen;
f.
Uitgaven aan raadsleden voor werkzaamheden die zij als beleidsmedewerker
of anderszins in opdracht van een fractie verrichten;
g.
Uitgaven ten behoeve van bedrijven of instellingen, waarover raadsleden
middellijk of onmiddellijk zeggenschap hebben;
h. Verkiezingscampagne of promotiedoeleinden;
Artikel
27. Betaling
voorschotten
[JMP2] , tweede
lid.
1.
Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen
verandert, wijzigt de variabele bijdrage op de eerste dag van de maand waarin
de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.
Stuk
202 III pag.
8.
2.
Bij splitsing van een fractie tijdens de zittingsperiode heeft de nieuw
gevormde fractie, met ingang van de maand waarin de gemeenteraad voor het eerst
is gewijzigde samenstelling bij elkaar komt, aanspraak op het in artikel 34
bedoelde bedrag. Deze aanspraak wordt in mindering gebracht op de financiλle
bijdrage van de fractie in oude samenstelling. De nieuwe fractie kan geen
aanspraak maken op de door de fractie in oude samenstelling opgebouwde reserve.
Artikel
29
[JMP3] . Reservering
1.
De fractie die de bijdrage voor fractieondersteuning niet of slechts
gedeeltelijk heeft besteed, mag dit reserveren. De omvang van de reserve mag
niet groter zijn dan de bijdrage die de fractie in het voorgaande kalenderjaar,
ingevolge artikel 7, toekwam. Het meerdere niet bestede geld wordt door de
fractie teruggestort in de gemeentekas.
2.
Het terugstorten als genoemd in het eerste lid vindt plaats binnen een
maand na vaststelling van het verslag zoals opgenomen in artikel 30 lid.
3.
De omvang en het beroep op de reserve, komt tot uitdrukking in de
afrekening als bedoeld in artikel 40 over dat jaar.
4.
De reserve blijft na de verkiezingen beschikbaar voor de fractie die
onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel
van de raad als rechtsopvolger kan worden beschouwd.
5.
Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan
aangegeven in het eerste lid, vervalt het recht op het meerdere.
6.
De fractie, die na verstrijken van een raadsperiode niet terugkeert in
de gemeenteraad stort het bedrag, dat resteert na de datum van de ontbinding
van de raad binnen twee maanden na die datum terug in de gemeentekas.
Artikel 30 Verantwoording
1.
Elke fractie legt, binnen twee maanden na het einde van een
kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage
voor fractieondersteuning onder overlegging van het verantwoordingsmodel
(inclusief onderbouwing) zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze
verordening.
2.
Controle van de verslagen vindt plaats door de accountant, belast met de
controle van de jaarrekening. De accountant brengt zijn rapport van
bevindingen uit aan de raad.
3.
Fracties die na 1 maart hun, in lid 1 van dit artikel bedoelde,
verantwoording inleveren kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor
aanvullende accountantskosten.
4.
De raad stelt na ontvangst van het rapport van de accountant de bedragen
vast van de:
a.
uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage
bekostigd zijn;
b.
wijziging van de reserve
c.
resterende reserve
d.
verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen
voorschot en voorzover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen
voorschotten.
Stuk
202 III pag.
9.
Artikel 31 Intrekken oude verordeningen
In
te trekken de volgende verordeningen
a.
verordening op de ambtelijke
bijstand en de fractieondersteuning 2002;
b.
verordening voorzieningen
wethouders, raads- en commissieleden;
c.
verordening secundaire
voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.
d.
verordening geldelijke
voorziening raadsleden
Artikel 32 Citeertitel
Deze
verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen, fracties, raads- en
commissieleden 2006.
Artikel
33 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in
werking met ingang van 1 januari 2007
,burgemeester.
,griffier
Stuk
202 III pag.
10.
Toelichting bij de Verordening voorzieningen
fracties, raads- en commissieleden 2007
ALGEMEEN
Wettelijke
regelingen
De
regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke
commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB en
gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere
invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden
geregeld bij AMvB. Daartoe is het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgesteld. Een aantal
voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende
onkostenvergoedingen is in dit rechtspositiebesluit overwegend geregeld in
dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals
bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een
pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en
communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze
voorzieningen te treffen.
Hoofdlijnen
gemeentelijke verordening
In
deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden
en leden van gemeentelijke commissies. Tevens is opgenomen de regelingen rondom
fractieondersteuning en vergoeding. Daarmee zijn drie verordeningen
samengevoegd tot ιιn. Deze betreffen: ambtelijke bijstand en
fractieondersteuning 2002, voorzieningen wethouders raads,- en commissieleden
2003 en secundaire voorzieningen raadsleden 1993. De voorzieningen
wethouders worden geregeld in een aparte verordening daarmee is de oude
verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden gesplitst in
twee nieuwe verordeningen.
Buiten
hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raads- en
commisieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van
de gemeente (artikel 99) . Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe
dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen,
anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden
toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse
Zaken en koninkrijksrelaties (BZK) vereist.
De
verordening bevat bepalingen inzake:
-
de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden
(artikelen 2 en 12);
-
een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden (artikelen 3 );
-
reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden (artikelen 5, 6, 13, 14
en 15);
-
beschikbaarstelling van een RIS-vergoeding voor raads- en commissieleden
(artikelen 7 en 16);
-
de ambtelijke ondersteuning voor gemeenteraadsfracties (artikelen 17 t/m
22);
-
de financiλle ondersteuning van gemeenteraadsfracties (artikelen 25 t/m
30);
-
secundaire voorziening voor raads- en commissieleden (artikel 8 t/m 11
en 16);
-
de procedure van declareren van kosten (artikelen 23 en 24)
Stuk
202 III pag.
11.
De
arbeidsverhouding van het raadslid
Raadsleden
zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de
werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de
werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden
worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet
en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de
gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke
bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op
die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente
is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun
inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid
opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap
(zie hieronder).
Raadsleden
kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente
overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de opting in regeling
genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt
voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke
verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt
geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het
loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de
Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het
woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de
sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook
geen premies sociale zekerheid ingehouden.
De
inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen
administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden
afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen
onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar
stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de
zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die
niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd
toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding
resteert.Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het
gemeentelijk personeel is.
Als
niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij
voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In
dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle
ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in
mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.
Betrokkenen
kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met
inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering
brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient
jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan
de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten
naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk
zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste
kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft
geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op
artikel 3).
Stuk
202 III pag.
12.
Zoals
hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de
loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om
voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt
en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene
als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode.
Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te
gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor
de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen
hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van
belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling
terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit
eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen
en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit
die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen
bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal
echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de
volgende wijze van redeneren:
- welke voorzieningen worden aangeboden door
de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);
- welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor
de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de
organisatie;
- kan voor deze voorzieningen nog een
onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);
- voor voorzieningen die niet onbelast
aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.
Concreet
betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.
Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en
verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven
het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is
voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.
Voor een aantal andere beroepskosten (zoals de
RIS-bijdrage) wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. Voor
raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde
systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen
en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te
verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen
verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Stuk
202 III pag.
13.
Voor
de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere
publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds
inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en
voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het
daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige
discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of
voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde
belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen
uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering
van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende
financiλle en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan
bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
Dit
onderdeel van de verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de
Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een
recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat
daarnaast een recht op fractieondersteuning.
De
griffie is in principe het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke
bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de
reguliere ambtelijke organisatie. Raadsleden zijn ook bevoegd voor feitelijke
informatie rechtstreeks contact op te nemen met de betrokken ambtenaar. Indien
er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een
bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen vanwege zijn
spilfunctie tussen raad en college.
De
verordening behandeld gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de
verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie,
is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk
voor het college. De wijziging van artikel 103 van de Gemeentewet laat dit
scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde
dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke
organisatie) de raad en het college terzijde stond. In dualistische
verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad
bijgestaan door de griffier.
Dat
de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen
behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke
organisatie. De griffie is, in vergelijking met de reguliere organisatie
beperkt in omvang. Voor specialistische hulp zal een beroep op deze organisatie
dan ook nodig blijven. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm
van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de
uitwerking van dit recht.
De
nieuwe formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat
individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad,
recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle
raadsleden een beroep worden gedaan.
In
de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het
verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe
niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel
probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden
gebracht.
Stuk
202 III pag.
14.
Artikelsgewijze
toelichting
Artikel
2 Vergoeding voor de
werkzaamheden van het raadslid
In
het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden
voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding
wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit
het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In
artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De
gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister
vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:
- de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager
vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde
maximum;
- de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding
wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de
raadsvergoeding zijn.
- de raad stelt een combinatie van
bovenstaande mogelijkheden vast.
Wat
er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen
raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt
voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is
geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het
indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere
besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of
de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een
percentage daarvan.
Artikelen
3 Vaste onkostenvergoeding
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het
ambt van het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op
basis van de volgende kostencomponenten:
-
representatie
-
vakliteratuur
-
contributies, lidmaatschappen
-
telefoonkosten
-
bureaukosten, porti
-
zakelijke giften
-
bijdrage aan fractiekosten
-
ontvangsten thuis
-
excursies.
Sedert
1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen
en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen
getroffen. De onkostenvergoeding is in
verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die
datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001
niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste
kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag
gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen
betrekking raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.
Stuk
202 III pag.
15.
Voor
hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het
resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding
zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen,
blijft de raadsvergoeding onbelast, wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog
worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting.
De
hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel
is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de
kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 is de hoogte van de
kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de
kostenvergoeding is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan
de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere
besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan
het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.
Ook
voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd.
Artikel
4 Berekening en
betaling vaste vergoedingen
In
het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding
aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder
is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt
als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende
onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in
artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Het
tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding
eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk ιιn
maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de
geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn
geworden.
Artikel
5, 13 Reiskosten
In
deze artikelen is het recht op vergoeding van reiskosten buiten het grondgebied
van de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van
de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of
commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad,
het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar
vervoer (onbelast) of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding
zoals die voor het gemeentepersoneel geldt (in 2006: 0,19 onbelast).
Voor
raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de
verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten
worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als
aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikel
6, 14 Verblijfkosten
Deze
artikelen regelen de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te
vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als
het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit
van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde
richtinggevende bedragen als voor het gemeentepersoneel.
Stuk
202 III pag.
16.
Voor
raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen
naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting
als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de
geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen
7, 16 Computer en
internetverbinding
In
deze artikelen is geregeld dat raads- en commissieleden maandelijks een bedrag
ter beschikking wordt gesteld ter dekking van de kosten voor pc,
internetverbinding en andere communicatieapparatuur. Deze vergoeding in belast
tenzij aangetoond kan worden dat het gebruik van deze PC, verbinding, etc. voor
meer dan 90% zakelijk is, te denken valt dan aan een tweede aansluiting. Een
tweede aansluiting behoort op grond van artikel 15b, eerste lid onderdeel f,
van de Wet op de loonbelasting 1994 tot de vrije vergoedingen. Tevens kan
gedacht worden aan een situatie waarin technische voorzieningen zijn
aangebracht aan de computer die privι gebruik zodanig bemoeilijken, de
werknemer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer
vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan
bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft
er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.
Van de ontvangen vergoeding
voor zakelijk gebruik dient op grond van de belastingregels een bedrag van
19,66 per maand (bedrag 2006) voor rekening van het raadslid te komen. Voor de
berekening van de hoogte van de vergoeding is uitgegaan van drie bedragen voor
1) de verbinding ( 40), 2) hard- en software ( 30) en 3) onderhoud ( 10)
minus de eigen bijdrage ad. 19, 66.
Voor
raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de
vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden
verantwoord. De kosten zijn als beroepskosten weer aftrekbaar.
Een
goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat
raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Op
declaratiebasis en onder overlegging van een factuur kan het raadslid de reλle
kosten tot een maximum (2006: 5,97 per uur) declareren. Voor een goede
afhandeling hiervan is een declaratieformulier als bijlage 1 in deze
verordening opgenomen.
Raadsleden
die hebben gekozen voor loonbelasting kan dientengevolge gebruik maken van spaarloonregeling.
In een gewone werkgever-werknemer relatie kan de werknemer ook kiezen voor een
levensloopregeling. Voor politieke ambtsdragers dient de regeling apart
opengesteld te worden voor de fictieve werknemers. Gezien het feit dat
politieke ambtsdragers geen verlof kennen is opnemen hiervan niet mogelijk.
Tevens is de opbouw alleen toegestaan vanuit de wedde (dus een
werkgeversbijdrage is niet mogelijk) waarmee de regeling voor politieke
ambtsdragers niet aantrekkelijk is. Om die redenen is hier alleen gekozen voor
de spaarloonregeling.
Stuk
202 III pag.
17.
In
de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven
dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om
deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden
weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon
inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of
intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een
dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid
ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en
commissie-leden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen
door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de
wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de
anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van
een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op
grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten
hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de
verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere
vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de
anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke
arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Een dergelijk verzoek kan bij
de griffier worden ingediend.
Artikel
20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een
werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met
het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit
werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling.
De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant.
Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het
UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van
de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een
negatief inkomenseffect optreden. Het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid
dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening
Artikelen
15 Buitenlandse dienstreis
Raadscommissies
maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het
buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De
reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente
georganiseerd. De voor het gemeente personeel geldende regeling is daarbij
richtsnoer.
Voor
degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de
vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de
aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de
gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten
kunnen worden opgevoerd.
Artikel
20 Vergoeding voor
het bijwonen van commissievergaderingen
In
dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies
geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten.
Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in
deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders
die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.
Stuk
202 III pag.
18.
Uitgezonderd
zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun
lidmaatschap tevens in belangrijke mate
het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij
gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van
het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale
bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks
per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor
volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen
nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de
minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te
regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt
toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15
van het Rechtspositiebesluit.
Indien
het gaat om een verzoek om feitelijke en beschikbare informatie van geringe
omvang, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, neemt een
raadslid contact op met de betreffende ambtenaar. Bij feitelijke en beschikbare
informatie van geringe omvang kan gedacht worden aan routinematig te
verstrekken informatie. Een verzoek kan ook betrekking hebben op inzage in of
afschrift van documenten die openbaar zijn. Het begrip document wordt hier
gebruikt in de betekenis die het heeft in de Wet openbaarheid van bestuur. Met
openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van diezelfde wet. Voor niet openbare
documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de
Gemeentewet. Deze rechten zijn verder uitgewerkt in de diverse reglementen van
orde (raad en commissies).
Technische
bijstand bij het formuleren van initiatief-voorstellen, amendementen en moties
betreft een zwaardere categorie. Tenslotte kan ook een verzoek om andere
bijstand gedaan worden. Daarbij kan het gaan om meer dan technische bijstand
of informatie van meer dan geringe omvang. Het kader waarbinnen een dergelijk
verzoek beoordeeld moet, respectievelijk gedaan kan worden wordt gevormd door
de volgende elementen. Allereerst, en ook in dit geval, de weigeringsgronden
als genoemd in het eerste lid van artikel 18. In het bijzonder zal daar
onderdeel c, waar de relatie gelegd wordt met artikel 21 (het werkbare
evenwicht) van belang zijn. In dat licht bezien kan vervolgens gesteld worden
dat de redelijkheid meebrengt dat de mogelijkheden om een verzoek als bedoeld
te doen, ophouden daar waar andere reguliere mogelijkheden aanwezig zijn en
meer voor de hand liggen. Bijvoorbeeld het hanteren van het vragenrecht of een
interpellatie. In het uiterste geval kan het enquκterecht ingezet worden. In
het verlengde hiervan kan tenslotte aangevoerd worden dat de ambtelijke
bijstand met name ziet op het functioneren van de raad als
organisatie/instituut. Het vervullen van de politieke rol kent zijn eigen
dynamiek en daarbij behorende instrumenten. Anders gezegd: wanneer de afweging
of ambtelijke bijstand als hier bedoeld wel verleend kan worden werkelijk een
politieke wordt, dan behoort de vergadering van de raad de plek te zijn waar
een en ander tussen raad en college wordt besproken en uiteindelijk beslecht
via de daarvoor geλigende en beschikbare instrumenten. De wel als zodanig
aangeduide spagaat van de burgemeester hoeft in dit verband ook niet al te
zwaar te worden aangezet. Immers, wanneer de zaak een zware politieke lading
krijgt, dan ontstaat er een nieuwe route met de eerder bedoelde, daarbij
behorende, instrumenten. Buiten de raadsvergadering om is er vanzelfsprekend
met name het vragenrecht; schriftelijk of mondeling in de commissie.
Stuk
202 III pag.
19.
Artikelen
18 en 19. Weigeringsgronden en Weigering
bijstand
Beoordeling
of ιιn van de in artikel 18 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in
eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere
ambtelijke organisatie. In artikel 18, eerste lid, onderdeel c wordt de relatie
gelegd met het bepaalde in artikel 21. Aldus wordt voorkomen dat er als het
ware een open eind regeling ontstaat. In artikel 19 is aangegeven dat de
uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is
voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg
pleegt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken
raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de
burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).
Artikel
20. Verleende bijstand
Ook
indien naar de mening van het raadslid op onvoldoende wijze aan zijn of
haar verzoek om hulp gehoor gegeven wordt, kan de zaak aan een hogere instantie
worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in
het gemeentelijk bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het
betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de
secretaris.
Artikel
21. Werkbaar evenwicht
Niet
gekozen is voor de benadering die in de model-verordening van BZK en VNG is opgenomen waar het betreft
de mogelijkheden om verzoeken om ambtelijke bijstand te limiteren. Daarbij zou
volgens het model gekozen kunnen worden voor een maximaal te noemen aantal
keren of een maximaal te noemen uren. De praktijk tot nu toe wijst uit dat in
een relatief gering aantal gevallen een beroep gedaan wordt op het verlenen van
ambtelijke bijstand. Ook de in het model opgenomen verplichting voor de
secretaris om een register bij te houden waarin aantekening gemaakt wordt van
welk raadslid om bijstand heeft verzocht, over welk onderwerp het ging, welke
ambtenaar bijstand heeft verleend, hoeveel tijd het verlenen van bijstand heeft
gekost en de reden waarom (indien van toepassing) een verzoek om bijstand is
geweigerd, is niet overgenomen. Dit wordt een te ver gaande en onnodige
formalisering geacht. Gekozen is voor een flexibele en vooral praktijk gerichte
oplossing met een zekere minimum waarborg.
Om
de gemeentesecretaris enig houvast te geven is het criterium werkbaar
evenwicht in de verordening opgenomen.
Artikel
22. Informeren college
In
dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken
portefeuillehouder op de hoogte is, respectievelijk kan zijn van het feit dat
bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende
ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die de
dualisering is teweeggebracht, is het logisch dat desgewenst melding wordt
gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de
secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.
Artikelen
23 en 24 De procedure van
declaratie
In
artikel 23 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In het artikel 24 is
vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en
welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.
Stuk
202 III pag.
20.
Declaratie
van vooruitbetaalde kosten
Daarbij
gaat het om vergoeding van de volgende kosten:
-
reis- en verblijfkosten van raadsleden;
-
reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke
commissies
Fractieondersteuning
vindt zijn vorm in een financiλle ondersteuning. De hoogte van het budget voor
deze vorm van ondersteuning is in de gemeentebegroting opgenomen en dus door de
raad moeten worden vastgesteld. Gekozen is voor een vast basisbedrag van
1.250,00 per fractie plus een vast bedrag per raadslid van 1.250,00. De
afgelopen jaren was het variabele bedrag gering hoger. In veel andere gemeenten
zie je dat juist het bedrag per fractie beduidend hoger is. Gezien de geringe
omvang van het budget fractieondersteuning is thans ιιn bedrag opgenomen voor
zowel fractie als lid van de fractie.
In
het bedrag per lid is tevens opgenomen het in het verleden opgenomen budget
secundaire voorzieningen voor cursussen etc. Ook in de afgelopen jaren was dit
budget de verantwoordelijkheid van de fracties maar omdat het buiten de
fractievergoeding omging viel dit tussen wal en schip bij de verantwoording.
Het opnemen van dit bedrag in het bedrag voor fractieondersteuning vermindert
de regelgeving. De bestedingsvrijheid wordt hiermee, binnen de regelgeving,
ruimer en blijft u zelf verantwoordelijk voor opleidingen van fractie of
individuele leden van de gemeenteraad.
De
fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke
besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage
besteed wordt aan werkzaamheden die verband houden met het functioneren van de
fractie en ten behoeve van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en
controlerende taak te versterken. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor
de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere
voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat
raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het
rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen
95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor
fractieondersteuning.
Ten
opzichte van de vorige verordening zijn de niet-toegestane bestedingen iets
verduidelijkt. Ten opzichte van de VNG-modelverordening lijken er minder
mogelijkheden. Dit is echter uitgebreid op basis van eigen ervaringen en
ervaringen elders in het land. Zo is o.a. gekeken naar Nijmegen, Amsterdam
Alphen aan den Rijn en Den Haag. Het 2e lid onderdeel d, is nader
uitgewerkt in de rechtspositie raads-en commissieleden.
Stuk
202 III pag.
21.
Hier
zijn kostensoorten opgenomen die betaald dienen te worden uit de door
raadsleden ontvangen onkostenvergoeding (overeenkomstig tabel II-III van het
rechtspositiebesluit) en zijn dus uitgesloten van betaling/declaratie uit het
fractiebudget. Dit zijn:
o
Representatie 22%
o
Vakliteratuur 7%
o
Contributies, lidmaatschappen 13%
o
Telefoonkosten 14%
o
Bureaukosten, porti 10%
o
Zakelijke giften 3%
o
Bijdrage aan fractiekosten 25%
o
Ontvangsten 4%
o
Excursies 2%
Totaal 100%
Bij
onderwerpen waar de fractievergoeding wel voor gebruikt mag worden kan gedacht
worden aan secretariλle ondersteuning van de fractie, het bekostigen van
stageplaatsen alsmede het organiseren van vaardigheidstrainingen teneinde de
mogelijkheden als raadslid of commissielid adequaat te kunnen functioneren zo
optimaal mogelijk te doen zijn. Dat is dus inclusief de vergoeding voor
secundaire voorzieningen. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat
kan deze niet al te gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de
vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt
niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning
betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de
fracties eventueel ondersteunen.
De
bijdrage wordt in twee termijnen (januari en juli) als voorschot verstrekt. In
een verkiezingsjaar vindt de eerste bevoorschotting plaats voor een periode tot
en met de maand voorafgaande aan de verkiezingen. De voorschotten worden op een
speciale rekening gestort die door de fractie voor dit doel is geopend. Het
storten van bijdragen op privι-rekeningen is daarmee niet langer toegestaan.
Dit vereenvoudigd de verantwoording en controle door de accountant (zie
hierna). Betaling van het tweede voorschot wordt afhankelijk gesteld van een
correcte besteding en verantwoording aan de gemeenteraad.
Het
spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde
verhoudingen in de raad. Als ijkpunt is gekozen de eerste vergadering van de
raad na de gewijzigde omstandigheden. Over die gehele maand ontvangen de
betreffende fracties een aangepaste bijdrage. Hiermee wordt voorkomen dat in
een periode van verkiezingen of wijziging van de verhoudingen aan twee fracties
een vergoeding verstrekt dient te worden, zoals dat in de oude verordening het
geval was.
In
dit artikel is opgenomen dat fracties bestedingen over het jaar heen mogen
uitstellen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreλerd om grotere uitgaven te
kunnen doen dan het jaarlijks beschikbare budget. Dit is noodzakelijk omdat het
eventueel afschrijven van investeringen over meerder jaren moet worden
voorkomen. Afschrijven maakt de verantwoording ingewikkeld en brengt met zich
mee dat ook een balans dient te worden overlegd. In dit artikel is tevens
Stuk
202 III pag.
22.
geregeld
dat de hoogte van de reservepositie niet hoger mag zijn dan de door de fractie
ontvangen bedrag in betreffend jaar. Daarmee is de grens van maximaal 50%
sparen per jaar verlaten. Dit kan dus afhankelijk van de reservepositie meer of
minder zijn. Met deze wijziging wordt voorkomen dat een reservepositie onnodig
hoog wordt. Verrekening van de reservepositie van het voorafgaande jaar vindt
plaats bij de 2e bevoorschotting. De modelverordening gaat uit van
een reservepositie van maximaal 30%. Dit lijkt ons een niet reλel omdat het
daarmee, zeker voor kleinere fracties, lastig wordt om direct na de
verkiezingen grotere uitgaven te doen.
De
methodiek voor het afleggen van financiλle verantwoording is iets aangepast
maar wel zo eenvoudig mogelijk gehouden. De betreffende fractie legt
verantwoording af in een verslag. Het financiλle verslag dient opgesteld te
worden conform het model dat in bijlage 2 van deze verordening is bijgesloten.
Tevens dient van iedere betaling een factuur dan wel deugdelijke verantwoording
overlegd te worden. Aangezien iedere fractie voor deze vergoeding een aparte
bankrekening heeft behoren tevens de dagafschriften van de rekening overlegd te
worden.
Zo
mogelijk vind de controle van het verslag door de accountant gelijktijdig
plaats met de controle op de jaarrekening. Om te zorgen dat controle door de
accountant en verantwoording in de raad kan worden afgelegd voordat de 2e
bevoorschotting plaatsvindt, is de indieningstermijn vastgesteld op 1 maart.
Indien de accountant extra kosten maakt als gevolg van een te laat ontvangen
verantwoording worden deze kosten verrekend met de eerstvolgende
bevoorschotting van betreffende fractie(s).
Artikel
31. Intrekken oude
verordeningen
In
deze bepaling worden de regelingen genoemd die ingetrokken kunnen worden, nu er
een nieuwe verordening vastgesteld wordt. In plaats van drie is thans sprake
van ιιn verordening. Dat is uit een oogpunt van deregulering een bijkomend
positief effect.
Artikel
32. Citeertitel
In
deze bepaling wordt de citeertitel van de verordening genoemd.
Artikel 33. Inwerkingtreding
De
verordening treedt in werking op 1 januari 2007.
Bijlage
1 Declaratieformulier kinderopvang t.a.v.
Griffie gemeente Delft
Activiteitnummer: 601307 Kostensoort: 434550 Martinus
Nijhoflaan 2
Naam raadslid:
Adres:
Rekeningnummer:
Naam
en geboortedatum kind(eren) waarvoor kinderoppas is geregeld:
(naam) (geboortedatum)
(naam) (geboortedatum)
(naam) (geboortedatum)
(naam) (geboortedatum)
Vergadering
in verband waarmee kinderoppas is geregeld:
Datum vergadering* tijdstip tijdstip aantal uren totaal
begin
einde oppas vergoeding
5,97 /uur
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
--------
---------------- -------- -------- -------------
-----------------
totaal:
----------------
*hier
aangeven om wat voor soort vergadering (raad, commissie.....) het gaat.
Naar
waarheid ingevuld d.d:
(Handtekening
indiener)
Voor
akkoord d.d:
Y.
van Delft
Griffier.
Bijlage
2 Verantwoording budget fractieondersteuning over het jaar 20..
1.
Stand van de reserve aan het begin van het kalenderjaar
2.
Inkomsten
2a Ontvangen
bijdrage
2b Rente
Totaal inkomsten
3. Totaal beschikbaar in kalenderjaar (1 + 2)
4. Uitgaven
Uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de
verordening (specificatie bijvoegen)
no: omschrijving factuurdatum factuurbedrag
1
..
2
..
3
..
4
..
5
..
6
..
7
..
8
..
9
..
10
..
etc.
Totaal uitgaven
5. Per saldo resterend budget aan het
einde van het kalenderjaar (3 -/- 4)
6. Per saldo terug te storten (2a -/- 5)
indien negatief 0
7. Stand reserve op 31 december van het
kalenderjaar
8. Stand giro-/bankrekening op 31 december
van het kalenderjaar
N.B.
Bij een juiste toepassing van het kasstelsel moeten het saldo van de rekening
en de omvang van de reserve aan elkaar gelijk zijn.
Aldus
naar waarheid opgesteld te
Naam
en voorletters opsteller
Functie
opsteller
Handtekening
opsteller
Datum
Handtekening
fractievoorzitter
Datum