Aanleiding
Via deze brief wil de werkgroep
referendumverordening de commissie Bestuur en Werk informeren over het
vervolgproces m.b.t. de totstandkoming van de Delftse referendumverordening.
Tevens wil de werkgroep de commissie een aantal keuzepunten voorleggen.
Op 18 december jongstleden is de werkgroep bijeen gekomen en heeft zich
gebogen over een tweetal conceptverordeningen, die ambtelijk zijn opgesteld. De
concepten die voorlagen waren “ruwe schetsen” van twee modellen, zoals die ook
in andere gemeenten worden gehanteerd. Deze concepten treft u bijgaand aan en
zijn bedoeld om een indruk te geven van de gehanteerde systematiek.
Het
ene model is gebaseerd op de Leidse verordening, het andere op die van
Amsterdam. Beide modellen zijn eveneens uitgebreid aan de orde geweest tijdens
de Commissie Extern van 25 september 2007.
Het
Leidse model komt in hoofdlijn overeen met de huidige Delftse verordening, het
raadgevend referendum op een voorgenomen raadsbesluit (niet-bindend). Het meest
opmerkelijke verschil is dat de Leidse verordening een onafhankelijke
referendumkamer kent, die onder meer verantwoordelijk is voor het adviseren
m.b.t. de toelaatbaarheid van het onderwerp en het ontwerpen van de
vraagstelling. Voorts begeleidt en adviseert de referendumkamer het gehele
proces m.b.t. organisatie, etc. Een vergelijkbare rol heeft het college van B
en W in het huidige Delftse model.
In
het Leidse model zijn RO-onderwerpen referendabel, mits er een zogenoemde
startnotitie aan ten grondslag ligt. In een startnotitie wordt een voorgenomen
ontwikkeling helder uiteengezet en een beeld geschetst van onder meer te nemen
vervolgbesluiten om de ontwikkeling te realiseren. Indien een startnotitie
eenmaal is aanvaard, kunnen de vervolgbesluiten niet meer aan een referendum
worden onderworpen.
Het
Amsterdamse model betreft als het ware een combinatie van een burgerinitiatief
met het referendum. (Overigens kent Delft ook beide instrumenten, maar dan in
de vorm van separate verordeningen.) Met het integreren van het
burgerinitiatief met het referendum wordt een tussenstap ingebouwd in de weg
naar het referendum. Indien een (groep) burgers tégen een bepaald voorgenomen
raadsbesluit is, moet de groep vóórdat een referendumprocedure kan worden
gestart, eerst met een alternatief voor het besluit komen (het
burgerinitiatief). Eén van de grote voordelen van dit model is de positieve en
constructieve benadering die ervan uitgaat. Het burgerinitiatief kan trouwens
ook eenvoudig luiden: neem dit besluit niet.
Tevens
kent het Amsterdamse model de mogelijkheid tot het houden van een referendum
nádat de raad een besluit genomen heeft, het zogenoemde correctief referendum.
Nadat de Amsterdamse raad een besluit heeft genomen kunnen burgers binnen een
termijn van drie weken na publicatie van het besluit, een verzoek tot het
houden van een referendum indienen. De bevolking kan dus alsnog áchteraf een
raadsbesluit aan een referendum onderwerpen, maar dit referendum is eveneens
niet bindend.
De
voorkeur van de werkgroep gaat op het eerste gezicht uit naar het Amsterdamse
model. Op zowel het Leidse als het Amsterdamse model zijn overigens tal van
varianten denkbaar.
Voordat
de werkgroep een definitieve Delftse concept-verordening uitwerkt en opstelt,
wil de werkgroep een uitspraak van de commissie op de navolgende politieke
keuzepunten.
In dit kader moet tevens nadrukkelijk de mogelijkheid van een
startnotitie / principebesluit worden meegenomen. Alleen de startnotitie of het
principebesluit zijn dan referendabel, alle vervolgbesluiten gebaseerd op die
startnotitie of dat principebesluit niet meer. Als hiervoor zou worden gekozen,
dient de term “startnotitie” of “principebesluit” nader te worden gedefinieerd.
De werkgroep
zal met inachtneming van de opmerkingen van de commissie de verordening verder
uitwerken. Technische aanpassingen m.b.t. (ruimtere) termijnen etc. neemt de
werkgroep voor haar rekening en daarin zal zoveel mogelijk aansluiting worden
gezocht bij de huidige verordening. De uitgewerkte concept-verordening wordt
vervolgens als initiatiefvoorstel aan de raad aangeboden. De raad zal naar alle
waarschijnlijkheid het initiatiefvoorstel volgens de daartoe geëigende
procedures behandelen.
***