IA.FRC

                                                                                                                         

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het presidium van 14 mei 2007;

 

gelet op de artikelen artikel 33; 44, tweede en derde lid; 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

 

gelet op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

 

b e s l u i t :

 

I          De Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2006 te wijzigen.

 

Hoofdstuk I                  Begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a     commissie: een raadscommissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

b     griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet

c     gemeentesecretaris: de secretaris , bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

c     fractie: een persoon of een groep personen, die alleen of met elkaar een politieke groepering in de gemeenteraad vormt of vormen;

d     raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde tevens wethouder;

e     Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

f      Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

g     Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

h     kind: een kind, tot wie het raadslid als ouder in familierechtelijke betrekking staat, onderscheidenlijk met wie het raadslid blijkens verklaring uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres woont, en voor wie hij duurzaam de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen;

i     Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

 

Hoofdstuk II          Voorzieningen voor raadsleden

 

Artikel 2                       Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit

raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 13 vastgestelde maximum.Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 3                       Onkostenvergoeding

1.       De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 13, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.       Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 13 vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

1.1.     Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.2.     Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 4                       Berekening en betaling vaste vergoedingen

1.       Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen,

bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is

geweest;

 1.     Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

2.     Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

2.       3.   De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

 

Artikel 5                       Reiskosten

1.       De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

2.       De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

a   bij gebruik van openbare middelen van vervoer, laagste klasse, en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

b   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 6                       Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 7                       Computer en internetverbinding

Raadsleden ontvangen voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Het raadslid ontvangt per maand een bedrag van € 60,34 per maand voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.

 

Artikel 8                     Kinderopvang

1.1.     Het raadslid dat in verband met het bijwonen van:

a.a.      een raadsvergadering;

b.a.b.      een vergadering van een commissie als in artikel 1 onder a;

c.a.c.      een vergadering van een commissie, bestuur e.d., waarin hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap zitting heeft,

heeft ten behoeve van een kind tot en met de leeftijd van 12 jaar aanspraak op een vergoeding voor kinderopvang. De hoogte van deze vergoeding bedraagt voor 2006 maximaal € 5,70 per uur en volgt de salarisontwikkelingen van de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft

2.1.2.     Het raadslid, dat voor een vergoeding als bedoeld in lid 1 in aanmerking wil komen, kan in verband hiermee een declaratie indienen bij de griffier overeenkomstig het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen declaratieformulier.

 

Artikel 98a                   Spaarloon

1.       Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op

aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

2.       Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

3.       Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964

 

Artikel 8b                     Fietsregeling

1.       Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

2.       Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

 

Artikel 109                   Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan, op eigen verzoek, de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, worden verlaagd.

 

Artikel 11 10                Compensatie korting werkloosheidsuitkering

1.       1.     In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

2.       2.     In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting

 

Artikel 11a                   Ziektenkostenvoorziening

1.       De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175 per jaar.

2.       In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

3.       De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

 

Artikel 11b                   Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

1.       De artikelen 2 tot en met 4, 8, 10 tot en met 11a blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

2.       De artikelen 1 tot en met 7 en 9 tot en met 11a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens  zwangerschap en bevalling of ziekte.

 

 

Hoofdstuk III            Voorzieningen voor commissieleden

 

Artikel 12                     Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

1.       De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissiesbedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 4 vastgestelde maximum.Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie, overeenkomstig hoofdstuk V van de gemeentewet, een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

2.       Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 96 van de Gemeentewet ontvangt.

3.       Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

a.       als raadslid of wethouder;

b.       uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

c.       als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient

d.       indien het lidmaatschap van de commissie uit een zakelijk belang rechtstreeks voortvloeit uit een bezoldigde functie, en betrokkene uit dien hoofde geacht kan worden voor de hieruit voortvloeiende werkzaamheden een honorering te ontvangen.

4.       De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van

a.       een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

b.       een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

5.       Indien op dezelfde dag meer dan ιιn vergadering van dezelfde commissie wordt bijgewoond, wordt de vergoeding slechts ιιnmaal genoten.
Indien op dezelfde dag op elkaar aansluitende vergaderingen van verschillende commissies worden bijgewoond, wordt de vergoeding eveneens slechts ιιnmaal genoten. Vergaderingen worden geacht op elkaar aan te sluiten als het tijdsverloop tussen de sluiting van de eerste vergadering en de opening van de tweede vergadering minder dan een uur bedraagt.

6.       Voor niet aansluitende voortgezette vergaderingen wordt de vergoeding eveneens slechts ιιnmaal genoten.

 

 Artikel 13                    Reiskosten

Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

a   bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd;

b   bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 14                     Verblijfskosten

Aan het in het artikel bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.

 

Artikel 15                     Buitenlandse excursie of reis

1.       De gemeenteraad kan een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

2.       De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

3.       De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente, waarbij zoveel mogelijk de terzake voor de ambtenaren in dienst van de gemeente Delft vastgestelde regels worden gehanteerd.

 

Artikel 16                     Computer en internetverbinding

Commissieleden ontvangen voor de uitoefening van het lidmaatschap van de commissie een tegemoetkoming voor de aanschaf of het eigen gebruik van een computer, bijbehorende apparatuur en software. Het commissielid ontvangt per maand een bedrag van € 60,34 voor hard- en software, onderhoud en een internetverbinding.

 

Hoofdstuk IV                Ambtelijke bijstand raads- en commissieleden

 

Artikel 17                     Verzoek om informatie

1.       Een raadslid kan zich tot de griffier of een ambtenaar wenden met een verzoek om:

a.       feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang;

b.       inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn;

2.       De informatie bedoeld in het eerste lid, wordt door de griffier, een medewerker van de griffie of op verzoek van de griffier door een ambtenaar gegeven.

3.       Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

4.       Een raadslid kan zich tot de griffier wenden met een verzoek om technische bijstand bij het formuleren van initiatiefvoorstellen, amendementen en moties of andere bijstand. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend kan de griffier de secretaris verzoeken, ιιn of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

 

Artikel 18.                    Weigeringsgronden

1.       Ambtelijke bijstand op verzoek van de griffier wordt verstrekt, tenzij:

a.      niet aannemelijk is gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad als zodanig;

b.      dit het belang van de gemeente kan schaden;

c.      dit het werkbaar evenwicht als genoemd in artikel 21 verstoort.

2.       De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

3.       Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

 

Artikel 19.                        Weigering bijstand

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.

 

Artikel 20.                    Verleende bijstand

1. Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

 

Artikel 21.                    Werkbaar evenwicht

De secretaris ziet toe op een werkbaar evenwicht tussen het aantal malen dat een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 17 en de beschikbare capaciteit van de reguliere ambtelijke organisatie.

 

Artikel 22.                    Informeren college

De secretaris verstrekt de desbetreffende portefeuillehouder in het college desgewenst inlichtingen omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 17 lid 4.

 

Hoofdstuk V                 De procedure van declaratie

 

Artikel 23                     Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

a   betaling uit eigen middelen; of

b     rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

 

Artikel 24                     Declaratie van vooruit betaalde kosten

1.       Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 13, 14, 15 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld (zie bijlage 3), indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

2.       Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen twee maanden bij de griffier, of een door hem aangewezen ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

 

Hoofdstuk VI                Voorzieningen fractie

 

Artikel 25.                    Hoogte van de fractievergoeding

1.       De fracties zoals bedoeld in het reglement van orde, ontvangen jaarlijks een financiλle bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

2.       Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 1.250 voor elke fractie en een variabel deel van € 1.250 voor iedere raadszetel.

 

Artikel 26.                    (Niet) toegestane bestedingen

1.       Fracties besteden hun bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken.

2.       De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

a.       uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

b.       uitgaven  aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reλle declaratie;

c.       giften, leningen en voorschotten;

d.       uitgaven welke bestreden dienen te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen;

e.       buitenlandse reizen;

f.         Uitgaven aan raadsleden voor werkzaamheden die zij als beleidsmedewerker of anderszins in opdracht van een fractie verrichten;

g.       Uitgaven ten behoeve van bedrijven of instellingen, waarover raadsleden middellijk of onmiddellijk zeggenschap hebben;

h.       Verkiezingscampagne of promotiedoeleinden.

3.      Indien een fractie in strijd handelt met het tweede lid, kan de raad besluiten dat de in het geding zijnde uitgaven binnen een door de raad te bepalen termijn dienen te worden toegevoegd aan de liquide middelen van de betreffende fractie. Indien een fractie in gebreke blijft wordt de eerstvolgende betaling van de tegemoetkoming aan de betreffende fractie opgeschort totdat de fractie aan haar verplichtingen heeft voldaan.

 

Artikel 27.                    Betaling voorschotten

1.       De financiλle bijdrage wordt als voorschot uitgekeerd in twee termijnen, in de maanden januari en juli.

2.       Indien de fractie niet tijdig conform artikel 29 30 een aanvraag tot vaststelling van de financiλle bijdrage indienthaar verantwoording heeft overlegd wordt, in afwijking van het eerste lid, het tweede voorschot van de financiλle bijdrage ingehouden, totdat de aanvraag tot vaststellingverantwoording van de financiλle bijdrage conform artikel 29 30 is ingediend.

3.       In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt, in afwijking van het eerste lid, het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

4.       Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de raad de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 12  30  tweede vierde lid.

5.       De fractie maakt voor de ontvangst van de financiλle bijdrage op grond van deze verordening en voor de uitgaven in het kader van de fractiekostenvergoeding gebruik van ιιn giro-of bankrekening op naam van de fractie. Deze rekening wordt niet gebruikt voor andere doeleinden.

6.       Het is de fractie niet toegestaan een tijdelijk of permanent liquiditeitenoverschot op een andere rekening te storten dan de in lid 5 van dit artikel genoemde rekening.

 

Artikel 28.                    Wijziging zetelaantal

1.       Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de variabele bijdrage op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

2.       Bij splitsing van een fractie tijdens de zittingsperiode heeft de nieuw gevormde fractie, met ingang van de maand waarin de gemeenteraad voor het eerst is gewijzigde samenstelling bij elkaar komt, aanspraak op het in artikel 25 bedoelde bedrag. Deze aanspraak wordt in mindering gebracht op de financiλle bijdrage van de fractie in oude samenstelling. De nieuwe fractie kan geen aanspraak maken op de door de fractie in oude samenstelling opgebouwde reserve.

 

Artikel 29                     Reservering

1.       De fractie die de bijdrage voor fractieondersteuning niet of slechts gedeeltelijk heeft besteed, mag dit reserveren. De omvang van de reserve mag niet groter zijn dan de bijdrage die de fractie in het betreffende jaar, ingevolge artikel 25 danwel 28, toekwam. Het meerdere niet bestede geld wordt door de fractie teruggestort in de gemeentekas.

2.       Het terugstorten als genoemd in het eerste lid vindt plaats binnen een maand na vaststelling van het verslag zoals opgenomen inovereenkomstig  artikel 30 lid 14.

3.       De omvang en het beroep op de reserve, komt tot uitdrukking in de afrekening als bedoeld in artikel 40 30 over dat jaar.

4.       De reserve blijft na de verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger kan worden beschouwd.

5.       Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het eerste lid, vervalt het recht op het meerdere.

6.       De fractie, die na verstrijken van een raadsperiode niet terugkeert in de gemeenteraad stort het bedrag, dat resteert na de datum van de ontbinding van de raad binnen twee maanden na die datum terug in de gemeentekas.

 

Artikel 30                Verantwoording

 

1.       Elke fractie legt, binnen twee maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning onder overlegging van het verantwoordingsmodel (inclusief onderbouwing) zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze verordening.

2.       Controle van de verslagen vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt zijn “Rapport van Bevindingen” uit aan de raad.

3.       Fracties die na 1 maart hun, in lid 1 van dit artikel bedoelde, verantwoording inleveren kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor aanvullende accountantskosten.

4.       De raad stelt na ontvangst van het rapport van de accountant de bedragen vast van de:

a.       uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;

b.       wijziging van de reserve

c.       resterende reserve

d.       verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en voorzover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

 

Hoofdstuk VII            Overgangsbepalingen

 

Artikel 31                     Afbouwregeling

 

De artikelen 5 t/m 9 van de verordening “Secundaire Voorzieningen Raadsleden Gemeente Delft 1993” (zie bijlage 4) blijven onverminderd van kracht voor de raadsleden die op 1 december 2006 lid waren van de gemeenteraad en op die datum aanspraak konden maken op deze afbouwregeling.

 

Hoofdstuk VIII            Slotbepalingen

 

Artikel 32              Intrekken oude verordeningen

 

In te trekken de volgende verordeningen

a.verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2002;

b.a.verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden;

c.a.verordening secundaire voorzieningen raadsleden gemeente Delft 1993.

d.a. verordening geldelijke voorziening raadsleden

 

Artikel 33              Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen, fracties, raads- en commissieleden 2006.

 

Artikel 34                     Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht totingang van 1 januari 2007

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2006 28 juni 2007.

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,burgemeester.

 

 

drs. Y. van Delft                         ,griffier.

 

 

 

 


Toelichting bij de Verordening voorzieningen fracties, raads- en commissieleden 2007

 

ALGEMEEN

 

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AmvB en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB.  Daartoe is het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vastgesteld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen is in dit rechtspositiebesluit overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. Tevens is opgenomen de regelingen rondom fractieondersteuning en –vergoeding. Daarmee zijn drie verordeningen samengevoegd tot ιιn. Deze betreffen: “ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2002”, “voorzieningen wethouders raads,- en commissieleden 2003” en “secundaire voorzieningen raadsleden 1993”. De voorzieningen wethouders worden geregeld in een aparte verordening daarmee is de oude verordening “voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden” gesplitst in twee nieuwe verordeningen.

Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten raads- en commisieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99) . Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

 

De verordening bevat bepalingen inzake:

-        de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 12);

-        een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden (artikelen 3 );

-        reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden (artikelen 5, 6, 13, 14 en 15);

-        beschikbaarstelling van een RIS-vergoeding voor raads- en commissieleden (artikelen 7 en 16);

-        de ambtelijke ondersteuning voor gemeenteraadsfracties (artikelen 17 t/m 22);

-        de financiλle ondersteuning van gemeenteraadsfracties (artikelen 25 t/m 30);

-        secundaire voorziening voor raads- en commissieleden (artikel 8 t/m 11 en 16);

-        de procedure van declareren van kosten (artikelen 23 en 24)

 

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting -in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

 

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

 

-     welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

-     welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

-     kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

-     voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

 

 

 

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten (zoals de RIS-bijdrage) wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiλle en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

 

Ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

Dit onderdeel van de verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning.

 

De griffie is in principe het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie. Raadsleden zijn ook bevoegd voor feitelijke informatie rechtstreeks contact op te nemen met de betrokken ambtenaar. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen vanwege zijn spilfunctie tussen raad en college.

 

De verordening behandeld gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college. De wijziging van artikel 103 van de Gemeentewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur bepaalde dit artikel dat de secretaris (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) de raad en het college terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris het college terzijde en wordt de raad bijgestaan door de griffier.

 

Dat de raad nu beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie is, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang. Voor specialistische hulp zal een beroep op deze organisatie dan ook nodig blijven. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

 

De nieuwe formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2                       Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

 In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

 

-           de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

-           de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

-           de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

 

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

 

Artikelen 3                   Vaste onkostenvergoeding

Hierin  is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

-        representatie

-        vakliteratuur

-        contributies, lidmaatschappen

-        telefoonkosten

-        bureaukosten, porti

-        zakelijke giften

-        bijdrage aan fractiekosten

-        ontvangsten thuis

-        excursies.

 

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen.  De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

 

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast, wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting.

 

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd.  

 

Artikel 4                       Berekening en betaling vaste vergoedingen

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk ιιn maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

 

Artikel 5, 13                 Reiskosten

In deze artikelen is het recht op vergoeding van reiskosten buiten het grondgebied van de gemeente geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer (onbelast) of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het gemeentepersoneel geldt (in 2006: € 0,19 onbelast).

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Artikel 6, 14                 Verblijfkosten

Deze artikelen regelen de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raads- of commissielid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde richtinggevende bedragen als voor het gemeentepersoneel.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting  geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 7, 16             Computer en internetverbinding

In deze artikelen is geregeld dat raads- en commissieleden maandelijks een bedrag ter beschikking wordt gesteld ter dekking van de kosten voor pc, internetverbinding en andere communicatieapparatuur. Deze vergoeding in belast tenzij aangetoond kan worden dat het gebruik van deze PC, verbinding, etc. voor meer dan 90% zakelijk is, te denken valt dan aan een tweede aansluiting. Een tweede aansluiting behoort op grond van artikel 15b, eerste lid onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1994 tot de vrije vergoedingen. Tevens kan gedacht worden aan een situatie waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privι gebruik zodanig bemoeilijken, de werknemer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.

 

Van de ontvangen vergoeding voor zakelijk gebruik dient op grond van de belastingregels een bedrag van € 19,66 per maand (bedrag 2006) voor rekening van het raadslid te komen. Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding is uitgegaan van drie bedragen voor 1) de verbinding (€ 40), 2) hard- en software (€ 30) en 3) onderhoud (€ 10) minus de eigen bijdrage ad. 19, 66.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De kosten zijn als beroepskosten weer aftrekbaar.

 

Artikel 8                       Kinderopvang

Een goede kinderopvangvoorziening is belangrijk. Hierdoor wordt bevorderd dat raadsleden hun politieke werk goed kunnen combineren met het ouderschap. Op declaratiebasis en onder overlegging van een factuur kan het raadslid de reλle kosten tot een maximum (2006: € 5,97 per uur) declareren. Voor een goede afhandeling hiervan is een declaratieformulier als bijlage 1 in deze verordening opgenomen.

 

Artikelen 98a               Spaarloon

Raadsleden die hebben gekozen voor loonbelasting kan dientengevolge gebruik maken van spaarloonregeling. In een gewone werkgever-werknemer relatie kan de werknemer ook kiezen voor een levensloopregeling. Voor politieke ambtsdragers dient de regeling apart opengesteld te worden voor de fictieve werknemers. Gezien het feit dat politieke ambtsdragers geen verlof kennen is opnemen hiervan niet mogelijk. Tevens is de opbouw alleen toegestaan vanuit de wedde (dus een werkgeversbijdrage is niet mogelijk) waarmee de regeling voor politieke ambtsdragers niet aantrekkelijk is. Om die redenen is hier alleen gekozen voor de spaarloonregeling.

 

Artikel 8b                     Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

 

Artikel 109                   Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissie-leden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Een dergelijk verzoek kan bij de griffier worden ingediend.

 

Artikel 11 10                Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt,  nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering  worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden.  Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening

 

Artikel 11a                    Ziektenkostenvoorziening

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%. Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnen bij de inhoudingen van 4,4%. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 kan de raad op grond van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkoming wordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald. Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor.

 

Artikel 11b                   Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden

voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beλindiging van de vervanging. De verklaring van

een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk

ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.

 

Artikelen 15                 Buitenlandse dienstreis

Raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. De voor het gemeente personeel geldende regeling is daarbij richtsnoer.

 

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 20                     Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

 

Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap  tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geοndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld  is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.

 

Artikel 17                     Verzoek om informatie

Indien het gaat om een verzoek om feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, neemt een raadslid contact op met de betreffende ambtenaar. Bij feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang kan gedacht worden aan routinematig te verstrekken informatie. Een verzoek kan ook betrekking hebben op inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn. Het begrip document wordt hier gebruikt in de betekenis die het heeft in de Wet openbaarheid van bestuur. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van diezelfde wet. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn verder uitgewerkt in de diverse reglementen van orde (raad en commissies).

 

Technische bijstand bij het formuleren van initiatief-voorstellen, amendementen en moties betreft een zwaardere categorie. Tenslotte kan ook een verzoek om ‘andere bijstand’ gedaan worden. Daarbij kan het gaan om meer dan technische bijstand of informatie van meer dan geringe omvang. Het kader waarbinnen een dergelijk verzoek beoordeeld moet, respectievelijk gedaan kan worden wordt gevormd door de volgende elementen. Allereerst, en ook in dit geval, de weigeringsgronden als genoemd in het eerste lid van artikel 18. In het bijzonder zal daar onderdeel c, waar de relatie gelegd wordt met artikel 21 (het werkbare evenwicht) van belang zijn. In dat licht bezien kan vervolgens gesteld worden dat de redelijkheid meebrengt dat de mogelijkheden om een verzoek als bedoeld te doen, ophouden daar waar andere reguliere mogelijkheden aanwezig zijn en meer voor de hand liggen. Bijvoorbeeld het hanteren van het vragenrecht of een interpellatie. In het uiterste geval kan het enquκterecht ingezet worden. In het verlengde hiervan kan tenslotte aangevoerd worden dat de ambtelijke bijstand met name ziet op het functioneren van de raad als organisatie/instituut. Het vervullen van de politieke rol kent zijn eigen dynamiek en daarbij behorende instrumenten. Anders gezegd: wanneer de afweging of ambtelijke bijstand als hier bedoeld wel verleend kan worden werkelijk een politieke wordt, dan behoort de vergadering van de raad de plek te zijn waar een en ander tussen raad en college wordt besproken en uiteindelijk beslecht via de daarvoor geλigende en beschikbare instrumenten. De wel als zodanig aangeduide spagaat van de burgemeester hoeft in dit verband ook niet al te zwaar te worden aangezet. Immers, wanneer de zaak een zware politieke lading krijgt, dan ontstaat er een nieuwe route met de eerder bedoelde, daarbij behorende, instrumenten. Buiten de raadsvergadering om is er vanzelfsprekend met name het vragenrecht; schriftelijk of mondeling in de commissie.

 

Artikelen 18 en 19.            Weigeringsgronden en Weigering bijstand

Beoordeling of ιιn van de in artikel 18 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 18, eerste lid, onderdeel c wordt de relatie gelegd met het bepaalde in artikel 21. Aldus wordt voorkomen dat er als het ware een ‘open eind’ regeling ontstaat. In artikel 19 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg pleegt met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

 

Artikel 20.                    Verleende bijstand

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor gegeven wordt, kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

 

Artikel 21.                    Werkbaar evenwicht

Niet gekozen is voor de benadering die in de model-verordening  van BZK en VNG is opgenomen waar het betreft de mogelijkheden om verzoeken om ambtelijke bijstand te limiteren. Daarbij zou volgens het model gekozen kunnen worden voor een maximaal te noemen aantal keren of een maximaal te noemen uren. De praktijk tot nu toe wijst uit dat in een relatief gering aantal gevallen een beroep gedaan wordt op het verlenen van ambtelijke bijstand. Ook de in het model opgenomen verplichting voor de secretaris om een register bij te houden waarin aantekening gemaakt wordt van welk raadslid om bijstand heeft verzocht, over welk onderwerp het ging, welke ambtenaar bijstand heeft verleend, hoeveel tijd het verlenen van bijstand heeft gekost en de reden waarom (indien van toepassing) een verzoek om bijstand is geweigerd, is niet overgenomen. Dit wordt een te ver gaande en onnodige formalisering geacht. Gekozen is voor een flexibele en vooral praktijk gerichte oplossing met een zekere minimum waarborg.

 

Om de gemeentesecretaris enig houvast te geven is het criterium ‘werkbaar evenwicht’ in de verordening opgenomen.

 

Artikel 22.                    Informeren college

In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is, respectievelijk kan zijn van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die de dualisering is teweeggebracht, is het logisch dat desgewenst melding wordt gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de secretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.

 

Artikelen 23 en 24        De procedure van declaratie

In artikel 23 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In het artikel 24 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. 

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

-          -          reis- en verblijfkosten van raadsleden;

-          -          reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

 

Artikel 25                     Hoogte van de fractievergoeding

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiλle ondersteuning. De hoogte van het budget voor deze vorm van ondersteuning is in de gemeentebegroting opgenomen en dus door de raad moeten worden vastgesteld. Gekozen is voor een vast basisbedrag van € 1.250,00 per fractie plus een vast bedrag per raadslid van € 1.250,00. De afgelopen jaren was het variabele bedrag gering hoger. In veel andere gemeenten zie je dat juist het bedrag per fractie beduidend hoger is. Gezien de geringe omvang van het budget fractieondersteuning is thans ιιn bedrag opgenomen voor zowel fractie als lid van de fractie.

In het bedrag per lid is tevens opgenomen het in het verleden opgenomen budget secundaire voorzieningen voor cursussen etc. Ook in de afgelopen jaren was dit budget de verantwoordelijkheid van de fracties maar omdat het buiten de fractievergoeding omging viel dit tussen wal en schip bij de verantwoording. Het opnemen van dit bedrag in het bedrag voor fractieondersteuning vermindert de regelgeving. De bestedingsvrijheid wordt hiermee, binnen de regelgeving, ruimer en blijft u zelf verantwoordelijk voor opleidingen van fractie of individuele leden van de gemeenteraad.

 

Artikel 26                     (Niet) toegestane bestedingen

De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan werkzaamheden die verband houden met het functioneren van de fractie en ten behoeve van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taak te versterken. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.

 

Ten opzichte van de vorige verordening zijn de niet-toegestane bestedingen iets verduidelijkt. Ten opzichte van de VNG-modelverordening lijken er minder mogelijkheden. Dit is echter uitgebreid op basis van eigen ervaringen en ervaringen elders in het land. Zo is o.a. gekeken naar Nijmegen, Amsterdam Alphen aan den Rijn en Den Haag. Het 2e lid onderdeel d, is nader uitgewerkt in de rechtspositie raads-en commissieleden.

 

Hier zijn kostensoorten opgenomen die betaald dienen te worden uit de door raadsleden ontvangen onkostenvergoeding (overeenkomstig tabel II-III van het rechtspositiebesluit) en zijn dus uitgesloten van betaling/declaratie uit het fractiebudget. Dit zijn:

o      Representatie     22%

o      Vakliteratuur 7%

o      Contributies, lidmaatschappen    13%

o      Telefoonkosten    14%

o      Bureaukosten, porti    10%

o      Zakelijke giften      3%

o      Bijdrage aan fractiekosten    25%

o      Ontvangsten 4%

o      Excursies  2%

Totaal   100%

 

Bij onderwerpen waar de fractievergoeding wel voor gebruikt mag worden kan gedacht worden aan secretariλle ondersteuning van de fractie, het bekostigen van stageplaatsen alsmede het organiseren van vaardigheidstrainingen teneinde de mogelijkheden als raadslid of commissielid adequaat te kunnen functioneren zo optimaal mogelijk te doen zijn. Dat is dus inclusief de vergoeding voor secundaire voorzieningen. Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat kan deze niet al te gedetailleerd geregeld worden. Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.

 

De uitgesloten categorieλn zijn verbreed waarmee meer duidelijkheid is gecreλerd. Bovendien zijn in de toelichting ook categorieλn opgenomen die raadsleden vanuit hun eigen onkostenvergoeding dienen te betalen en daarmee niet vanuit het fractiebudget. Op zichzelf is dat positief, maar aan overtreding van deze regels is geen sanctie verbonden. Met dit voorstel wordt voorzien in een sanctie. De raad moet kunnen bepalen dat gedane uitgaven, in strijd met de geldende regels binnen een bepaalde termijn moeten worden teruggestort. Indien dat niet gebeurt, moet de raad de mogelijkheid hebben om de eerstvolgende betaling aan de betreffende fractie op te schorten, totdat aan de verplichting is voldaan.

 

Artikel 27                     Betaling voorschotten

De bijdrage wordt in twee termijnen (januari en juli) als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar vindt de eerste bevoorschotting plaats voor een periode tot en met de maand voorafgaande aan de verkiezingen. De voorschotten worden op een speciale rekening gestort die door de fractie voor dit doel is geopend. Het storten van bijdragen op privι-rekeningen is daarmee niet langer toegestaan. Dit vereenvoudigd de verantwoording en controle door de accountant (zie hierna). Betaling van het tweede voorschot wordt afhankelijk gesteld van een correcte besteding en verantwoording aan de gemeenteraad.

 

Artikel 28                     Wijziging zetelaantal

Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Als ijkpunt is gekozen de eerste vergadering van de raad na de gewijzigde omstandigheden. Over die gehele maand ontvangen de betreffende fracties een aangepaste bijdrage. Hiermee wordt voorkomen dat in een periode van verkiezingen of wijziging van de verhoudingen aan twee fracties een vergoeding verstrekt dient te worden, zoals dat in de oude verordening het geval was.

 

Artikel 29.                    Reservering

In dit artikel is opgenomen dat fracties bestedingen over het jaar heen mogen uitstellen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreλerd om grotere uitgaven te kunnen doen dan het jaarlijks beschikbare budget. Dit is noodzakelijk omdat het eventueel afschrijven van investeringen over meerder jaren moet worden voorkomen. Afschrijven maakt de verantwoording ingewikkeld en brengt met zich mee dat ook een balans dient te worden overlegd. In dit artikel is tevens

geregeld dat de hoogte van de reservepositie niet hoger mag zijn dan de door de fractie ontvangen bedrag in betreffend jaar. Daarmee is de grens van maximaal 50% sparen per jaar verlaten. Dit kan dus afhankelijk van de reservepositie meer of minder zijn. Met deze wijziging wordt voorkomen dat een reservepositie onnodig hoog wordt. Verrekening van de reservepositie van het voorafgaande jaar vindt plaats bij de 2e bevoorschotting. De modelverordening gaat uit van een reservepositie van maximaal 30%. Dit lijkt ons een niet reλel omdat het daarmee, zeker voor kleinere fracties, lastig wordt om direct na de verkiezingen grotere uitgaven te doen.

 

Artikel 30.                    Verantwoording

De methodiek voor het afleggen van financiλle verantwoording is iets aangepast maar wel zo eenvoudig mogelijk gehouden. De betreffende fractie legt verantwoording af in een verslag. Het financiλle verslag dient opgesteld te worden conform het model dat in bijlage 2 van deze verordening is bijgesloten. Tevens dient van iedere betaling een factuur dan wel deugdelijke verantwoording overlegd te worden. Aangezien iedere fractie voor deze vergoeding een aparte bankrekening heeft behoren tevens de dagafschriften van de rekening overlegd te worden.

Zo mogelijk vind de controle van het verslag door de accountant gelijktijdig plaats met de controle op de jaarrekening. Om te zorgen dat controle door de accountant en verantwoording in de raad kan worden afgelegd voordat de 2e bevoorschotting plaatsvindt, is de indieningstermijn vastgesteld op 1 maart. Indien de accountant extra kosten maakt als gevolg van een te laat ontvangen verantwoording worden deze kosten verrekend met de eerstvolgende bevoorschotting van betreffende fractie(s).

 

Artikel 31.                    Afbouwregeling

Bij de vaststelling van deze verordening op 21 december 2006 is deze afbouwregeling via een motie in de verordening opgenomen.

 

Artikel 32.                    Citeertitel

In deze bepaling wordt de citeertitel van de verordening genoemd.


Artikel 33.                    Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met terugwerkende kracht totop 1 januari 2007.

  


 

Bijlage 1 Declaratieformulier kinderopvang                      t.a.v. Griffie gemeente Delft

Activiteitnummer: 601307 Kostensoort: 434550                        Martinus Nijhoflaan 2

                        2624 ES Delft

Naam raadslid:

 

Adres:

 

Rekeningnummer:

 

Naam en geboortedatum kind(eren) waarvoor kinderoppas is geregeld:

 

                                                (naam)                                                  (geboortedatum)

 

                                                (naam)                                                  (geboortedatum)

 

                                                (naam)                                                  (geboortedatum)

 

                                                (naam)                                                  (geboortedatum)

 

Vergadering in verband waarmee kinderoppas is geregeld:

 

Datum     vergadering*            tijdstip              tijdstip              aantal uren      totaal

                                    begin                einde                oppas               vergoeding

                                                                                                           

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

 

--------        ----------------    --------                --------                -------------           € -----------------

                                                                                                           

                                                                                                            totaal: € ----------------

 

*hier aangeven om wat voor soort vergadering (raad, commissie.....) het gaat.

 

Naar waarheid ingevuld d.d:

 

(Handtekening indiener)

 

Voor akkoord d.d:

 

Y. van Delft

Griffier.


Bijlage 2 1 Verantwoording budget fractieondersteuning over het jaar 20..

 

Fractienaam            ………………

 

1.                  1.               Stand van de reserve aan het begin van het kalenderjaar                   €

 

2.                  2.               Inkomsten                               

2a            Ontvangen bijdrage             €

2b            Rente                                       €

            Totaal inkomsten                                                                                             €

 

3.         Totaal beschikbaar in kalenderjaar            (1 + 2)                                                  €

 

4.         Uitgaven

Uitgaven die voldoen aan de voorwaarden van de verordening (specificatie bijvoegen)

 

no:            omschrijving                  factuurdatum                 factuurbedrag                           

1            ………………………            ……………..               €

2            ………………………            ……………..               €

3                    ………………………            ……………..                        €

4                    ………………………            ……………..                        €

5                    ………………………            ……………..                        €

6                    ………………………            ……………..                        €

7                    ………………………            ……………..                        €

8                    ………………………            ……………..                        €

9                    ………………………            ……………..                        €

10                 ………………………            ……………..                        €

etc.

            Totaal uitgaven                                                                                                            €

 

5.         Per saldo resterend budget aan het einde van het kalenderjaar (3 -/- 4)                  €

 

6.         Per saldo terug te storten (5 -/- 2a) indien negatief “0”                                            €

 

7.         Stand reserve op 31 december van het kalenderjaar                                     €

 

8.         Stand giro-/bankrekening op 31 december van het kalenderjaar                              €

 

N.B. Bij een juiste toepassing van het kasstelsel moeten het saldo van de rekening en de omvang van de reserve aan elkaar gelijk zijn.

 

Aldus naar waarheid opgesteld te                  …………………

Naam en voorletters opsteller                                   …………………

Functie opsteller                                                …………………

 

Handtekening opsteller                                               …………………

Datum                                                              …………………

 

Handtekening fractievoorzitter                          …………………

Datum                                                              …………………

 

Bijlagen:

q     Originele facturen / declaraties

q     Dagafschriften van bankrekening.
 

Bijlage 3 2

 

Kostendeclaratieformulier.

 

Het kostendeclaratieformulier is op te vragen bij de griffie.


 

Bijlage 43: Artikelen 5 t/m 9 van de verordening “Secundaire Voorzieningen Raadsleden Gemeente Delft 2003”.

 

Artikel 5

1. Wanneer voor een raadslid het raadslidmaatschap eindigt, en het betrokken raadslid:

a.       in verband met zijn raadslidmaatschap een betrekking in loondienst heeft opgegeven;

b.       in verband met zijn raadslidmaatschap werkzaamheden, anders dan in loondienst heeft beλindigd;

c.       de omvang van de dienstbetrekking of werkzaamheden, als bedoeld bij a. of b. in verband met zijn raadslidmaatschap heeft teruggebracht;

d.       in verband met zijn raadslidmaatschap heeft afgezien van het aangaan van een dienstbetrekking dan wel van het verrichten van werkzaamheden anders dan in loondienst; kan de burgemeester een uitkering toekennen in de vorm van een financiλle afbouwregeling.

2.  Het bij 1. gestelde geldt niet, indien er aanspraak bestaat op een uitkering op grond van de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Delft 1992.

 

Artikel 6

1.      Bij het vaststellen van de uitkering als bedoeld in artikel 5 wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bepaalde in de Werkloosheidswet.

2.      Waar in de Werkloosheidswet wordt gesproken over een arbeidsverleden, wordt bij de uitvoering van artikel 5 de ononderbroken duur van het raadslidmaatschap als arbeidsverleden aangemerkt.

3.      Waar in de Werkloosheidswet wordt gesproken van dagloon, wordt bij de uitvoering van artikel 5 het conform de voorschriften in de Werkloosheidswet tot een bedrag per dag berekende deel van de vergoeding voor het raadslidmaatschap als dagloon aangemerkt.

 

Artikel 7

Het gewezen raadslid, dat van mening is dat hij voor een uitkering als bedoeld in artikel 5 in aanmerking komt, kan bij de burgemeester een aanvraag indienen tot het treffen van een dergelijke regeling.

Hij verschaft in verband hiermee de burgemeester de door hem benodigde informatie.

 

Artikel 8

Het hoofd van de Concernafdeling Personeel, Organisatie en Informatie adviseert de burgemeester over een aanvraag als bedoeld in artikel 7.

 

Artikel 9

1.      Wanneer een raadslid tijdens de duur van de uitkering als bedoeld in artikel 5 nieuwe inkomsten uit arbeid of loondienst verwerft, worden deze inkomsten gekort op deze uitkering.

2.      Het raadslid, dat een uitkering als bedoeld in artikel 5 ontvangt, doet de burgemeester terstond mededeling van het verkrijgen van inkomsten als bedoeld in lid 1.

3.      Het hoofd van de Concernafdeling Personeel, Organisatie en Informatie van de Bestuursdienst adviseert de burgemeester ten aanzien van de gevolgen van de nieuwe inkomsten voor de uitkering, bedoeld in artikel 5.