DoeMee-onderzoek Verbonden partijen Delft
Postbus 85203
3508 AE Utrecht
[t] 030 670 12 36
[f] 030 262 34 38
[i] www.delokalerekenkamer.nl
Onderzoekers
Drs. H.M. (Maarten) Hoogstad
Drs. R. (Ronald) Elte
Drs. S (Sander). Mateman
P.V. (Paul) Guldemond Msc.
E.J.M. (Evert) Wolters
Drs. E. (Eelke) Horselenberg
Contactpersoon
Drs. H.M. (Maarten) Hoogstad
[t] 06 451 563 42
[e] hoogstad@delokalerekenkamer.nl
25 mei 2007
Inhoudsopgave 3
Inleiding 5
1 Onderzoeksopzet 6
1.1 Doelstelling
en vraagstelling 6
1.2 Onderzoeksaanpak 6
1.3 Leeswijzer 7
2 verbonden partijen 8
2.1 Inleiding 8
2.2 Rollenconflict 8
2.3 Wettelijke
kaders 9
2.4 Risicos 9
2.5 Processtappen
voor raad en college 10
3 Algemeen beleidskader gemeente
delft 11
3.1 Algemeen
beleidskader 11
3.2 Paragraaf
verbonden partijen 13
3.3 Lijst
verbonden partijen 15
3.4 Conclusies 17
4 Specifiek kader stadsgewest
haaglanden 17
4.1 Achtergrondinformatie 17
4.2 Beleidskader
Stadsgewest Haaglanden 19
4.3 Informatievoorziening
Stadsgewest Haaglanden 22
4.4 Sturing
door de raad 23
4.5 Conclusies 25
5 Specifiek kader brandweer
delft-rijswijk 27
5.1 Achtergrondinformatie 27
5.2 Beleidskader
Brandweer Delft-Rijswijk 28
5.3 Informatievoorziening
Brandweer Delft-Rijswijk 29
5.4 Sturing
door de raad 30
5.5 Conclusies 31
6 aanbevelingen 33
7 Bestuurlijke reactie 36
8 Nawoord rekenkamercommissie 37
Bijlage 1 - Onderzoeksopzet 39
Bijlage 2 - Normen 42
Bijlage 3 - Digitale enquźte 46
Bijlage 4 - Vergelijking met
andere gemeenten 51
Jaarlijks programmeert De Lokale Rekenkamer voor het DoeMee-onderzoek een aantal onderzoeksonderwerpen die veel rekenkamers hoog op hun onderzoeksagenda hebben staan. Naar deze onderwerpen wordt een onderzoek verricht dat de mogelijkheid biedt tot onderlinge vergelijking én tevens de aandacht richt op de verscheidenheid aan mogelijkheden die rekenkameronderzoek biedt. DoeMee-onderzoek is een initiatief van De Lokale Rekenkamer. Het onderzoek is mede uitgevoerd door onderzoekers van onderzoeksbureau Jacques Necker, onze zusterorganisatie.
Dit DoeMee-onderzoek heeft als thema verbonden partijen. Verbonden partijen zijn in. Een substantieel deel van het gemeentelijk beleid wordt uitgevoerd door vennootschappen, gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en publiek-private samenwerkingsconstructies. Iedere programmabegroting bevat een paragraaf verbonden partijen, veelal met méér dan tien tijdelijke of langdurige samenwerkingsverbanden.
Gemeenten hebben uiteenlopende redenen om delen van de uitvoering van beleid bij een verbonden partij onder te brengen. Deze kunnen bijvoorbeeld zijn: efficiėntie, een mogelijke kwaliteitsverbetering, maar ook het afdekken van bepaalde risicos. Of deelname aan een verbonden partij deze verwachtingen ook waarmaakt, is voor veel gemeenteraden een onbeantwoorde vraag. Reden voor De Lokale Rekenkamer om een DoeMee-onderzoek uit te voeren naar het thema verbonden partijen. De Delftse Rekenkamer heeft zich bij dit onderzoek aangesloten.
Elke rekenkamer ontvangt na deelname aan het DoeMee-onderzoek een individuele rapportage met de bevindingen uit haar eigen gemeente. Daarnaast verschijnt er een overkoepelende notitie met conclusies die we trekken op basis van alle onderzoeken. De notitie geeft een aantal goede voorbeelden uit alle DoeMee-onderzoeken naar het betreffende onderwerp.
Het is van belang dat gemeenteraden ervan op de hoogte zijn of de verwachtingen waar worden gemaakt, binnen de door hen gestelde kaders. Omdat de uitvoering van veel gemeentelijke taken bij de verbonden partijen is komen te liggen, is het belangrijk dat de gemeenteraad zich verzekerd heeft van een goede informatievoorziening over de betreffende verbonden partij. Een goed algemeen beleidskader kan hieraan bijdragen.
Doelstelling
Het onderzoek moet inzicht bieden in de wijze waarop de gemeenteraad
zich verzekert van toegang tot de juiste informatie om periodiek te kunnen
bepalen in hoeverre de beoogde resultaten van deelname aan een verbonden partij
worden gerealiseerd.
Centrale vraagstelling
Heeft de gemeenteraad zich verzekerd van voldoende inzicht in de mate
waarin deelname aan een verbonden partij leidt tot de beoogde resultaten?
Het onderzoek heeft zich in eerste instantie gericht op de kwaliteit van het vigerende algemeen beleidskader. Het algemeen beleidskader is onder andere getoetst aan de wettelijke eisen die het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de Gemeentewet daaraan stellen. Daarnaast is een casestudy verricht naar het Stadsgewest Haaglanden en de Brandweer Delft-Rijswijk, twee van de verbonden partijen waarin de gemeente Delft participeert.
In de bijlagen is het normenkader opgenomen dat gehanteerd is in dit onderzoek. De betreffende normen hebben betrekking op het voldoen aan wet- en regelgeving op het punt van informatievoorziening, op de afweging die een gemeente maakt om deel te nemen aan de verbonden partij en op de diverse manieren waarop sturing, verantwoording en toezicht verankerd zijn in het beleid en hoe de rollen tussen raad en college verdeeld zijn.
Het onderzoek is opgedeeld in een aantal fasen. Gestart is met een beoordeling van de beleidskaders. Zowel het algemene beleidskader van de gemeente ten aanzien van verbonden partijen, als een deel van het specifieke kader (ten aanzien van de verbonden partijen uit de casestudy), zijn bestudeerd en getoetst aan het normenkader. Deze fase bestond grotendeels uit een bestudering van dossiers.
Vervolgens is er gekeken naar twee verbonden partijen voor een verdiepingsslag. Van deze partijen is op basis van een beperkte dossierstudie, een interview met een ambtelijke sleutelfiguren (contactambtenaren) en een digitale enquźte onder gemeenteraadsleden, een analyse gemaakt van de verwachtingen. Er is onderzocht wat de verwachtingen bij de gemeenteraad waren op het moment dat tot deelname werd besloten, in hoeverre die verwachtingen zijn waargemaakt en op welke wijze de raad hierover is geļnformeerd.
In hoofdstuk 2 wordt eerst kort ingegaan op het begrip verbonden partijen. Aan de orde komen de vragen: Wat is een verbonden partij? en Welke risicos kleven er aan een verbonden partij?. In hoofdstuk 3 wordt het algemeen beleidskader beoordeeld van de gemeente Delft. Vervolgens staan we in hoofdstuk 4 en 5 stil bij de verrichtte casestudy. De conclusies en aanbevelingen staan in hoofdstuk 6.
In de bijlagen zijn opgenomen: een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksopzet, een toelichting op het gehanteerde normenkader, een afschrift van de digitale enquźte en een vergelijking met de andere gemeenten die hebben deelgenomen aan het DoeMee-onderzoek.
Gemeentelijke taken kunnen in hoofdzaak op drie manieren worden uitgevoerd. Eén manier om de uitvoering van gemeentelijk beleid vorm te geven, is door als gemeente deel te nemen aan een verbonden partij. Andere manieren zijn de uitvoering in eigen beheer houden (bijvoorbeeld door een gemeentelijke dienst) of de uitvoering uitbesteden aan een andere organisatie die verder geheel los staat van de gemeente (bijvoorbeeld door subsidie te geven of een inkoopcontract te sluiten).
Maar wat is een verbonden partij nu eigenlijk? Het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) geeft de volgende omschrijving van een verbonden partij (artikel 1, lid b).
Een verbonden partij is een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke
organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk én een financieel belang heeft.
Wanneer is er sprake van een financieel belang? Er is sprake van een financieel belang wanneer de gemeente opdraait voor de kosten indien de partij failliet gaat, of wanneer de gemeente aansprakelijk wordt gesteld indien de partij haar verplichtingen niet nakomt. Er is ook sprake van een financieel belang wanneer de gemeente risico draagt over ingelegd kapitaal, zoals het geval is bij het bezit van aandelen. Bij subsidies is geen sprake van een financieel belang zoals bedoeld in het BBV.
Wanneer is er sprake van een bestuurlijk belang? Er is sprake van een bestuurlijk belang wanneer bijvoorbeeld een burgemeester, een wethouder of een raadslid van de gemeente namens de gemeente in het bestuur van de verbonden partij plaatsneemt, of namens de gemeente stemt.
Indien de gemeente alleen een bestuurlijk of alleen een financieel belang heeft, is er geen sprake van een verbonden partij.
Verbonden partijen kennen verschillende juridische verschijningsvormen. Het belangrijkste onderscheid binnen deze vormen is dat tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke verbonden partijen. Bij publiekrechtelijke verbonden partijen gaat het vaak om gemeenschappelijke regelingen. Bij privaatrechtelijke participaties gaat het veelal om vennootschappen en stichtingen.
Er zijn verschillende uitvoeringswijzen. Hierbij horen verschillende opdrachtgever-opdrachtnemer relaties. Bij uitvoering door de eigen gemeentelijke dienst is de gemeente zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Bij uitvoering door een externe organisatie zijn de rollen van opdrachtgever en opdrachtnemer juist strikt gescheiden. Bij deelneming aan een verbonden partij is de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie meer complex. De gemeente vervult hier namelijk de rol van opdrachtgever, maar heeft tevens een (gedeeld) bestuurlijk belang in de verbonden partij. De bestuurlijke invloed wordt dan bijvoorbeeld gedeeld met buurgemeenten of met particuliere organisaties.
|
Bestuurder / eigenaar |
Klant / opdrachtgever |
Uitvoering in
eigen beheer |
Gemeente |
Gemeente |
Verbonden
partij |
Verbonden partij (deels gemeente) |
(deels) Gemeente |
Uitbesteden |
Externe organisatie |
Gemeente |
Tabel 2.2.1:
Overzicht rollen bij verschillende uitvoeringwijzen gemeentelijk beleid
De voor dit onderzoek relevante wettelijke voorschriften zijn te vinden in de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en de Financiėle verordening (ex artikel 212 Gemeentewet) van Delft zelf. In deze documenten zijn regels vastgelegd over de informatievoorziening aan de raad, die het voor de raad mogelijk maken adequaat kaders te stellen en te controleren. Dit zijn bijvoorbeeld voorschriften over de informatie die minimaal in de programmabegroting opgenomen dient te worden in de paragraaf verbonden partijen.
Deelnemen aan een verbonden partij is niet zonder risico. Deelname brengt risicos van financiėle aard met zich mee, maar herbergt ook bestuurlijke en beleidsinhoudelijke risicos.
Financiėle risicos: een verbonden partij behelst financiėle risicos voor de gemeente. Wanneer de gemeente deelneemt in een vennootschap en die vennootschap failliet gaat, dan is de gemeente in ieder geval haar kapitaal in aandelen kwijt. Hoe groot die risicos zijn, is afhankelijk van onder meer de vorm van de verbonden partij.
Bestuurlijk-organisatorische risicos: een bestuurlijk-organisatorisch risico schuilt in de dubbele rollen die de gemeente heeft bij een verbonden partij. De gemeente is zowel de eigenaar van de verbonden partij, als haar opdrachtgever. Als eigenaar moet zij de doelen en de belangen van de verbonden partij behartigen. Als opdrachtgever neemt ze producten of diensten af van de verbonden partij; dan staat het belang van de gemeente voorop. Wanneer de belangen van de eigenaar en de opdrachtgever niet parallel lopen dan kan dat problemen opleveren.
Beleidsinhoudelijk risico: de afstand tussen een verbonden partij en de gemeente betekent ten slotte een beleidsinhoudelijk risico. Wanneer de verbonden partij de doelen van de gemeente niet realiseert, heeft de gemeente een probleem: een (belangrijke) gemeentelijke taak wordt niet, of niet naar behoren, uitgevoerd. De gemeente blijft echter wel verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de taak.
Het bovenstaande in overweging nemende zijn er vier processtappen te onderscheiden voor raad en college in de aansturing van verbonden partijen.
Stap 1 Kaderstelling
De raad stelt kaders ten aanzien van verbonden partijen door vaststelling van een nota verbonden partijen en/of een paragraaf verbonden partijen in de programmabegroting.
Stap 2 Inrichting bestuurlijk arrangement (specifiek kader)
Het college richt per verbonden partij een specifiek kader in. Het specifieke kader is een schriftelijk vastgelegde set afspraken ten aanzien van verantwoording en sturing en van de toezichtfunctie van de gemeente. Deze afspraken moeten passen binnen de door de raad gestelde kaders.
Stap 3 Toepassing bestuurlijk arrangement (specifiek kader)
Het college past het specifieke kader toe in het verkeer met de verbonden partij.
Stap 4 Controle en bijstelling
De raad controleert op basis van verantwoordingsinformatie van het college of de toepassing van het instrument verbonden partij goed verloopt en geschiedt conform de gestelde kaders.
Figuur 2.5.1: overzicht van vier processtappen in aansturing van verbonden partijen
Het algemene beleidskader
ten aanzien van verbonden partijen bestaat in het Delftse geval, naast de Wet
Gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en het Besluit Begroting en
Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), uit de vastgestelde nota Het
deelnemingenbeleid van de gemeente Delft en hetgeen de raad ten aanzien van
verbonden partijen heeft vastgelegd in de Financiėle verordening van de
gemeente Delft.
Nota deelnemingenbeleid gemeente Delft
De nota Het deelnemingenbeleid van de gemeente Delft is door het college opgesteld als uitvloeisel van de invoering van het BBV en het groeiende besef dat de visie op deelnemingen een breder vraagstuk betreft dan in de paragraaf verbonden partijen wordt verwoord. De nota is door de raad vastgesteld op 26 oktober 2006. De doelstellingen van een overkoepelend deelnemingenbeleid zijn in de nota als volgt geformuleerd:
1.
het verkrijgen van
een besliskader voor het wel of niet aangaan of aanhouden van gemeentelijke
deelnemingen;
2.
het toedelen van
taken binnen de bestuurlijke en ambtelijke organisatie;
3.
het (waar nodig)
meer systematisch toepassen van toezicht en controle.
Door middel van de nota wilde men de volgende verbeteringen stimuleren: het actualiseren van het vertegenwoordigingenbeleid; het scherper onderscheiden van de eigenaar- en opdrachtgeverrol; meer aandacht voor toezicht en een betere borging van de financiėn. Daartoe wordt in de nota achtereenvolgend ingegaan op:
· Afbakening van het deelnemingenbeleid (hoofdstuk2): dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de huidige situatie, een vermelding van de doelstellingen van het deelnemingenbeleid, de definiėring van het begrip deelneming en een uiteenzetting van de belangrijkste (wettelijke) kaders van het deelnemingenbeleid.
· Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke deelnemingen (hoofdstukken 3 en 4): deze hoofdstukken bevatten ten eerste steeds een algemene beschrijving van de verschillende rechtsvormen en ten tweede (per rechtsvorm) vermeldingen van de daadwerkelijke deelnemingen van de gemeente Delft.
· Het Besluit Begroting en Verantwoording (hoofdstuk 5): dit hoofdstuk bevat een toelichting op de in dit kader relevante bepalingen in het BBV, een vermelding van de criteria op grond waarvan Gedeputeerde Staten de deelname in verbonden partijen toetsen en een overzicht van de daadwerkelijke verbonden partijen van de gemeente Delft.
· Goed bestuur door de betrokken organisaties (hoofdstuk 6): dit hoofdstuk bevat een toelichting op de verschillende gedragscodes die gelden ten aanzien van goed bestuur.
· Een besliskader voor het aangaan van deelnemingen (hoofdstuk 7): in dit hoofdstuk wordt het besliskader (de eerste doelstelling van het overkoepelende deelnemingenbeleid) uiteengezet en toegelicht.
· Het toezicht op deelnemingen (hoofdstuk 8): in dit hoofdstuk wordt een handreiking gedaan voor de gemeentelijke vertegenwoordiging in de diverse organen en worden aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn voor de toezichtfunctie. Ter sprake komt daarbij de rolverdeling tussen raad en college, maar ook de rolverdeling binnen het college en die tussen het college en de gemeentelijke organisatie.
Ten aanzien van verbonden partijen is van het bovenstaande onder meer van belang dat in hoofdstuk 5 de eis van het BBV nog eens extra wordt benadrukt dat in begroting en jaarrekening een aparte paragraaf verbonden partijen opgenomen dient te worden. Deze paragraaf verbonden partijen moet minstens bevatten (artikel 15 BBV):
1.
de visie op
verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn
opgenomen in de begroting;
2. de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.
Bovendien wordt in hoofdstuk 5 van de nota ook ingegaan op de adviezen die de provincie geeft ten aanzien van de paragraaf verbonden partijen. Ten eerste eisen gedeputeerde staten dat de paragraaf zelfstandig leesbaar is en daarnaast dat er een algemene beleidslijn dient te zijn over hoe de raad wenst om te gaan met verbonden partijen. Tot slot adviseren gedeputeerde staten om een beleidsnota verbonden partijen op te stellen.
In hoofdstuk vijf van de nota wordt verder nog verwezen naar de eisen die het BBV stelt aan de lijst verbonden partijen. Deze lijst verbonden partijen is iets anders dan de paragraaf verbonden partijen. Het BBV stelt dat deze lijst opgenomen dient te worden in de toelichting op de productenrealisatie (artikelen 67 en 69 BBV). Deze eisen en de lijst verbonden partijen zelf komen aan de orde in paragraaf 3.3 van deze rapportage.
Begrotingskader Gemeenschappelijke
regelingen
Naar aanleiding van financiėle tegenvallers bij het Stadsgewest Haaglanden hebben de wethouders financiėn van de deelnemende gemeenten als aanvulling op de gemeenschappelijke regeling een Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen geformuleerd. Dit om de financiėle planning en verantwoording van de gemeenschappelijke regelingen te stroomlijnen. Het betreft hier een bijlage bij de Nota deelnemingenbeleid gemeente Delft. Deze bijlage is van genoeg gewicht om hem hier apart ter sprake te brengen. Eén van de bepalingen in het begrotingskader luidt:
·
Tussentijds dienen de Gemeenschappelijke regelingen
hun besturen (en daarmee de deelnemende gemeenten) te rapporteren over de
uitvoering van de lopende begroting. Peildata hiervoor zijn 1 april en 1
augustus. Deze rapportage draagt het karakter van een uitzonderingsrapportage.
Minimaal dient deze te bevatten de verwachte afwijkingen van het
exploitatieresultaat, de verklaring daarvan en de maatregelen die de
Gemeenschappelijke regeling zelf treft om de begroting bij te stellen.
Het begrotingskader vraagt behalve om tussenrapportages ook nog om ander zaken. Volgens het begrotingskader moet er bij de opbouw en indeling van de jaarrekening van de gemeenschappelijke regeling in ieder geval worden ingegaan op:
·
mogelijkheden tot efficiencyverbetering;
·
kwaliteitseisen en mogelijkheden om de kwaliteit te
verbeteren;
·
exogene (niet-beļnvloedbare) ontwikkelingen die
doorwerken in kosten en opbrengsten;
·
nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken en
de financiėle consequenties daarvan;
· SMART (specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdgebonden) uitwerken van doelstellingen van maatschappelijke effecten, output, processen en input.
De Financiėle verordening gemeente Delft
De meest recente Financiėle verordening van de gemeente Delft is vastgesteld bij raadsbesluit de dato 25 maart 2004. Artikel 20 van de verordening gaat in op verbonden partijen en stelt:
1.
in de
programmabegroting en de jaarstukken wordt weergegeven het openbaar belang, het
financieel belang en de zeggenschap van de gemeente;
2. in de programmabegroting en in de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen specifiek ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beėindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
In de toelichting op dit artikel wordt vermeld dat de (openbare) weergave van bepaalde op basis van de verordening vereiste informatie, in voorkomende gevallen de belangen van de gemeente zou kunnen schaden. Is hiervan sprake, dan zullen de betreffende gegevens niet herkenbaar in de stukken worden opgenomen. Ook vermeldt de toelichting op artikel 20 dat de gemeente een lijst verbonden partijen bijhoudt, ingevolge het bepaalde daarover in het BBV.
In de Financiėle verordening staat geen bepaling die vraagt om het ontwikkelen, dan wel periodiek evalueren van het beleid met betrekking tot verbonden partijen.
In tabel 3.2.1 worden de eisen voor de paragraaf verbonden partijen weergegeven die in paragraaf 3.1 al zijn geformuleerd:
Tabel 3.2.1 |
|
Eisen aan paragrafen verbonden partijen Delft |
|
Eisen: |
Herkomst: |
1. Visie op VPs in relatie tot in begroting opgenomen doelstellingen |
art.15 BBV |
2. Beleidsvoornemens omtrent VP's / algemene beleidslijn |
art.15 BBV / GS |
3. Zelfstandige leesbaarheid |
GS |
4. Openbaar belang |
art.20 Fv Delft |
5. Financieel belang |
|
6. Bestuurlijk belang ('zeggenschap gemeente') |
|
7. Nieuwe VP's |
|
8. Beėindigen VP's |
|
9. Wijzigingen VP's |
|
10. Eventuele problemen VP's |
De bovenstaande eisen vormen het uitgangspunt voor toetsing van de paragrafen verbonden partijen van de programmabegrotingen van 2005, 2006 en 2007 en van de jaarstukken 2005. De in de genoemde paragrafen vermelde verbonden partijen zijn weergegeven in tabel 3.2.2 op de volgende pagina.
De paragraaf verbonden partijen uit de programmabegroting 2005 is redelijk compleet. In de inleiding van de paragraaf wordt in algemene zin uiteen gezet wat verbonden partijen zijn en wordt ook vermeld dat de gemeente naast de verbonden partijen ook nog andere deelnemingen heeft. Het openbaar belang is in vrijwel alle gevallen weergegeven. Wat aan de paragraaf ontbreekt is de door het BBV voorgeschreven visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting. Ook een algemene beleidslijn aangaande verbonden partijen wordt in de paragraaf niet aangetroffen. Het bestuurlijk belang, de financiėle bijdrage en de risicos worden wel weergegeven, waarbij opgemerkt wordt dat het bestuurlijk belang soms uitgebreider aan de orde had kunnen komen, vooral door uitgebreider aan te geven hoe het bestuurlijk belang van de gemeente Delft zich verhoudt tot dat van de andere deelnemende gemeenten.
Opvallend is dat de paragraaf verbonden partijen uit de programmabegroting 2006 veel minder compleet is dan die van het jaar daarvoor. Een algemene inleiding ontbreekt en het bestuurlijk belang is in minder gevallen weergegeven dan in de begroting van 2005. Ook de financiėle bijdrage van de gemeente is in meer gevallen weggelaten en hetzelfde geldt voor de risicos die met de verschillende verbonden partijen samenhangen. Opvallend is verder dat in de programmabegroting 2006 de kleine participaties uit de begroting van 2005 IB/NL Blossom en het Zuidhollands Investerings Fonds ieder een eigen vermelding hebben gekregen.
In
de paragraaf verbonden partijen uit de jaarstukken
2005 (van mei 2006) wordt in de inleiding verwezen naar de dan inmiddels verschenen
beleidsnota Het Deelnemingenbeleid van de Gemeente Delft. Hiermee bevat de
paragraaf gelijk een algemene beleidslijn ten aanzien van verbonden partijen.
Ook is in deze paragraaf meer dan voorheen aandacht besteed aan de visie op verbonden
partijen in relatie tot de realisatie van doelstellingen in de begroting. De
verbonden partijen zijn in deze paragraaf ingedeeld naar begrotingsprogramma
waardoor duidelijk zichtbaar wordt welke partij aan welk programma bijdraagt.
Overigens wordt op het niveau van de afzonderlijke verbonden partijen nog niet
altijd duidelijk in welke mate dit
het geval is. Ten opzichte van de paragraaf verbonden partijen uit de begroting
van 2006 zijn de volgende partijen nieuw: Warmtebedrijf BV i.o.,
Brandweer Delft-Rijswijk, De Stille Vennoot BV, GEM Poptahof en het Bedrijvenschap
Harnaschpolder.
Opvallend is dat het voornemen om deze verbonden partijen aan te gaan (met
uitzondering van het warmtebedrijf dat immers nu pas in oprichting is) niet
in een eerdere paragraaf is vermeld. De reden van het verdwijnen van de
vermelding van SVN is ook niet
aangegeven. Dit stimuleringsfonds bleek bij nader inzien geen verbonden partij
te zijn en is daarom uit de paragraaf verwijderd.
De paragraaf verbonden
partijen uit de begroting 2007 bevat
net als de jaarstukken 2005 een verwijzing naar de beleidsnota
deelnemingenbeleid. Behalve deze verwijzing bevat de paragraaf ook nog een
korte samenvatting in de vorm van een visie op het deelnemingenbeleid. Hiermee
komt deze paragraaf tegemoet aan de eis van zelfstandige leesbaarheid die door
GS is gesteld. Ook in deze paragraaf zijn de verbonden partijen weer ingedeeld
naar begrotingsprogramma, maar ook hier wordt op het niveau van de
afzonderlijke verbonden partijen niet duidelijk in welke mate zij bijdragen aan de realisatie van doelstellingen in
de begroting. Ten opzichte van de paragraaf uit de jaarstukken 2005 zijn in
deze paragraaf nieuw: VOM BV en OBS BV. Verdwenen is AVR; hierbij is niet aangegeven waarom
dit het geval is en welke partij de taken van AVR nu op zich genomen heeft.
Opvallend is verder dat in minder gevallen dan in de jaarstukken 2005
aangegeven wordt welke financiėle bijdrage met sommige verbonden partijen
gemoeid is.
Tabel 3.2.2 |
|
|
|
|
Vermelde verbonden
partijen in de betreffende paragrafen |
||||
Verbonden
partijen |
PB 2005 |
PB 2006 |
JS 2005 |
PB 2007 |
jul 2004 |
aug 2005 |
mei 2006 |
dec 2006 |
|
Stadsgewest Haaglanden |
x |
x |
x |
X |
Hulpverleningsregio Haaglanden |
x |
x |
x |
X |
GGD Zuid-Holland West |
x |
x |
x |
X |
Recreatieschap Midden-Delfland |
x |
x |
x |
X |
Eneco Holding BV |
x |
x |
x |
X |
Waterbedrijf Europoort |
x |
x |
x |
X |
BNG |
x |
x |
x |
X |
AVR |
x |
x |
x |
|
Combiservices BV |
x |
x |
x |
x |
Parking BV |
x |
x |
x |
x |
SVN |
x |
x |
|
|
Enkele kleinere participaties |
x |
|
|
|
IB/NL Blossom |
|
x |
x |
x |
Zuidhollands Investerings Fonds |
|
x |
x |
x |
Warmtebedrijf BV i.o. |
|
|
x |
x |
Brandweer Delft-Rijswijk |
|
|
x |
x |
De Stille Vennoot BV |
|
|
x |
x |
GEM Poptahof |
|
|
x |
x |
Bedrijvenschap Harnaschpolder |
|
|
x |
x |
VOM BV |
|
|
|
x |
OBS BV |
|
|
|
x |
|
12 |
13 |
17 |
18 |
De productenrealisatie
dient als bijlage een lijst van verbonden partijen te bevatten. De eisen die
het BBV in artikel 69 stelt aan deze lijst zijn weergegeven in tabel 3.3.1:
Tabel 3.3.1 |
Eisen aan lijst verbonden partijen |
Ten minste wordt de volgende informatie verstrekt over verbonden
partijen: |
1. De naam en de vestigingsplaats |
2. Het openbaar belang dat behartigd wordt |
3. Veranderingen gedurende het begrotingsjaar in het belang van de
gemeente |
4. Eigen vermogen aan begin en einde begrotingsjaar |
5. Vreemd vermogen aan begin en einde begrotingsjaar |
6. Het resultaat van de verbonden partij |
De lijsten verbonden
partijen 2004 en 2005 vermelden: de naam en vestigingsplaats van de verbonden
partijen; het behartigd openbaar belang; de wijziging in het belang van de
gemeente; het eigen en vreemd vermogen aan het einde van het begrotingsjaar en;
het resultaat van de verbonden partij. De lijsten verbonden partijen 2004 en
2005 vermelden niet: het eigen en vreemd vermogen aan het begin van het
begrotingsjaar.
Ten aanzien van het bovenstaande valt bovendien op dat waar het behartigd openbaar belang weliswaar genoemd wordt, dit niet altijd adequaat is omschreven. In veel gevallen wordt een historische beschrijving gegeven van waar het belang vandaan komt, maar wordt niet ingegaan op het daadwerkelijke doel en openbaar belang van de verbonden partij. Ook is opvallend dat bij het eigen en vreemd vermogen en bij het resultaat in 2004 geregeld de vermelding in onderzoek voorkomt. Het BBV stelt in de toelichting op artikel 69 echter: Als van verbonden partijen bij het vaststellen van de productenrealisatie nog geen definitieve cijfers over het relevante boekjaar ter beschikking zijn, worden voorlopige cijfers gehanteerd. Dit is de lijst van 2004 niet gedaan. In de lijst van 2005 komt de vermelding in onderzoek overigens niet meer voor.
Het BBV hanteert in artikel 69 de formulering: Ten minste wordt de volgende informatie verstrekt over verbonden partijen. Om over een nog completer overzicht van de verbonden partijen te beschikken zou er ook nog voor gekozen kunnen worden om in de lijst meer te vermelde dan strikt geėist wordt. Te denken valt daarbij aan: de financiėle bijdrage van de gemeente, de wijze en omvang van de zeggenschap van de gemeente en eventuele knelpunten of andere opmerkingen. De gemeente Delft heeft hiervoor niet gekozen.
|
Nota verbonden partijen |
Paragraaf verbonden partijen |
Lijst verbonden partijen |
|
-
In oktober 2006 heeft de raad een nota
deelnemingenbeleid vastgesteld. -
Het vaststellen van deze nota vloeit niet
voort uit een verplichting vastgelegd in de Financiėle verordening. -
De nota is compleet, van een goede kwaliteit
en behandeld alle belangrijke themas. -
Onduidelijk is in hoeverre de raad hier
bewust heeft gestuurd. |
-
De paragraaf verbonden partijen in de
programmabegroting 2007 voldoet aan de eisen die de gemeente (financiėle
verordening), de provincie en het rijk (BBV) eraan stelt. -
In de begrotingen van 2006 en 2005 voldeed
de paragraaf nog niet aan alle gestelde eisen. -
De ontwikkeling van de paragraaf valt te
relateren aan het verschijnen van de nota deelnemingenbeleid. |
-
De lijsten verbonden partijen voldeden in de
jaren 2004 en 2005 niet volledig aan de eisen die het BBV eraan stelt. -
De behartiging van het openbaar belang wordt
niet altijd adequaat omschreven. -
Het eigen en het vreemd vermogen wordt niet
altijd vermeld. |
In oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Delft de Nota deelnemingenbeleid vastgesteld. Door het vaststellen van deze nota zijn er duidelijke beleidskaders gesteld over de wijze waarop Delft in zijn algemeenheid om wenst te gaan met verbonden partijen. In deze nota wordt aandacht besteed aan een aantal belangrijke aspecten waarop de gemeenteraad kaders kan (moet) stellen. Zo bevat de nota uitgangspunten over de manier waarop de gemeente Delft bestuurlijk wordt vertegenwoordigd in verbonden partijen en zo bevat de nota een beslisboom die de gehanteerd kan worden bij het aangaan van nieuwe participaties.
De informatiepositie van de gemeenteraadsleden is op basis van de behandelde documenten goed te noemen. De inhoud van de documenten is de laatste jaren in positieve zin ontwikkeld. Het is goed om te signaleren dat de verschillende documenten ook in samenhang worden bezien; de inhoud van de paragraaf hangt samen met de inhoud van de nota, er wordt ook naar verwezen. Zowel de paragraaf verbonden partijen 2007 als de lijst van verbonden partijen 2005 voldoen grotendeels aan de eisen die de wetgever, de provincie en de gemeente eraan stelt. Het is jammer dat de informatie met betrekking tot het vermogen en de solvabiliteit van de verbonden partij ontbreken.
Het Stadsgewest Haaglanden heeft zijn oorsprong in de halverwege de jaren zestig gevoerde discussie over meer op de regio afgestemd bestuur. In de Haagse regio anticipeerden de gemeenten op een wetsontwerp dat zou voorzien in een opdeling van Nederland in 44 gewesten. Zo kwam het zogenaamde pregewest s-Gravenhage tot stand, met daarin de gemeenten Den Haag, Nootdorp, Leidschendam, Rijswijk, Voorburg en Zoetermeer. In 1986 is ook de gemeente Wassenaar toegetreden. In 1993 kwamen daar de gemeenten Delft en Pijnacker bij.
Voor de gemeente Delft heeft de ontwikkeling van verregaande regionale samenwerking in de negentiger jaren, in het perspectief gestaan van de vorming van een provincie nieuwe stijl én een gemeentelijke herindeling binnen deze provincie. Aan de toetreding van de gemeente Delft is bovendien een lange periode voorafgegaan van afweging van andere mogelijkheden van regionale samenwerking (bijvoorbeeld met Rotterdam). Belangrijke zaken voor de gemeente Delft waren daarbij: het toewerken naar rechtstreekse verkiezingen (vanwege democratische legitimatie), strikte financiėle afspraken, afspraken over bouwlocaties, de instelling grondkostenfonds en afspraken over VINEX-locaties.
In 1994 leidden de landelijke discussies over de bestuurlijke organisatie tot de Kaderwet bestuur in verandering. Deze Kaderwet verplichtte de gemeenten in de zeven grootstedelijke regios waaronder Haaglanden een regionaal bestuur in te stellen. Ook kregen de regionale besturen zelf een aantal wettelijke taken en bevoegdheden toebedeeld. De meest essentiėle verschillen ten opzichte van de regeling uit 1992 betroffen voor het Stadsgewest Haaglanden enerzijds de uitbreiding van het gebied met de (zeven) Westlandse gemeenten en anderzijds de bestuurssamenstelling; vanaf dat moment mochten ook niet-raadsleden in het bestuur zitting hebben.
In 1996 heeft een brede evaluatie van de Kaderwet plaatsgevonden. De gemeentelijke evaluatie in Delft, die daarnaast plaatsvond, was positief, maar met de nodige nuances waar het de vijf kerntaken en de democratische legitimatie van het Stadsgewest betrof. Daarom heeft de gemeente Delft zich destijds (mét het Stadsgewest) uitgesproken vóór het streven naar een provincie nieuwe stijl of, als die niet gerealiseerd zou worden, een grootschalige gemeentelijke herindeling.
Na vele debatten en verschillende kabinetsstandpunten is in 1997 gebleken dat het model voor de stadsprovincies niet haalbaar was. De Kaderwet bestuur in verandering is daarop tot 1 april 2003 verlengd. Ook de gemeente Delft wenste de samenwerking met de zestien andere gemeenten voort te zetten, zij het dat de gemeente opnieuw kanttekeningen plaatste bij de reikwijdte van de kerntaken van het Stadsgewest. De kerntakendiscussie wordt overigens periodiek herhaald; behalve in 1996 en 2003 werd deze ook in 2005 gevoerd.
Op 1 januari 2006 is de wijzigingswet Wgr-plus in werking getreden. De gemeenschappelijke regeling is hierop aangepast. Met de wijzigingswet Wgr-plus wordt de regionale samenwerking op een aantal beleidsterreinen wettelijk verplicht, namelijk voor ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, milieu, verkeer en vervoer, economie en werkgelegenheid, grondbeleid en jeugdzorg. Het Stadsgewest Haaglanden is daarnaast ook nog (op vrijwillige basis van de deelnemende gemeenten) verantwoordelijk voor volwasseneneducatie. In tabel 4.1.1 worden de wetten opgesomd waaruit de verplichte taken van het Stadsgewest voortvloeien:
Tabel 4.1.1 |
Wettelijke taken Stadsgewest Haaglanden |
Voortvloeiende uit Wgr-plus en aanpassing van volgende wetten: |
Huisvestingswet |
Wet Bodemsanering |
Wet Milieubeheer |
Wet Ruimtelijke Ordening |
Woningwet |
Planwet Verkeer en Vervoer |
Tracéwet |
Wet Bereikbaarheid en mobiliteit |
Wet Infrastructuurfonds |
Wet Personenvervoer 2000 |
Wet op de Jeugdzorg |
Omdat er in de loop der jaren verschillende gemeentelijke fusies hebben plaatsgevonden, is het totaal aantal gemeenten in het Stadsgewest nu negen; Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer.
Nota bene: De wijzigingwet Wgr-plus heeft
tot gevolg dat er voor de genoemde terreinen op gemeentelijk niveau weinig
beleidsvrijheid is. Voor de gemeente Delft betekent dit dat zij verplicht is
alles wat met de uitvoering van bovenstaande wetten gemoeid is over te laten aan
het Stadsgewest Haaglanden. Dit heeft ook gevolgen voor dit onderzoek. De
situatie is in dit geval een geheel andere dan wanneer gemeenten op vrijwillige
basis een gemeenschappelijke regeling aangaan. Hiermee zal in deze casestudy
(met name waar het de normering van de sturing door de raad betreft)
uitdrukkelijk rekening worden gehouden.
Bestuurlijke vertegenwoordiging en besluitvorming
Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden bestaat uit een algemeen bestuur (AB), een dagelijks bestuur (DB) en een voorzitter. De leden van het algemeen bestuur worden door de verschillende raden van de deelnemende gemeenten aangewezen. Tot lid kunnen worden aangewezen de voorzitter van de raad, de wethouders en de leden van de raad van de deelnemende gemeenten. De bepaling van het aantal leden per deelnemende gemeente vindt plaats op grond van het inwonertal. Het huidige aantal leden per gemeenten is weergegeven in tabel 4.2.1:
Tabel 4.2.1 |
|
Zetelverdeling in algemeen bestuur Stadsgewest Haaglanden |
|
Gemeente: |
Zetels: |
Delft |
6 |
Midden-Delfland |
2 |
Den Haag |
24 |
Leidschendam-Voorburg |
5 |
Pijnacker-Nootdorp |
3 |
Rijswijk |
4 |
Wassenaar |
3 |
Westland |
6 |
Zoetermeer |
7 |
|
60 |
De leden van het AB, de voorzitter uitgezonderd, hebben ieder een stem. De voorzitter van het AB is de voorzitter van de raad van de gemeente Den Haag. Hij heeft in het AB een raadgevende stem en maakt in die zin ook geen deel uit van de afgevaardigden uit Den Haag. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het AB en verder uit één lid per deelnemende gemeente. Het DB wordt door het AB gekozen. De afgevaardigden van de gemeente Delft in het AB zijn: de burgemeester, een wethouder en vier raadsleden. De burgemeester heeft ook zitting in het DB en is daar portefeuillehouder ruimtelijke ordening. De burgemeester wordt vanuit de Delftse ambtelijke organisatie geadviseerd over de in het DB aan de orde komende onderwerpen. Het AB vergadert vijf maal per jaar, het DB elke twee weken.
Naast een AB en een DB heeft het Stadsgewest Haaglanden vier commissies. Deze commissies komen twee į drie weken voorafgaand aan een AB bijeen en bestaan uit leden van het AB.
- Algemene zaken, Financiėn, Personeel en Organisatie (vergadert drie maal per jaar);
- Ruimtelijke ordening, Grondbeleid, Volkshuisvesting en Milieu (vergadert vijf maal per jaar);
- Sociale zaken, Werkgelegenheid en Zorg (vergadert twee maal per jaar) en;
- Verkeer, Vervoer en Economischer zaken (vergadert vijf maal per jaar).
Naast deze vier commissies zijn er ook nog ambtelijke coördinatiecommissies (ACCs) met deelnemers van de verschillende gemeenten. Ook deze ACCs zijn portefeuillegewijs ingericht. De ACCs leveren en bespreken de stukken voor de inhoudelijke onderwerpen van de verschillende portefeuilles. De ACCs zijn het voorportaal van portefeuille-overleggen waarin naast het betreffende DB-lid ook zijn collega-portefeuillehouders uit de colleges van de deelnemende gemeenten deelnemen. Formele besluitvorming op inhoudelijke onderwerpen vindt in het Stadsgewest plaats via de formele lijn. Het DB bereidt voor, het AB besluit.
Informatievoorziening in opzet
De gemeenschappelijke regeling van het Stadgewest Haaglanden (laatste wijziging 30 maart 2006) geeft in de artikelen 32, 37, 40 en 41 voorschriften ten aanzien van het informeren van de deelnemende gemeenten. De strekking van deze artikelen is samengevat de volgende:
·
Een lid van het
AB geeft de hem afvaardigende raad alle inlichtingen die door deze raad worden
verlangd. Het lid van het AB kan door de hem afvaardigende raad ter
verantwoording worden geroepen en, bij gebrek aan vertouwen, als lid van het AB
worden ontslagen (art. 32).
·
De leden van het
DB zijn verantwoording verschuldigd aan het AB en geven het AB ongevraagd alle
voor het gevoerde en te voeren bestuur relevante informatie. Ook verschaft het
DB aan het AB alle gevraagde inlichtingen (art. 37).
·
De voorzitter
geeft het AB alle gevraagde inlichtingen voor zover dit niet in strijd is met
het openbaar belang en legt aan het AB verantwoording af over het gevoerde beleid
(art. 40).
· Het AB, DB en de voorzitter geven de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle voor het gevoerde en te voeren bestuur relevante informatie. Ook verschaffen het AB, DB en de voorzitter de raden van de deelnemende gemeenten alle gevraagde inlichtingen (art. 41).
De bovenstaande bepalingen zijn conform de Wgr. Naast deze algemene informatiebepalingen, geeft de gemeenschappelijke regeling van het Stadsgewest Haaglanden in de artikelen 20, 52 en 54 ook voorschriften met betrekking tot het opstellen en aan de verschillende raden doorzenden van beleidsplannen, ontwerpbegrotingen en jaarstukken.
·
Het DB stelt het
ontwerp van een plan voorlopig vast en zendt dit ontwerp aan de raden van de
deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen acht weken ter kennis
brengen van het AB. Van deze beschouwingen wordt verslag gedaan in een bijlage
bij het ontwerp. Wanneer tegen het ontwerpplan bedenkingen zijn ingediend of
wanneer AB bij het vaststellen van het plan afwijkt van het ontwerp, wordt het
besluit tot vaststelling met redenen omkleed. Na vaststelling wordt dit
meegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten (art. 20)[1].
·
Het DB maakt
jaarlijks een ontwerpbegroting die uiterlijk zes weken voordat zij aan het AB
wordt aangeboden, wordt toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Het DB voegt de zienswijzen van de deelnemende gemeenten vervolgens bij de
ontwerpbegroting, zoals deze ter goedkeuring aan het AB wordt aangeboden. Na
vaststelling van de begroting (uiterlijk 1 juli van het voorafgaande jaar)
wordt deze doorgezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten (art. 52).
· Het AB stelt de jaarrekening voor 1 juli van het volgende jaar vast. Het DB deelt deze vaststelling mee aan de raden van de deelnemende gemeenten (art. 54).
De genoemde termijn van zes weken voor de zienswijze van de raden op de ontwerpbegroting (art. 52) is conform de Wgr. Ten aanzien van de termijn van toezending van een plan (in de zin van art. 20) en het meedelen van de vaststelling van de begroting (in de zin van art. 54) kent de Wgr geen bepalingen.
De ontwerpbegroting 2007 van het Stadsgewest Haaglanden voldoet in behoorlijke mate aan het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen. In de ontwerpbegroting komen niet-beļnvloedbare ontwikkelingen ter sprake, wordt ingegaan op nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken en de financiėle consequenties ervan. Per programma wordt middels de drie W-vragen (Wat willen bereiken, Wat gaan we daarvoor doen en Wat gaat het kosten?) elk begrotingsprogramma behandeld. Vooral de output is daarbij SMART geformuleerd. Voor de gewenste maatschappelijke effecten (outcome) geldt dit in mindere mate. De ontwerpbegroting 2007 is in de vergadering van 5 april 2006 door het DB vastgesteld en vervolgens ter visie naar de deelnemende gemeenten gestuurd. In de vergadering van 1 juni 2006 behandelt de gemeenteraad van Delft deze begroting als hamerstuk en stelt zij deze vast. Het AB van het Stadsgewest Haaglanden stelt de begroting vervolgens definitief vast in zijn vergadering van 21 juni 2006. Uit het Raadsinformatiessysteem van de gemeente Delft blijkt bovendien dat ook in de raadscommissie niet over de ontwerpbegroting 2007 is gesproken.
De ontwerpbegroting van een jaar eerder, 2006, voldoet in mindere mate aan het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen dan die van 2007 (overigens was dat kader destijds ook nog niet van kracht). De opbouw is in hoofdlijnen dezelfde als die van 2007, maar de output is in mindere mate SMART geformuleerd. De ontwerpbegroting 2006 is in de vergadering van 6 april 2005 door het DB vastgesteld en vervolgens ter visie naar de deelnemende gemeenten gestuurd. Ook in de vergadering van 2 juni 2005 behandelde de gemeenteraad van Delft de begroting als hamerstuk en stelde zij deze vast. Het AB van het Stadsgewest Haaglanden stelde de begroting daarna definitief vast in zijn vergadering van 29 juni 2005. Uit het Raadsinformatiessysteem van de gemeente Delft is niet te concluderen of in een raadscommissie over de ontwerpbegroting 2006 is beraadslaagd.
Uit het bovenstaande
blijkt dat het Stadsgewest Haaglanden in ieder geval ten aanzien van het
verzenden van de ontwerpbegroting, de in de gemeenschappelijke regeling
gestelde termijn van zes weken in acht neemt. Harde gegevens omtrent het al of
niet toezenden van de in het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen
gevraagde tussentijdse rapportage over
de uitvoering van de lopende begroting ontbreken. In de informatievoorziening
van DB naar AB wordt wel gebruik gemaakt van tussenrapportages. Middels haar
leden in het AB heeft de raad aldus een mogelijkheid om van de voortgang op de
hoogte te zijn.
Dat de raad met name van deze mogelijkheid gebruik maakt, blijkt ook
uit de antwoorden van raadsleden in een door de onderzoekers gehouden digitale
enquźte. Maarliefst de helft van de respondenten geeft aan voor zijn informatie
de bestuurlijke vertegenwoordigers in het AB en DB te bevragen. Het is daarmee onder
de raadsleden verreweg de meest gebruikte manier om aan informatie over het
Stadsgewest Haaglanden te komen.
Betrokken contactambtenaren uiten in een interview echter dat de beoordeling van de effectiviteit van het Stadsgewest primair geschiedt via de rapportages in de planning en controlcyclus en de rapportages voor de afzonderlijke beleidsvelden van de gemeenschappelijke regeling. Het betreft hier met name rapportages van het DB aan het AB. Daarnaast zijn er periodiek de gemeentelijke evaluaties (de eerder genoemde kerntakendiscussies) en is er de gemeentelijke programmabegroting. Deze geeft, voor zover van toepassing, bij de verschillende programmas ook de stadsgewestelijke kaders/ontwikkelingen aan. De programmabegroting staat echter, aldus de geļnterviewden, vooral in het teken van toekomstige ontwikkelingen. In de programmaverantwoording, de jaarstukken dus, wordt wel over de stand van eerdere ontwikkelingen gerapporteerd, maar (nog) niet met een nadruk op effectiviteit.
De indruk bij de ambtelijke dienst, zo blijkt uit interviews, is dat colleges van B&W en de gemeenteraden voldoende inzicht hebben in de kosten en baten van het Stadsgewest. De planning en controldocumenten komen in het college en de raadscommissie formeel aan de orde en zouden daar, indien gewenst, ook inhoudelijk aan de orde kunnen komen. Bovendien hebben verschillende college- en raadsleden zitting in het AB en DB van het Stadsgewest. Zo zijn zij, en is via hen de raad, betrokken bij het besluitvormingsproces van het Stadsgewest Haaglanden.
In de eerder genoemde digitale enquźte zijn raadsleden van de gemeente Delft in verschillende vragen gepolst hoe zij tegen de informatievoorziening door en over het Stadsgewest Haaglanden aankijken. Zoals aangegeven ontleent de helft van de respondenten zijn informatie onder meer aan het bevragen van de bestuurlijke vertegenwoordigers in het AB of DB tijdens een raads- of commissievergadering. Zes respondenten antwoorden deze informatie onder meer te ontlenen aan de stukken die het Stadsgewest Haaglanden aan de raad stuurt. Nog eens vijf respondenten halen hun informatie onder meer uit de begroting en jaarstukken van de eigen gemeente en vier respondenten antwoorden niet over informatie door en over het Stadsgewest Haaglanden te beschikken. De vraag of de aanwezige informatie voldoende is om het vormen van een oordeel mogelijk te maken over de realisatie van het doel van de samenwerking, wordt door de helft van de respondenten positief en door acht respondenten negatief beantwoord. De raad is hierover dus verdeeld.
De stukken van het Stadsgewest Haaglanden komen volgens acht respondenten niet voldoende tijdig naar de gemeente om de raad in staat te stellen er een reactie op te geven. Vijf respondenten vinden dat de informatie wel op tijd komt, maar dat het de raad en het college te veel tijd kost om op tijd met een reactie te komen. Tien respondenten zijn zich er niet van bewust of er bij het aangaan van de samenwerking in het Stadsgewest Haaglanden eisen gesteld zijn aan de informatievoorziening.
De indicatoren voor de actieve betrokkenheid van de raad van Delft bij het Stadsgewest Haaglanden zijn tegenstrijdig. Zoals eerder vermeld werd, betreft het hier een Wgr-plus regeling waarbij de beleidsvrijheid op gemeentelijk niveau ook minimaal is en de samenwerking meestal verplicht. Bovendien is de raad formeel niet bevoegd om de begroting of jaarstukken van het Stadsgewest Haaglanden vast te stellen of goed te keuren. De raad kan er hooguit zijn gevoelen over doen blijken. Het is daarom frappant dat het raadsinformatiesysteem wel spreekt over het vaststellen van de ontwerpbegrotingen 2006 en 2007. Over de manier waarop de Delftse raad doorgaans de begroting en jaarstukken van het Stadsgewest Haaglanden behandelt, antwoorden de respondenten van de digitale enquźte niet eenduidig: vijf respondenten antwoorden dat de stukken nooit worden behandeld en een evenzo groot aantal zegt dat ze wel op de lijst van ingekomen stukken staan, maar dat ze alleen worden besproken als iemand erom vraagt. Nóg weer vijf respondenten menen dat de stukken altijd in de raad worden besproken, hetzij in de raad hetzij in een commissie.
Uit de informatie uit het raadsinformatiesysteem ontstaat de indruk dat in ieder geval de ontwerpbegroting 2007 van het Stadsgewest nķet in een raads- of commissievergadering is besproken. Op de vergadering van de commissie Algemeen van 23 mei 2006 staat de ontwerpbegroting op de lijst niet te bespreken stukken. Na vaststelling in het DB van het Stadsgewest Haaglanden op 5 april 2006 is de ontwerpbegroting dus direct in de raad van 1 juni 2006 als hamerstuk vastgesteld.
Zoals eerder gesteld voldoet de ontwerpbegroting 2007 van het Stadsgewest Haaglanden in behoorlijke mate aan het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen. Dit is van belang, zeker waar het (de mogelijkheid tot) evaluatie van de realisatie van doelstellingen van het Stadsgewest Haaglanden betreft. Een kanttekening hierbij is dat dit begrotingskader zich voornamelijk richt op de begroting van het Stadsgewest. Wanneer de begroting van het Stadsgewest niet of nauwelijks in de raad behandeld wordt, is het bovenstaande slechts van nut voor zover het de afstemming van de gemeentebegroting en de begroting van het Stadsgewest vergemakkelijkt. Dit verbetert de mogelijkheid om de evaluatie van de realisatie van de doelstellingen van het Stadsgewest via de eigen gemeentelijke begroting te laten geschieden.
Op dit moment bestaan over de mate van realisatie van doelen van het Stadgewest zeer verschillende opvattingen onder de Delftse raadsleden. Van de achttien respondenten van de digitale enquźte menen er acht dat het doel van de samenwerking in het Stadsgewest gedeeltelijk wordt gerealiseerd. Één respondent meent dat de doelstelling volledig wordt gerealiseerd, vijf respondenten menen dat de doelstelling niet of slechts beperkt wordt gerealiseerd en vier van de respondenten antwoorden niet te weten of het doel wordt gerealiseerd. Deze verschillende inzichten ten aanzien van het behalen van de doelstellingen heeft ook zijn weerslag op het beeld dat ontstaat aangaande sturing door de raad van Delft in het geval van het Stadsgewest Haaglanden. Daar komt nog bij zoals al eerder werd benadrukt dat het hier geen gewone gemeenschappelijke regeling betreft, maar een gemeenschappelijke regeling volgens de Wgr-plus. De raad heeft in dit geval ook veel minder sturingsruimte dan bij een gewone gemeenschappelijke regeling.
|
Beleidskader |
Informatievoorziening |
Sturing door de raad |
|
-
De gemeente wordt door de burgemeester, een
wethouder en raadsleden vertegenwoordigd in de besturen. Het stadsgewest
neemt hiermee, gezien het bijzondere karakter van deze partij, een aparte
positie in. -
Beleidskader bevat bepalingen over
informatievoorziening en verantwoording. -
Beleidskader bevat bepalingen over
beleidsplannen, ontwerpbegrotingen en jaarstukken van de regeling. -
AB-leden participeren in beleidsinhoudelijke
voorbereidingscommissies |
-
In opzet is er veel geregeld. -
De begroting van het Stadsgewest is in de
raad een hamerstuk. -
De gemeente (lees: bestuurders) ontvangen twee
keer per jaar een tussenrapportage -
In de praktijk is niet helder of
tussentijdse rapportage de raad bereikt. -
De ambtelijke organisatie kwalificeert de
beschikbare informatie als voldoende voor de raad om te kunnen beoordelen
hoe het gaat. -
De raadsleden zijn zeer wisselend in hun
oordeel. -
Primaire bron voor raadsleden voor het
verkrijgen van informatie is het bevragen van de bestuursleden. |
-
Directe sturing is voor Delft alleen beperkt
mogelijk. -
Getalsmatig is Delft er één van de negen. -
Op de beleidsterreinen is de beleidsvrijheid
beperkt. -
De samenwerking heeft een verplicht
karakter. -
In gezamenlijkheid kunnen gemeenten
serieuzer tegenspel bieden. -
Het vastgestelde Begrotingskader
Gemeenschappelijke regelingen is hiervan een goed voorbeeld. |
In opzet bevat het specifieke beleidskader van het Stadsgewest Haaglanden een flink aantal bepalingen die er in moeten voorzien dat de raden van de deelnemende gemeenten voldoende geļnformeerd zijn en een bepaalde mate van sturing kunnen geven. Zo is de gemeente vertegenwoordigd in het AB, in het DB en in adviserende commissies. In deze gremia participeren zowel raadsleden als leden van het college van B & W. Ook bevat het beleidskader een aantal bepalingen die er in voorzien dat de gemeenten op gezette tijden worden voorzien van informatie. De gemeenteraad krijgt de begroting, de jaarrekening en beleidsplannen onder ogen, het gemeentebestuur krijgt aanvullend ook nog enkele voortgangsrapportages.
De eerste bron van informatie (bevragen vertegenwoordigers) wordt door raadsleden, zo blijkt uit de digitale enquźte onder raadsleden, veelvuldiger gebruikt dan de tweede (papieren informatie). Ook de begroting en de jaarrekening van Delft zelf worden niet als informatiebron erkend. Één raadslid haalde de internetsite van het Stadsgewest aan als primaire informatiebron. Het beeld dat blijft hangen is het ongenoegen van de raadsleden die vinden dat ze te weinig grip hebben op het Stadsgewest. Dit kan het gevolg zijn van het onbenut laten van bepaalde sturing- en controlemogelijkheden. Het kan ook zijn dat de mogelijkheden die er in opzet zijn, niet aansluiten bij de behoefte van de raadsleden.
Feit blijft dat een bestuurlijke regio als het Stadsgewest Haaglanden voor een individuele gemeente moeilijk (aan) te sturen valt. Gezien de wettelijke taken die aan de regio zijn toebedeeld is dat wellicht ook niet verwonderlijk. Dit vergt veel van de capaciteiten van de gemeentelijke vertegenwoordigers. Deze vertegenwoordigers moeten in een democratisch minimaal gelegitimeerde situatie in staat zijn om een dubbel belang te dienen en om hun achterban adequaat te informeren.
Sinds 1 januari 2005 zijn
de Brandweerkorpsen van Delft en Rijswijk gefuseerd tot het nieuwe
brandweerkorps Delft-Rijswijk. Dat wil zeggen: formeel is de gemeenschappelijke
regeling per 1 januari 2005 ingesteld. De daadwerkelijke implementatie met het
opbouwen van de nieuwe organisatie en het ontvlechten van personeel en
materieel uit de moederorganisaties en het weer opbouwen van een nieuwe
gemeentelijke relatie met de gemeenschappelijke regeling heeft tot in 2006
geduurd. Eind 2006 zijn de begrotingen geharmoniseerd en is de brandweerkazerne
Delft overgedragen. De brandweerkazerne Rijswijk moet nog overgedragen worden. In
de twee vestigingen in Delft en Rijswijk werken nu ongeveer 130 personen.
Met de gemeenschappelijke regeling Brandweer Delft-Rijswijk is sprake van verlengd lokaal bestuur. De Brandweer voert de gemeentelijke brandweertaak uit. In dit geval voor beide gemeenten Rijswijk en Delft. De taken van de Brandweer hebben betrekking op de gehele veiligheidsketen en bestaan uit: pro-actie (waaronder de toetsing van bouwplannen op fysieke en brandveiligheid); preventie (door middel van brandveiligheidsverordeningen); preparatie (de voorbereiding voor de bestrijding van branden); hulpverlening bij brand en ongelukken; nazorg en evaluatie en; rampenbestrijding. De Brandweer Delft-Rijswijk wordt beschouwd als een zwaardere uitvoerende gemeenschappelijke regeling (vergelijk nota Deelnemingenbeleid gemeente Delft) en participeert in de Hulpverleningsregio Haaglanden (HRH). Dit is een samenwerkingsverband van alle gemeenten in de regio. Het omvat, naast Delft en Rijswijk, de gemeenten: Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Pijnacker-Nootdorp, Zoetermeer, Westland en Midden Delfland.
De fusie tussen de brandweerorganisaties van Delft en Rijswijk werd wenselijk geacht omdat daarmee het niveau van de brandweerzorg en de rampenbestrijding in de toekomst gewaarborgd kon worden. Met de bundeling van de krachten werd beoogd de binnen beide brandweerorganisaties aanwezige financiėle en organisatorische problemen op te lossen. Door samenvoeging zouden voldoende financiėle middelen vrij moeten komen om de noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen door te voeren om te kunnen voldoen aan de nu geldende wettelijke normen. Een organisatie met voldoende schaalgrootte werd bovendien niet alleen van belang geacht voor de brandweerzorg en de rampenbestrijding binnen de beide betrokken gemeenten, maar ook om in de toekomst evenwichtige verhoudingen binnen de Hulpverleningsregio Haaglanden te garanderen, op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau.
De commandant
van de Brandweer heeft de dagelijkse leiding van de brandweer en volgens de
Brandweerwet heeft de Burgemeester het opperbevel bij brand en is derhalve
verantwoordelijk voor de brandweerzorg.
Bestuurlijke vertegenwoordiging en besluitvorming
Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Brandweer Delft-Rijswijk bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het algemeen bestuur bestaat ten minste uit vier leden, namelijk van beide gemeenten de burgemeester en één wethouder.[2] De leden van het algemeen bestuur worden door de raden van de beide deelnemende gemeenten aangewezen. De leden van het AB hebben ieder een stem. Besluitvorming geschiedt bij meerderheid van stemmen.
Het dagelijks bestuur heeft in ieder geval een voorzitter en een secretaris. De voorzitter van het AB is ook voorzitter van het DB. Het DB wordt door en uit het AB gekozen. De afgevaardigden van de gemeente Delft in het AB zijn de burgemeester en een wethouder . De burgemeester heeft ook zitting in het DB. Het AB vergadert minstens tweemaal per jaar, het DB minstens viermaal per jaar.
Informatievoorziening in opzet
De gemeenschappelijke regeling van de Brandweer Delft-Rijswijk (van 18 november 2004) geeft in de artikelen 21, 22 en 23 voorschriften ten aanzien van het informeren van de deelnemende gemeenten. De strekking van deze artikelen is samengevat de volgende:
·
Een lid van het
AB geeft de hem afvaardigende raad alle inlichtingen die door deze raad worden
verlangd. Het lid van het AB kan door de hem afvaardigende raad ter
verantwoording worden geroepen en, bij gebrek aan vertrouwen, als lid van het
AB worden ontslagen (art. 21).
·
Het AB, DB en de
voorzitter geven de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle voor het
gevoerde en te voeren bestuur relevante informatie. Ook verschaffen het AB, DB
en de voorzitter de raden van de deelnemende gemeenten alle gevraagde
inlichtingen (art. 22).
· De leden van het DB zijn verantwoording verschuldigd aan het AB en geven het AB ongevraagd alle voor het gevoerde en te voeren bestuur relevante informatie. Ook verschaft het DB aan het AB alle gevraagde inlichtingen (art. 23).
De bovenstaande bepalingen zijn conform de Wgr. Naast deze algemene informatiebepalingen, geeft de gemeenschappelijke regeling van de Brandweer Delft-Rijswijk in de artikelen 31 en 32 ook voorschriften met betrekking tot het opstellen en het aan de verschillende raden doorzenden van ontwerpbegrotingen en jaarstukken:
·
Het DB stelt jaarlijks
vóór 1 maart van het voorafgaande jaar een ontwerpbegroting vast die uiterlijk
zes weken voordat zij aan het AB wordt aangeboden, wordt toegezonden aan de
raden van de deelnemende gemeenten. Het DB voegt de zienswijzen van de
deelnemende gemeenten vervolgens bij de ontwerpbegroting zoals deze ter
goedkeuring aan het AB wordt aangeboden. Na vaststelling van de begroting
(uiterlijk 1 juli van het voorafgaande jaar) wordt deze doorgezonden aan de
raden van de deelnemende gemeenten. Bovendien wordt de begroting na
vaststelling door het AB nogmaals aan de raden van de deelnemende gemeenten
gezonden. Hierop kunnen de raden hun zienswijze ook aan Gedeputeerde Staten
kenbaar maken (art. 31).
· Het AB stelt de jaarrekening voor 1 juli van het volgende jaar vast en zendt de rekening ter kennisname aan de gemeenteraden (art.32).
De genoemde termijn van zes weken in de bovenstaande bepaling aangaande de ontwerpbegroting (art. 31) is conform de Wgr. Ten aanzien van het nogmaals aan de raden toezenden van een vastgestelde begroting (ten behoeve van een zienswijze naar GS) en het aan de raden toezenden van een vastgestelde jaarrekening kent de Wgr geen bepalingen.
Uit de antwoorden van de respondenten in de onder raadsleden gehouden enquźte blijkt dat de begroting en jaarstukken en eventuele andere stukken die de brandweer aan de raad stuurt verreweg het meest gebruikt worden om aan informatie over de brandweer te komen. Maarliefst vijftien van de achttien respondenten betrekt zijn informatie over de brandweer op deze wijze. Het bevragen van de leden van het AB en DB neemt hier een veel minder prominente plaats in dan bij het Stadsgewest Haaglanden het geval was.
De programmabegroting 2006-2009 van de Brandweer Delft-Rijswijk voldoet met name aan het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen ten aanzien van het SMART formuleren van output (en in mindere mate) outcome en ten aanzien van het in beeld brengen van (nieuwe) taken en de financiėle consequenties daarvan. De andere eisen hebben minder de nadruk, te weten: de mogelijkheden tot efficiencyverbetering; kwaliteitseisen en mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren en; exogene ontwikkelingen die doorwerken in kosten en opbrengsten.
Het is wel duidelijk dat de Brandweer de efficiency- en kwaliteitsslag wil maken, maar dat ze wat dat betreft aan het begin van een proces staat. De programmabegroting verwoordt het zelf zo: U wordt dan ook verzocht dit te beschouwen als een eerste stap waarmee een basis wordt gelegd die in de komende jaren verder geoptimaliseerd en verfijnd zal worden om uiteindelijk een slag te maken naar een kwalitatief goede programmabegroting. Ook uit interviews met betrokken ambtenaren komt naar voren dat de programmabegroting en programmaverantwoording zich nog verder zal ontwikkelen. Overigens heeft de programmabegroting van 2007-2010 eenzelfde opbouw als de begroting van een jaar eerder en is deze wat kwaliteit betreft vrijwel identiek.
Ondanks de voorzichtige bewoordingen uit de programmabegroting 2006-2009 oordelen de respondenten van de raadsenquźte minder verdeeld over de kwaliteit van de brandweerbegrotingen (en andere informatie) dan over de kwaliteit van de begroting en informatie van het Stadsgewest. Twaalf van de respondenten antwoordt positief op de vraag of de informatie van de Brandweer voldoende is om zich een oordeel te vormen over de realisatie van de doelstellingen van de brandweer. Daartegenover menen echter vijf van de respondenten dat de informatie onvoldoende is om tot een oordeel te komen.
Over de tijdigheid van de informatie oordeelt de raad vrij eenduidig: elf van de respondenten menen dat de informatie op tijd komt. Daarvan menen vier respondenten echter wel dat het college en raad te veel tijd kost om op tijd een reactie te formuleren. Twee respondenten oordelen dat de informatie niet tijdig is. Vijf respondenten zeggen niet op tijdigheid te letten.
Uit
de vergaderstukken van het DB van de Brandweer Delft-Rijswijk is op te maken
dat de ontwerpbegroting 2006-2009 op 23 juni 2006 door het DB is vastgesteld.
Uit raadsstukken is af te leiden dat de programmabegroting 2007-2010 op 13
november 2006 naar de raad is gezonden
(de nog te noemen najaarsrapportage spreekt overigens van 6 september). In
beide gevallen wordt de vastgelegde datum (namelijk 1 maart) ruimschoots
overschreden. Over de vertragingen met de begroting, maar ook vanwege andere
zaken die met de Brandweerfusie samenhangen is echter veelvuldig met college en
raad van de gemeente Delft gecommuniceerd. Ook heeft de Brandweer
raadsvoorlichting georganiseerd in september 2006. Dit verklaart wellicht dat
de respondenten, hoewel vastgelegde data worden overschreden, in meerderheid
toch positief oordelen over de termijnen die aangehouden worden. De informatie
wordt voor hen nog steeds tijdig aangeleverd om zich op tijd een oordeel te
vormen.
De voortgangsrapportages die in het Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen worden gevraagd, worden door de Brandweer Delft-Rijswijk ook naar de raad gestuurd. In het najaar van 2006 is een najaarsrapportage aan de raad van Delft verzonden.
Net als het geval was ten aanzien van het Stadsgewest Haaglanden weet een groot deel van de respondenten niet of er bij het aangaan van de gemeenschappelijke regeling Brandweer Delft-Rijswijk eisen aan de informatievoorziening zijn gesteld (of acht deze vraag niet van toepassing).
De gemeenteraad van Delft is betrokken bij de gemeenschappelijke regeling Brandweer Delft-Rijswijk. Gezien de financiėle knelpunten die zich de afgelopen jaren bij de Brandweer hebben voorgedaan is dit niet verwonderlijk. De fusie heeft nog niet zo lang geleden plaatsgevonden en de ontvlechting is nog steeds niet helemaal rond. Dit vergt de aandacht van de raad.
Het oordeel over de redenen van samenwerking is behoorlijk eensluidend onder de Delftse raadsleden. Vijftien respondenten geven als reden onder meer dat de samenwerking de dienstverlening en het product verbetert en dertien antwoorden dat de samenwerking een kostenbesparing oplevert. Zoals eerder al werd opgemerkt, controleert de raad deze gemeenschappelijke regeling voornamelijk via de begroting en andere stukken die hij van de Brandweer ontvangt en minder via haar leden in het AB en DB. Opvallend is dat er in tegenstelling tot wat bij het Stadsgewest het geval was door de Brandweer actief geļnformeerd wordt in de richting van de raad. Nogmaals, verwonderlijk is dit niet gezien de omstandigheden rond de ontvlechting van de Brandweerorganisatie.
De vraag naar de daadwerkelijk sturende rol van de raad is ook nu niet zomaar te beantwoorden. Hoewel de gemeenschappelijke regeling in dit geval en in tegenstelling tot het Stadsgewest vrijwillig is aangegaan, is er ook waar het de Brandweer betreft niet erg veel beleidsruimte voor de gemeente c.q. de raad. Ook de Brandweer houdt zich immers vooral bezig met het uitvoeren van haar wettelijke taak. Daar komt nog bij dat het aansturen van de Brandweer allereerst een bevoegdheid van de burgemeester is.
De sturing door de raad richt zich in het Delftse geval vooral op de afwikkeling van de fusie en het creėren van een gezonde uitgangspositie voor de nieuwe brandweerorganisatie. Over de vraag of het doel van de fusie gerealiseerd is (kostenbesparing en verbetering van de dienstverlening) is de raad ook hier verdeeld, zij het in mindere mate dan ten aanzien van dezelfde vraag over het Stadsgewest. Ongeveer de helft van de respondenten meent dat het doel van samenwerking in de gemeenschappelijke regeling volledig of ten dele is gerealiseerd. Drie respondenten denken dat dit slechts beperkt of in het geheel niet het geval is. Toch is ook de ontwerpbegroting 2007-2010 van de Brandweer Delft-Rijswijk op 30 november als hamerstuk de raad gepasseerd. Ook in de commissievergadering Wijk, Verkeer & Beheer van 16 november 2006 is de begroting niet besproken, maar op de lijst niet te bespreken stukken geplaatst.
|
Beleidskader |
Informatievoorziening |
Sturing door de raad |
|
-
De gemeente wordt door de burgemeester en
een wethouder vertegenwoordigd in de besturen. -
Beleidskader bevat bepalingen over
informatievoorziening en verantwoording (conform Wgr). -
Beleidskader bevat bepalingen over
ontwerpbegrotingen. |
-
De reguliere P & C documenten komen te
laat. -
Dit leidt tot het incidenteel versturen van
stukken. -
De raad is hier actief bij betrokken en
ervaart dit in dit geval niet als een probleem. -
De brandweer verzorgt voorlichtingsbijeenkomsten,
op verzoek van de burgemeester. |
-
De raad is actief betrokken geweest bij de
fusie. -
De raad is actief betrokken, o.a. bij
herijking financiėle relatie. -
De ontwerpbegroting wordt niet als
sturingsmoment aangegrepen. -
Inhoudelijke beleidsvrijheid en sturingsmogelijkheden
zijn beperkt. |
De brandweerkorpsen van Rijswijk en Delft zijn in 2004 gefuseerd. Bij het traject om tot samenwerking te komen is de raad actief betrokken geweest. Momenteel zit de brandweer nog in de naweeėn van het fusietraject. Als gevolg hiervan is de reguliere cyclus verstoord. Waarborgen die in opzet zijn gecreėerd bieden in dit geval (nog) geen garantie voor een adequate informatievoorziening. Althans niet tijdig ten opzichte van de in de regeling en in het begrotingskader vastgelegde bepalingen. Een en ander leidt er echter niet toe dat de raadsleden zich ook onvoldoende geļnformeerd weten om zich een oordeel te vormen over de mate waarin doelstellingen worden gerealiseerd.
Het vermoeden bestaat dat de actieve informatievoorziening vanuit de brandweer, buiten de reguliere cyclus om, hier credit aan is. De rekenkamer concludeert dat formele borging van informatievoorziening in de tekst van de gemeenschappelijke regeling in dit geval nog geen garantie is voor naleving ervan. Met name in de aanloopfase en beginperiode van een verbonden partij kunnen (tijdelijk) andere wijzen van informeren ook leiden tot een voldoende geļnformeerde raad. Op lange termijn zullen echter de bepalingen, vastgelegd in de regeling, leidend moeten worden.
Conclusies
De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt:
Heeft de gemeenteraad zich verzekerd van voldoende inzicht in de mate waarin deelname aan een verbonden partij leidt tot de beoogde resultaten?
Op basis van het verrichte
onderzoek naar het algemeen beleidskader (hoofdstuk 3) en naar het Stadsgewest
Haaglanden (hoofdstuk 4) en naar de Brandweer Delft-Rijswijk (hoofdstuk 5)
kunnen we een algemene conclusie trekken:
De raad van Delft
heeft zich in opzet verzekerd van voldoende inzicht in de mate waarin deelname
aan een verbonden partij leidt tot de beoogde resultaten. De raad benut het
formeel verzekerde inzicht echter onvoldoende om daadwerkelijk voldoende
inzicht te hebben in de mate waarin deelname aan verbonden partijen leidt tot
beoogde resultaten. Hiermee ontbreekt
het de raad niet zozeer aan de noodzakelijke, als wel aan de voldoende
voorwaarde om tot een adequate invulling van zijn kaderstellende en
controlerende taken te komen.
Beleidskader
De gemeente Delft beschikt over een goede, complete nota deelnemingen waarin alle belangrijke themas rond verbonden partijen worden behandeld. Met deze nota beschikt de gemeenteraad van Delft over een kader dat een goede evaluatie van deelname in verbonden partijen mogelijk maakt, maar dat ook duidelijke eisen stelt aan informatie- en verantwoordingsdocumenten die afkomstig zijn van verbonden partijen. Bovendien heeft de nota zijn functie op een ander vlak al deels bewezen, namelijk ten aanzien van de kwaliteit van de paragraaf verbonden partijen in begroting en jaarrekening. Deze is de afgelopen jaren verbeterd en biedt de raadsleden aldus meer dan voorheen inzicht in de mate waarin de deelname van verbonden partijen leidt tot de beoogde resultaten. Kanttekening hierbij is dat in de paragraaf het openbaar belang van de verbonden partijen nog duidelijker weergegeven zou moeten worden.
Casestudies
Uit de eerste casestudy van dit onderzoek naar het Stadsgewest Haaglanden blijkt dat een beleidskader alléén nog niet alles is. Ondanks dit kader is het oordeel van de raadsleden over de informatievoorziening van deze verbonden partij zeer wisselend. De bestuurders van deze gemeenschappelijke regeling ontvangen de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het Stadsgewest, maar de overige raadsleden niet. De primaire bron van informatie is het (incidenteel) bevragen van de bestuursleden en de begroting van het Stadsgewest is in de raad een hamerstuk. Dit kan er mee te maken hebben dat het hier een wettelijk verplichte gemeenschappelijke regeling betreft ten aanzien waarvan de raadsleden het gevoel hebben maar weinig te kunnen sturen. In zeker zin is dit ook zo; getalsmatig is Delft er één van de negen en op de verschillende beleidsterreinen is de beleidsvrijheid voor de gemeente zeer beperkt. Toch blijkt dat wanneer de deelnemende gemeenten in gezamenlijkheid iets willen, zij dit ook voor elkaar kunnen krijgen. Een voorbeeld hiervan is het in de gemeenten vastgestelde Begrotingskader Gemeenschappelijke regelingen. Hierin hebben de deelnemende gemeenten extra eisen gesteld aan de informatie en verantwoording vanuit het Stadsgewest.
De tweede casestudy van dit onderzoek naar de Brandweer Delft-Rijswijk toont aan dat waar de Delftse raad meer betrokken is bij de gemeenschappelijke regeling hij, ondanks dat de reguliere P&C cyclus verstoord is, ook meer tevreden is over de informatievoorziening. De raad is actief betrokken geweest bij de fusie en is vanuit die betrokkenheid ook nog steeds alert op de herijking van de financiėle relatie. Ook hier wordt de begroting van de gemeenschappelijke regeling echter niet als aanleiding gebruikt om als raad te sturen. In dit geval wordt dat wellicht verklaard uit de betrokkenheid bij en daarmee kennis over bij de verbonden partij die er vanwege de fusieperikelen sowieso al was. De begroting zal niet als verrassing gekomen zijn en zal ook niet opeens het moment geweest zijn om als raad in actie te komen. Formeel gesproken doen de inhoudelijke beleidsvrijheid en beperkte mogelijkheden tot raadssturing ten aanzien van de brandweer in beperktheid wel iets, maar niet zeer veel onder voor die van het Stadsgewest. Dat zou aanknopingspunten kunnen bieden tot verbetering van betrokkenheid van de raad bij het Stadsgewest.
Ondanks dat de raad zich ten aanzien van de Brandweer Delft-Rijswijk actiever opstelt dan ten aanzien van het Stadsgewest het geval is, is hier de conclusie dat de raad zich relatief passief opstelt in zijn controlerende en kaderstellende taak ten opzichte van de beide verbonden partijen. Hierbij moet bedacht worden dat met de samenwerking in beide verbonden partijen een publiek belang gediend is. De controlerende en kaderstellende taak van de raad dient niet slechts het doel de verbonden partijen aan te sturen, maar fungeert ook als de democratische legitimatie van het beleid dat in de verbonden partijen wordt vormgegeven. Alleen al uit dit oogpunt acht de Delftse rekenkamer het belangrijk dat aan het publieke belang ook publieke aandacht wordt besteed.
Aanbevelingen
Beleidskader
Completeer het algemeen beleidskader met een evaluatiebepaling zoals hierboven werd aangegeven. Maar zoals reeds werd opgemerkt en zoals uit de casestudies is gebleken: een goed beleidskader is nog niet alles. Om het formeel verzekerde inzicht ook daadwerkelijk te benutten, dient de raad ten aanzien van de verbonden partijen alert te blijven en de betrokken bestuurders ook te blijven wijzen op het kader dat vastligt.
Overigens moet hierbij gezegd worden dat, nu het kader er ligt, het een verplichting van het college en de verbonden partijen zelf is om zich met name waar het de informatievoorziening betreft aan dit kader te houden. Dit betekent dat de raad allereerst actief geļnformeerd dient te worden. Het positieve effect hiervan blijkt uit de relatieve tevredenheid van de raadsleden over de informatievoorziening van de Brandweer.
Rol gemeenteraad
Daarnaast en vervolgens is het aan de raad om voortdurend verbonden te blķjven met partijen die op relatieve afstand publieke taken uitvoeren. Dit betekent dat de raad zich vanuit zijn democratische verantwoordelijkheid actief en alert op dient te stellen, ook waar er formeel maar weinig te sturen valt. De Delftse rekenkamer meent dat het een alerte raad past om niet alleen incidenteel, maar ook duurzaam inzicht te hebben in de realisatie van doelstellingen van samenwerking in verbonden partijen. Waar dit duurzame inzicht er ondanks formele waarborgen niet is, dient de raad naleving van bestaande kaders af te dwingen of nieuwe kaders te stellen waardoor dit inzicht mogelijk wordt.
Concreet betekent dit dat de raad zich bewuster zou kunnen bezighouden met het uiten van zienswijzen wanneer daarom vanuit de verbonden partijen wordt gevraagd. De behandeling van begroting en jaarstukken van een verbonden partij van de gemeente Delft vormt een moment dat zich ervoor leent dat de raad niet alleen zijn inzicht toetst, maar ook de kwaliteit van de informatievoorziening waarop hij zijn inzicht baseert. Dit dus om de naleving van bestaande kaders af te dwingen of om naderhand nieuwe kaders te kunnen stellen waardoor duurzaam inzicht in de verbonden partij mogelijk wordt.
Ook wanneer er ten aanzien van het in de verbonden partij gevoerde beleid weinig gemeentelijke beleidsvrijheid bestaat, heeft de raad nog steeds de belangrijke verantwoordelijkheid dat zij dit beleid al of niet legitimeert. Deze verantwoordelijkheid blijft bestaan, ook als er bij een verbonden partij ontwikkelingen gaande zijn waardoor de reguliere informatievoorziening stokt.
Gemeenten hebben bepaalde verwachtingen van hun deelname aan een verbonden Partij. Een gemeente wil door samenwerken of door privatiseren iets bereiken wat haar zelfstandig niet, of niet tegen aanvaardbare kosten, lukt. Het is een taak van de gemeenteraad om kaders te stellen ten aanzien van deelname aan verbonden partijen. In algemene zin kan de raad kaders stellen in een Nota verbonden partijen, in de paragraaf verbonden partijen en in de financiėle verordening. De raad kan hierin bijvoorbeeld vastleggen op welke wijze hij geļnformeerd wil worden over de voortgang. In specifieke gevallen stelt de raad kaders door bij een besluit tot deelname zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken, alvorens het college tot deelname besluit[3]. De dagelijkse aansturing van een verbonden Partij wordt sinds de dualisering in veel gemeenten als een aangelegenheid van het college gezien.
Het is van belang dat gemeenteraden op de hoogte zijn of de verwachtingen waar worden gemaakt, binnen de door hen gestelde kaders. Omdat de uitvoering van gemeentelijke taken (in meer of in mindere mate) bij de verbonden partijen komt te liggen, is het belangrijk dat de gemeenteraad zich verzekert van een goede sturings- en verantwoordingsrelatie met de betreffende Verbonden Partij. Een goed algemeen beleidskader kan hieraan bijdragen.
Voorbeeld
Stel, uw gemeente heeft besloten om bij de uitvoering van de milieutaken samen te werken met een buurgemeente. Gezamenlijk is er een gemeenschappelijke regeling opgericht. De voornaamste reden om samenwerking te zoeken was een te verwachten efficiencyvoordeel door het vergroten van de schaal. Heeft de gemeenteraad van uw gemeente toegang tot informatie waarmee hij kan beoordelen of samenwerking ook daadwerkelijk tot een efficiėntere uitvoering heeft geleid?
Algemeen beleidskader
Het onderzoek heeft zich in eerste instantie gericht op de kwaliteit van het vigerende algemeen beleidskader. Het algemeen beleidskader is onder andere getoetst aan de wettelijke eisen die het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de Gemeentewet daaraan stelt.
Casestudy
Daarnaast is een casestudy verricht naar het Stadsgewest Haaglanden en de Brandweer Delft-Rijswijk dit zijn twee van de verbonden partijen waarin de gemeente participeert. Er is onderzocht wat de verwachtingen bij de gemeenteraad waren op het moment dat tot deelname werd besloten (om welke redenen werd/wordt samenwerking wenselijk geacht?), in hoeverre die verwachtingen zijn waargemaakt en op welke wijze de raad hierover is geļnformeerd.
Het onderzoek is in de tijd afgebakend. Bij de bestudering van dossiers is niet verder terug gegaan dan het jaar 2004. Het meest recente afgesloten jaar dat is onderzocht is 2005 (ook jaarverslag aanwezig). Tot slot is ook naar de meeste recente stukken gekeken (o.a. programmabegroting 2007).
Verder zijn alleen de verwachtingen van de gemeenteraad in kaart gebracht en richtte het onderzoek zich op de mate waarin de gemeenteraad is geļnformeerd over de voortgang. De wijze waarop het college stuurt en toezicht houdt, viel buiten het bereik van dit onderzoek. De Lokale Rekenkamer heeft het toetsingskader vastgesteld dat bij dit onderzoek als uitgangspunt dienden. Omwille van het doel de onderzoeken ook onderling te kunnen vergelijken, is een generiek toetsingskader gehanteerd.
Het onderzoek was opgedeeld in een aantal fasen. Een van de stappen bestond uit de beoordeling van het algemeen beleidskader. Zowel het algemene beleidskader van de gemeente ten aanzien van verbonden partijen als een deel van het specifieke kader zijn bestudeerd en getoetst aan het normenkader. Deze fase van het onderzoek bestond grotendeels uit een bestudering van de dossiers.
Vervolgens zijn er twee verbonden partij geselecteerd voor een verdiepingsslag. Van deze partij is op basis van een beperkte dossierstudie (raadsvoorstel, gemeenschappelijke regeling, statuten) een interview met een ambtelijke sleutelfiguur van de geselecteerde verbonden partij en een digitale enquźte onder gemeenteraadsleden een analyse gemaakt van de verwachtingen.
Op basis van de beoordeling van de beleidskaders is een eindrapportage opgemaakt. In deze rapportage is het onderzochte beleidskader gespiegeld aan de beoordelingen van de andere deelnemende gemeenten en is verslag gedaan van de casestudy. Ook is een handreiking ter beschikking gesteld met daarin goede voorbeelden uit de deelnemende gemeenten. De eindrapportage is voor ambtelijk en bestuurlijk hoor en wederhoor voorgelegd aan de gemeente.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) luidt:
Het doel van deze wet is om regionale samenwerking tussen overheden te faciliteren. In de wet zijn ook enkele bepalingen opgenomen ten aanzien van de verantwoording en informatievoorziening aan de gemeenteraad.
Besluit Begroting en Verantwoording
provincies en gemeenten
Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) behoort een gemeente in de programmabegroting de paragraaf “verbonden partijen“ op te nemen (artikel 15). In deze paragraaf worden de visie op en beleidsvoornemens rond verbonden partijen weergegeven. Deze paragraaf dient tevens terug te komen in het jaarverslag. Het is voor het inzicht van raden van belang dat de relatie tussen verbonden partijen en het publiek belang, zoals geconcretiseerd in de programmas, op hoofdlijnen wordt aangegeven. De memorie van toelichting bij het BBV maakt duidelijk dat het in de paragraaf dient te gaan om hoofdlijnen. Een uitgebreide lijst van verbonden partijen maakt onderdeel uit van de productenrealisatie (artikelen 67 en 69 BBV). Deze lijst voorziet in informatie over de locatie, het openbaar belang, het resultaat van de verbonden partij en de veranderingen tijdens het begrotingsjaar zowel van beleid als van vermogen van de verbonden partij. Het betreft uitvoeringsinformatie van het college die voor zowel raad als derden relevant kan zijn.
Financiėle verordening
Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat van de raad wordt verwacht dat hij in een verordening de uitgangspunten voor het financiėle beleid, de regels voor het financiėle beheer en de regels voor de inrichting van de financiėle organisatie vastlegt. In deze verordening kan nadere regelgeving over verbonden partijen worden opgenomen. De raad kan bijvoorbeeld ook het college opdragen een nota verbonden partijen op te stellen. De raad creėert hier als het ware de mogelijkheden om te kunnen sturen en te beschikken over de informatie om te kunnen controleren. De raad van Delft heeft in de financiėle verordening ten aanzien van verbonden partijen enige bepalingen opgenomen.
Afweging tot deelname
Van het gemeentebestuur mag worden verwacht dat het de risicos ten aanzien van verbonden partijen zo goed mogelijk beheerst. Dit betekent in eerste instantie dat er een goede afweging wordt gemaakt om voor uitvoering van beleid door deelneming aan verbonden partijen te kiezen. Gezien de risicos die verbonden partijen met zich brengen dienen de voordelen substantieel te zijn. De optie van deelneming aan een verbonden partij moet hierbij worden afgewogen tegen de opties uitvoering in eigen beheer en uitbesteding.
De overweging die hierbij centraal dient te staan is of door deelname aan een verbonden partij de gemeentelijke doelen het best gerealiseerd worden en of dit op de meest efficiėnte manier zal gebeuren. Het publieke belang moet gediend worden met de gemeentelijke deelname aan een verbonden partij. Het is van belang dat het bestuur van de gemeente bij de afweging tot deelname helder voor ogen heeft wat het wil bereiken met de deelname. Dit beoogde doel moet een centrale plaats krijgen in de gemeenschappelijke regeling.
Verankering van sturing
Indien op basis van deze afweging wordt gekozen voor deelname aan een verbonden partij, moeten taken en bevoegdheden tussen verbonden partij en gemeente goed worden vastgelegd. Hoe verder op afstand gemeentelijke taken zijn gezet, hoe beter de sturing geregeld moet zijn. Het algemene doel dat de verbonden partij kent, kan door de verschillende partijen op verschillende manieren worden uitgelegd of zelfs door de verbonden partij naast zich neer worden gelegd. Om te garanderen dat de regeling voldoet en zal blijven voldoen aan de eisen van de deelnemende gemeente, dienen ook hoofd- en subdoelen helder te worden vastgelegd.
Het is van belang dat de gemeenteraad algemene uitgangspunten op dit gebied vastlegt. Zeker voor een gemeente die voor een aanzienlijk deel is aangewezen op samenwerking, is dat van essentieel belang. De raad kan bijvoorbeeld in een nota zichzelf kaders opleggen rond het aangaan van een relatie met een verbonden partij en opnemen welke toezichthoudende en bestuurlijke verantwoordelijkheden de gemeente heeft. Op deze wijze verplicht de gemeenteraad zich tot een heldere rol- en doelomschrijving, wat ook een beter inzicht geeft in de sturingsmogelijkheden voor de raad.
Verankering van verantwoording
De volgende stap is om als gemeente voorwaarden te scheppen waarmee de sturing wordt beheerst. Een gemeente verkrijgt grip als ze inzicht heeft in het behalen van de doelen en in de besteding van het geld. Voor een beheerste sturing is het van belang dat inzichtelijk is wat er van de verbonden partijen verwacht kan worden en wat daar de financiėle consequenties van zijn. Afspraken rond het omgaan met risicos horen erbij. Indien de gemeenteraad zijn doelen wil wijzigen, is het zowel voor de partij als voor de raad van belang inzichtelijk te hebben wat de financiėle implicaties hiervan zijn. Een verbonden partij krijgt zo reėle kaders of doelstellingen aangereikt en de gemeenteraad zal niet met onvoorziene financiėle risicos worden geconfronteerd.
Het is van belang dat het gemeentelijk apparaat tijdig stukken krijgt aangereikt van de regeling, zodat de organisatie de tijd heeft om een advies voor de bestuurlijk vertegenwoordiger op te stellen. Met de juiste informatie verbetert ook de kwaliteit van sturing door deze persoon binnen het bestuur.
Verankering van toezicht
Het bewaken van het doelmatig functioneren van een verbonden partij, wordt niet alleen bereikt door het opleggen van verplichtingen aan de regeling. De gemeente dient actief toezicht te houden en de verbonden partij te controleren. Dit wordt mogelijk gemaakt door een georganiseerde informatieoverdracht vanuit de ambtelijke organisatie naar de vertegenwoordiger van de gemeente in het bestuur. Kwalitatief toezicht wordt gewaarborgd door zowel beleidsinhoudelijke, als financiėle medewerkers naar de informatiestukken te laten kijken om te bezien of er afwijkingen zijn. Het is essentieel dat de gemeente genoeg kennis bezit om als opdrachtgever goed te kunnen sturen en toezicht te houden.
College - Het doel van deelname aan een verbonden partij is het uitvoering geven aan gemeentelijk beleid. In het duale stelsel is het de taak van het college om te beslissen hoe, binnen de door de raad gestelde kaders, uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid. In principe ligt de beslissing tot deelname aan een privaatrechtelijke verbonden partij bij het college. Ten aanzien van deelname aan publiekrechtelijke verbonden partijen (meestal gemeenschappelijke regelingen) dient in de meeste gevallen de raad een besluit te nemen of instemming te verlenen.
Als de verbonden partij eenmaal functioneert, is het de taak van het college toezicht te houden op de uitvoering, prestaties, kosten en risicobeheersing. Dit wordt beter mogelijk naarmate de bestuurder inzicht krijgt in de verbonden partij. De afgevaardigde bestuurder dient de raad actief te informeren over de activiteiten en prestaties van de verbonden partij en hij dient aan de verbonden partij de kaders van de raad te communiceren.
Figuur 3‑1 Rolverdeling tussen raad en college bij verbonden partijen
Gemeenteraad - Het is meestal het college dat voorstelt deel te nemen aan een verbonden partij, maar het is de taak van de raad aan te geven wat de kaders zijn en wat de publieke taak is die de verbonden partij gaat uitvoeren. Deze kaders blijken uit algemene sturingsdocumenten, zoals de programmabegroting en beleidsnotas. Hier stelt de raad vast welke doelen er gerealiseerd moeten worden. Zijn deze doelen niet vastgelegd, dan is een verbonden partij in feite een lege huls. Wil een raad dus kunnen sturen op een regeling, dan dient hij vooraf het doel te hebben bepaald[4].
Als het doel is bepaald, is het aan de raad om toe te zien op de realisatie van de doelen. In het BBV is bepaald welke informatie de raad in ieder geval dient te ontvangen, bijvoorbeeld via de paragraaf verbonden partijen in de begroting en jaarstukken. De wet maakt het verder mogelijk voor de raad om eisen in de financiėle verordening op te nemen ten aanzien van de informatie die hij verder wenst te ontvangen. Bijvoorbeeld rond de beschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de gemeenschappelijke regeling.
Ook kan de raad door middel van een standaard format voor de paragraaf verbonden partijen vastleggen hoe hij wenst dat de informatie gepresenteerd wordt. Daarnaast kan de raad aangeven of hij tussentijdse rapportages wenst te ontvangen en met welke frequentie. Standaardeisen rond het voorleggen van de begroting en wijzigingen van de regeling dienen te zijn vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling zelf (of de statuten), zoals het aanbieden van de conceptbegroting aan de raad zodat zij hierop zienswijzen kunnen indienen. Specifieke kaders kunnen door de raad per verbonden partij worden gesteld.
Daarnaast heeft de raad een controlerende rol. De raad zal willen controleren of de verbonden partij de gemeentelijke taak conform de gestelde kaders uitvoert en of het college dit bewaakt en, zo nodig, bijstuurt. De gemeentelijke begroting en het jaarverslag vormen de natuurlijke aangrijpingspunten voor deze controle.
De leden van de gemeenteraad van Delft zijn in februari per e-mail verzocht onderstaande vragenlijst in de te vullen. De raadsleden hadden twee weken de tijd om te reageren, leden die na één week nog niet hadden gereageerd hebben een herinneringsmail gekregen. Van de vijfendertig raadsleden hebben er achttien de vragenlijst ingevuld (51%). Één van de respondenten heeft aangegeven dat de enquźte onvoldoende voldeed om de vragen adequaat te beantwoorden.
1 |
Sinds wanneer
bent u raadslid? |
18 |
|
|
Ik ben raadslid sinds de huidige
raadsperiode. |
10 |
55,60% |
|
Ik ben raadslid sinds de vorige
raadsperiode. |
4 |
22,20% |
|
Ik was al raadslid voor de vorige
raadsperiode. |
4 |
22,20% |
|
|
|
|
2 |
Op welke manier
bent u betrokken bij een gemeenschappelijke regeling of ander type verbonden
partij? |
17 |
|
|
Ik ben lid van het Algemeen Bestuur of
Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. |
2 |
11,80% |
|
Ik ben lid van het Algemeen Bestuur of
Dagelijks Bestuur van de Brandweer Delft-Rijswijk. |
0 |
0,00% |
|
Ik ben lid van het Algemeen Bestuur of
Dagelijks Bestuur van een andere gemeenschappelijke regeling. |
1 |
5,90% |
|
Ik ben bestuurslid van een ander type
verbonden partij. |
0 |
0,00% |
|
Ik ben géén lid van het bestuur van een
verbonden partij. |
15 |
88,20% |
|
|
|
|
3 |
Waarvoor
gebruikt u de paragraaf verbonden partijen? |
18 |
|
|
De paragraaf geeft mij een overzicht
van welke verbonden partijen er zijn voor mijn gemeente. |
8 |
44,40% |
|
In de paragraaf staat het beleid dat
onze gemeente voorstaat ten aanzien van verbonden partijen. |
2 |
11,10% |
|
In de paragraaf Verbonden Partijen
bepaalt onze raad de resultaten die worden verwacht van de samenwerking in
verbonden partijen. |
1 |
5,60% |
|
De paragraaf is een verplichte
paragraaf, maar ik kan er niets mee. |
2 |
11,10% |
|
Ik gebruik of lees de paragraaf niet of
nooit. |
6 |
33,30% |
|
Anders, nl. |
1 |
5,60% |
|
nvt |
|
|
|
|
|
|
4 |
Wat is de reden
dat uw gemeente géén nota verbonden partijen opgesteld heeft? |
18 |
|
|
Onze raad heeft daar geen behoefte aan. |
0 |
0,00% |
|
Het college heeft aangegeven dat het
voor onze gemeente niet noodzakelijk of niet wenselijk is. |
2 |
11,10% |
|
Het college werkt aan een nota
verbonden partijen. |
2 |
11,10% |
|
Onze raad heeft er (meermalen) om
gevraagd, maar het college heeft nog geen nota geschreven. |
5 |
27,80% |
|
Weet niet / NvT |
9 |
50,00% |
|
Anders, nl. |
0 |
0,00% |
|
|
|
|
5 |
In hoeverre
bent u bekend met het Stadsgewest Haaglanden? |
17 |
|
|
Deze komt mij niet bekend voor. |
0 |
0,00% |
|
Ik ken de naam, maar weet niet precies
wat deze verbonden partij doet. |
1 |
5,90% |
|
Ik ken de naam en ben redelijk bekend
met wat deze verbonden partij doet. |
9 |
52,90% |
|
Ik ben goed bekend met deze verbonden
partij. |
7 |
41,20% |
|
|
|
|
6 |
Weet u ook
waarom de gemeente deelneemt in het Stadsgewest Haaglanden? |
18 |
|
|
Deze samenwerking levert
kostenbesparing op. |
5 |
27,80% |
|
Samenwerking verbetert de
dienstverlening / het product. |
8 |
44,40% |
|
Door samenwerking kunnen we iets
realiseren dat we alleen niet zouden kunnen. |
12 |
83,30% |
|
Anders, nl. |
2 |
11,10% |
|
OVERBODIG |
|
|
|
historisch
gedwongen samenwerkingsverband na niet doorgaan plan stadsprovincie |
|
|
|
|
|
|
7 |
Hoe komt u aan
uw informatie om te beoordelen of het doel van de samenwerking in het
Stadsgewest Haaglanden wordt gerealiseerd? |
18 |
|
|
Die haal ik uit de begroting en
jaarstukken van mijn gemeente. |
5 |
27,80% |
|
Die haal ik uit stukken die het
Stadsgewest Haaglanden aan de raad stuurt. |
6 |
33,30% |
|
Ik stel daarover vragen aan de
wethouder. |
3 |
16,70% |
|
Ik bevraag in een raads- of
commissievergadering onze bestuurlijk vertegenwoordiger in het AB of DB van
het Stadsgewest Haaglanden. |
9 |
50,00% |
|
Deze informatie krijg/heb ik niet |
3 |
16,70% |
|
Anders, nl. |
4 |
22,20% |
|
Ik krijg de
stukken direct, want ik ben namens Delft vertegenwoordiger in de delegatie
van onze gemeente in het AB van Haaglanden |
|
|
|
een
fractiegenoot zit in het bestuur |
|
|
|
Fractie laat
zich informeren. |
|
|
|
eigen
informatie via site van haaglanden |
|
|
|
|
|
|
8 |
Heeft u aan
deze informatie voldoende om een oordeel te kunnen vormen over de realisatie
van het doel van de samenwerking in het Stadsgewest Haaglanden? |
18 |
|
|
Ja, ik heb daar voldoende aan om een
afgewogen oordeel te vormen. |
4 |
22,20% |
|
Ja, ik kan daarmee in grote lijnen een
oordeel vellen. |
5 |
27,80% |
|
Nee, ik krijg eigenlijk net te weinig
informatie om een oordeel te vormen. |
4 |
22,20% |
|
Nee, ik kan er geen oordeel mee vellen. |
4 |
22,20% |
|
Ik heb geen idee, ik let daar niet zo
op. |
1 |
5,60% |
|
|
|
|
9 |
Krijgt u de
informatie van het Stadsgewest Haaglanden voldoende tijdig om hier als raad
op te kunnen reageren? |
18 |
|
|
Ja, we kunnen vrijwel altijd op tijd
reageren. |
2 |
11,10% |
|
Ja, maar het kost het college en/of de
raad te veel tijd om op tijd met een reactie te komen. |
5 |
27,80% |
|
Nee, er is altijd te weinig tijd tussen
het ontvangen van de informatie en het tijdstip waarop de reactie moet zijn
gegeven. |
8 |
44,40% |
|
Wij reageren nooit op informatie van
het Stadsgewest Haaglanden. |
1 |
5,60% |
|
Ik heb geen idee, ik let daar niet zo
op. |
2 |
11,10% |
|
|
|
|
10 |
Heeft uw raad
bij het aangaan van de samenwerking in het Stadsgewest Haaglanden eisen
gesteld ten aanzien van de informatievoorziening? |
18 |
|
|
Nee, de raad heeft geen eisen gesteld. |
1 |
5,60% |
|
Nee, er is wel over gesproken, maar de
raad heeft geen eisen gesteld. |
1 |
5,60% |
|
Ja, de raad heeft wel eisen gesteld,
maar ze zijn niet ingewilligd. |
3 |
16,70% |
|
Ja, de raad heeft eisen gesteld en ze
zijn ingewilligd. |
3 |
16,70% |
|
Weet niet / NvT |
10 |
55,60% |
|
|
|
|
11 |
Wordt volgens u
het doel van de samenwerking in het Stadsgewest Haaglanden gerealiseerd? |
18 |
|
|
Ja, volledig. |
1 |
5,60% |
|
Ja, ten dele. |
8 |
44,40% |
|
Nee, slechts beperkt. |
3 |
16,70% |
|
Nee, helemaal niet. |
2 |
11,10% |
|
Ik heb geen idee, ik heb me daar niet
in verdiept. |
3 |
16,70% |
|
Ik heb geen idee, ik heb daarover te
weinig informatie. |
1 |
5,60% |
|
|
|
|
12 |
In hoeverre
bent u bekend met de Brandweer Delft-Rijswijk? |
18 |
|
|
Deze komt mij niet bekend voor. |
0 |
0,00% |
|
Ik ken de naam, maar weet niet precies
wat deze verbonden partij doet. |
3 |
16,70% |
|
Ik ken de naam en ben redelijk bekend
met wat deze verbonden partij doet. |
10 |
55,60% |
|
Ik ben goed bekend met deze verbonden
partij. |
5 |
27,80% |
|
|
|
|
13 |
Weet u ook
waarom de gemeente deelneemt in de Brandweer Delft-Rijswijk? |
18 |
|
|
Deze samenwerking levert
kostenbesparing op. |
13 |
72,20% |
|
Samenwerking verbetert de
dienstverlening / het product. |
15 |
83,30% |
|
Door samenwerking kunnen we iets
realiseren dat we alleen niet zouden kunnen. |
2 |
11,10% |
|
Anders, nl. |
0 |
0,00% |
|
|
|
|
14 |
Hoe komt u aan
uw informatie om te beoordelen of het doel van de samenwerking in de
Brandweer Delft-Rijswijk wordt gerealiseerd? |
18 |
|
|
Die haal ik uit de begroting en
jaarstukken van mijn gemeente. |
7 |
38,90% |
|
Die haal ik uit stukken die de
Brandweer Delft-Rijswijk aan de raad stuurt. |
9 |
50,00% |
|
Ik stel daarover vragen aan de
wethouder. |
2 |
11,10% |
|
Ik bevraag in een raads- of
commissievergadering onze bestuurlijk vertegenwoordiger in het AB of DB van
de Brandweer Delft-Rijswijk. |
3 |
16,70% |
|
Deze informatie krijg/heb ik niet |
3 |
16,70% |
|
Anders, nl. |
0 |
0,00% |
|
|
|
|
15 |
Heeft u aan
deze informatie voldoende om een oordeel te kunnen vormen over de realisatie
van het doel van de samenwerking in de Brandweer Delft-Rijswijk? |
18 |
|
|
Ja, ik heb daar voldoende aan om een
afgewogen oordeel te vormen. |
0 |
0,00% |
|
Ja, ik kan daarmee in grote lijnen een
oordeel vellen. |
12 |
66,70% |
|
Nee, ik krijg eigenlijk net te weinig
informatie om een oordeel te vormen. |
2 |
11,10% |
|
Nee, ik kan er geen oordeel mee vellen. |
3 |
16,70% |
|
Ik heb geen idee, ik let daar niet zo
op. |
1 |
5,60% |
|
|
|
|
16 |
Krijgt u de
informatie van de Brandweer Delft-Rijswijk voldoende tijdig om hier als raad
op te kunnen reageren? |
18 |
|
|
Ja, we kunnen vrijwel altijd op tijd
reageren. |
7 |
38,90% |
|
Ja, maar het kost het college en/of de
raad te veel tijd om op tijd met een reactie te komen. |
4 |
22,20% |
|
Nee, er is altijd te weinig tijd tussen
het ontvangen van de informatie en het tijdstip waarop de reactie moet zijn
gegeven. |
1 |
5,60% |
|
Wij reageren nooit op informatie van de
Brandweer Delft-Rijswijk. |
1 |
5,60% |
|
Ik heb geen idee, ik let daar niet zo
op. |
5 |
27,80% |
|
|
|
|
17 |
Heeft uw raad
bij het aangaan van de samenwerking in de Brandweer Delft-Rijswijk eisen
gesteld ten aanzien van de informatievoorziening? |
18 |
|
|
Nee, de raad heeft geen eisen gesteld. |
1 |
5,60% |
|
Nee, er is wel over gesproken, maar de
raad heeft geen eisen gesteld. |
0 |
0,00% |
|
Ja, de raad heeft wel eisen gesteld,
maar ze zijn niet ingewilligd. |
2 |
11,10% |
|
Ja, de raad heeft eisen gesteld en ze
zijn ingewilligd. |
4 |
22,20% |
|
Weet niet / NvT |
11 |
61,10% |
|
|
|
|
18 |
Wordt volgens u
het doel van de samenwerking in de Brandweer Delft-Rijswijk gerealiseerd? |
18 |
|
|
Ja, volledig. |
1 |
5,60% |
|
Ja, ten dele. |
8 |
44,40% |
|
Nee, slechts beperkt. |
1 |
5,60% |
|
Nee, helemaal niet. |
2 |
11,10% |
|
Ik heb geen idee, ik heb me daar niet
in verdiept. |
4 |
22,20% |
|
Ik heb geen idee, ik heb daarover te
weinig informatie. |
2 |
11,10% |
|
|
|
|
19 |
Hoe behandelt
uw raad doorgaans de begroting en jaarstukken van het Stadsgewest Haaglanden? |
18 |
|
|
Die staan op de lijst van ingekomen
stukken en worden alleen besproken als iemand daarom vraagt. |
6 |
33,30% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadscommissie. |
4 |
22,20% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadsvergadering. |
0 |
0,00% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadscommissievergadering én een raadsvergadering. |
4 |
22,20% |
|
Die stukken worden nooit behandeld. |
1 |
5,60% |
|
Weet niet / NvT |
3 |
16,70% |
|
|
|
|
20 |
Wordt uw raad
wel eens op een andere manier dan via een begroting of jaarrekening
geļnformeerd over ontwikkelingen bij het Stadsgewest Haaglanden? |
18 |
|
|
Onze bestuurlijke vertegenwoordiger(s)
in het AB of DB informeren de raad regelmatig over lopende zaken. |
8 |
44,40% |
|
De raad ontvangt regelmatig
voortgangsrapportages. |
3 |
16,70% |
|
De raad wordt geļnformeerd bij bijzondere
omstandigheden of bijzondere ontwikkelingen. |
7 |
38,90% |
|
De raad wordt geļnformeerd als hij of
een van zijn leden daarom vraagt. |
8 |
44,40% |
|
De raad wordt verder niet geļnformeerd
over ontwikkelingen bij het Stadsgewest Haaglanden. |
2 |
11,10% |
|
Anders, nl. |
2 |
11,10% |
|
Informatie van
de Delftse delegatie in raad of commissie |
|
|
|
haljaarlijkse
summiers rapportage van vertegenwoordigers; weinig/late informatie (over
problemen met RegioTaxi nadat) de raad daar om had gevraagd; informatie zowel
vanuit Haaglanden als van de delegatie is zeer beperkt. |
|
|
|
|
|
|
21 |
Hoe behandelt
uw raad doorgaans de begroting en jaarstukken van de Brandweer
Delft-Rijswijk? |
18 |
|
|
Die staan op de lijst van ingekomen
stukken en worden alleen besproken als iemand daarom vraagt. |
6 |
33,30% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadscommissie. |
4 |
22,20% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadsvergadering. |
0 |
0,00% |
|
Die worden altijd besproken in een
raadscommissievergadering én een raadsvergadering. |
4 |
22,20% |
|
Die stukken worden nooit behandeld. |
1 |
5,60% |
|
Weet niet / NvT |
3 |
16,70% |
|
|
|
|
22 |
Wordt uw raad
wel eens op een andere manier dan via een begroting of jaarrekening
geļnformeerd over ontwikkelingen bij de Brandweer Delft-Rijswijk? |
17 |
|
|
Onze bestuurlijke vertegenwoordiger(s)
in het AB of DB informeren de raad regelmatig over lopende zaken. |
3 |
17,60% |
|
De raad ontvangt regelmatig
voortgangsrapportages. |
3 |
17,60% |
|
De raad wordt geļnformeerd bij
bijzondere omstandigheden of bijzondere ontwikkelingen. |
10 |
58,80% |
|
De raad wordt geļnformeerd als hij of
een van zijn leden daarom vraagt. |
4 |
23,50% |
|
De raad wordt verder niet geļnformeerd
over ontwikkelingen bij de Brandweer Delft-Rijswijk. |
1 |
5,90% |
|
Anders, nl. |
2 |
11,80% |
|
via de pers |
|
|
|
Voor zover ik
weet wordt er verder weinig/niet geļnformeerd |
|
|
|
|
|
|
23 |
Zijn er wat u
betreft nog bijzonderheden in uw gemeente ten aanzien van verbonden partijen? |
|
|
|
haaglanden is
een ondemocratisch verlengstuk van het college en niet van de raadbrandweer
delft is gefuseerd |
|
|
|
met rijswijk en
daardoor niet meer controleerbaar, kosten omhoog voordeel onbekend |
|
|
|
Ik ben het niet
eens met de vragenlijst. Het antwoord dat ik zou willen geven zit er vaak
niet bij. Heel irritant! De vragen zijn niet genummerd dus zo kan ik ook niet
aangeven tegen welke vragen ik bezwaar maak! |
|
|