TOELICHTING KADERVERORDENING SUBSIDIES GEMEENTE DELFT 2008

 

Algemene toelichting

 

Met deze kaderverordening wordt beoogd samen met het beleidskader subsidieverstrekking tot een uniformer en transparanter subsidiebeleid te komen.

 

In artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een subsidie als volgt gedefinieerd:

“De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten”.De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaat onder subsidie iedere verstrekking van financiële middelen aan een derde anders dan betaling voor geleverde diensten.

 

De derde uitbreiding (tranche) van de Awb bevat een uitgebreide regeling over het fenomeen “subsidie”. Deze uitgebreide regeling is ondergebracht in titel 4.2 van de Awb. We noemen dat “het subsidierecht”. Het subsidierecht bevat onder andere veel procedureregels. In 2002 zijn deze procedureregels verwerkt in de Algemene Subsidie Verordening gemeente Delft en de Subsidieverordening Maatschappelijke Activiteiten gemeente Delft. Naast deze verordeningen zijn andere verordeningen ontstaan en een aantal regels voor de uitvoering van het subsidiebeleid.

 

Met de Kaderverordening Subsidies Gemeente Delft 2008 is getracht om in één verordening de diverse verordeningen op grond waarvan subsidie werd verleend te bundelen. Gekozen is voor een Kaderverordening die zich richt op alle subsidies die door de gemeente Delft worden verstrekt.  Door een algemeen kader in het leven te roepen, en door de beleidsregels te stroomlijnen, beogen wij de subsidieverlening transparanter en efficiënter te maken. Getracht is naast het terugdringen van overbodige regelgeving, de administratieve verplichting voor de aanvrager tot het strikt noodzakelijke te beperken. Wij vragen alleen wat voor de beoordeling van een subsidieaanvraag noodzakelijk is. Dat geldt ook voor de stukken die voor het vaststellen van subsidie van essentieel belang is.

Het is niet mogelijk om alle subsidieverstrekkingen onder één Kaderverordening te vangen. Er zijn wettelijke voorschriften die een eigen, specifieke verordening vergen.

 

Feitelijk heeft ook bedoeling en strekking van het duaal stelsel de keuze voor een Kaderverordening bepaald. Een subsidieverordening die slechts algemene uitgangspunten aangeeft en regelt waarvoor subsidie wordt verstrekt. Het beleidskader Subsidieverstrekking is samen met deze Kaderverordening kaderstellend voor het subsidiebeleid. Dit beleid wordt dan ook vastgesteld door de gemeenteraad.

Het college van burgemeester en wethouders voeren het subsidiebeleid zoals door de raad is vastgesteld uit.  De uitvoering van het beleid wordt ingevuld door beleidsregels.

Er is nog een derde reden waarom gekozen is voor een Kaderverordening die, zoals eerder gezegd, in hoofdzaak alleen algemene uitgangspunten vastlegt. Hetgeen al in de Awb is bepaald hoeft niet weer in een subsidieverordening te worden opgenomen. In een subsidieverordening, dus ook in onze Kaderverordening, geven we alleen aan, op welke wijze wij de Awb een lokale inkleuring geven.  Een Kaderverordening noemen we dan ook “regelend recht” of “aanvullend recht”.

 

De subsidievormen zijn opgenomen in het beleidskader subsidieverstrekking, mede om nogmaals te benadrukken dat subsidie wordt ingezet om gemeentelijk beleid (hoofddoelstellingen/beleidsdoelen) te realiseren.

 

Naast het verstrekken van subsidies heeft de gemeente een vastgesteld inkoopbeleid (het plaatsen van een opdracht). Kortheidshalve wordt hierna verwezen.  De kenmerken van subsidie zijn in de vorige twee paragrafen van dit hoofdstuk al aangegeven. De kenmerken van een opdracht is zijn, dat de “ene partij bepaalde verrichtingen aan de andere partij opdraagt”. De opdrachtnemer is vervolgens verplicht tot het verrichten van die overeengekomen werkzaamheden. Anders ligt dat bij subsidie. Hier is in het geval van een opdracht niet vereist dat de wederpartij een prestatie verschuldigd is.

 

Subsidie en inkoop

Subsidie en inkoop hebben wezenlijk verschillende kenmerken. In de praktijk is het onderscheid soms moeilijk te maken. Onderstaand beslisschema is daarvoor een belangrijk hulpmiddel. Volgens onderstaand schema zien wij twee vragen centraal staan:

1.       hebben de activiteiten te maken met het algemeen belang? Zo nee, dan is sprake van Inkoop.

2.       en als er wel sprake is van algemeen belang, bevat de vergoeding voor de activiteiten een vergoeding van een winstmarge? Zo ja, dan is sprake van inkoop, zo nee dan is sprake van subsidie. 

 

 


 

 

 

 

 


Subsidie en verboden staatssteun

Bij de verlening van subsidie aan een onderneming kan er sprake zijn van (verboden) staatssteun.

Volgens het EG verdrag is sprake van staatssteun als het gaat om steun,

-          bekostigd uit staatsmiddelen,

-          die ten goede komt aan bepaalde ondernemingen ,

-          die een voordeel verschaft aan de onderneming, die deze niet langs de normale commerciële weg zou hebben verkregen en

-          die een potentieel effect heeft op de grensoverschrijdende handel.

 

Staatssteun kan verboden zijn, als deze door de Europese Commissie niet verenigbaar wordt geacht met de gemeenschappelijke markt. Er zijn een aantal uitzonderingen op het steunverbod. Een belangrijke uitzondering is dat in het algemeen staatssteun, die binnen drie belastingjaren aan een onderneming wordt verstrekt en minder dan € 200.000 bedraagt toegestaan is. Hierbij dient alle staatssteun (ook door andere overheidsorganen verstrekt) over die drie jaar te worden opgeteld.

 

Subsidie in relatie tot de wet Bibob

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)[1] in werking getreden. Het doel van deze wet is overheidsinstanties die te maken hebben met vergunningen, subsidies en aanbestedingen een instrumentarium te geven waarmee ze de integriteit van betrokkenen beter kunnen beoordelen. Inmiddels zijn de twee eerste fasen (horeca en aanbestedingen) doorgevoerd.

 

BIBOB fase III zal betrekking hebben op subsidieverlening. Om te voorkomen dat de gemeente aan aanvragers van subsidies die op de een of andere manier betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor niet-integere activiteiten, een dergelijke subsidie verstrekt kan op grond van de Wet Bibob informatie over de betrokkenen ingewonnen worden ten einde diens integriteit te beoordelen.

 

De invoering van fase 3 zal in de tweede helft 2007 voorbereid worden. Beoogde inwerkingtreding 1 januari 2008

BIBOB fase III heeft betrekking op subsidieverlening. Om te voorkomen dat de gemeente aan aanvragers van subsidies die op de een of andere manier betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor niet-integere activiteiten, een dergelijke subsidie verstrekt kan op grond van de Wet Bibob informatie over de betrokkenen ingewonnen worden ten einde diens integriteit te beoordelen.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

 

Artikel 1 Reikwijdte

 

1.         De reikwijdte – het van toepassing zijn op alle verstrekkingen – kent een begrenzing. In die gevallen waar specifieke wetgeving een eigen verordening vereist, vindt het verlenen van subsidies op grond van die verordening plaats. Die bedoelde door wet en/of regelgeving afwijking van het in dit lid gestelde is opgenomen in een bijlage van deze toelichting.

2.         De Awb en met name titel 4.2 (het subsidierecht) staat in zeer specifieke gevallen toe af te wijken van procedureregels zoals de wet (Awb), deze verordening en het beleidskader subsidieverstrekking voorschrijft. De Awb biedt dus zelf die mogelijkheid. Zo kan in een zeer specifiek geval - indien er geen (toepasbare) regeling bestaat -, op grond van een begrotingspost opgenomen in de gemeentebegroting, subsidie worden verleend.

 

Artikel 2 Beslissingsbevoegdheid

 

In het kader van het duaal stelsel, zoals in de algemene toelichting is verwoord, is het college belast met de uitvoering van het door de raad vastgestelde subsidiebeleid, en derhalve bevoegd deze verordening en de daarop gebaseerde beleidsregels uit te voeren.

Alhoewel de subsidiesystematiek bestaat uit de drie samenhangende onderdelen: beleidskader, k

Kaderverordening, ;

Beleidskaderb;

Beleidsregels is ;

Is besloten de mogelijkheid om deel- en/of bijzondere verordeningen in het leven te roepen, niet uit te sluiten. Echter wel met de aantekening dat het hier een uitzondering op de subsidiesystematiek betreft, en alleen wordt benut indien een wet dit voorschrijft of een rechtmatige verlening van subsidie in voorkomende gevallen hiertoe dwingt.

 

Artikel 3 Grondslag subsidieverstrekking

 

Dit artikel is bedoeld om een belangrijk uitgangspunt vast te leggen, te weten dat subsidie bedoeld is als instrument om gemeentelijk beleid te realiseren.  In het beleidskader zijn de hoofddoelstellingen/beleidsdoelen van het gemeentelijk beleid geformuleerd en in specifieke beleidsterreinen neergeslagen. De hoofddoelstellingen/beleidsdoelen wijken niet af van staand beleid, maar zijn wel zodanig geformuleerd, dat gewijzigd en/of nieuw beleid binnen de doelstelling past.

In die gevallen waar nieuwe inzichten en beleid niet in een van de hoofddoelen/beleidsdoelen passen, kan een daartoe strekkende beleidsnota, vast te stellen door de gemeenteraad, het verlenen van subsidie rechtmatig maken. Bij structurele aanpassingen van het beleidskader bijv. in verband met een nieuwe/andere samenstelling van de raad  wordt het nieuwe beleid dan ingevoegd. Alhoewel van deze uitzondering in de praktijk niet of nauwelijks gebruik zal worden gemaakt, kan deze uitzondering in voorkomende situaties legitiem uitkomst bieden.

 

Artikel 4 Subsidie verstrekken aan:

 

1.         Privaat rechtelijke rechtspersonen; dat zijn Stichtingen en Verenigingen. Het zijn van oudsher organisatievormen die een doel of doelen nastreven en deze doelen door middel van activiteiten realiseren. Gemeenten verstrekkening subsidies wanneer deze doelen passen in het gemeentelijk beleid. Een van de voorwaarden is, en daar gaat dit artikel over – dat stichtingen en verenigingen zich aan het “rechtspersonenrecht” dienen te houden. Belangrijk is hierbij dat (na toestemming van de gemeente) een batig saldo alleen mag worden aangewend voor het realiseren van het doel van de rechtspersoon.

Voor de gemeente telt in dit verband, dat er altijd een bestuur is waarmee de gemeente overeenkomsten kan afsluiten, en in rechte kan aanspreken op het nakomen van verplichtingen en tekortkomingen. Boek 2 Burgerlijk Wetboek (Stichting art. 2:285 – 304 BW en Vereniging art. 2:26 – 52 BW) geven de gemeente de mogelijkheid rechtspersonen aan te spreken. Dat kan bij “natuurlijke personen” niet.

2.         Een natuurlijk persoon of personen is/zijn drager(s) van rechten en plichten. Maar het zijn geen rechtspersonen in de zin dat zij als organisatie geen bestuur hebben die op grond van het “rechtspersonenrecht” overeenkomsten kunnen afsluiten en op het nakomen daarvan aanspreekbaar zijn. In voorkomende gevallen zijn zij slechts als “individu” aanspreekbaar.

            Houdt dit dan in, dat particulier initiatief onmogelijk is door het gestelde in lid 1 van dit artikel.

Allerminst! De gemeente onderschrijft het belang van particuliere initiatieven die daadwerkelijk bijdragen aan het realiseren van gemeentelijk beleid. Een van de vele voorbeelden zijn de straatfeesten, een bijdrage aan de “samenhang en leefbaarheid” van de straat of de buurt. Daarnaast is de gemeente verplicht het verstrekken van subsidies, rechtmatig, doelgericht en doelmatig te maken en te houden. Daarom geeft lid 2 van dit artikel de mogelijkheid om bestaande en nieuwe initiatieven (mits zij passen in het gemeentelijk beleid) eenmalig mogelijk te maken, en dan in goed overleg tussen gemeente – initiatiefnemers naar een structurele oplossing te zoeken, waardoor enerzijds gewaarde initiatieven in stand blijven, maar ook anderzijds de rechtmatige, doelgerichte en doelmatige subsidieverstrekking gewaarborgd is. Ook kan gedacht worden aan de mogelijkheid om bijvoorbeeld via de buurtvereniging een subsidie als bedoeld aan te vragen.

 

Artikel 5 Termijn

 

1.                     Een aanvraag om subsidie voor het lopend subsidiejaar betekent dat de subsidieaanvrager behoefte heeft op een zo snel mogelijk antwoord, zodat gepland en georganiseerd kan worden. Acht weken is een termijn die ter zake in de jurisprudentie als redelijk wordt aangemerkt. Het college kan een andere termijn bepalen, indien de aard van het initiatief van de subsidieaanvrager en diens tijdplanning dat noodzakelijk maakt.

2.                     Een subsidieaanvraag voor het komende jaar of jaren kan binnen 6 weken worden beantwoord, hetzij door een “voortgangsbericht”, hetzij door hetgeen in artikel 7 wordt bepaald. In het algemeen wordt een aanvraag van een nieuwe subsidieaanvrager beantwoord door middel van een voortgangsbericht; voor een bestaande subsidierelatie kan artikel 7 van de verordening worden toegepast.

Voortgangsbericht (de juridisch betekenis): het antwoord op een subsidieaanvraag waarin wordt aangegeven dat het besluit op de aanvraag niet binnen de gestelde termijn gegeven kan worden en de reden daarvan motiveren.

3.         Indien de aanvraag om subsidie niet voldoet aan alle wettelijke voorschriften wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld dit te herstellen, en wel binnen een redelijke te stellen termijn.

 

Hoofdstuk 2 Aanvullende bepalingen op Titel 4:2 Awb

 

Artikel 6 Subsidieplafond

 

1.         Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld. Een    subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Het subsidieplafond is geregeld en vastgelegd in de Kaderverordening. Dat betekent dat wanneer het beschikbare budget (het door de raad vastgestelde subsidieplafond) uitgegeven is, dit een wettelijke grond oplevert om geen subsidie te verstrekken.

2.         Subsidieverdeelsleutels zijn verdelingscriteria door het college van burgemeester en wethouders vastgelegd in beleidsregels en afgeleid van de door de raad vastgestelde subsidieplafond(s), teneinde  “onoverzichtelijke ontwikkelingen” in subsidieaanvragen te beteugelen en tot een behoorlijk en rechtmatige verdeling van de middelen te komen.

Ook hier is het duaal stelsel toegepast. De raad stelt het subsidieplafond vast, en het college geeft invulling aan de uitvoering daarvan.

 

Artikel 7 Begrotingsvoorbehoud

 

De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor de subsidieverstrekking beschikbaar zijn. Daarom dient een beschikking subsidieverlening – indien de subsidie wordt verleend voor een jaar of periode die ten laste komt van een begroting die nog niet is vastgesteld, dit voorbehoud in de beschikking te zijn vastgelegd.

 

Artikel 8 Regel(s) subsidieverlening

 

De regels die gesteld zijn of nader gesteld kunnen worden zijn beleidsregels. Het vierde lid van artikel 1:3 Awb omschrijft een beleidsregel “als een bij besluit vastgestelde regel, een informele richtlijn voor overheidsorganen teneinde te komen tot het hanteren van vaste gedragsregels bij de uitoefening van hun bevoegdheden”. Een beleidsregel is primair intern gericht. Daarmee wordt bedoeld, dat de gedragsregels gelden voor de politieke en ambtelijke organisatie. Bestuursorganen hebben vaak een bepaalde beslissingsruimte. Door het instellen van beleidsregels wordt duidelijk hoe met deze beslissingsruimte wordt omgegaan. Door publicatie wordt het burgers en belanghebbenden duidelijk op welke wijze het bestuursorgaan inhoud en vorm geeft aan haar (subsidie) beleid en beslissingsruimte. Daar kan het gemeentebestuur in rechte vervolgens aan worden gehouden

 

Artikel 9 Termijn indiening aanvraag tot subsidieverlening en voor deze aanvraag te overleggen  documenten.

 

a.         In een beleidsregels zijn de gestelde termijnen aangegeven.

b.         Met relevante documenten wordt bedoeld dat alleen die documenten worden gevraagd die noodzakelijk zijn om de aanvraag tot subsidieverlening te beoordelen.

 

Artikel   10  Weigerings- en intrekkingsgronden.

 

1.         De Awb geeft in artikel 4:25 en artikel 4:35 deze weigeringsgronden aan:

Artikel 4:25 gaat over het subsidieplafond (zie artikel 6 van de Kaderverordening en deze toelichting).

 

Artikel 4:35 luidt:

1.         De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

                        a.         De activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b.         De aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c.         De aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

2.         De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de aanvrager:

a.         In het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

b.         Failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

Artikel 4:35 bevat een niet limitatieve opsomming van de gronden waarop een subsidie geweigerd kan worden.  De weigeringsgronden genoemd in a tot en met e is een door de Awb toegestane aanvulling.

 

2.         De Awb geeft in artikel 4:50 de gronden voor intrekking en wijzigingen (ten nadele van de ontvanger) aan. Dit artikel luidt:

1.         Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

                  a.         Voor zover de subsidieverlening onjuist is;

b.         Voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten; of

                        c.         In andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2.         Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

 

Artikel 11          Nadere verplichtingen subsidieontvanger

 

                        Hier is sprake van dDwingend recht.

 

 

 

 

Artikel 12          Voorschotten

 

Het college kan zonodig voorschotten op de subsidie verstrekken, en indien nodig een beleidsregel opstellen (vgl. beleidskader hoofdstuk 4, punt 4)..

 

Artikel 13          Regels inzake overschotten en te korten

 

Ook voor dit onderdeel bevat het beleidskader het uitgangspunt (beleidskader hoofdstuk 4, punt 5).Geen nadere toelichting.

 

 

Artikel 14          Periodieke evaluatie en toetsing

 

Het periodiek evalueren geschiedt aan de hand van een jaarlijkse toetsing. Hiervoor is een toetsingskader opgesteld.

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

 

Bij inwerkingtreding van een nieuwe regeling is het belangrijk aan te geven onder welk regelgevingsregime reeds ingediende aanvragen worden afgehandeld. Hoewel er in het kader van de nieuwe subsidieregelgeving geen sprake is van inhoudelijk nieuw beleid is er uit praktische overwegingen (liggende aanvragen met gebruikmaking van bestaande terminologie) voor gekozen het ‘oude rechtop reeds ingediende aanvragen van toepassing te laten zijn.

Geen nadere toelichting.



[1] Wet van 20 juni 2002.