Stuk
91 I Delft,
14 mei 2007.
20270479
Onderwerp:
Evaluatie referendum
ontwikkelingsplan
Uitbreiding camping
Delftse Hout.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte
dames en heren,
1.
Inleiding.
In
Delft heeft op woensdag 22 november 2006 een (raadplegend) referendum
plaatsgevonden. Dat was gelijktijdig met de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Inzet was het voorgenomen besluit van de raad het ontwikkelingsplan Uitbreiding
camping Delftse Hout vast te stellen. Sinds deze referendummogelijkheid
zo’n tien jaar geleden in het leven werd geroepen, was het de eerste keer dat
er een referendum plaatsvond. Het college vindt het belangrijk de gang van
zaken rond deze volksraadpleging te evalueren. Daartoe is een plan van aanpak
vastgesteld dat op 16 januari 2007 besproken is met de commissie Bestuur en
Werk. In de evaluatie wordt, gelet op het plan van aanpak, achtereenvolgens
ingegaan op:
b. was de bestaande regelgeving hanteerbaar en
toepasbaar, met name de
voorgeschreven
termijnen;
c.
kon
de in de betreffende regelingen voorziene adviesstructuur benut worden en hoe
was de invulling die de externe adviseurs aan hun rol gegeven hebben;
d.
hoe
werd het proces door de diverse betrokken geledingen (bestuur, politiek,
lokale samenleving) benut;
e.
hoe
verliep de communicatie door het gemeentebestuur en de betrokken partijen; met
name is daarbij van belang de bijzonderheid dat de gemeente niet alleen het
referendumproces faciliteerde maar ook beleidsmatig en inhoudelijk betrokken
was;
f.
wat
betekende het referendum verkiezingstechnisch zowel intern als extern; wat
betekende het dat het referendum gelijk gehouden werd met de Tweede
Kamerverkiezingen o.a. uit een oogpunt van communicatie, financiën en drempel;
g.
wat
heeft het referendum gekost; hoe was/werd de financiële dekking geregeld;
h.
de
mogelijkheden voor rechtsbescherming;
i.
subsidieverstrekking
campagnevoerders.
Stuk
91 I pag.
2.
2. Het referendum
A. De aanleiding voor het referendum.
De
camping “Recreatiecentrum Delftse Hout” aan de Korftlaan nummer 5 in Delft
heeft een aantal jaren geleden aangegeven te willen uitbreiden. Doel was de
kwaliteit van het verblijf voor de gasten te kunnen blijven garanderen. De
bestaande kampeerplaatsen vroegen om extra ruimte en om dat mogelijk te maken
en te compenseren was uitbreiding van de camping gewenst. Over de principes van
de uitbreiding had reeds eerder besluitvorming plaatsgevonden. Op
respectievelijk 9 en 10 mei 2001 stemden de raadscommissies Duurzaamheid en
Leefbaarheid in met de uitbreiding en de daarmee samenhangende grondtransactie.
De voorgenomen uitbreiding paste niet in het geldende bestemmingsplan en kon
alleen met een vrijstellingsprocedure ex art. 19 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) gerealiseerd worden.
Daartoe
heeft het college een Ontwikkelingsplan uitbreiding Camping Delftse Hout
aangeboden aan de raad ter vaststelling. Een dergelijk ontwikkelingsplan geldt
als ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in de WRO. Het door de raad te nemen
besluit tot vaststelling van het ontwikkelingsplan was geagendeerd voor de
raadsvergadering van 1 juni 2006.
Kort
daarvoor was door de raad echter een inleidend verzoek ontvangen van de heer
R.G. Kiel in Delft tot het houden van een niet-correctief referendum over het
ontwikkelingsplan, ondersteund door een voldoende aantal handtekeningen
namelijk 503. Vereist waren er 300.
B.
Belangrijke momenten tijdens het proces (alle in 2006).
30
mei ontvangst van inleidende
verzoek van de heer Kiel (brief van 30 mei 2006).
1 juni de raad verklaart
het verzoek van de heer Kiel ontvankelijk en voert het betreffende agendapunt
(vaststelling Ontwikkelingsplan uitbreiding Camping Delftse Hout) conform het
daartoe bepaalde in de Referendumverordening af.
7 juni burgemeester en wethouders
vragen per brief de heren Prof. dr. E.F. ten Heuvelhof (hoogleraar
Bestuurskunde aan de Faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft
en hoogleraar aan de sociale Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam),
Prof. dr. J.A.P. Hagenaars (hoogleraar aan de Faculteit Sociale Wetenschappen,
Methoden en Technieken van Onderzoek van de Universiteit van Tilburg) en de
heer dr. P. Bakker (docent aan de Faculteit der maatschappij- en
Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam) als externe deskundigen
een advies uit te brengen over:
a. de
toelaatbaarheid van het onderwerp;
b indien het onderwerp toelaatbaar geacht wordt, de mogelijke
vraagstelling in verband met een te houden referendum.
12 juni Het geraadpleegde driemanschap
onder voorzitterschap van Prof. dr. ten Heuvelhof brengt schriftelijk advies uit.
29 juni mede naar aanleiding van het
advies van de drie externe deskundigen, beslist de raad het onderwerp
toelaatbaar te achten in het kader van het houden van een niet-correctief
referendum. De raad besluit ook het inleidende verzoek van de heer Kiel tot het
houden van een niet-correctief referendum in te willigen en de kiesgerechtigden
in de gelegenheid te stellen om een definitief verzoek in te dienen tot het
houden van een niet-correctief referendum.
Stuk
91 I pag.
3.
De raad behandelt het betreffende raadsvoorstel op
de gangbare wijze, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt
na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen niet in stemming is
gebracht. Dit wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag
waarop het referendum is gehouden. Tenslotte stelt de raad de vraagstelling
vast, zoals die bij een te houden referendum gehanteerd zou worden. Een
meerderheid van de leden van de raad sprak zich uit voor zelfbinding aan de
uitslag van het te houden referendum.
30
juni t/m
10 augustus de kiesgerechtigden kunnen op zes locaties
hun steun kenbaar maken voor een definitief verzoek. Dat gebeurt op vertoon van een geldig legitimatiebewijs,
en door het zetten van een handtekening op door het college gewaarmerkte en
beschikbaar gestelde lijsten.
24
juli
31
juli
7 augustus het college maakt tussenstanden bekend,
respectievelijk 1.430, 1.987 en
2.685.
10 augustus de heer dient Kiel een definitief verzoek
in, ondersteund door een voldoende aantal handtekeningen, namelijk 4124.
Minimaal waren er 4000 vereist.
31 augustus de raad besluit in te stemmen met het
houden van een referendum over het conceptbesluit Vaststelling
Ontwikkelingsplan uitbreiding camping Delftse Hout.
17 augustus het college had reeds besloten, na
instemming van de raad met het houden van een referendum, woensdag 22 november
vast te stellen als dag waarop het referendum gehouden zou worden. Dat is de
dag waarop ook de verkiezingen voor de Tweede Kamer plaatsvinden.
28 september de raad besluit over opzet, communicatie en
de benodigde financiële middelen, zowel waar het betreft het referendum als met
betrekking tot de Tweede Kamerverkiezingen. Tevens werd de Referendumverordening
op een onderdeel gewijzigd, zodat het college op basis van een vast te stellen
beleidsregel de bevoegdheid werd gegeven om op aanvraag van burgers of
bedrijven subsidie toe te kennen om campagne te voeren in het kader van het te houden referendum.
22 november het referendum vindt plaats, evenals de
verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het opkomstpercentage was 65,3 %. De uitslag
was als volgt: aantal stemmen voor uitbreiding 17.089 (35,4 %) aantal
stemmen tegen uitbreiding 31.185
(64,6 %).
30 november gelet op de uitslag van het referendum,
besluit de raad besluit unaniem het Ontwikkelingsplan uitbreiding camping
Delftse Hout niet vast te stellen.
Stuk
91 I pag.
4.
C.
Het proces van het referendum / deelaspecten.
ad
a. financiën en menskracht
De
gemeentebegroting kent geen structurele post waaruit een of meerdere referenda
financieel gedekt kunnen worden. Daar is destijds bewust van afgezien. Mocht
zich een referendum voordoen, zo was de redenering, dan zou dat als onvoorzien
gekwalificeerd moeten worden en uit de algemene middelen moeten worden
bekostigd. Dat is ook in het geval van dit referendum gebeurd. Omdat er op het
bewuste moment geen algemene middelen aanwijsbaar waren, moest uit de reserves
geput worden.
Belangrijkste
argumenten om geen structurele post referenda in de begroting op te
nemen, was de onvoorspelbaarheid van het zich voordoen van een referendum en de
omvang van de daarmee gemoeide kosten.
Die argumenten gelden nog steeds. Aanbeveling is dan ook om geen
verandering te brengen in de tot nu toe op dit punt gevolgde beleidslijn. Op de
financiële aspecten wordt onder punt g verder ingegaan.
Ook
voor het ambtelijk begeleiden van een referendumprocedure is geen structurele
capaciteit beschikbaar. Nu zich voor de eerste maal een referendum heeft
voorgedaan is duidelijk geworden welke ambtelijke capaciteit dit gevergd heeft
en voor welke disciplines.
Het
betreft de volgende aantallen (extra) benodigde uren:
-
vakteam
BZ : 250 uur
-
vakteam
COM : 250 uur
-
vakteam
JZ : 300 uur
-
Raadsgriffie : 70 uur
-
Overige
sectoren,
vakteams [1] : 100 uur
Dit
was het eerste referendum, zodat op een aantal punten proefondervindelijk
ervaren werd waar men in diverse opzichten allemaal mee te maken krijgt. Er
moest het nodige ‘uitgevonden’ worden. Dat betrof principiële vraagpunten als
de toelaatbaarheid van het onderwerp en het wel of niet inschakelen van externe
deskundigen. Ook voelde de betrokkenen in vele gevallen grote tijdsdruk, onder
andere door het veelvuldig moeten aanpassen van stukken tijdens het proces.
Deze kwam voort uit de strakke termijnen die de referendumverordening kent.
Termijnen die destijds bij het vaststellen van de betreffende
referendumverordening (een initiatiefvoorstel van de fracties van GroenLinks en
D66) vanuit een zeker theoretisch uitgangspunt gekozen lijken en waarbij
snelheid van het proces, niet onbegrijpelijk, een belangrijk oogmerk geweest
lijkt te zijn.
In
de speciaal gevormde ambteljke taskforce
referendum waren de vier disciplines vertegen- woordigd als hiervoor als
eerste genoemd.
Bij
het vakteam Burgerzaken was er weliswaar sprake van extra ingezette uren, maar
kon een en ander binnen aanvaardbare proporties blijven nu men zich sowieso
diende bezig te houden met het voorbereiden van de Tweede Kamerverkiezingen.
Het
vakteam Communicatie heeft eveneens extra uren nodig gehad als gevolg van het
uitwerken van in- en externe communicatieactiviteiten.
Het
vakteam Juridische Zaken kende een tweeledige rol. Enerzijds het juridisch
vormgeven en toetsen van de diverse momenten en stappen tijdens het proces
(inclusief het geven van aanzetten voor college en raadsvoorstellen), maar
daarnaast ook het ondersteunen van de externe adviseurs in praktische en
redactionele zin.
Stuk
91 I pag.
5.
Vanuit
de griffie is tijd vrij gemaakt om in het proces te participeren en bij te
kunnen dragen aan het operationeel maken van de bestaande
referendummogelijkheid als instrument van de raad. Betrokkenheid en ervaring
opdoen ten aanzien van de opzet en werking van het proces werden daarbij
belangrijk gevonden.
Deze
aanpak is praktisch bruikbaar gebleken. Gezien de relatief lange duur van het
referendumproces (van 30 mei tot en met 14 december 2006) had dit wel tot
gevolg, dat andere onderwerpen of projecten in de tijd verschoven moesten
worden en in sommige gevallen vertraging hebben opgelopen. Wanneer de uren voor
een referendum intern niet opgevangen kunnen worden, zullen tijdelijke krachten
ingehuurd worden wanneer dat noodzakelijk is om belangrijke projecten of
urgente individuele dossiers volgens de reguliere planning te verrichten en
daarmee bijvoorbeeld bestuurlijke en/of juridische risico’s te vermijden.
ad
b. toepasbaarheid en hanteerbaarheid bestaande regelgeving
Inleidend
verzoek:
Het
college moet binnen twee dagen na binnenkomst van het inleidend verzoek
onderzoeken of dit door minimaal 300 kiesgerechtigden wordt ondersteund
(artikel 7, derde lid). Ondanks de korte
termijn, is het gelukt om steekproefsgewijs te controleren aan de hand
van het GBA-register. Verlenging van de termijn naar vijf dagen is aan te
bevelen.
In
de verordening staat dat het inleidende verzoek door minimaal 300
handtekeningen moet zijn vergezeld, met een opgave van naam, adres en leeftijd.
Aan de hand van deze gegevens is het mogelijk om via het GBA-register te
toetsen of de genoemde namen ook kiesgerechtigd zijn. Het is echter niet na te
gaan of de handtekening bij de vermelde naam hoort. Daarmee bestaat er een
zekere leemte in de verordening, maar deze is op praktische wijze opgelost. Bij
het definitief verzoek speelt zo´n leemte niet, omdat bij ondertekening de
persoon zelf de gegevens invulde, legitimatie werd gevraagd en daarmee de
handtekening wordt gecheckt. De lijsten werden dagelijks naar Burgerzaken
gebracht, waar in de GBA werd gecheckt of iemand in Delft woonachtig is en
kiesgerechtigd is. Ook werd gekeken of iemand al eerder had getekend.
Gedurende het proces rees de vraag of er een
duidelijk aanwijsbare initiatiefnemer nodig is die een inleidend en definitief
verzoek moest indienen, of dat het totaal benodigde aantal handtekeningen voor
het inleidend en definitief verzoek als zodanig voldoende was. Verstandig lijkt
het om aan te sluiten bij de passage hierover in de Memorie van Toelichting bij
het wetsvoorstel over de tijdelijke referendumwet. “Het inleidend verzoek als
zodanig wordt gevormd door het aantal ingediende verzoeken door individuele
kiesgerechtigden.” Deze zelfde redenering kan worden gehanteerd bij het
definitieve verzoek. Een concreet aanwijsbare initiatiefnemer die mede als
contactpersoon wordt benut is dan ook niet noodzakelijk.
Toelaatbaarheid
onderwerp en vraagstelling:
De
verordening schrijft voor dat het college de raad binnen twee weken na
indiening van het inleidend verzoek adviseert over de toelaatbaarheid van het
onderwerp en de vraagstelling. Dit is gebeurd. Het college heeft zich laten
bijstaan door externe deskundigen.
Het
is mogelijk om binnen twee weken na indiening van het inleidend verzoek
(ontvankelijkheid door raad) een advies met betrekking tot de vraagstelling en
toelaatbaarheid van het onderwerp aan de raad voor te leggen. De kans is wel
zeer groot dat vanwege deze (relatief korte) termijn de verzendtermijnen van
agendastukken, zoals opgenomen in het Reglement van Orde van de raad en de
Verordening op de raadscommissie, niet wordt gehaald. Daarvoor wordt begrip
gevraagd.
Stuk
91 I pag.
6.
Definitief
verzoek:
Indien
de raad het inleidend verzoek voor een referendum inwilligt, stelt hij de
kiesgerechtigden in de gelegenheid een definitief verzoek in te dienen. Dit
definitieve verzoek moet worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop
de raad besloten heeft de kiesgerechtigden daartoe in de gelegenheid te
stellen. Het verzoek moet worden ondersteund door de handtekeningen van
tenminste 4000 kiesgerechtigden. Deze handtekeningen dienen met vermelding van
naam, adres en leeftijd na legitimatie te worden geplaatst op door het college
gewaarmerkte handtekeningenlijsten, die zijn voorzien van de door de raad
vastgestelde vraagstelling. Deze lijsten waren beschikbaar op de volgende
locaties: Stadhuis, locatie Torenhove, locatie Phoenixstraat 16, locatie
Barbarasteeg, locatie Hooikade 13 en locatie Staalweg.
Binnen
twee dagen na binnenkomst van het definitieve verzoek onderzoekt het college of
dit door minimaal 4000 kiesgerechtigden is ondersteund (artikel 8, vijfde lid).
Ook deze termijn is kort, al heeft het college dit onderzoek wel binnen de
termijn kunnen uitvoeren. Het verdient echter aanbeveling deze termijn te
verlengen naar vijf dagen.
Termijn
houden referendum:
Een
referendum wordt gehouden binnen een termijn die aanvangt op de vijftigste dag
en eindigt vier maanden na het besluit van de raad tot het houden van een
referendum. Deze termijn is goed te hanteren om een referendum vlekkeloos te
organiseren. De termijn van maximaal vier maanden zal de besluitvorming
uiteindelijk niet onnodig lang vertragen.
Zelfbinding
van de leden van de raad:
De Delftse verordening kent de verplichting voor de leden van de raad zich bij het besluit tot het houden van een referendum uit te spreken of de uitslag van het referendum wel of niet gevolgd zal worden. De zogenoemde materiële zelfbinding van de leden van de raad aan de uitslag van het referendum. Doordat de overgrote meerderheid van de leden van de raad zich op voorhand had geconformeerd aan de uitslag van het referendum, was bij het vaststellen van de uitslag van het referendum bekend of de uitbreiding van de camping door zou gaan of niet.
Vaststellen
uitslag referendum:
De
uitslag van het referendum werd ‘s avonds door de burgemeester bekend gemaakt.
Enkele dagen later is de raad formeel in kennis gesteld van de uitslag. De
burgemeester is, als voorzitter van het hoofdstembureau, de aangewezen persoon
om deze uitslag bekend te maken.
ad
c. adviesstructuur
Referendumcommissie.
Op
het moment dat zich liet aanzien dat er een referendum op handen zou kunnen
zijn, heeft het college geen gebruik kunnen maken van het inwinnen van advies
bij de referendumcommissie, zoals genoemd in de nadere regeling betreffende
de referendumcommissie. De betreffende benoemingen bleken namelijk zeer
recent verlopen.
Stuk
91 I pag.
7.
Dit
was mede een gevolg van het feit dat de betreffende commissie eenvoudigweg niet
voorkwam in het bestaande schema, waarin weergegeven is welke commissies bij
wisseling van de raad opnieuw bemenst moeten worden. Ook andere signalen voor
herbenoeming waren niet ontvangen. De betreffende referendumcommissie bestaat
formeel uit 2 raadsleden en 3 externe deskundigen (art. 2 lid 1). Op zich heeft
het niet inzetbaar zijn van de referendumcommissie geen problemen opgeleverd,
omdat teruggevallen kon worden op een andere bepaling te weten de
referendumverordening zelf, op basis waarvan (art. 6 lid 1) aan het college de
bevoegdheid is toegekend in alle fasen van de procedure extern advies in te
winnen. Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt door het inschakelen van het
eerder genoemde driemanschap dat gevraagd is te adviseren omtrent de
toelaatbaarheid van het onderwerp en de referendumvraag.
De
vraag ligt voor of er in de toekomst gekozen moet worden voor het laten
voortbestaan van de figuur referendumcommissie, respectievelijk het opnieuw
benoemen van een referendumcommissie of dat het werk dat een dergelijke
commissie dient te verrichten ook op aanvaardbare en adequate wijze gedaan kan
worden door externe deskundigen, in te schakelen door het college. Wij zijn van
mening dat het aanbeveling verdient voor laatstgenoemde mogelijkheid te kiezen.
Het college acht zich in het duale model zeer wel in staat om op zorgvuldige
wijze de voorbereidingen ter hand te nemen om, met inschakeling van de
betreffende externe deskundigen, te komen tot onderbouwde voorstellen aan de
raad, wanneer het betreft vragen als de toelaatbaarheid van een referendum ten
aanzien van een specifiek onderwerp of het formuleren van de referendumvraag.
Dat is ook wat de referendumverordening aan het college opdraagt (art. 6). Het
inschakelen van externe deskundigen bevordert daarbij een onafhankelijke en zo
objectief mogelijke grondslag van de voorstellen van het college aan de raad.
Bij dit alles mag overigens niet uit het oog verloren worden dat de raad
belangrijke bevoegdheden aan zich houdt. Gedacht moet daarbij worden aan het
toelaatbaar achten van een referendum, het vaststellen van de referendumvraag
en het beschikbaar stellen van budget. Wij zullen dan ook de nadere regeling
betreffende de referendumcommissie intrekken. Daarmee zal er niet
langer een referendumcommissie in de oorspronkelijke vorm bestaan.
Uitkomst advies externe deskundigen.
Het
college was verrast door het uiteindelijke oordeel, respectievelijk het advies
van de externe deskundigen. Het college was en is van mening - wij informeerden
uw raad daar reeds eerder over - dat de externe deskundigen wel een erg ruime
uitleg aan de referendumverordening hebben gegeven waar het betreft het
referendabel zijn van het betreffende onderwerp, te weten een
concept-ontwikkelingsplan. De externe adviseurs hebben, zo moet vastgesteld
worden, de interpretatiemogelijkheden van het betreffende artikel van de
referendumverordening afgetast. Zij hebben daarbij, kijkend naar hun advies,
gekozen voor een ruime interpretatie, gelet op de bewoordingen van de
referendumverordening en mede gelet op de in hun ogen aanwezige bedoeling van
deze verordening om, ondanks vele restricties en uitzonderingen, het houden van
een referendum toch niet nagenoeg
absoluut onmogelijk te maken.
Het
college is het met de ruime interpretatie van de externe deskundigen, mede
kijkend naar de praktijkgevolgen voor toekomstige situaties, niet eens. Naar
ons oordeel is een ontwikkelingsplan
dermate verwant met planologische maatregelen (welke uitgezonderd zijn van een
referendummogelijkheid) dat ook een concept-ontwikkelingsplan uitgezonderd
dient te zijn van deze mogelijkheid. Daartoe zal de referendumverordening
aangepast moeten worden. Een voorstel
daartoe treft u dan ook hierbij aan. Via het geven van zienswijzen vooraf
bestaat er voldoende mogelijkheid voor de betreffende burgers om van hun
standpunt en mening blijk te geven. Die standpunten en meningen zal het
gemeentebestuur moeten wegen, alvorens tot een besluit te komen.
Stuk
91 I pag.
8.
Enkele
leden van uw raad vroegen zich eerder af of de externe adviseurs wel in hun
oordeel hebben meegenomen wat er in 2001 aan politiek-bestuurlijke stellingname
heeft plaatsgevonden. Het toenmalige college en de betreffende raadscommissie
stonden namelijk positief tegenover
uitbreiding van de camping.
Wat
dit punt betreft moet vastgesteld worden dat de externe deskundigen er
redelijkerwijs van op de hoogte konden zijn wat er in 2001 heeft
plaatsgevonden. In paragraaf 1 van het concept-ontwikkelingsplan uitbreiding
camping Delftse Hout - over welk stuk de externe deskundigen beschikten - wordt
van een en ander namelijk uitdrukkelijk melding gemaakt. Uit de analyse van de
externe deskundigen moet dan ook opgemaakt worden dat men hetgeen destijds als
standpunt is ingenomen niet van invloed achtte op de te beantwoorden vraag of
medio 2006 het dan voor de raadsvergadering geagendeerde onderwerp, namelijk
het concept-ontwikkelingsplan uitbreiding camping Delftse Hout, aan een
referendum onderworpen kan worden. Van een concept-besluit als uiteindelijk aan
de orde (een uitgewerkte ruimtelijke onderbouwing) was in 2001 nog geen sprake.
ad
d. benutting proces
De vraag rijst of de koppeling van het referendum aan de
verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van invloed is
geweest op de opkomst en daarmee op de geldigheid van de uitslag van het
referendum. Deze vraag is onder meer voorgelegd aan het DIP. Opmerkelijk is dat
74% van de respondenten aangeeft waarschijnlijk of zeker wel ook te hebben
gestemd voor het referendum als er géén Kamerverkiezingen zouden zijn, terwijl
vele respondenten aangeven het onderwerp ontwikkelingsplan uitbreiding Camping
Delftse Hout absoluut niet geschikt te vinden als referendumonderwerp. Ondanks
het voorgaande vragen wij ons af of de koppeling van het referendum aan de
verkiezing van de leden van de Tweede Kamer niet een sterke vertekening heeft
gegeven van het opkomstpercentage waar het betreft het referendum. Naar de
toekomst toe zal dan ook onder ogen gezien moeten worden of het verstandig is
om een referendum samen te laten vallen - wanneer daartoe de mogelijkheid zou
bestaan – met de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, zonder de
opkomstdrempel te wijzigen.
ad
e. communicatie
Voor het kunnen beoordelen van de
communicatie rond het referendum is het relevant een aantal aspecten mee te
wegen, die deel zijn van de achtergrond waartegen het referendum plaatsvond.
Deze zijn mogelijk van invloed geweest op de opstelling van partijen in (de
aanloop naar) het referendum. In welke mate dat precies het geval is geweest,
is in het kader van deze evaluatie niet onderzocht. Daarom volstaan we hier met
het in willekeurige volgorde aanstippen:
-
het was het eerste referendum na tien jaar verordening;
-
de lange doorlooptijd van besluitvorming rond uitbreiding
van de camping;
-
collegewisseling tijdens proces van besluitvorming;
-
recent sterk vernieuwde raad;
-
gelijktijdigheid van referendum en landelijke verkiezingen.
De communicatie rond het referendum
valt uiteen in voorlichting over het proces rond het referendum en het publieke
debat over de inhoud van het raadsvoorstel.
Het referendum ging inhoudelijk over
het ontwikkelingsplan Camping Delftse Hout, dat uitbreiding van de camping
mogelijk zou maken.
Stuk 91 I pag.
8.
Invulling
thema.
In de publieke discussie hebben drie
hoofdthema’s gespeeld:
-
uitbreiding van de camping
-
kappen van bomen en de druk op natuur in Delft
-
het referendum als middel (timing, kosten e.d.)
In de media waren deze thema’s terug te
vinden in koppen als:
-
Mag camping Delftse Hout uitbreiden?
-
Vandaag voor of tegen een grotere camping
-
Op bres voor groene specht
-
Referendum over bomenkap
-
Werkgevers boos over bomenreferendum
-
Referendum over behoud 112 bomen kost anderhalve ton
Dat andere invullingen ontstaan – of
bewust gekozen worden – van het feitelijke onderwerp van het referendum is
onvermijdelijk. Iedereen is immers vrij om eigen accenten te leggen in de
beleving van het onderwerp. Ook Dölle [2]
noemt in zijn artikel in de Gemeentestem dat het in Delft ging om de kap van
bomen.
Bij referenda in het land hebben
colleges communicatief verschillende posities ingenomen. Er zijn voorbeelden
waar het college actief campagne heeft gevoerd en voorbeelden waarbij het
college heeft gekozen voor totale stilte. Dat laatste is met name het geval in
situaties waar het referendum op initiatief van het college of de raad is uitgeschreven en niet het resultaat is
van een actie uit de bevolking (een variant die de Delftse verordening
overigens niet kent).
In het Delftse referendum was de inzet
een voorstel van het college aan de raad in de vorm van een
concept-raadsbesluit. Het college heeft niet gekozen voor een actieve,
campagnematige verdediging van het eigen voorstel, maar voor actieve correctie
van onjuiste of onvolledige feiten. Uit het DIP blijkt dat 38% van de
respondenten het (zeer) eens is met de stelling dat het college het eigen
standpunt over de uitbreiding voldoende naar buiten heeft gebracht. Ongeveer
een derde van de reacties is neutraal en 29% van de respondenten is het met
deze stelling (zeer) oneens. Een verdeelde mening dus. Het is de vraag of de
middenpositie (alleen corrigeren) voldoende recht doet aan het feit dat het
college indiener is van het voorstel en of het college in die positie voldoende
zichtbaar is geweest. Wij zijn van mening dat de gekozen opstelling het
standpunt van het college voldoende heeft doen blijken. Het college heeft er
nadrukkelijk voor willen waken de indruk te wekken, gelet op alle feiten en
omstandigheden, dat men het debat wilde sturen en wellicht zelfs vanuit een
bestuurlijke machtspositie monopoliseren. Vooral het maatschappelijk
krachtenveld diende in onze ogen aan zet te zijn. Een enigszins terughoudende positiebepaling
in communicatief opzicht achtten wij daarbij passend. Naar de toekomst toe zal
overigens per geval bezien moeten worden welke bestuurlijke opstelling, gelet
opnieuw op alle feiten en omstandigheden, passend is. Een vooraf vast te
stellen beleidslijn op dit punt achten wij niet wenselijk.
Vier partijen
hebben een beroep gedaan op de beschikbare subsidie ter stimulering van het
publieke debat. Er zijn diverse publieksbijeenkomsten georganiseerd, waaraan
door een beperkt aantal mensen is deelgenomen.
Stuk 91 I pag.
10.
De
intensiteit waarmee politieke partijen zich in het publieke debat hebben
begeven is wisselend. De meeste partijen hebben op hun site aandacht besteed
aan het referendum. De indruk is dat met name de partijen die tegen uitbreiding
van de camping waren, actiever waren in het debat en het werven van steun voor
het referendum.
Voorlichting
over referendum.
De verordening legt een aantal
communicatieve acties op:
Artikel 10.2 ‘Het
college draagt er zorg voor, dat kiesgerechtigden via de Stadskrant en andere
media worden geïnformeerd over het instrument referendum en het onderwerp
waarover het referendum gaat”
Artikel 10.3 Ter
inzage legging van relevante stukken aangaande het concept-raadsbesluit
Uit het onderzoek dat is gehouden via
het Delft Internet Panel (DIP) blijkt dat 99% van de Delftenaren wist dat er
een referendum gehouden zou worden. Lokale media waren daarbij een belangrijke
informatiebron. Zes van de tien respondenten gaven aan dat zij zich hebben
laten informeren door de gemeentelijke communicatie.
Veruit de meeste mensen wisten dus dát
er een referendum zou zijn. Van deze groep zegt 77% de communicatie vanuit de
gemeente (zeer) voldoende te vinden. Negen procent van de respondenten beoordeelt
de gemeentelijke communicatie met (zeer) onvoldoende.
Op de stelling dat de burger achteraf
goed is geïnformeerd over de uitslag van het referendum zegt 65% van de
respondenten in het DIP het daar (zeer) mee eens te zijn.
De ter inzage legging is geregeld door
het toegankelijk maken van stukken op de Phoenixstraat en door het plaatsen van
een dossier op www.gemeentedelft.info. Op de gemeentesite stond informatie
over het referendum als zodanig en over (de geschiedenis van) het
raadsvoorstel. Het bezoek aan deze site is weergegeven in de bijlages.
In de periode richting het definitieve
verzoek is discussie ontstaan over het al dan niet melden van tussenstanden. De
verordening doet geen uitspraak over het melden van tussenstanden.
Het college was van mening dat het
doorgeven van tussenstanden gezien zou kunnen worden als een manier om het
proces van het definitieve verzoek voor een referendum te beïnvloeden. Om te
voorkomen dat die indruk zou ontstaan, heeft het college in eerste instantie
besloten géén tussenstanden bekend te maken. Daaraan heeft het college
verbonden, dat ook zijzelf geen inzicht wilde hebben in tussenstanden.
Omdat op enig moment bleek dat juist
deze lijn gezien werd als oneigenlijk en beïnvloedend op het proces, is bij
nader inzien besloten om op drie momenten (24 juli, 31 juli en 7 augustus) een
tussenstand te melden op www.gemeentedelft.info.
Voor de media was de melding van
tussenstanden aanleiding tot publicaties
-
Te weinig handtekeningen bij eerste tussenstand (AD, 24-07-2006)
-
Nog te weinig steun voor referendum (AD, 31-07-2006)
-
Kans op referendum camping Delftse Hout slinkt (AD, 01-08-2006)
-
Nog 1.300 krabbels tegemoet (AD, 07-08-2006)
-
Referendum gaat door (AD, 11-08-2006).
Alles overziende en argumenten pro en
contra wegend, zijn wij van mening dat bij een eventueel volgend referendum als
beleidslijnlijn gevolgd dient te worden, dat geen tussenstanden meer bekend
gemaakt worden. Kortom, ons hiervoor weergegeven aanvankelijke standpunt met de
daaraan ten grondslag liggende argumenten.
Stuk
91 I pag.
11.
ad
f verkiezingstechnische aspecten
Algemeen.
Het vakteam Burgerzaken is in het algemeen belast
met de organisatie van verkiezingen en referenda. Het betreft vooral het proces
rond de uitvoering van de stemming en de vorming van de uitslag.
Uitvoeringspunten zijn:
-
stemlocaties
-
stembureauleden
-
samenstelling en bijhouding “kiesregister””
-
verzorging oproepkaarten/stempassen
-
beheer en verzorging van al het noodzakelijke
verkiezingsmateriaal
-
vorming van de uitslag.
Wat betekende het referendum
verkiezingstechnisch t.o.v. het
organiseren van een reguliere verkiezing/referendum ?
De wettelijke basis m.b.t. de uitvoering van een
reguliere verkiezing/referendum zijn: Kieswet, Kiesbesluit en Ministeriele
Circulaires. Voor de uitvoering wordt tevens o.a. gebruik gemaakt van een
draaiboek.
De wettelijke basis m.b.t. de uitvoering van het
referendum is de gemeentelijk referendumverordening, waarin tevens wordt
verwezen naar de Kieswet.
In afwijking van reguliere verkiezingen kreeg
Burgerzaken te maken met enkele nieuwe
aspecten:
Werkzaamheden m.b.t. de fase van het inleidend
verzoek:
Conform de referendumverordening (art. 7) moet het
inleidend verzoek vergezeld gaan van tenminste 300 handtekeningen van
kiesgerechtigden. Binnen 2 dagen na het indienen van het verzoek moet het
college onderzoeken of het door een voldoende aantal kiesgerechtigden is
ondersteund. Het onderzoek m.b.t. de gegevens van de kiesgerechtigden, moest
in korte tijd door Burgerzaken uitgevoerd
worden. Dit is in die korte tijdspanne gerealiseerd echter met waarborging van
zorgvuldigheid.
Werkzaamheden m.b.t. de fase van het definitieve
verzoek:
Conform de referendumverordening (art. 8) moet een
definitief verzoek ingediend worden binnen 6 weken na de datum waarop de raad
besloten heeft de kiesgerechtigden daartoe in de gelegenheid te stellen. Het
verzoek moet ondersteund worden door de handtekening van tenminste 4000
handtekeningen van kiesgerechtigden.
Voor Burgerzaken betekende dit o.a;
-
zorgdragen voor locaties waar men de handtekening
kon plaatsen
-
instructie personeel op voornoemde locaties
-
ontwerpen en verspreiding van handtekeninglijsten
-
controle van de gegevens en verwerking in een
speciaal register
-
verzorging van informatieverstrekking via
callcenter Publieksbalie
-
verzorging van tussentijdse -en eindopgave aantal
geplaatste/geaccepteerde handtekeningen
Ook hier kan opgemerkt worden dat veelal alles
uitgevoerd moest worden binnen een vastgestelde en vaak beperkte tijd. Alles is
uiteindelijk gerealiseerd, met veel inspanning, echter met waarborging van
zorgvuldigheid.
Wat betekende het dat het
Referendum gelijk gehouden werd met de Tweede Kamerverkiezingen ?
Stuk 91 I pag.
12.
Efficiency m.b.t. stemlocaties en stembureauleden:
De mailing, controle, registratie en vaststelling
m.b.t. de beschikbaarheid en benoeming van de stemlocaties en stembureauleden
hoefde, door te combineren, slechts eenmaal uitgevoerd te worden.
Ingewonnen werd op de portokosten ( stembureauleden en stemlocaties) en het
aantal uren noodzakelijk voor de controle en bezoek en het inrichten van de
stemlocaties.
Gevolgen voor de kiezers:
Kiesrecht: de voorwaarden m.b.t. het kiesrecht was
voor beide verschillend.
a)
voor de TK bedroeg het aantal kiesgerechtigden: 71.353
b)
voor het RF bedroeg het aantal kiesgerechtigden: 75.047
Mogelijkheden m.b.t. het uitoefenen van het
kiesrecht:
a)
voor de TK was dit ruimer t.a.v. het stemmen bij
volmacht en gemeente waar men kon stemmen
b)
voor het RF kon men slechts een Delftse
kiesgerechtigde machtigen en kon men alleen in Delft de stem uitbrengen.
Kiezerspassen en bijlage:
De kiezerspassen werden i.v.m. het onderscheid van
het kiesrecht TK en RF in
verschillende kleur geprint en in
aparte enveloppen verstuurd. Bij de toezending werd ook een bijsluiter bijgevoegd
met gerichte tekst m.b.t. TK of RF.
Gevolgen voor de medewerkers op
de stembureaus:
Hoofdtaak van deze medewerkers is zorgdragen voor
het waarborgen van de uitvoering van het stemproces en het leveren van de
uitslag.
Daar zij te maken kregen met verschillende kiezers
( TK en/of RF ) en diverse verschillende mogelijkheden, moesten zij tijdig
voorzien worden van een duidelijke instructie.
Daarnaast was de techniek van het bedienen van de
stemmachine, afwijkend t.o.v. de reguliere bediening. Tevens had dit gevolgen
voor de doorlooptijd van de kiezers. Ook was de opkomst ook bepalend voor de
uitoefening van hun taken.
Voor de uitvoering van de administratieve taken
moesten zij tevens extra inspanning leveren.
ad
g kosten referendum
In juni kondigde zich zowel het Referendum als de
val van het kabinet aan. De kosten van de beide verkiezingen zijn eind
september op basis van een nota in de Raad geaccordeerd. Dit bracht een
begrotingswijziging met zich mee. Voor de Tweede Kamerverkiezingen is een
budget van € 167.000 geaccordeerd en voor het Referendum € 84.000. Dit
benodigde budget werd uit de reserve beschikbaar gesteld. De prognose kwam goed
uit. De uitvoerende vakteams zijn
netjes binnen de grenzen van het uit de reserve beschikbaar gestelde budget
gebleven. De bevindingen zijn inmiddels ook aangeleverd en verklaard voor de
jaarrekening van 2006.
ad
h rechtsbescherming
Vastgesteld
moet worden dat tijdens het proces van het referendum door burgers en of
rechtspersonen geen gebruik gemaakt is van de mogelijkheid om op de daarvoor,
ingevolge de Algemene wet bestuursrecht in aanmerking komende beslismomenten,
een bezwaarschrift in te dienen en (desgewenst) gelijktijdig een verzoek om
voorlopige voorziening bij de Voorzieningenrechter in te dienen.
Stuk
91 I pag.
13.
Ervaringen
van andere gemeenten (bijvoorbeeld Amsterdam) wijzen uit dat deze situatie zich
kan voordoen. Dat leidt in het kader van de evaluatie van het Delftse
referendum tot de vaststelling dat met de hier geschetste mogelijkheid naar de
toekomst toe rekening gehouden moet worden. Met name voor de ACB (= Adviescommissie voor
Bezwaarschriften) kan de situatie zich voordoen dat er onder omstandigheden
vele tientallen of zelfs honderden bezwaarschriften ontvangen worden per
beslissingsmoment die in de daarvoor bestaande procedure door het secretariaat
afgehandeld zullen moeten worden. Dat kan lopende het proces betekenen dat er
een zeker multiplier effect optreedt omdat er sprake kan zijn van diverse
beslissingsmomenten in de zin van de Awb waartegen de bezwaar- en
beroepsmogelijkheid openstaat. Wanneer de input aan bezwaarschriften niet
binnen de reguliere bezetting opgevangen kan worden (ondanks dat de
bezwaarschriften vermoedelijk in twee categorieën te verdelen zijn, namelijk
voor- en tegenstanders) zal gekozen moeten worden voor de binnen het RBB (=
Rechtsbeschermingsbedrijf) gebruikelijke formule van het maatwerk-plus. Dat wil
zeggen dat de kosten van extra inhuur in rekening gebracht worden bij de lijn
waar beleidsmatig het betreffende onderwerp (waarover een referendum
plaatsvindt) thuis hoort. Komt het tot een zaak voor de Voorzieningenrechter
dan zal ook daar het gemeentebestuur zich moeten laten vertegenwoordigen. Gelet
op het belang van het onderwerp is het daarbij niet denkbeeldig dat in een
dergelijk geval een beroep gedaan zal worden op een advocaat, met het
bijbehorende kostenplaatje. Maar ook de lijn zal te maken hebben met het feit
dat er bezwaarschriften zijn ingediend. Immers men zal verweer moeten voeren.
Ook dat kan extra kosten met zich meebrengen. In beide geschetste gevallen -
wanneer een en ander niet binnen de bestaande budgettaire mogelijkheden kan
worden opgevangen - zullen de niet voorziene en geraamde kosten zich
manifesteren in de rekening over het betreffende jaar als overschrijding.
ad
i subsidie campagnevoerders
Op grond van artikel 11 van de Referendumverordening stelt de raad een budget ter beschikking ten behoeve van de organisatie, de voorlichting en het publieke debat. Wat betreft dit laatste heeft de raad op 28 september 2006 een budget ter beschikking gesteld van euro 10.000,- ten behoeve van campagnevoerders. Om over een snelle en effectieve werkwijze te kunnen beschikken is de Referendumverordening op een enkel onderdeel zodanig gewijzigd dat de bevoegdheid om binnen het door de raad beschikbaar gestelde budget subsidieaanvragen te beoordelen en subsidie toe te kennen kwam te liggen bij het college. Na wijziging van de Referendumverordening en het verkrijgen van de betreffende bevoegdheid heeft het college een specifieke beleidsregel vastgesteld: Beleidsregel subsidieverlening bij referenda 2006 op basis van artikel 4 van de Algemene subsidieverordening. Een praktische en korte regeling van twee A-4tjes en slechts 11 artikelen.
Vier aanvragen voor subsidie zijn ingediend. Deze zijn alle vier gehonoreerd. De vier verleende subsidies gingen achtereenvolgens naar:
- Stichting sprekershoek (euro 350,-)
- Vereniging Referendumcomité Delftse Hout (euro 2500,-)
- Stichting Commissie Natuur en Milieu (euro 2000,-)
-
Recreatiecentrum
Delftse Hout B.V. (euro 2500,-).
Het maximum subsidiebedrag per aanvraag bedroeg krachtens de beleidsregel euro 2500,-.
Bij de toetsing is gebleken dat voldaan werd aan de in de Beleidsregel genoemde criteria. Dat gold ook voor het criterium in artikel 2, lid 3 onder e: er is sprake van voldoende spreiding over aanvragers, soort en inhoud van de verschillende activiteiten, zij het dat daar gelet op relatief bescheiden aantal aanvragers enigszins ruimhartig mee is omgegaan.
Stuk
91 I pag.
14.
3.
DIP meting
Door
de commissie Bestuur en Werk is tijdens de vergadering op 16 januari 2007 aan
het college gevraagd een peiling te houden onder de bevolking, bijvoorbeeld met
gebruikmaking van het DIP (= Delft Internet panel). Dat is gebeurd. De
resultaten zijn als bijlage bij deze evaluatie gevoegd. Samengevat kunnen de
volgende hoofdconclusies getrokken worden, die gelet op de respons een
representatief beeld geven.
Een
ruime meerderheid van de Delftenaren heeft een stem uitgebracht tijdens het
referendum. Slechts 1 % was niet op de hoogte van het feit dat er een
referendum gehouden zou worden.
Van
de Delftenaren die niet gestemd hebben geeft een kwart aan dat men het
referendum geen goed instrument vindt. Eenzelfde deel interesseerde het
onderwerp van het referendum niet. Een meerderheid (66 %) had zich
enigszins in de voor- en
tegenargumenten verdiept en 26 % had zich daar zeer in verdiept. In het oog
springt dat bijna driekwart van de Delftenaren (72 %) die hun stem hebben
uitgebracht aangeven dat zij zeker of waarschijnlijk ook gestemd zouden
hebben indien het referendum op een
ander moment dan de Tweede Kamerverkiezingen gehouden zou zijn. Een zeer ruime
meerderheid (87 %) geeft aan dat de leden van het stembureau (zeer) duidelijk
gemaakt hebben dat er over twee onderwerpen een stem uitgebracht kon worden.
Van de Delftenaren die op de hoogte waren van het referendum geeft 75 % aan
geïnformeerd te zijn via de lokale media; 60 % heeft te kennen gegeven zijn
informatie via de gemeente ontvangen te hebben. Driekwart van de Delftenaren
die wisten dat er een referendum gehouden zou worden is van mening dat de
communicatie vanuit de gemeente (zeer) voldoende is geweest. Een op de tien
vond dat dit niet het geval was. Het tegelijkertijd houden van een referendum
met de Tweede Kamerverkiezingen vindt een grote groep (68 %) begrijpelijk en
praktisch, 45 % vindt het verstandig.
Een
ruime meerderheid (86 %) van de Delftenaren die wisten dat er een referendum
gehouden zou worden, vond het prettig dat er tijdens het referendum de
mogelijkheid was om te stemmen in een willekeurig stembureau. Met merendeel (65
%) geeft aan achteraf goed geïnformeerd te zijn over de uitslag van het
referendum.
Over
de stelling “het gemeentebestuur heeft haar eigen standpunt inzake de
uitbreiding van camping Delftse Hout duidelijk naar voren gebracht” blijken de meningen sterk verdeeld; 38 % is
het hier (zeer) mee eens, 33 % noch mee eens noch mee oneens en 29 % is het er
(zeer) mee oneens.
4.
Leereffect / conclusies en aanbevelingen
De
voornaamste conclusies en aanbevelingen laten zich als volgt samenvatten:
1.
Ambtelijke capaciteit.
Geen
structurele post op de begroting voor mogelijk zich voordoende referenda.
Wanneer
een referendum aan de orde is een ambtelijke taskforce instellen. Voor
werkzaamheden die als gevolg daarvan niet verricht kunnen worden en niet intern
opgevangen kunnen worden en noodzakelijkerwijs bestuurlijk voortgang dienen te
kennen (prioriteit), vanuit de betreffende clusters, respectievelijk het
college budget beschikbaar stellen om extern te kunnen inhuren.
2.
Adviesstructuur.
Een
referendumcommissie bestaande uit raadsleden en externe deskundigen wordt niet
langer noodzakelijk geacht. Het college is bevoegd in alle fasen van het
referendumproces externe deskundigen in te schakelen. Het college zal de nadere
regeling betreffende de referendumcommissie, zoals vastgesteld door het
college, intrekken.
Stuk
91 I pag.
15.
3.
Initiatiefnemer / contactpersoon.
Een
specifieke initiatiefnemer die mede als contactpersoon fungeert is niet nodig.
4.
Verordening.
De
Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 verdient op een aantal punten
aanpassing:
a.
art. 5 lid 3 wordt gewijzigd als volgt:
sub j wordt na ‘ruimtelijke ordening’
ingevoegd ‘, waaronder begrepen een besluit tot
vaststelling van een ontwikkelingsplan,’;
en geschrapt wordt de zinsnede ‘en waarbij die
procedure zich niet verdraagt met een
referendum;’ tevens wordt ‘wettelijk geregelde
procedure’ vervangen door
‘publiekrechtelijk geregelde procedure’;
b.
in art. 7, lid 3 wordt ‘twee’ vervangen door ‘vijf’;
c.
in art. 8, lid 5 wordt ‘twee’ vervangen door ‘vijf’;
d.
aan art. 14 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd dat luidt als volgt: ‘de uitslag
wordt
vermeld en beschreven in een door de
burgemeester ondertekend document’; het
huidige lid 4 wordt vernummerd tot ‘lid
5’;
5.
Rechtsbescherming
Mogelijk
is dat tijdens het proces van een referendum bezwaarschriften worden ingediend
tegen besluiten die daar ingevolge de Algemene wet bestuursrecht voor in
aanmerking komen. Wanneer een referendum bezwaarschriften teweegbrengt en deze
vanwege de hoeveelheid niet binnen de bestaande capaciteit van de ambtelijke
organisatie afgehandeld kunnen worden, dan zal budget beschikbaar gesteld
moeten worden om extern capaciteit te kunnen inhuren. Datzelfde geldt wanneer
er sprake zou zijn van een verzoek om voorlopige voorziening bij de
Voorzieningenrechter en bestuurlijk wordt geoordeeld dat vertegenwoordi-ging door
een advocaat gewenst is.
6.
Subsidie campagnevoerders
Deze
mogelijkheid dient gecontinueerd te worden. Wanneer er een veelheid aan
subsidieaanvragers is en het totaal aan subsidies gevraagde bedrag het
beschikbaar gestelde budget overstijgt, dient strikt getoetst te worden aan de
criteria zoals opgenomen in de betreffende subsidiebeleidsregel.
7. Structuur
Het verdient aanbeveling in voorkomende gevallen
een duidelijker structuur te maken voor de begeleiding van het referendum op
alle aspecten (organisatie, voorlichting, publiek debat en dergelijke). Naast
een ambtelijke taskforce die zich specifiek met het referendumproces bezighoudt
samen met de voor dat proces
bestuurlijk verantwoordelijke portefeuillehouder, zal ook een ambtelijke
taskforce die het referendabele onderwerp beleidsinhoudelijk begeleidt samen
met de verantwoordelijke wethouder, noodzakelijk zijn.
8. Coördinatie
Het coördineren van het referendumproces en de
beleidsinhoudelijke aspecten van het referendabele onderwerp vindt plaats binnen
en door het college.
9. Tussenstanden
Er zullen geen tussenstanden meer worden
gepubliceerd.
10. Positie college
Hoe
het college zich beleidsinhoudelijk zal opstellen zal in de toekomst per geval
bekeken worden en afhangen van de feiten en omstandigheden, zoals die op dat
moment aan de orde zijn.
Stuk
91 I pag.
16
7.
Slot.
Het
referendum inzake het ontwikkelingsplan Uitbreiding camping Delftse Hout is
in velerlei opzicht een ingrijpende gebeurtenis geweest. Zoveel is zeker dat
het een proces betrof met een duidelijk begin- en eindpunt. Dat eindpunt was
het besluit van de raad om, gelet op de geldige uitslag van het referendum, het
ontwikkelingsplan als waarvan sprake, niet vast te stellen. Dit betekende dat
de uitbreiding van de camping niet doorging. Maar daarnaast heeft het eerste
referendum in de 10-jarige geschiedenis van het bestaan van deze mogelijkheid
onmiskenbaar talrijke nuttige ervaringsfeiten opgeleverd. Ervaringsfeiten die
zich op velerlei niveaus en in allerlei hoedanigheden hebben gemanifesteerd.
Daarvan kan geleerd worden. Om welke punten het daarbij gaat is in deze
evaluatie belicht.
8.
Voorstel.
Wij
stellen u voor gelet op het bovenstaande het hierna volgende te besluiten:
In
te stemmen met:
1.
de resultaten van de evaluatie referendum ontwikkelingsplan
Uitbreiding Camping Delftse Hout;
2.
het aanpassen van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 als
volgt:
a. art. 5 lid 3 wordt gewijzigd als volgt:
sub j wordt na ‘ruimtelijke ordening’
ingevoegd ‘, waaronder begrepen een besluit tot
vaststelling van een ontwikkelingsplan,’;
en geschrapt wordt de zinsnede ‘en waarbij die
procedure zich niet verdraagt met een
referendum;’ tevens wordt ‘wettelijk geregelde
procedure’ vervangen door
‘publiekrechtelijk geregelde procedure’;
b. in art. 7, lid 3 wordt ‘twee’ vervangen
door ‘vijf’;
c. in art. 8, lid 5 wordt ‘twee’ vervangen
door ‘vijf’;
d. aan art. 14 wordt een nieuw lid 4
toegevoegd dat luidt als volgt: ‘de uitslag wordt
vermeld en beschreven in een door de
burgemeester ondertekend document’; het
huidige lid 4 wordt vernummerd tot
‘lid 5’;
Hoogachtend,
Het
college van burgemeester en wethouders van Delft,
mr.
drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk
91 II
20270479
De
raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 8 mei 2007;
b e
s l u i t :
I. in te stemmen met de resultaten van de
evaluatie referendum ontwikkelingsplan
Uitbreiding Camping Delftse Hout;
II. in te stemmen met het
aanpassen van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 als volgt:
a. art. 5 lid 3 wordt gewijzigd als volgt:
sub
j wordt na ‘ruimtelijke ordening’ ingevoegd ‘, waaronder begrepen een besluit
tot vaststelling van een ontwikkelingsplan,’; en geschrapt wordt de zinsnede
‘en waarbij die procedure zich niet verdraagt met een referendum;’ tevens wordt
‘wettelijk geregelde procedure’ vervangen door ‘publiekrechtelijk geregelde
procedure’;
b. in
art. 7, lid 3 wordt ‘twee’ vervangen door ‘vijf’;
c. in
art. 8, lid 5 wordt ‘twee’ vervangen door ‘vijf’;
d. aan
art. 14 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd dat luidt als volgt: ‘de uitslag
wordt vermeld en beschreven in een
door de burgemeester ondertekend document’; het huidige lid 4 wordt vernummerd tot ‘lid 5’.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 mei 2007.
,burgemeester.
,griffier.