De
financiële verordening geeft nadere spelregels/kaders voor de toepassing van
artikel 212 Gemeentewet voor het gemeentelijk financieel beleid en financieel
beheer. De structuur van de verordeningen is overeenkomstig
modelverordeningen van de VNG.
De
nu aan u voorgelegde wijzigingen betreffen:
o
Aanpassingen op basis van uitspraken en adviezen
van de commissie BBV
o
Aanpassingen op basis van eigen Delftse ervaringen
o
Aanpassingen ten aanzien van het grond- en
vastgoedbedrijf
De voorgestelde wijzigingen
zijn cursief in de verordening opgenomen.
2.
Aanpassingen op basis van uitspraken en
adviezen commissie BBV
2.1
Notitie kapitaalgoederen
In haar notitie
kapitaalgoederen doet de commissie BBV aanbevelingen in het kader van het
moment van afschrijven:
A 64-1 De commissie doet de
aanbeveling om in de financiële verordening (of een nadere uitwerking daarvan)
op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het
afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij
zijn :
- óf
in het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt en vanaf het
moment dat het door de gemeente in gebruik kan worden genomen,
- óf
medio het begrotingsjaar waarin het gereed komt/verworven wordt,
- óf in het
begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het gereed komt/verworven wordt.
Wij stellen u voor te
kiezen voor de methodiek om de 1e afschrijving te laten ingaan op 1 januari na
het jaar van ingebruikname. De afgelopen jaren is de 1e afschrijving gestart
direct op het moment van 1e boeking van kosten.
Met betrekking tot de
renteberekening wordt de gemeente nagenoeg vrijgelaten in zijn keuze. Wel wordt
voorgesteld om een systematiek te kiezen, waarbij in de renteomslag ook de
berekende rente over de eigen financieringsmiddelen is opgenomen. Dit is in
Delft reeds het geval. Wij stellen u voor om voor de berekening van de rente
dezelfde werkwijze als bij de afschrijving te hanteren, waarbij de rente wordt
berekend vanaf 1 januari na het jaar van ingebruikname.
Voordeel van de
voorgestelde methodiek is, dat de kapitaallasten in het begin van het jaar
reeds bekend zijn en dus beter te plannen. Daarnaast is het eenvoudiger om
begroting en realisatie te laten aansluiten op elkaar.
Nadeel is dat er de 1e 2
jaren verschillen kunnen ontstaan vanwege de overgangssituatie. In de
verklaring van deze afwijkingen kan worden verwezen naar de wijziging van deze
systematiek.
De nieuwe methodiek is
opgenomen in artikel 8 lid 18 van de verordening.
2.2 Resultaatbestemming
De gemeente Delft kent
een zgn. gesloten circuit voor parkeren. Het bestaan van een gesloten circuit
wil zeggen dat de baten en lasten van dit onderdeel als aparte deelexploitatie
van de gemeente worden beschouwd. Het College is bevoegd om de resultaten van
deze deelexploitaties te bestemmen door verrekening met de betreffende
reserves. De resultaten van deze deelexploitatie blijven binnen het onderdeel
aanwezig, zodat fluctuaties kunnen worden opgevangen.
In maart 2007 heeft de
Commissie BBV een hoofdlijnennotitie resultaatbestemmen uitgebracht. Daarin is
onder andere de volgende passage opgenomen, die betrekking heeft op het gebruik
maken van gesloten circuits:
“ In de rekening kunnen
de toevoegingen en onttrekkingen aan elk van de bestemmingsreserves worden
verwerkt tot maximaal het bedrag dat via de begroting(swijzigingen) door de
raad is goedgekeurd voor de betreffende bestemmingsreserve. Verder kunnen er
raadsbesluiten zijn die inhouden dat specifiek benoemde saldi, bijvoorbeeld een
overschot op de uitvoering van de WMO, ook nog in het lopende begrotingsjaar
ten gunste of ten laste van een specifieke bestemmingsreserve mogen worden
gebracht. Uit oogpunt van een goede en integrale allocatiefunctie adviseert de
cieBBV om terughoudend te zijn met dergelijke besluiten en de kaders ervoor in
de 212-verordening op te nemen. Voorkomen moet worden dat het gepresenteerde
gerealiseerde resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening via een
automatisme van potjes vullen richting nul tendeert. Wenselijk is dat een resultaat
wordt gepresenteerd dat zo goed mogelijk laat zien hoe de gemeente in het
betreffende jaar heeft gepresteerd.”
In navolging van de
opmerking van de Commissie BBV wordt parkeren als gesloten circuit van de gemeente Delft in de financiële
verordening expliciet benoemd.
2.3 Overige
uitspraken/aanbevelingen
a)
Artikel 1 financiële verordening: toegevoegd is,
dat het college aan de raad eens per 4 jaar een geactualiseerde nota
investeringen aanbiedt. Overigens heeft de raad in 2006 een geactualiseerde
nota investeringen vastgesteld[1].
b)
Artikel 14 financiële verordening: in lijn met de
uitspraak van de commissie zullen de kosten van groot onderhoud, die als niet
levensduurverlengend te beschouwen zijn, niet worden geactiveerd.
c)
Aan de overige uitspraken/aanbevelingen van de
commissie wordt in beginsel voldaan.
3.
Aanpassingen op basis van eigen Delftse
ervaringen
3.1. wanneer
kan het college een onttrekking te doen aan een bestemmingsreserve.
Een belangrijk beleidsmatig
aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Artikel 10
“Reserves en voorzieningen” van de verordening is herzien. Met de door de raad
in 2006 vastgestelde nota reserves en voorzieningen zijn de spelregels
vastgesteld die gelden voor het gebruik van reserves en voorzieningen. Daarmee
hoeven deze spelregels niet meer in de verordening zelf te worden uitgewerkt.
Deze zijn dus verwijderd.
Aanvullend is aangegeven dat
het college, onder bepaalde voorwaarden, zelfstandig bevoegd is om een
onttrekking te doen aan een bestemmingreserve, zonder dat daarvoor een voorstel
tot wijziging van de begroting aan de raad moet worden voorgelegd. Wel moet het
college de raad dan achteraf, in de tussentijdse rapportage of jaarrekening,
over de onttrekking informeren.
3.2. overige
wijzigingen
Dit zijn enkele ondergeschikte wijzigingen op
specifieke artikelen in de verordening, waarvoor wij u naar de verordening
verwijzen. .
4. Aanpassingen ten aanzien van de financiële kaders voor het
grond- en vastgoedbedrijf
Op 1 november jl. heeft
de gemeenteraad een besluit genomen over de financiële organisatie van het
vastgoedbedrijf. Eén van de onderwerpen was het omvormen van het
vastgoedbedrijf tot een gesloten systeem, waarbij verrekening van het resultaat
met de betrokken reserves, los van de bestemming van het gemeentebrede
jaarrekeningresultaat kan plaatsvinden (zie ook punt 5).
Deze systematiek heeft
als voordeel, dat het inzicht in de financiën van het vastgoedbedrijf wordt
vergroot. Immers, het resultaat wordt niet meer als onderdeel van een bredere
jaarrekening verantwoord, maar als los onderdeel zichtbaar gemaakt.
Om deze transparantie te
krijgen wordt tegelijk met de gemeentelijke jaarrekening een meerjarenprogramma
vastgoed (MPV) aangeboden. Daarnaast zal tussentijds een tussentijds
meerjarenprogramma vastgoed (TMPV) worden opgesteld, die gelijk met de
gemeentelijke beheersrapportage aan de gemeenteraad wordt aangeboden.
Een soortgelijke
rapportagesystematiek wordt ook voor het grondbedrijf voorgesteld, in de vorm
van een (tussentijds) meerjarenprogramma grondbedrijf ((T-)MPG). In deze
rapportages biedt het College inzicht in de (tussentijdse)
exploitatieresultaten van het grond- en vastgoedbedrijf en de wijze waarop die
worden verrekend met de reserves.
In de wijziging van de financiële verordening wordt
voorgesteld om de kaders voor het grond- en vastgoedbedrijf aan te passen aan
bovengenoemde rapportagesystematiek.
5. Advies
Wij stellen u voor aan de raad voor te stellen de
gewijzigde financiële verordening artikel 212 Gemeentewet
vast te stellen.
S&C,
November 2007.