Het college van burgemeester en wethouders
van de gemeente Delft, c.q. de burgemeester,
Gelet op artikel 7, vierde lid, van de Wet
werk en bijstand,
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
b.
65-plussers: personen van 65 jaar en ouder en de leden
van hun gezin bedoeld in artikel 4, sub c van de WWB;
Het college van burgemeester en wethouders
verleent aan de Raad van bestuur van de SVB de in artikel 10:9 van de Awb
vereiste toestemming om voor de in artikel 2 bedoelde uitvoering ondermandaat
te verlenen aan ondergeschikten.
Het in artikel 2 genoemde mandaat is nader
uitgewerkt in een uitvoeringsregeling
De SVB verleent door mede-ondertekening van
dit besluit de in artikel 10:4 van de Awb bedoelde instemming.
Dit besluit treedt in werking met ingang van
1 januari 2008
Dit
besluit wordt aangeheeld als de regeling mandaatverstrekking, machtiging en
volmachtverlening aan de SVB.
Gemeente
Delft, dd.
Het
college van burgemeester en wethouders, c.q. de burgemeester,
Secretaris, de
burgemeester
H.G.L.M. Camps G.A.A.
Verkerk
De raad van
bestuur van de SVB,
Op 1 januari 2004
is de WWB ingevoerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
heeft krachtens deze wet opdracht om algemene bijstand te verstrekken aan
rechthebbenden van 65 jaar en ouder. De SVB heeft krachtens de AOW de opdracht
AOW te verstrekken aan rechthebbenden van 65 jaar en ouder.
Veel
rechthebbenden van een gekorte AOW-uitkering hebben ook recht op algemene
bijstand. Er si derhalve sprake van een overlap in de rechthebbenden krachtens
de WWB en de AOW. De gemeente en de SVB hebben de wens te zoeken naar
samenwerking teneinde de dienstverlening aan deze rechthebbenden te verbeteren.
In vervolg op een verkennend onderzoek heeft de SVB samen met een aantal
gemeenten het initiatief genomen om een project te starten waarbij de
uitvoering van de algemene bijstand van 65-plussers wordt geconcentreerd bij
een loket: de SVB.
Primaire
doelstelling is om met de inzet van de bestaande infrastructuur van de SVB de dienstverlening aan de burger
te verbeteren. Subsidiair dient het niet-gebruik van de WWB teruggedrongen te
worden door het actief benaderen van 65-plussers met informatie over het recht
op aanvullende bijstand. Daarnaast dient een vermindering van de
uitvoeringskosten gerealiseerd te worden.
Ten behoeve van de
overdracht heeft het college besloten de uitvoering van de algemene bijstand
aan de SVB te mandateren. Artikel 7, vierde lid van de WWB biedt de juridische
grondslag voor dit mandaat. Uit dit artikel volgt dat het college de uitvoering
van deze wet door derden kan laten verrichten. Uit dit artikel blijkt tevens
dat de vaststelling van de rechten en plichten van de belanghebbende en de
daarvoor noodzakelijke beoordeling van diens omstandigheden alleen aan een
bestuursorgaan kan worden gemandateerd.
In dit artikel
worden enkele begrippen gedefinieerd. Deze definities behoeven geen nadere
toelichting.
De omvang van het
mandaat betreft het gehele proces: aanvraagafhandeling; bestandsbeheer en
betaling; de afhandeling van bezwaarschriften; het verrichten van afdrachten,
inhoudingen en doorbetalingen; vertegenwoordiging in rechte bij (hoger) beroep
en cassatie; handhaving, opsporing en incasso (inclusief het terugvorderen van
ten onrechte betaalde algemene bijstand); klachtenafhandeling;
klantcommunicatie; uitvraag van gegevens; verantwoording en rapportage.
Ten aanzien van de
afhandeling van bezwaarschriften wordt nog het volgende opgemerkt. Uit artikel
10:3, derde lid van de Awb volgt dat het mandaat tot beslissen op bezwaar niet
mag worden verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich
richt, krachtens mandaat heeft genomen. In geval van een mandaat aan een
bestuursorgaan brengt dit met zich mee dat niet dezelfde persoon binnen het
bestuursorgaan zowel in primo als in bezwaar mag beslissen. Uit de literatuur
blijkt dat in een besluit tot ondermandaat geregeld moet worden dat
beslissingen op bezwaar ook daadwerkelijk door een ander worden genomen. Voorts
blijkt uit jurisprudentie dat degene die op het bezwaar beslist niet
ondergeschikt mag zijn aan degene die in primo heeft beslist. Het ondermandaat
besluit van de SVB zal overeenkomstig deze wetgeving en jurisprudentie worden
opgesteld.
Uit de
parlementaire geschiedenis blijkt dat de regeling het niet praktisch achtte om
de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels door de mandataris (in
casu: de SVB) te verbieden. Voorwaarde is wel dat bij de mandaatverlening
expliciet bepaald wordt dat de mandataris deze bevoegdheid heeft. Artikel 3
eerste lid, voorziet in deze bepaling. Om onduidelijkheid ten aanzien van het
geldende beleid te voorkomen is in het tweede lid van artikel 3 bepaald dat de
beleidsregels van de SVB in plaats treden van de beleidsregels die door het
college van burgemeester en wethouders zijn opgesteld.
Onder ondermandaat
wordt verstaan de bevoegdheid van de mandataris om de gemandateerde bevoegdheid
aan een ander door te mandateren. Uit artikel 10:9, eerste lid, van de Awb
blijkt dat voor ondermandaat de toestemming van de oorspronkelijke mandans( in
casu: het college van burgemeester en wethouders) noodzakelijk is. Deze
toestemming kan onmiddellijk bij de mandaatverlening worden toegekend. Artikel
4 voorziet in deze toestemming.
De raad van
bestuur van de SVB zal ondermandaat verlenen middels het Organisatievolmacht en
mandaatbesluit SVB (OVM) overeenkomstig de aan haar opgedragen uitvoeringstaken
van de AOW.
De
uitvoeringsregeling is als bijlage toegevoegd aan de Regeling
mandaatverstrekking aan de SVB. In de uitvoeringsregeling worden in ieder geval
ten aanzien van de volgende aspecten afspraken vastgelegd: frequentie en
tijdstippen van evaluatie en overleg; verantwoording en rapportage; wijze van
uitwisseling van gegevens; klachten; procedure bezwaar en beroep; overzicht met
contactpersonen; beveiligingsaspecten; kwaliteitsaspecten.
Artikel 10:4 van
de Awb schrijft voor dat de mandaatverordening aan niet-ondergeschikten de
instemming van de gemandateerde en in het voorkomende geval van degene onder
wiens verantwoordelijkheid hij werkt, behoeft. De SVB is niet ondergeschikt aan
het college van burgemeester en wethouders en zal derhalve moeten instemmen met
de mandaatverlening. Door deze instemming onderwerpt de SVB zich aan de
verplichtingen die voor gemandateerden uit de Awb voortvloeien.
De
mandaatverstrekking is beperkt tot de bevoegdheid om besluiten in de zin van
artikel 1:3 van de Awb te nemen. Dit volgt uit artikel 10:1 van de Awb waarin
mandaat wordt omschreven als ‘de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan
besluiten te nemen’. Ten behoeven van een goede uitvoering van de WWB moet de
SVB in enkele gevallen oom privaatrechtelijke rechtshandelingen of feitelijke
handelingen kunnen verrichten.
Voorbeelden van
privaatrechtelijke handelingen zijn de privaatrechtelijke rechtshandelingen die
in het kader van een beslaglegging moeten worden verricht en de
terugvorderingen die op artikel 6:203 van het BW moeten worden gebaseerd (in
geval van een doorgeschoten betaling na het overlijden van de
uitkeringsgerechtigde of als de uitkering per ongeluk op een onjuiste rekening
wordt gestort). De behandeling van klachten en de vertegenwoordiging in rechte
zijn voorbeelden van feitelijke handelingen die zich in het kader van de WWB
kunnen voordoen.
Dit betekent dat
de burgemeester in aanvulling op de mandatering als bedoeld in artikel 2 de
Raad van bestuur van de SVB een volmacht, c.q. machtiging moet verlenen voor het
verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen
c.q. het nemen van besluiten anders dan bedoeld in artikel 1:3 van de Awb (zie
artikel 171 van de gemeentewet). Artikel 7 voorziet in de verlening van deze
volmacht en machtiging.
Deze artikelen
behoeven geen nadere toelichting.