Stuk 21 I Delft, 8 januari 2007.
20193347
Onderwerp: Verordening Wet Kinderopvang Delft 2007
Aan de
gemeenteraad,
Geachte dames en heren,
Per
1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang
(WK) van kracht. Deze wet beoogt het ouders/verzorgers makkelijker te maken om
werk en zorg te combineren. De kosten van de kinderopvang worden gedragen door
ouders, werkgevers en overheid samen.
De
inkomensafhankelijke tegemoetkoming aan ouders vindt plaats via de
Belastingdienst. Hierdoor hebben de
ouders zelf zeggenschap over de keus voor een kindercentrum. Maar niet alleen
werkenden kunnen gebruik maken van de WK. Een aantal in de wet benoemde
doelgroepen kan met de invoering van de
WK een beroep op de gemeente doen voor het betalen van een deel van de kosten
die zij maken voor kinderopvang. De gemeente Delft is verantwoordelijk voor de
financiering van de kosten van kinderopvang van de in de WK genoemde
doelgroepen, deze wettelijke taak moet worden vastgelegd in een gemeentelijke
verordening.
Er is aanleiding de huidige
verordening op punten aan te vullen en te wijzigen. Omdat er sprake is van een
substantiële wijziging is gemeend u voor te stellen de bestaande verordening in
te trekken en een nieuwe verordening kinderopvang ter vaststelling aan te
bieden.
In de nieuw vast te stellen verordening wordt voorzien in
een tegemoetkoming in de kosten van
kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie.
In de
oorspronkelijke verordening was de toepasselijkheid van de artikelen
binnen de verordening betreffende sociaal-medische indicatie gekoppeld aan de
inwerkingtreding van de artikelen 6, eerste lid, onder
k, artikel 6, eerste lid onder l en artikel 23 van de wet. Deze artikelen
zijn echter nog steeds niet in werking getreden, derhalve is er geen juridische
basis om een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie te
verstrekken.
In een
brief van de minister van 18-8-2004 wordt aangegeven dat desondanks, in
afwachting van het aanwijzen van een centraal indicatieorgaan, de gemeenten
voor het geven van een gemeentebijdrage voor gevallen met een sociaal-medische
indicatie gelden krijgen uitbetaald uit het Gemeentefonds. Om nu wel de
juridische basis te creëren om een tegemoetkoming op grond van een
sociaal-medische indicatie te verstrekken wordt voorgesteld de koppeling met de
inwerkingtreding van genoemde artikelen in de wet betreffende sociaal-medische
indicatie los te laten en zodoende de mogelijkheid te scheppen voor de gemeente
om zelfstandig, middels de verordening, een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie
te verstrekken.
Tegelijkertijd is deze gelegenheid aangegrepen om nog wat
uitbreidingen en enige verfijningen op het gebied van sociaal-medische
indicatie door te voeren.
Stuk 21 I pag.
2.
Verder
is gemeend invulling te geven aan de mogelijkheid voor de gemeente om eigen
doelgroepen aan te wijzen, welke niet in de wet worden genoemd. De huidige
wijziging van de verordening schept de mogelijkheid om eigen doelgroepen aan te
wijzen, en is een gevolg van de nota “Verschillen in vaststelling
tegemoetkoming kinderopvang” van 14-11-2006.
Artikel 149 Gemeentewet (de Raad kan verordeningen maken
over onderwerpen die de Raad van belang acht), maakt het opnemen van een
regeling van de sociaal-medische gevallen binnen de verordening mogelijk,
ondanks dat de betreffende artikelen in de wet nog niet in werking zijn
getreden.
Daarnaast wordt de mogelijkheid tot het aanwijzen van eigen
doelgroepen in de Memorie van Toelichting op de wet expliciet aangegeven. De
zelfstandige verordenende bevoegdheid van de Raad, neergelegd in artikel 149
Gemeentewet, maakt het mogelijkheid omtrent de eigen doelgroepen bepalingen in
de verordening op te nemen.
Wij
stellen u voor
1.
Vast te stellen de Verordening Wet Kinderopvang Delft 2007.
2. De verordening
Wet Kinderopvang Delft in te trekken per 1 februari 2007
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en
wethouders van Delft,
mr.drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr.drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 21 II
20193347
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van 19 december 2006;
gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang, artikel 149 van
de Gemeentewet, overwegende, dat het noodzakelijk is de verlening, de
voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang (wettelijke
doelgroepen + sociaal medische
indicatie), en eigen doelgroepen bij verordening te regelen;
overwegende dat het noodzakelijk is enkele substantiële
wijzigingen aan te brengen in de verordening Kinderopvang Delft
b e s l u i t :
I.
Vast te stellen de Verordening Wet kinderopvang Delft
2007 (Stuk 21 III).
II.
In te trekken de Verordening Wet kinderopvang Delft per 1
februari 2007 .
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2007.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 21 III
20193347
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 19 december 2007;
b e s l u i t :
vast te stellen de
Verordening Wet kinderopvang Delft 2007.
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet kinderopvang;
b. college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;
c. gemeente bijdrage kinderopvang: tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang
als bedoeld in artikel 22 e.v. van de wet, tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ten behoeve van de doelgroep
als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen k en l van de wet , dan wel de
tegemoetkoming verstrekt aan de in artikel 3 aangewezen doelgroepen;
d. voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet
waarop door de ouder(s) en/of partner(s) aanspraak kan worden gemaakt, dan wel
een beroep op kan worden gedaan, ter bekostiging van de kosten van kinderopvang;
2. De
begripsbepalingen van de wet en de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze
verordening van toepassing, tenzij
daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Deze verordening
heeft betrekking op de aanspraak op een gemeente bijdrage in de kosten van kinderopvang ten behoeve van:
a) de in
artikel 22 van de in de wet genoemde doelgroepen;
b) sociaal
medische indicering, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van deze verordening.
c) eigen doelgroepen,
zoals bedoeld in artikel 3
1. Het college kan eigen doelgroepen aanwijzen waaraan het
een tegemoetkoming in de kosten van
kinderopvang kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
a. er bestaat
een gemeentelijk belang met betrekking tot (re)-integratie en
arbeidsparticipatie, en
b. men
behoort niet tot de in artikel 22 van de wet genoemde doelgroepen, en
c. men behoort niet tot de doelgroep sociaal medische indicering
2.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in
artikel 3 lid 1.
Stuk
21 III pag.
2.
1. De hoogte
van de tegemoetkoming voor de in
artikel 2, onderdeel a en c genoemde doelgroepen wordt vastgesteld
overeenkomstig artikel 24 van de wet.
2. De hoogte
van de tegemoetkoming voor de in artikel 2, onderdeel b benoemde doelgroep,
wordt vastgesteld overeenkomstig artikel
24 van de wet en artikel 23 van deze verordening.
Hoofdstuk 3 De
toekenningsprocedure
Paragraaf 1 De aanvraag
voor een gemeente bijdrage
De
aanvraag voor een gemeente bijdrage in de kosten kinderopvang wordt ingediend
bij het college.
Artikel 6 Te
verstrekken gegevens bij de aanvraag
1.
Een aanvraag voor een gemeentebijdrage in de kosten van
kinderopvang bevat:
a.
naam, adres en sofi-nummer van de ouder;
b.
als de ouder een partner heeft: de naam en het sofi-nummer
van de partner en, als dit afwijkt van het adres van de ouder: het adres van de
partner;
c.
naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de
kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
d.
een offerte of contract van het kindercentrum of het
gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. De offerte bevat in ieder
geval gegevens over: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per
uur en de aanvangsdatum van de opvang;
e.
gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat
de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 2;
f.
een machtiging voor rechtstreekse betaling van de
tegemoetkoming aan het kindercentrum of
het gastouderbureau, dan wel een opgave van het bankrekeningnummer van de
ouder, indien deze heeft aangegeven een dergelijke machtiging niet te willen;
g.
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen
besluiten over de aanvraag van de gemeente bijdrage;
h.
de handtekening van de ouder en, als de ouder een partner
heeft, van de partner.
1. Een ouder heeft aanspraak op een gemeente bijdrage in de door
hem en/of zijn/haar partner
te betalen kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel 2
onderdeel a en c indien het
college heeft vastgesteld dat deze
tot de bewuste doelgroep behoort;
Stuk 21 III pag.
3.
2. Een ouder heeft aanspraak op een gemeente bijdrage in de
door hem en/of zijn partner te
betalen kosten van kinderopvang op
grond van sociaal-medische indicatie indien
het college op
grond van het bepaalde in artikel 20 heeft vastgesteld in welke mate deze
ouder in aanmerking behoort te komen
voor een gemeente bijdrage in deze kosten vanwege
een gebleken noodzaak op grond van
sociaal-medische indicatie;
3. In aanvulling op het eerste en tweede lid bestaat slechts
aanspraak op een gemeente
bijdrage indien het gaat om kinderopvang
in een geregistreerd kindercentrum of
gastouderopvang die plaatsvindt door
tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;
4. De gemeente draagt bij tot een bepaalde uurprijs. Is de
uurprijs hoger dan de door het Rijk
gestelde maximum uurtarieven, dan
moeten ouders zelf het verschil bijbetalen.
Paragraaf 3 De verlening van de gemeente bijdrage
1. Het
college besluit over de aanvraag binnen zes
weken na ontvangst van alle benodigde gegevens;
2. Het
college kan dit besluit met ten hoogste zes
weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
1. Het college weigert de gemeente bijdrage
indien de ouder niet behoort tot de personen als
bedoeld in artikel 2;
2. In aanvulling op
het bepaalde in het eerste lid weigert het college de gemeente bijdrage in
het geval van een persoon behorende
tot een doelgroep als bedoeld in artikel 2 onderdeel b
indien sprake is van een
voorliggende voorziening;
3. Tot een voorliggende voorziening als bedoeld
in het tweede lid wordt in ieder geval gerekend:
a.
de Wet kinderopvang;
b.
de Algemene wet bijzondere ziektekosten;
c.
jeugdzorg;
d.
persoonsgebonden budget;
e.
medisch kinderdagverblijf;
f. het peuterspeelzaalwerk
Artikel 10 De
ingangsdatum van de gemeente bijdrage
1.
De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum
waarop de aanvraag voor de gemeente bijdrage door het college in ontvangst is
genomen;
2.
Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt
de gemeente bijdrage verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang
zal plaatsvinden.
Stuk 21 III pag.
4.
Artikel 11 De
periode waarvoor de gemeente bijdrage wordt verleend
1.
De gemeente bijdrage wordt verleend voor de periode van
maximaal een kalenderjaar;
2.
In afwijking van het eerste lid kan het college de gemeente
bijdrage voor een andere periode verlenen;
3.
Voordat de toekenningsperiode afloopt, moet de ouder die ook
daarna nog aanspraak wil
maken op een gemeente bijdrage, een aanvraag indienen voor verlenging. Artikel
6 is overeenkomstig van toepassing.
Artikel 12 De
omvang van de kinderopvang
1.
Het college verleent de gemeente bijdrage voor het aantal
uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd;
2.
In afwijking van het eerste lid, verleent het college bij
een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid,
onderdeel a, van de wet de gemeentebijdrage voor het aantal uren kinderopvang
dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van
arbeid, scholing of het volgen van een traject en zorg.
Artikel 13 Inhoud
van de beschikking
1.
Het besluit tot verlening van een gemeente bijdrage in de
kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
a.
de vaststelling van de gemeentelijke doelgroep als bedoeld
in artikel 2 , waartoe de ouder behoort;
b.
de naam en de geboortedatum van het kind of de kinderen
waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
c.
de naam en het adres van het kindercentrum of het
gastouderbureau dat de kinderopvang verzorgt;
d.
de periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de
gemeentebijdrage wordt verleend;
e.
de wijze waarop het bedrag van de gemeente bijdrage wordt
bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;
f.
de wijze waarop de gemeente bijdrage wordt uitbetaald;
g.
de wijze waarop de gemeente bijdrage na afloop van de
toekenningsperiode wordt vastgesteld;
h.
de verplichtingen van de ouder.
Paragraaf 4 De
bevoorschotting en uitbetaling van de gemeente bijdrage
2. Het
college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
1.
De uitbetaling van de verleende gemeente bijdrage geschiedt
per maand, op declaratiebasis;
2.
Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de
factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau;
3.
Als de ouder hiervoor een machtiging aan het college heeft
afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks
overgemaakt aan het kindercentrum of het gastouderbureau;
4.
Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreekse
betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, worden de maandbedragen
binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het
bankrekeningnummer van de ouder.
Artikel 16 Ambtshalve
vaststelling
1.
De ouder, die geen, of slechts voor een gedeelte van de
verleningsperiode een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling
aan het kindercentrum of het gastouderbureau, legt uiterlijk op het in de
beschikking vermelde tijdstip, over deze periode bewijzen van de betalingen
voor de kinderopvang over;
2.
De vaststelling van de gemeente bijdrage geschiedt
ambtshalve binnen acht weken:
a. na afloop van de toekenningsperiode,
als de ouder voor de gehele periode een
machtiging heeft afgegeven voor
rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het
gastouderbureau; of
b. nadat de gegevens, als bedoeld in het eerste lid, zijn ontvangen of nadat de
datum
waarvoor de gegevens uiterlijk
moesten zijn verstrekt, is verstreken zonder dat de ouder
aan zijn informatieplicht heeft
voldaan.
Paragraaf 5 Verplichtingen
van de ouder
Artikel 17 Inlichtingenplicht
1.
De ouder verstrekt op verzoek aan het college, binnen een
door het college gestelde redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van
hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de gemeente
bijdrage van belang kunnen zijn;
2.
De ouder doet het college onmiddellijk, na het bekend worden
daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en
gegevens die kunnen leiden tot een verlaging
van de gemeente bijdrage.
Artikel 18 Bestuurlijke
boete
1. Indien de ouder
de verplichting als bedoeld in artikel 17 van deze verordening niet
nakomt,
kan het college – met inachtneming van het bepaalde in de artikelen
72 tot en met 84 van de
wet – aan de ouder een bestuurlijke
boete opleggen van ten hoogste €
2269,-;
2. Het college kan met betrekking tot het opleggen van een
bestuurlijke boete nadere regels
stellen.
Stuk 21 III pag.
6.
1. Dit hoofdstuk - alsmede
de voorafgaande bepalingen uit de
verordening - is van toepassing
op een ouder, die woonachtig is in
de gemeente Delft, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de
Gemeentelijke Basisadministratie
Persoonsgegevens, en:
a. die tot de
categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke
of psychische beperking en voor wie bij besluit als bedoeld in artikel 20 is
vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk
maken, of
b. die een
kind heeft ten aanzien van wie bij besluit als bedoeld in artikel 20 is
vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde
ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.
1. Het
college stelt op aanvraag van de ouder vast of hij of zijn partner een persoon
is:
a. met een
lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en in welke
mate om die reden, kinderopvang noodzakelijk is, of
b. die een
kind heeft waarvoor en in welke mate kinderopvang in het belang van een goede
en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.
2.
Alvorens te besluiten, wint het college ten behoeve van de
vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in het eerste
lid een sociaal medisch advies in bij een door het college aangewezen
onafhankelijke arts (sociaal medisch adviseur) als bedoeld in artikel 22 .
3.
Van het opvragen van sociaal medisch advies als bedoeld in
het voorgaande lid wordt afgezien, indien naar het oordeel van het college op
basis van schriftelijke gegevens van een onafhankelijke deskundige als bedoeld
in artikel 22 in voldoende mate is aangetoond dat sprake is van ernstige
sociaal-medische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt.
4.
Indien er sprake is
van een voorliggende voorziening, en dit ingevolge artikel 9, tweede lid zou
leiden tot weigering van de gemeente bijdrage ziet het college af van de
vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische
indicatie.
5.
Het college kan periodiek herindicatie verrichten van
personen als bedoeld in het eerste lid. De herindicatie vindt plaats
overeenkomstig het tweede of derde lid.
Artikel 21 Sociaal
medisch advies
1. Het sociaal medisch
advies bevat in ieder geval:
a. de redenen
voor de noodzaak van kinderopvang;
b. de omvang
van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;
c. de
geldigheidsduur van de indicatie.
1.
Onderstaande personen worden in ieder geval aangemerkt als onafhankelijke
deskundigen
die door middel van schriftelijke
gegevens een indicatie kunnen geven omtrent de sociaal-
medische problematiek die
kinderopvang noodzakelijk maakt:
a. een
verpleegkundige van het consultatiebureau, GGD of thuiszorg;
b. een arts
van het consultatiebureau, GGD of Thuiszorg;
c. een
(ortho)pedagoog;
d. een
psycholoog;
e. een
psychiater.
2. De gegevens van een
onafhankelijke deskundige als bedoeld in het voorgaande lid bestaan in
ieder geval uit:
a. de redenen
voor de noodzaak van kinderopvang;
b. de omvang
van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;
c. de
geldigheidsduur van de indicatie.
De kosten
van de kinderopvang als bedoeld in dit hoofdstuk komen voor volledige
vergoeding in aanmerking, behoudens een eigen bijdrage van 6 procent van deze
kosten.
Artikel 24 Besluit
sociaal-medische indicatie
In het besluit op de aanvraag tot vaststelling van een sociaal-medische
indicatie, komen, aanvullend op het bepaalde in artikel 13 in ieder geval de
volgende aspecten naar voren:
a.
De aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie,
vastgesteld door een onafhankelijke deskundige of op basis van een sociaal
medisch advies.
b.
De geldigheidsduur van de indicatie;
c.
De omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;
d.
De hoogte van de gemeente bijdrage.
Artikel 25
Inwerkingtreding
1.De verordening treedt in werking per 1 februari 2007
2. De verordening Wet Kinderopvang Delft wordt ingetrokken
met ingang van 1 februari 2007
Artikel 26 Citeertitel
Deze
verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang Delft 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 25 januari 2007.
,burgemeester.
,griffier.