Verordening op het burgerinitiatief en het referendum 2008
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
Artikel 1
Begripsomschrijvingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a burgerinitiatief:
een schriftelijk verzoek aan de Gemeenteraad om een besluit te nemen, in te
trekken of te wijzigen;
b correctief referendum: een volksstemming over een beslissing
van de Gemeenteraad;
c kiezers: de ingezetenen van Delft die kiesgerechtigd zijn voor
de verkiezing van de Gemeenteraad en zijn ingeschreven in het in art. D1 van de
Kieswet bedoelde register;
d vakantieperiode: de door het College van Burgemeester en
Wethouders vastgestelde periodes waarin geen basisonderwijs wordt gegeven;
e een groot project: een maatschappelijk vraagstuk waarvan de
oplossing veel tijd of veel geld kost, diep ingrijpende gevolgen voor de
Delftse samenleving heeft of waarbij vele partijen zijn betrokken;
f startnotitie inrichting besluitvormingsproces: een door de
Gemeenteraad vastgestelde notitie waarin het besluitvormingsproces van een
groot project staat beschreven;
g College: het College van Burgemeester en Wethouders;
h Raad: de Gemeenteraad van Delft.
Artikel 2
Termijnen.
Op de in deze verordening vermelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van
toepassing.
Artikel 3
Bekendmaking van beslissingen.
1. Bekendmaking van beslissingen van de Raad en van het College in het
kader van deze verordening die een besluit zijn in de zin van art. 1.3 van de
Algemene wet bestuursrecht, geschiedt op de in deze wet voorziene wijze dan wel
zoveel mogelijk overeenkomstig hetgeen in deze wet is bepaald.
2. Van deze beslissingen wordt voorts een openbare kennisgeving gedaan
in de stadskrant, lokale media en op de gemeentelijke website. Van beslissingen
die geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zijn, wordt in
ieder geval een openbare kennisgeving gedaan.
Artikel 4
Initiatief- en referendumcommissie.
1. De Raad benoemt een initiatief- en referendumcommissie.
De commissie adviseert het gemeentebestuur over de volgende aangelegenheden:
a of een burgerinitiatief
betrekking heeft op een van de in artikel 5 genoemde uitzonderingen;
b over de startnotitie inrichting besluitvormingsproces;
c of een burgerinitiatief
aan de voorwaarden voldoet;
d of een wijziging van een initiatiefvoorstel zoals bedoeld in
artikel 13, tweede lid, de kern van het voorstel ongewijzigd laat.
2. Een lid van de Initiatief- en referendumcommissie is niet tevens:
a burgemeester van Delft;
b lid van de Raad van Delft;
c wethouder van Delft;
d ambtenaar door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of
daaraan ondergeschikt.
3. De commissie is belast met de behandeling van klachten, ingediend na
inwilliging van het definitieve verzoek om een referendum, over de
informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd. Deze
behandeling kan leiden tot bekendmaking van het oordeel van de commissie.
4. De commissie is verantwoordelijk voor de redactie van de
referendumkrant, bedoeld in artikel 26.
5. De Raad stelt een reglement vast ten behoeve van de vergaderingen en
van de werkwijze van de commissie.
6. De Raad benoemt voor elke raadsperiode de leden van de commissie.
Hoofdstuk 2. Initiatieffase.
Paragraaf 1. Burgerinitiatieven.
Artikel 5
Voor een burgerinitiatief
in aanmerking komende onderwerpen.
Over iedere aangelegenheid die onder de bevoegdheid van de Raad valt, kan een burgerinitiatief
worden ingediend, met uitzondering van de volgende beslissingen en onderwerpen:
a beslissingen van de Raad op bezwaar dan wel inzake het voeren
van rechtsgedingen;
b individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen
en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;
c het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;
d het vaststellen van de begroting en de rekening;
e het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;
f beslissingen in het
kader van deze verordening;
g beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan
worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke
belangen;
h beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger
bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de Raad geen beleidsvrijheid heeft;
i beslissingen welke naar
het oordeel van de Raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing
waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;
j de in een startnotitie
inrichting besluitvormingsproces vermelde beslissingen die voorafgaan aan de
beslissing waarvan de Raad heeft vastgesteld dat die als eerste in aanmerking
komt voor een referendum;
k onderwerpen die in strijd zijn
met een besluit van de Raad genomen in de periode van vier kalenderjaren
voorafgaande aan het burgerinitiatief.
Paragraaf 2. Op zichzelf staand burgerinitiatief.
Artikel 6
Aankondiging burgerinitiatief.
1. Een aankondiging van het burgerinitiatief wordt ingediend bij het
College.
2. De aankondiging bevat ten minste:
a een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;
b een onderbouwing van het voorstel;
c de achternamen, de voornamen, de adressen, de geboortedata en
de handtekeningen van maximaal zeven personen die gerechtigd zijn het
initiatiefcomité te vertegenwoordigen.
3. Indien verwezenlijking van het voorstel naar het oordeel van het
College aanzienlijke financiële gevolgen zal hebben, kan het College de
initiatiefnemers om een dekkingsvoorstel vragen, onder opgave van een
kostenraming van het College. Het verzoek aan de initiatiefnemers en de
kostenraming van het College behoeven instemming van de Raad.
4. De initiatiefnemers maken aanspraak op maximaal vier uur ambtelijke
ondersteuning, of een financieel equivalent daarvan, voor het uitwerken van het
initiatief. Als het College de indieners een financieel dekkingsvoorstel
vraagt, wordt de ambtelijke bijstand, of het financieel equivalent daarvan,
verdubbeld.
5. Het College onderzoekt, of de aankondiging voldoet aan de vereisten,
vermeld in artikel 5 en artikel 6, tweede lid. Het College doet hierover een
voordracht aan de Raad. Een beroep op een van de uitzondergronden, vermeld in
artikel 5, is alleen mogelijk na advies van de Initiatief- en
referendumcommissie. Het College doet van de beslissing van de Raad openbare
kennisgeving.
Artikel 7
Ondersteuning burgerinitiatief.
1. Een burgerinitiatief
wordt ondersteund door ten minste 300 ingezetenen van Delft die op de dag van
indiening van het verzoek kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de Raad en
zijn ingeschreven in het in artikel D 1 van de Kieswet bedoelde register.
2. Bij het verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt gebruik gemaakt
van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving,
bedoeld in artikel 6, vijfde lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen
worden gekopieerd.
3. Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van
de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op
de in het derde lid bedoelde lijsten.
Artikel 8
Formele indiening burgerinitiatief.
1. Het burgerinitiatief
wordt ingediend bij het College.
2. Het College neemt binnen twee weken na indiening van het burgerinitiatief
een besluit, of het burgerinitiatief
voldoet aan de in artikel 7 genoemde vereisten. Hij kan zijn beslissing voor
ten hoogste twee weken verdagen.
3. Bij de toetsing, of een burgerinitiatief voldoende wordt
ondersteund, kan het College gebruikmaken van de methode van het trekken van
een steekproef uit het bestand van handtekeningen. Het onderzoek wordt
uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in een door het College vastgesteld
protocol.
Artikel 9
Agendering en besluit burgerinitiatief.
1. De Raad plaatst een burgerinitiatief
binnen drie maanden op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door de
initiatiefnemers een geldig verzoek is ingediend.
2. De Raad neemt een besluit over het burgerinitiatief. Indien het burgerinitiatief
niet wordt overgenomen of wordt overgenomen op een andere wijze als de
initiatiefgroep voor ogen heeft gestaan, treedt de fase van een mogelijk
referendum in werking zoals bedoeld in de artikelen 13 en volgende.
Artikel 10
Initiatiefnemers in Raad.
1. De burgemeester nodigt de initiatiefnemer(s) schriftelijk uit voor de
vergadering waarvoor het burgerinitiatief
is geagendeerd.
2. Een woordvoerder van de initiatiefnemer(s) wordt in de gelegenheid
gesteld voorafgaande aan de behandeling van het burgerinitiatief in de vergadering van
de Raad kort het woord te voeren.
Paragraaf 3. Burgerinitiatieven
die betrekking hebben op voor de Raad geagendeerde beslissingen.
Artikel 11
Fase van de kennisgeving.
1. Een burgerinitiatief
dat betrekking heeft op een voor de Raad geagendeerd beslissing, vermeldt de
conceptbeslissing waarop het initiatief betrekking heeft.
2. Een burgerinitiatief
als bedoeld in het eerste lid moet ten minste twee dagen vóór de vergadering
van de Raad waarvoor de conceptbeslissing is geagendeerd, bij het College zijn
ingediend.
3. Het burgerinitiatief
kan een alternatief bevatten voor de conceptbeslissing van de Raad.
4. De artikelen 5 tot en met 10 zijn onverminderd van toepassing.
Artikel 12
Agendering en besluit inzake burgerinitiatief.
1. De Raad agendeert het burgerinitiatief
voor dezelfde vergadering waarvoor de conceptbeslissing van de raad is
geagendeerd. Hangende het onderzoek, of het burgerinitiatief aan de voorwaarden
voldoet, houdt de Raad de conceptbeslissing aan.
2. Indien de Raad het burgerinitiatief
niet overneemt of slechts ten dele overneemt, schort hij de uitvoering of
inwerkingtreding van de beslissing op totdat een beslissing naar aanleiding van
een te houden referendum is genomen, respectievelijk totdat een kennisgeving is
gedaan van een beslissing als bedoeld in de artikelen 16 of 18.
Hoofdstuk 3. Referendumfase.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen.
Artikel 13
1. De initiatiefnemers kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van
het besluit van de Raad op het burgerinitiatief
het College schriftelijk berichten dat zij het burgerinitiatief doorzetten in de vorm
van een referendumverzoek. De schriftelijke verklaring wordt ondertekend door
een meerderheid van de initiatiefnemers. Het College doet hiervan openbare
kennisgeving.
2. De initiatiefnemers kunnen in het bericht, bedoeld in het eerste lid,
aangeven dat zij het initiatief doorzetten in gewijzigde vorm, mits daarbij het
onderwerp en de essentie van het voorstel ongewijzigd blijven.
3. Bij een wijziging van het initiatief als bedoeld in het tweede lid,
besluit het College, na advies van de initiatief- en referendumcommissie, of de
wijziging het onderwerp en de essentie van het burgerinitiatief aantast.
4. Een gewijzigd burgerinitiatief
wordt nog eenmaal geagendeerd voor de vergadering van de Raad.
Paragraaf 2. Referendumverzoeken met betrekking tot een op zichzelf
staand burgerinitiatief.
Artikel 14
Indienen verzoek referendum burgerinitiatief.
1. Kiezers kunnen bij de Raad een verzoek indienen voor een referendum
dat geen betrekking heeft op een genomen raadsbeslissing binnen zes maanden na
de dag waarop een openbare kennisgeving is gedaan als bedoeld in artikel 13,
eerste lid.
2. Het verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 4000 kiezers.
3. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt
van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving
bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen
worden gekopieerd.
4. Ondersteuning van het verzoek vindt plaats door het plaatsen van de
voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de
in het derde lid bedoelde lijsten.
Paragraaf 3. Bijzondere bepalingen voor referendumverzoeken met een
correctief element.
Artikel 15
Het inleidend verzoek.
1. Kiezers kunnen bij het College een inleidend verzoek indienen om een
correctief referendum te houden over een besluit van de Raad. Het verzoek dient
gedateerd te zijn en te vermelden om welk besluit van de Raad het gaat.
2. In afwijking van de termijn, vermeld in artikel 14, eerste lid, wordt
het verzoek ingediend binnen drie weken na de dag waarop een openbare
kennisgeving is gedaan van de besluiten als bedoeld in artikel 13, eerste lid.
3. Het inleidend verzoek dient te worden ondersteund door ten minste 300
kiezers.
4. Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een
vakantieperiode, verlengt het College desgevraagd de termijn.
5. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruik gemaakt
van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving
bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen
worden gekopieerd.
6. Ondersteuning van het initiatief vindt plaats door het plaatsen van
de voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening op de
in het vijfde lid bedoelde lijsten.
Artikel 16
Beslissing op het inleidend verzoek.
1. Het College neemt binnen twee weken na de in artikel 15, tweede lid,
vermelde termijn dan wel na afloop van de krachtens artikel 15, vierde lid,
toegestane verlenging van de termijn een beslissing; hij kan zijn beslissing
voor ten hoogste twee weken verdagen.
2. Het College wijst het verzoek af, indien niet is voldaan aan de in
artikel 15 gestelde eisen.
3. Ten aanzien van het onderzoek van de handtekeningen is artikel 8,
derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17
Fase van steunverwerving.
1. Kiezers kunnen bij de Raad een definitief verzoek indienen voor het
houden van een correctief referendum.
2. In afwijking van artikel 14, eerste lid, wordt het verzoek ingediend
binnen zes weken na de dag waarop van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde
beslissing, inhoudende een inwilliging van het inleidende verzoek, een openbare
kennisgeving is gedaan.
3. Dit verzoek moet zijn ondersteund door ten minste 4000 kiezers.
4. Voor de vaststelling van de in het tweede lid bedoelde aantal worden
de kiezers die het inleidende verzoek hebben ondersteund, meegerekend.
5. Indien de in het tweede lid bedoelde termijn samenloopt met een
vakantieperiode, verlengt het College desgevraagd de termijn.
6. Bij het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gebruikgemaakt
van door het College verstrekte lijsten, die na de openbare kennisgeving,
bedoeld in artikel 13, eerste lid, beschikbaar worden gesteld. De lijsten mogen
worden gekopieerd.
7. Ondersteuning van het verzoek vindt plaats door het plaatsen van de
voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum en de handtekeningen op de
in het zesde lid bedoelde lijsten.
Paragraaf 4. Beslissingen van de raad en het college op
referendumverzoeken.
Artikel 18
Besluit op referendumverzoek.
1. De Raad neemt uiterlijk in zijn tweede vergadering na de dag van
ontvangst van het referendumverzoek een besluit.
2. De Raad wijst het verzoek toe, tenzij niet is voldaan aan de in
artikelen 14 en 17 gestelde eisen.
3. Ten aanzien van het onderzoek naar de handtekeningen is artikel 8,
derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19
Subsidie.
1. Het College verleent verzoekers desgevraagd een subsidie voor de
kosten van de organisatie en publiciteit ten behoeve van de verwerving van
voldoende steun voor het indienen van verzoeken als bedoeld in de artikelen 14
en 17.
2. Het College stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden
waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid
genoemde subsidie.
Artikel 20
Datum stemming.
1. De Raad bepaalt het tijdstip waarop het referendum wordt gehouden,
met dien verstande dat een referendum niet eerder plaatsvindt dan zes maanden
na de dag waarom het verzoek is ingewilligd.
2. In afwijking van het eerste lid kan een referendum over een besluit
van de Raad plaatsvinden vanaf vier maanden na de dag waarop het verzoek is
ingewilligd.
Artikel 21
Vaststelling vraagstelling.
1. Indien de Raad geen alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt,
luidt de vraagstelling:
“bent u voor of tegen het burgerinitiatief
(titel)?”.
2. Indien de Raad een alternatief voorstel aan de kiezers voorlegt,
worden de volgende drie vragen aan de kiezers voorgelegd:
a "bent u voor of tegen het burgerinitiatief (titel)?";
b "bent u voor of tegen het voorstel van de raad
(titel)"?;
c "als beide een meerderheid krijgen, welk voorstel heeft
dan uw voorkeur?"
Artikel 22
Vaststellen van de uitslag.
1. De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal
uitgebrachte aantal geldige stemmen, met dien verstande dat voor een geldige
uitslag een meerderheid dient te bestaan uit ten minste 25% van het totale aantal
kiesgerechtigden.
2. Indien zowel het burgerinitiatief
als het voorstel van de Raad een meerderheid heeft behaald, is beslissend welk
voorstel de meerderheid heeft behaald bij de vraag als bedoeld onder artikel
21, tweede lid, onder c.
Artikel 23
Gevolgen van de uitslag.
De Raad neemt naar aanleiding van de uitslag van het referendum uiterlijk
binnen vier weken na de dag waarop het referendum is gehouden een beslissing
met betrekking tot het onderwerp van het referendum.
Paragraaf 5. Overige onderwerpen.
Artikel 24
Terugtrekken referendumverzoek.
1. De initiatiefnemers kunnen tot drie maanden vóór de door de Raad
vastgestelde datum voor het referendum met een schriftelijke verklaring gericht
aan het College het referendumverzoek intrekken.
2. De schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt
ondertekend door een meerderheid van de initiatiefnemers.
Artikel 25
Subsidie campagne.
1. Indien het referendumverzoek is ingewilligd, zal het College de
initiatiefnemer en de maatschappelijke organisaties desgevraagd een subsidie
toekennen voor de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de
campagne. De hoogte van de subsidie aan de initiatiefnemer is gelijk aan het
bedrag dat de gemeente bestemd voor de campagne ter uitdraging van het eigen
standpunt. De subsidie wordt verstrekt drie maanden vóór de stemming.
2. Het College stelt nadere regels vast met betrekking tot de
voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in
het eerste lid genoemde subsidies.
Artikel 26
Referendumkrant.
1. Ieder huishouden ontvangt een maand vóór de stemming een
referendumkrant waarin de initiatiefnemers en de gemeente in gelijke omvang
stelling kunnen nemen.
2. De referendumkrant staat onder redactie van de Initiatief- en
referendumcommissie.
Artikel 27
Stemgerechtigden.
1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de
dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de
verkiezing van de leden van de Gemeenteraad.
2. De bepalingen van de Kieswet zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing, met uitzondering van hoofdstuk Z, paragraaf 1, en met dien
verstande dat voor het referendum als hoofdstembureau fungeert het
hoofdstembureau ter verkiezing van de leden van de Gemeenteraad.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen.
Artikel 28
Strafbepaling.
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede
categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:
a stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het
oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
b stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt
of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving,
bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet
gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk
deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
c als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is
overleden.
Artikel 29
Overgangsbepaling.
Referenduminitiatieven die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van het
raadsbesluit tot wijziging van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft
2002, worden afgehandeld volgens die verordening.
Artikel 30
Citeertitel.
Deze verordening wordt aangehaald als de Delftse Verordening op het burgerinitiatief
en het referendum.
Toelichting, behorende bij de Delftse Verordening op het burgerinitiatief
en het referendum.
Artikel 1 (begripsomschrijvingen).
Het begrip burgerinitiatief
is toegevoegd aan de begripsomschrijvingen.
Verder zijn de begrippen college en raad toegevoegd, zodat in het vervolg van
de verordening met deze korte aanduiding kan worden volstaan. Dit is in
overeenstemming met de terminologie van de Gemeentewet.
De overbodige bepaling dat onder een beslissing van de raad mede moet worden
verstaan een advies dat de raad uitbrengt is geschrapt.
Artikel 2 (termijnen).
De Termijnenwet voorziet in het geval dat het einde van een termijn op een
zaterdag, zondag of een erkende feestdag zou vallen. Dan wordt de termijn
verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Artikel 4 (Initiatief- en referendumcommissie).
De taken van de commissie zijn omvangrijker dan die van de huidige Referendum
Advies- en Klachten-commissie. Belangrijkste nieuwe taken zijn de redactie van
de referendumkrant en de toetsing of een wijziging van een burgerinitiatief
het onderwerp en de strekking van het voorstel ongewijzigd laat.
Artikel 5 (voor een burgerinitiatief in aanmerking komende
onderwerpen).
De lijst beslissingen en onderwerpen die niet in aanmerking komen voor een burgerinitiatief
komt overeen met de huidige lijst onderwerpen die van een correctief referendum
zijn uitgezonderd, met dien verstande dat de volgende twee onderdelen zijn
toegevoegd:
Onderdeel m betreft het instellen, samenvoegen of opheffen van
stadsdelen. Op deze wijze is uitvoering gegeven aan de motie Klerks, waarin het
onderwerp bestuurlijk stelsel is uitgezonderd van het burgerinitiatief.
In onderdeel n zijn de onderwerpen uitgezonderd die in strijd zijn met
een besluit van de raad genomen in de periode van vier jaar voorafgaande aan
het burgerinitiatief.
Hiermee wordt een opeenstapeling van referenda over hetzelfde onderwerp
voorkomen. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat een raadsbesluit waartegen
geen (correctief) burgerinitiatief
is ingediend korte tijd later toch weer ter discussie kan worden gesteld.
Artikel 6 (aankondiging burgerinitiatief).
De aankondiging van een burgerinitiatief
dient te worden geadresseerd aan het college. De raad is uiteraard het
uitgesproken orgaan, maar het college dient (snel) een aantal voorbereidende
handelingen uit te voeren.
De initiatiefnemers maken aanspraak op maximaal vier uur ambtelijke bijstand
voor het uitwerken van een burgerinitiatief.
Als het college verwacht dat de uitvoering van een burgerinitiatief aanzienlijke kosten met
zich zal brengen, kan hij de initiatiefnemers vragen om een financiële
onderbouwing. De raad zal met dit verzoek aan de initiatiefnemers moeten
instemmen. De initiatiefnemers zijn overigens niet verplicht aan het verzoek te
voldoen, al zal een weigering een financiële onderbouwing te leveren de
geloofwaardigheid van het desbetreffende burgerinitiatief zeker afbreuk doen.
De toets of het onderwerp van het burgerinitiatief toelaatbaar is gebeurt
door de raad. De raad moet voorafgaande aan een beroep op een van de
uitzonderingsgronden advies hebben ingewonnen van de Initiatief- en
referendumcommissie. Voorafgaande aan het besluit van de raad over de
toelaatbaarheid van het burgerinitiatief
kunnen de initiatiefnemers al handtekeningen voor het burgerinitiatief verzamelen. De
initiatiefnemers lopen hierbij wel het risico dat pas na het inzamelen van 1100
handtekeningen blijkt dat een onderwerp niet in aanmerking komt voor een burgerinitiatief.
Artikel 7 (ondersteuning burgerinitiatief).
Voor een geldig burgerinitiatief
zijn 1100 handtekeningen van kiesgerechtigde Amsterdammers vereist. Het aantal
van 1100 is, afgerond, 0,2 % van opkomst bij de raadsverkiezing van 2002.
Artikelen 11 en 12.
Burgerinitiatieven
kunnen betrekking hebben op een voor de raad geagendeerde beslissing. Het kan
gaan om een verzoek af te zien van de beslissing, maar het burgerinitiatief
kan ook een alternatief bevatten. Dit is de eerste stap voor een correctief
referendum. Een burgerinitiatief
dat betrekking heeft op een conceptbeslissing van de raad moet uiterlijk twee
dagen voor de behandeling in de raad zijn ingediend.
Artikel 13.
Als de raad het burgerinitiatief
overneemt zullen de initiatiefnemers naar alle waarschijnlijkheid het
initiatief niet verder doorzetten. Als de raad het burgerinitiatief afwijst, of
gedeeltelijk overneemt, is het aan de initiatiefnemers om te bepalen of zij het
burgerinitiatief
een vervolg geven. Na het besluit van de raad op het burgerinitiatief hebben de
initiatiefnemers zes weken de tijd om te besluiten of zij het initiatief zullen
doorzetten in de vorm van een referendumverzoek.
Het kan zijn dat de initiatiefnemers naar aanleiding van de behandeling in de
raad het initiatiefvoorstel willen aanpassen. Een dergelijke aanpassing is toegestaan
zolang het onderwerp en de essentie van het voorstel maar ongewijzigd blijven.
Het gewijzigde burgerinitiatief
wordt vervolgens nog éénmaal voor de raad geagendeerd. Hiermee wordt voorkomen
dat de referendumprocedure wordt gestart over een voorstel dat wellicht in
gewijzigde vorm wel acceptabel is voor de raad.
Artikel 14 (indienen verzoek referendum burgerinitiatief).
Voor een geldig referendumverzoek zijn 25.000 handtekeningen nodigt. Dit aantal
is de afgeronde uitkomst van de in de Referendumverordening 1998 gehanteerde
formule: tweemaal het aantal kiesgerechtigden bij de laatstgehouden
raadsverkiezing, gedeeld door het aantal raadszetels.
De artikelen 15 tot en met 19 komen inhoudelijk overeen met de bestaande
regeling van het correctieve referendum.
Artikel 20 (datum stemming).
Een referendum vindt niet eerder plaats dan zes maanden na de toewijzing door
de raad van het referendumverzoek. De termijn van zes maanden is opgenomen om
te garanderen dat er voldoende tijd is voor maatschappelijk debat in de periode
voorafgaande aan de stemming.
In het tweede lid is een uitzondering gemaakt voor correctieve referenda. Dit
type referendum kan plaatsvinden vanaf vier maanden na de toewijzing van het
verzoek. Gedurende de referendumprocedure is de uitvoering of inwerkingtreding
van het desbetreffende besluit opgeschort. Dit pleit voor niet te lange
termijnen.
Uit het oogpunt van kostenbesparing, en ter voorkoming van verkiezingsmoeheid,
zullen referenda zoveel mogelijk geconcentreerd worden op één stemdag per jaar.
Artikel 21 (vaststelling vraagstelling).
De in dit artikel geformuleerde vraagstelling is ontleend aan voorbeelden uit
Zwitserland. Als er twee voorstellen, van de initiatiefnemers en van de raad,
in stemming worden gebracht en beide voorstellen hebben de instemming van een
meerderheid van de kiezers, voorziet de derde vraag in de uitkomst. De kiezers
kunnen hierbij aangeven welk van de twee voorstellen de voorkeur krijgt.
Artikel 22 (vaststelling van de uitslag).
De uitslag wordt niet langer bepaald volgens de methode van de gekwalificeerde
meerderheid. De gewone meerderheid geeft de doorslag, onder de voorwaarde dat
de opkomst tenminste 20 % moet bedragen.
Artikel 23 (gevolgen van de uitslag).
De raad neemt uiterlijk vier weken na het referendum een beslissing met
betrekking tot het onderwerp van het referendum. Een juridische binding van de
raad aan de uitslag is niet mogelijk op grond van artikel 126, zesde lid, van
de Grondwet: de leden van de gemeenteraad stemmen zonder last. Raadsleden
kunnen desgewenst wel, individueel of gezamenlijk, vooraf aangeven of zij de
uitslag zullen respecteren. Zij kunnen dit uitspreken per referendum of voor
een hele bestuursperiode. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om politieke
zelfbinding en niet om een juridische binding. Om deze reden is ervan afgezien
de zelfbinding in de verordening te regelen.
Artikel 24 (terugtrekken referendumverzoek).
De initiatiefnemers kunnen tot uiterlijk drie maanden voor de stemming het
referendumverzoek intrekken, bijvoorbeeld als zij van mening zijn dat de raad
voldoende is tegemoetgekomen aan het initiatiefvoorstel. De termijn van drie
maanden is gekozen omdat daarna de meeste kosten voor de organisatie van de
stemming al gemaakt zijn.
Artikel 25 (subsidie campagne).
De subsidie voor de campagnefase wordt uitbetaald drie maanden voor de
stemming. Op dat moment is zeker dat de stemming doorgang zal vinden. In de
verordening is opgenomen dat de initiatiefnemers een bedrag krijgen gelijk aan
het bedrag dat de gemeente voor de eigen inhoudelijke campagne uittrekt. De
raadsnota ‘Een echt burgerinitiatief’
noemt als minimumbedrag voor de gezamenlijke campagnes (pro en contra) een
bedrag van 200.000 euro.
Artikel 26 (referendumkrant).
Een maand voor de stemming wordt huis aan huis een referendumkrant verspreid.
Naast procedurele informatie over de spelregels en de gang van zaken bij een
referendum, wordt in deze krant gelijke ruimte gereserveerd voor de
initiatiefnemers en de gemeente. Die ruimte kan naar eigen inzicht worden
gevuld. De initiatief- en referendumcommissie is verantwoordelijk voor de
redactie van de krant.
Artikel 29 (overgangsbepaling).
Dit artikel voorziet in de situatie dat een referendumverzoek al in procedure
is op het moment dat de wijziging van de verordening in werking treedt. Een
dergelijk referendumverzoek wordt afgehandeld volgens spelregels van de
Referendumverordening 1998.