De
raad van de gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het
College van burgemeester en wethouders van
18 september 2007;
gelet
op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
gezien
het advies van de commissie Bestuur en Werk;
b e
s l u i t
vast
te stellen de volgende:
Verordening op
de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2008
(Verordening
onroerendezaakbelastingen Delft 2008).
Artikel 1 Belastingplicht
1.
Onder de naam 'onroerendezaakbelastingen' worden ter zake van
binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a.
een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt,
verder te noemen: gebruikersbelasting;
b.
een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit
of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
2.
Bij de gebruikersbelasting wordt:
a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in
gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik
heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de
belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is
gegeven;
b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor
volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak
ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking
heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie
die zaak ter beschikking is gesteld.
3.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het
kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt
dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt
recht is.
Artikel 2 Belastingobject
1.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld
in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
2.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde
die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is
vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan
delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar
zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
1.
De
heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het
kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
2.
Indien
met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet
van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de
heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de
Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 4 Vrijstellingen
1.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is
geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a.
ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde
cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van
glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van
gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b.
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of
teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel
a bedoelde grond;
c.
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare
eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van
levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige
onroerende zaken die dienen als woning;
d.
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet
van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, met
uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e.
natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen,
heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen
met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend
het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
f.
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per
rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
g.
waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd
door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen,
met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;
h.
werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander
afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige
werken die dienen als woning;
i.
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en
die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
j.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde
eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het
belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de
gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten,
fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
k.
plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in
beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die
dienen als woning;
l.
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van
delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
m.
het ongebouwde eigendom van onroerende zaken die bestemd zijn voor
recreatieve doeleinden.
2.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de
waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen
dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 5 Belastingtarieven
1.
De onroerendezaakbelastingen worden geheven naar de tarieven,
opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2.
Vervallen
Artikel 6 Wijze van heffing
De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1.
De onroerendezaakbelastingen moeten worden betaald binnen twee
maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,--,
doch minder is dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel
van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten
worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na
de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een
maand later.
Artikel 8 Nadere regels door het College van burgemeester
en wethouders
Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven
met betrekking tot de heffing en de invordering van de
onroerendezaakbelastingen.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
1.
De Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2007, laatstelijk
gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 2007, wordt ingetrokken met ingang
van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor
die datum hebben voorgedaan.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking.
3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.
4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening
onroerendezaakbelastingen Delft 2008'.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2007.
De voorzitter,
De griffier,
TARIEVENTABEL
ONROERENDEZAAKBELASTINGEN DELFT 2008
Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.500,- van de
heffingsmaatstaf
a.
bij de gebruikersbelasting €
4,29;
b.
bij de eigenarenbelasting
1.
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen € 2,94;
2.
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 5,37.
Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit
van 8 november 2007 tot vaststelling van de verordening
onroerendezaakbelastingen Delft 2008.
op de verordening onroerendezaakbelastingen
Delft 2008
Verordening
De efficiencyvrijstelling van artikel 5 lid 2 is
komen te vervallen. Ook voor belastingaanslagen van minder dan € 10,- vindt
invordering plaats.
De tekst van artikel 4, eerste lid, onderdeel d, is
aangepast aan de (gelijkluidende) tekst van artikel 220d, eerste lid, onderdeel
d, van de Gemeentewet, zoals deze is gewijzigd met ingang van 1 september 2007.
Tarieven
De tarieven van de onroerendezaakbelastingen zijn
verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 2,4%.
Zodra de resultaten van de
herwaardering van alle onroerende zaken naar waardepeildatum 1 januari 2007
binnen de gemeente bekend zijn, zal een herberekening van de tarieven
plaatsvinden. Mogelijjk zal dit tot gevolg hebben dat de tarieven in
neerwaartse zin worden aangepast, zodanig dat de waardestijging van de
onroerende zaken niet leidt tot een evenredige stijging in de
onroerendezaakbelasting. Deze discussie maakt onderdeel uit van de discussie in
het kader van de Programmabegroting, Financieel beleid bezuinigingen.