1. Inleiding

Eind 2003 heeft de Raad een motie aangenomen waarin het College van B&W werd verzocht een experiment te starten met een Persoonsgebonden Re-integratiebudget (PRB). Bijstandsgerechtigden (WIZ-klanten) kunnen met een PRB een re-integratietraject inkopen dat naar eigen inzicht is samengesteld.

Doel van het experiment is kennis en ervaring op te doen met PRB-trajecten en een goed beeld te krijgen of dit een geschikt instrument is om de kans op duurzame werkhervatting te vergroten.

In deze nota wordt verslag gedaan van het experiment met aanbevelingen voor verdere voortzetting van het PRB als re-integratieinstrument.

 

2. Kader

In de nota beleidsplan WIZ 2005-2008 “Gezamenlijk de armoede te lijf” (nr. 540185) is op hoofdlijnen een opzet voor het experiment PRB beschreven. Het experiment vloeit voort uit artikel 14, lid 3 van de Re-integratie- verordening Wet werk en bijstand (nr. 417554) en biedt het College de mogelijkheid nadere regels te stellen met betrekking tot de invulling van PRB-trajecten.

 

3. Planning

Het experiment is gestart is gestart op 1 april 2005 met de werving van maximaal 10 kandidaten. Op de beoogde einddatum van de intake, 1 december, waren er te weinig deelnemers om het experiment  goed vorm te geven. De werving werd verlengd tot 1 mei 2006, de geplande evaluatie naar mei 2007. Tevens kon door deze verlenging het  resultaat van de benchmark PRB, waaraan de gemeente Delft  deelnam, meegenomen worden in de evaluatie.

 

4. Opzet van het experiment

Delft heeft gekozen voor een benadering van het PRB waarin de klant maximale vrijheid krijgt bij de keuze en invulling van het traject en de regie grotendeels bij de gemeente c.q. de consulent ligt.

In het experiment (peildatum 2 februari 2007) zijn 26 klanten aangemeld bij de PRB consulent. Daarvan werden 25 klanten door de eigen consulent gemeld, 1 klant meldde zichzelf.

Na het oriëntatiegesprek met de PRB consulent zijn 10 kandidaten aangemeld bij de PRB coördinator. De PRB coördinator begeleidt de klant met als doel nadere oriëntatie en het schrijven van een trajectplan. De PRB  coördinator begeleidt de klant ook tijdens de uitvoering van het trajectplan.

 

De selectie op geschiktheid vindt plaats op formele en persoonlijke criteria. De belangrijkste formele eisen zijn dat de plannen van de klant zodanig zijn dat het niet past binnen een regulier reeds ingekocht traject en een re-integratietraject maakt dat binnen 1 jaar tot werk leidt.

Daarnaast gelden de ‘zachte’ eisen, te weten de persoonlijke situatie en kenmerken, zoals motivatie en een stabiele thuissituatie.

Voor de beoordeling van het trajectplan zijn ook eisen vastgesteld: het plan moet reëel zijn, concreet, doelmatig en de kortste weg naar werk beogen.

Het budget per klant is maximaal € 5.000,-, gelijk aan de hoogte van de reguliere trajecten. Als doel voor uitstroom naar (duurzaam) werk wordt gestreefd naar 60%,  hetzelfde percentage als voor de reguliere trajecten.

 

5. Uitvoering en resultaten

Bij het beoordelen van de kandidaten valt ca. 70% af bij de eerste selectie. Het blijkt dat de formele eisen zo strak zijn dat slechts weinigen in aanmerking komen. Daarnaast vallen kandidaten af omdat zij niet over de vereiste van persoonlijke eigenschappen beschikken. De consulenten merken hierover op dat persoonlijke eigenschappen een doorslaggevende rol spelen,  maar ervaren dat hun oordeel daarover niet objectief vast te stellen is.  De huidige beoordeling of een klant in aanmerking komt voor een PRB kenmerkt zich hiermee door een ‘Nee, tenzij’.

 

Na de intake door de PRB consulent neemt de PRB coördinator begeleiding en advisering van de klant over. Deze taak is arbeidsintensiever ten opzichte van klanten in reguliere trajecten. Bovendien heeft de coördinator een minder gewenste dubbelrol in relatie tot de klant, namelijk als adviseur en beoordelaar/beslisser.

De persoonlijke betrokkenheid van de klant in het PRB traject wordt als positief ervaren. Het geeft klanten medeverantwoordelijkheid en dat draagt bij aan de motivatie en kans op succes.

Het budget waarbinnen de klant moet blijven, € 5.000,-, is tot op heden voldoende gebleken.

Over de uitstroom van klanten met PRB is op grond van het experiment nog weinig  te zeggen omdat de meeste trajecten nog niet afgerond zijn. Momenteel zijn 2 trajecten succesvol afgerond. Van de 8 trajecten die nog lopen is de verwachting dat de uitstroom minimaal gelijk is aan de uitstroom van de bestaande, reguliere trajecten.

 

6. Onderzoeksresultaten benchmark

In het benchmark waaraan Delft deelneemt, staat een aantal factoren dat uitvoering en succes van het PRB beïnvloeden.

Als eerste is dat het uitgangspunt van het PRB. In de (Delftse) opzet heeft de klant maximale keuzevrijheid, maar de regie ligt voor een groot deel bij de PRB coördinator. In andere gemeenten hebben klant en consulent gedeelde regie of ligt de regie volledig bij de klant.

Als tweede zijn de formele eisen waaraan een kandidaat moet voldoen bepalend. In andere gemeenten is de motivatie van de klant het uitgangspunt en wordt die zo min mogelijk ingeperkt door formele eisen. Daar waar de regie meer bij de klant ligt en de persoonlijke motivatie van de klant leidend is, is het aantal (potentiële) kandidaten dat met een PRB budget (succesvol) aan de slag gaat groter.

Als derde zijn extern advies en begeleiding van belang. Als de regie meer  bij de klant ligt, is de klant vrij zowel de oriëntatiefase als trajectbegeleiding extern in te vullen. Dit heeft een positieve invloed omdat blijkt dat in deze gevallen trajecten eerder gestart en afgerond worden.

Deze benadering van het PRB kenmerkt zich door een ‘Ja, mits’ in plaats van ‘Nee, tenzij’.

In gemeenten waar de klant zich extern laat adviseren en begeleiden, zijn de budgetten over het algemeen iets hoger om de kosten hiervan te dekken.

De uitstroom in diverse gemeenten is nog niet op uitgebreide schaal te meten omdat het PRB een relatief nieuw instrument is en trajecten nog lopen. De eerste indicaties bij succesvolle gemeenten liggen voorlopig rond de 40%

 

7. Vervolg PRB binnen gemeente Delft

Het PRB wordt zowel in Delft als in andere gemeenten ervaren als zinvol instrument voor een specifieke groep klanten die in staat is de eigen arbeidsre-integratie vorm te geven. Dit betekent ook dat er voor klanten die in een regulier traject niet tot hun recht komen een extra instrument beschikbaar is. Het PRB wordt structureel ingezet als re-integratie instrument als onderdeel van het reguliere instrumentarium van de consulent Werk.

 

Om de kans op succesvolle uitstroom te vergroten, worden de volgende aanpassingen gedaan.

·         Het aantal (potentiële) kandidaten wordt vergroot door de motivatie van de klant voorop te stellen en die zo min mogelijk in te perken door formele eisen: een ‘ja, mits’ benadering in plaats van ‘nee, tenzij’. Zo komen bijvoorbeeld ook klanten die op een regulier ingekocht traject zouden passen in aanmerking voor een PRB.  De minimale, wettelijke eisen blijven gehandhaafd. De werkwijze wordt vastgesteld in een implementatieplan.

·         De oriëntatiefase en de advisering en begeleiding tijdens het traject, worden uitbesteed. Hierdoor kan objectiever en nauwkeuriger vastgesteld worden of de klant geschikt is voor een PRB, het legt minder beslag in tijd op de consulent Werk en de dubbelrol van de consulent Werk als adviseur en beslisser wordt voorkomen.

·         Voor de financiering van de oriëntatiefase en begeleiding wordt het budget dat per klant is, verhoogd van € 5.000,- naar € 6000,-. In dekking hiervan is voorzien.

 

 

8. Gevraagd besluit

·         Deze memo ‘Evaluatie Persoonsgebonden Re-integratiebudget’ ter kennisname door te sturen aan de raad.