Niet-correctieve
Referendumverordening 2008
Paragraaf
1
Algemene
bepalingen
Artikel
1
In deze
verordening wordt verstaan onder:
a.
referendum: een volksstemming op initiatief van de kiezers;
b. kiezer:
de ingezetene van de gemeente Delft, die voldoet aan de vereisten voor actief
kiesrecht voor deelname aan de verkiezing van leden van de gemeenteraad;
c. raad: de
gemeenteraad van Delft;
d. reglement van orde: het reglement
van orde voor de vergaderingen van de raad van
de gemeente Delft;
e. referendumkamer: de commissie van
advies als bedoeld in artikel 4 van deze
verordening;
f. concept-raadsbesluit: het
raadsvoorstel zoals dat luidt na de gebruikelijke behandeling
in raadscommissies en raad en ná
verwerking van eventuele amendementen, doch vóór
de eindstemming;
g. werkdag: een dag in de week met
uitzondering van de zaterdag of een zon- of
feestdag.
Artikel
2
Deze
verordening geeft regels voor het houden van raadgevende referenda.
Artikel
3
Een
referendum wordt gehouden onder de kiezers van het gehele grondgebied van de
gemeente.
Referendumkamer
Artikel
4
1. Er is een referendumkamer. De
referendumkamer heeft tot taak:
a. de raad
te adviseren over de toelaatbaarheid van een onderwerp waarvoor een
referendumverzoek is ingediend;
b. de
vraagstelling te ontwerpen voor de handtekeninglijsten ten behoeve van het
definitieve referendumverzoek;
c. de
voorlichting over het referendum, alsmede de pro-ja/pro-nee campagne te
begeleiden;
d. toezicht
te houden op de uitvoering van de verordening en de stemprocedure;
e. te
adviseren bij geschillen tussen de gemeente en de initiatiefnemers;
f. te
adviseren over de evaluatie van de gehouden referenda.
2. De referendumkamer adviseert
voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen
van deze verordening, over de bij
referenda en referendumaanvragen te volgen
procedure en over overige zaken het
referendum betreffende.
3. De
adviezen van de referendumkamer zijn openbaar.
Artikel
5
1. De
referendumkamer bestaat uit vijf leden.
2. Voor
besluitvorming binnen de Referendumkamer is een quorum vereist van drie leden.
Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
3. De
benoeming geschiedt op een door burgemeester en wethouders in te dienen
aanbeveling. Voor deze aanbeveling komen niet in aanmerking leden van de
gemeenteraad, leden van het college van burgemeester en wethouders en
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.
4. De leden worden door de raad
benoemd op voordracht van burgemeester en
wethouders. De raad wijst één van de
leden als voorzitter aan.
5. De leden worden benoemd voor een
periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen
terstond worden herbenoemd.
6. Zij kunnen te allen tijde ontslag
nemen en dienen dit schriftelijk in bij de raad. Zij die
aftreden dan wel zij die ontslag
hebben genomen blijven hun functie waarnemen totdat
in hun opvolging is voorzien.
7. Tussentijds benoemde leden treden
af op het tijdstip dat voor het aftreden van hun
voorgangers was bepaald.
8. De
referendumkamer kan zich laten bijstaan door externe adviseurs.
Artikel
6
Burgemeester
en wethouders dragen aan een ambtenaar van de gemeente het secretariaat van de
referendumkamer op.
Paragraaf
2
Onderwerp
Artikel
7
1. Alleen
concept-raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum. Een voor
een referendum in
aanmerking komend concept-raadsvoorstel moet - indien van
toepassing - reeds
zijn onderworpen aan inspraak.
2. De volgende concept-besluiten
kunnen geen onderwerp zijn van een referendum:
a. besluiten over voorstellen, gedaan aan de raad als
beroepsinstantie voor besluiten van burgemeester en wethouders;
b.
besluiten over voorstellen, gericht op het voor kennisgeving aannemen van
nota's, rapporten en dergelijke;
c.
besluiten over voorstellen inzake individuele kwesties, zoals benoemingen,
ontslagen,
schorsingen
en verlening van kwijtschelding;
d.
besluiten in het kader van deze verordening;
e.
besluiten tot het voeren van rechtsgedingen;
f.
besluiten inzake belastingverordeningen;
g. de
concept-gemeentebegroting en de perspectiefnota;
h.
besluiten welke dienen ter uitvoering van besluiten waarover al eerder een
referendum ingevolge deze verordening heeft plaatsgevonden of met betrekking
waartoe de mogelijkheid heeft bestaan tot het indienen van een daartoe
strekkend verzoek zonder dat daarvan gebruik is gemaakt;
i.
besluiten tot het aangaan, opheffen of wijzigen van Gemeenschappelijke
regelingen;
j.
bestemmingsplan- en structuurplanwijzigingen voor zover die uitsluitend
betrekking hebben op de verplichte doorwerking van planologische
kernbeslissingen, aanwijzigingen ex artikel 37 WRO en Tracébesluiten.
Beslissing
en initiatief
Artikel
8
1. Een
referendum kan alleen worden gehouden indien de raad daartoe heeft besloten.
2. Een verzoek aan de raad om te
besluiten tot het houden van een referendum kan
worden gedaan vanwege de kiezers.
Inleidend
verzoek
Artikel
9
1. Een verzoek van kiesgerechtigden
een referendum te houden dient uiterlijk vijf
werkdagen - en voorzien van de
handtekeningen van 300 kiezers - vóór de plenaire
behandeling van het
concept-raadsbesluit bij de raad te worden ingediend.
2. Indien het verzoek namens
meerdere initiatiefnemers wordt gedaan, wordt in het
verzoek aangegeven welke groep van
ten minste twee en ten hoogste tien van de
ondertekenaars geacht kan worden
voor het vervolg van de procedure te fungeren als
gesprekspartners namens de
indieners.
3. Voorafgaand aan de plenaire
behandeling als bedoeld in het eerste lid adviseert de
referendumkamer de raad over de
toelaatbaarheid van het onderwerp. Indien
burgemeester en wethouders dan wel
de raad van mening zijn dat er redenen zijn het
verzoek niet in te willigen, stellen
zij de referendumkamer hiervan tijdig in kennis.
Voorafgaand aan het uitbrengen van
het advies stelt de referendumkamer burgemeester
en wethouders dan wel de raad in de
gelegenheid hun opvattingen hierover nadere toe
te lichten.
4. Burgemeester en wethouders
onderzoeken uiterlijk binnen vijf werkdagen na
binnenkomst van een verzoek als
bedoeld in het eerste lid of het verzoek door een
voldoende aantal kiezers is gedaan.
5. Indien het verzoek niet voldoende
wordt ondersteund of niet binnen de gestelde
termijn is ingediend, stellen
burgemeester en wethouders de raad voor het verzoek niet-
ontvankelijk te verklaren.
6. Indien het verzoek betrekking
heeft op een onderwerp zoals bedoeld in artikel 7,
tweede lid, wijst de raad het
verzoek af.
7. Als de raad heeft besloten de
kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een
definitief verzoek in te dienen,
wordt het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare
wijze behandeld, met dien verstande
dat het concept-besluit, zoals dat luidt na
verwerking van de door de raad
aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt
gebracht maar wordt aangehouden.
8. Zo spoedig mogelijk na het
besluit van de raad om de kiesgerechtigden in de
gelegenheid te stellen een
definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumkamer in
overleg met vertegenwoordigers van
burgemeester en wethouders en van de indieners
over de vraagstelling. Tenzij
burgemeester en wethouders en de indieners een andere
periode
zijn overeengekomen,
brengt de referendumkamer binnen 10 werkdagen na het
genoemde besluit advies uit over de
vraagstelling.
9. De raad is bevoegd om
gelijktijdig met het besluit, bedoeld in het zevende lid,
burgemeester en wethouders de
bevoegdheid te delegeren om de vraagstelling
overeenkomstig het advies van de
referendumkamer vast te stellen.
10. Tenzij de raad van zijn
bevoegdheid, bedoeld in het negende lid, gebruik heeft
gemaakt, stelt de raad, met
inachtneming van het advies van de referendumkamer, in de
eerstvolgende vergadering de
vraagstelling vast.
Definitief
verzoek
Artikel
10
1. Een
definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het
totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
2. Het definitieve verzoek kan
worden ondersteund door het plaatsen van een
handtekening op door burgemeester en
wethouders vastgestelde lijsten of formulieren
die zijn voorzien van de
vastgestelde vraagstelling.
3. De handtekeninglijsten of
formulieren zijn gedurende zes weken - of zoveel eerder als
het benodigde aantal geldige
verklaringen is verkregen - beschikbaar in het Stadhuis en
op tenminste vier andere door
burgemeester en wethouders aangewezen locaties.
Burgemeester en wethouders dragen er
zorg voor dat op een wekelijkse koopavond en
op zaterdag ten minste een van deze
locaties geopend is.
4. De in het derde lid genoemde
termijn van zes weken vangt aan op de dag na de
vaststelling van de vraagstelling
als bedoeld in artikel 9, lid 10 waarop burgemeester en
wethouders bekend hebben gemaakt op
welke locaties en gedurende welke tijdstippen
de handtekeninglijsten beschikbaar
zijn.
5 Het verzoek moet worden
ondersteund door de handtekeningen van tenminste 4000
kiesgerechtigden.
6. Bij het plaatsen van een
handtekening op een lijst of een formulier dient de
kiesgerechtigde zich te legitimeren
met een geldig identiteitsbewijs.
7. Wekelijks maakt de burgemeester
bekend hoeveel ondersteunende handtekeningen
door de kiesgerechtigden zijn
geplaatst.
8. Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de
raad zo spoedig
mogelijk een beslissing op het verzoek.
9.
Bij ieder besluit tot het houden van een referendum wordt tevens beslist of de
uitslag van het referendum al dan niet direct gevolgd wordt. Indien is besloten
de uitslag te volgen, zijn de leden 2 en 3 van artikel 20 van toepassing.
10. Indien het verzoek niet voldoende wordt
ondersteund, stellen burgemeester en wethouders de raad voor het verzoeke
niet-ontvankelijk te verklaren.
11. Indien de raad besluit tot het
houden van een referendum, stelt hij tevens een
budget vast voor de voorlichting en
de organisatie van het referendum, alsmede een
budget voor de initiatiefnemers.
12. Burgemeester en wethouders
kunnen nadere regels vaststellen voor de
voorwaarden waaraan moet worden
voldaan om in aanmerking te komen voor een
tegemoetkoming ten laste van het in
het vorige lid genoemde budget.
Paragraaf
3
Vraagstelling
Artikel
11
Tenzij de
raad anders besluit wordt aan de kiezers de vraag voorgelegd of zij voor dan
wel tegen het in het raadsvoorstel vervatte concept-besluit zijn.
Artikel
12
Zo spoedig
mogelijk nadat de raad heeft besloten een referendum te houden, bepalen
burgemeester en wethouders de datum van het referendum.
Artikel
13
Burgemeester
en wethouders kunnen een begeleidingscommissie instellen. De samenstelling en
taak van deze commissie worden geregeld na overleg met de betrokken
raadscommissie.
Artikel
14
1. De
burgemeester doet openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een
referendum.
2. De op het raadsvoorstel, waarover
het referendum wordt gehouden, betrekking
hebbende stukken liggen voor een
ieder ter inzage bij de gemeentelijke informatiebalies
en op een aantal andere door
burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen. In
de openbare kennisgeving wordt
daarvan mededeling gedaan.
De
procedure rond de stemming
Artikel
15
1. Ten
behoeve van het referendum wordt een afzonderlijk kiezersregister bijgehouden,
waarin de
kiesgerechtigden voor het referendum worden opgenomen.
2. Een
kiesgerechtigde voor het referendum ontvangt een afzonderlijke oproepingskaart.
Artikel
16
Indien het
referendum gelijktijdig plaatsvindt met een verkiezing van de leden van een
vertegenwoordigend lichaam wordt een tweeledig kiezersregister bijgehouden.
In het ene
deel worden de kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van het
vertegenwoordigend lichaam opgenomen, in het andere deel zij die alleen aan het
referendum kunnen deelnemen. Het kiezersregister is zodanig ingericht dat bij
iedere kiezer aantekening kan worden gemaakt van het uitreiken van een
stembiljet en/of van deelname aan het referendum.
Artikel
17
1. Het referendum vindt plaats in de
stemlokalen die worden gebruikt voor de stemming
van de verkiezingen van
vertegenwoordigende lichamen.
2. Het
uitbrengen van een stem geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de Kieswet en
het Kiesbesluit.
Artikel 18
1. Het stembureau stelt na de
sluiting van het stemlokaal het aantal voor- en tegenstemmen vast. dan wel het
aantal stemmen voor de verschillende varianten.
2. De uitslag wordt openbaar bekend gemaakt.
Geldigheid
en inhoud van de uitslag
Artikel
19
1. Het referendum wordt als geldig
beschouwd, indien het totaal aantal uitgebrachte
geldige stemmen meer dan 30%
bedraagt van het aantal kiesgerechtigden.
2. Indien sprake is van een geldig
referendum en aan de kiezers de vraag is voorgelegd
of zij voor of tegen het
concept-raadsbesluit zijn, wordt de aan de deelnemers aan het
referendum voorgelegde vraag geacht
ontkennend te zijn beantwoord als de
meerderheid van het totaal aantal
uitgebrachte geldige stemmen het oordeel "tegen"
inhoudt. Indien aan de kiezers een
andere vraagstelling is voorgelegd wordt de uitslag
bepaald door de keuzemogelijkheid
met de meeste geldige stemmen.
Raadsbesluit
Artikel
20
1. Zo
mogelijk in de eerste vergadering na het plaatsvinden van het referendum doch
niet later dan twee maanden nadien besluit de raad over het aangehouden
concept-besluit dat aan het referendum werd onderworpen. In die vergadering
wordt over het in het raadsvoorstel vervatte concept-besluit een beslissing
genomen bij gewone meerderheid van stemmen. In deze vergadering kunnen met
betrekking tot het raadsvoorstel geen amendementen meer worden ingediend.
2. Indien
degenen die een stem hebben uitgebracht in het kader van het referendum zich in
meerderheid uitspreken voor het door de raad te nemen besluit, beslist dat deel
van de raad, dat zich heeft uitgesproken voor zelfbinding, dienovereenkomstig.
3. Indien
degenen die een stem hebben uitgebracht in het kader van het referendum zich in
meerderheid uitspreken tegen het door de raad te nemen besluit, beslist dat
deel van de raad, dat zich heeft uitgesproken voor zelfbinding,
dienovereenkomstig.
Strafbepaling
Artikel
21
Met
hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie
wordt gestraft hij die bij de stemming:
a. oproepingskaarten of
volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze
als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te laten gebruiken;
b. oproepingskaarten of
volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of
waarvan de valsheid of vervalsing
hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk
als echt en onvervalst gebruikt of
door anderen doet gebruiken dan wel deze met het
oogmerk om deze als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken in voorraad heeft;
c. oproepingskaarten of
volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze
wederrechtelijk te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
d. als gemachtigde stemt voor een
persoon, wetende dat deze is overleden.
Paragraaf
4
Slotbepalingen
Artikel
22
Voorzover
in deze verordening in de procedure ten aanzien van de stemming niet is
voorzien, zijn de bepalingen van de Kieswet zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing.
Artikel
23
Deze
verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan.
Artikel
24
Deze
verordening kan worden aangehaald als Niet-correctieve Referendumverordening
2008.
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van …