Inleiding
In uw vergadering van 3 december jl heeft u
gesproken over de evaluatie van de begroting 2008-2011. De volgende punten
kwamen daarbij naar voren:
-
Moet er een kadernota komen
-
Moet een kadernota financieel, beleidsmatig of
beider inzicht bieden
-
Hoeveel tijd moet er beschikbaar zijn ter
voorbereiding op de vaststelling van de begroting
-
Rol en plaats van de politieke markt
-
Doel en plaats commissiebehandeling
De griffie heeft de opdracht meegekregen om vanuit
deze discussie met een voorstel te komen met de wijze van behandelen van de
begroting.
De griffie acht het van belang te benoemen dat een
dergelijke discussie feitelijk niet gevoerd kan worden zonder duidelijke
inbedding in een planning & control (P&C) cyclus en nog sterker vanuit
een duidelijke visie op P&C. een cyclus die een jaarlijks terugkerend
patroon doorloopt. Indien deze cyclus is ingebed hoeft niet jaarlijks de raad
een besluit te nemen over het ordevoorstel maar kan dit gelijktijdig met het
reguliere vergaderschema worden vastgesteld door het presidium.
De functie van P&C is in feite weergegeven in
onderstaand figuur.
Een gemeentebestuur wil beoogde effecten te weeg
brengen in de stad en omgeving. Vanuit de volksvertegenwoordigende rol hebben
alle fracties een visie op die gewenste ontwikkelingen. De fracties verwoorden
dat in hun verkiezingsprogramma’s. Op basis van deze programma’s zijn er
bepaalde meerderheden in de gemeenteraad te bereiken die uiteindelijk leiden
tot een visie voor de komende vier jaar. Deze visie wordt opgenomen in een
college- of raadsprogramma. Met dat programma gaat de raad aan de slag.
Tegenover de gewenste ontwikkelingen heeft de
gemeenteraad te maken met allerlei externe ontwikkelingen zoals wettelijke
taken, economische- en demografische ontwikkelingen.
Vanuit dat spanningsveld wordt een
programmabegroting opgesteld. Met daarin doelen afgezet tegen de beschikbare
middelen. De uitvoering van een dergelijke exercitie zou moeten leiden tot de
gewenste effecten.
Feitelijk is de eerste programmabegroting van een
nieuwe raadsperiode de basis en vormen de opvolgende begrotingen bijstellingen
die moeten leiden tot uiteindelijk de ontwikkelingen op korte en lange termijn
zoals verwoord in het raadsprogramma. Dit is de P&C cyclus in een gemeente.
Deze cyclus kent in zijn eenvoudigste gedaante een
planning (begroting = kaderstelling) en verantwoording (verslag =
controleren). Dit (programmabegroting
en programmaverslag) zijn de enige wettelijke vereisten die de raad, ook tijdig
(15 november respectievelijk 15 juli), moet aanbieden aan de toezichthouder (de
provincie).
Alle instrumenten die daar tussen in zitten zijn
vrije keuzes van de raad (= vraagteken in figuur). Bij het introduceren van een
instrument dient de raad zich altijd af te vragen waarom willen we het? en wat
kunnen we ermee? Feitelijk geldt dat ook voor tussentijdse besluiten. Ook die
zal de raad af moeten zetten ten opzichte van de uitgangspunten die zijn
opgenomen in de begroting.
De basis voor een P&C cyclus zou gevonden
moeten worden in de financiële verordening die gebaseerd is op artikel 212 van
de Gemeentewet. De huidige financiële verordening kent:
-
Programmabegroting (artikel 2)
-
Tussentijdse rapportage en informatie (artikel 6)
-
Jaarstukken (artikel 7)
Toch hebben de afgelopen jaren diverse andere
documenten de revue gepasseerd die onderdeel uit maakten van een dergelijke
cyclus. Te denken valt aan discussienota’s, nota financieel perspectief,
kadernota. Om een jaarlijks terugkerende discussie te voorkomen verdient het
aanbeveling om de P&C cyclus op te nemen in de financiële verordening.
Aangezien halverwege een cyclus van enig jaar de
planning (begroting) voor het volgende jaar opgesteld dient te worden moeten de
diverse documenten zorgvuldig op elkaar in grijpen. Daarom worden hieronder de
diverse relevante documenten besproken.
Het jaarverslag dient uiterlijk 15 juli aangeboden
te zijn bij gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland. Deze datum is
met de introductie van het BBV vervroegd en was 15 september. Landelijk is er
een tendens gaande dat de jaarrekening nog eerder vastgesteld zou moeten zijn
door de raad om input te kunnen leveren voor het vervolg van de cyclus. Daarmee
is het jaarverslag naast een verantwoordingsdocument ook een sturend instrument
geworden. Van belang is daarbij wel dat het jaarverslag de meerjarige /
toekomstige effecten laat zien. En zou bij de jaarstukken (indien noodzakelijk)
ook een begrotingswijziging beschikbaar moeten komen voor het lopende jaar en
volgende jaren.
De raad van Delft heeft al langer de wens geuit om
het verslag eerder (mei) vast te stellen. Overwogen zou kunnen worden de
accountant te vragen om advies te geven waar in het proces het opstellen van de
rekening versneld kan worden.
In Delft was het gebruikelijk in het voorjaar en
najaar met een dergelijke rapportage te komen. De afgelopen twee jaar heeft de
raad alleen in het najaar een separate tussentijdse rapportage ontvangen. In
2007 was de 1e tussentijdse rapportage opgenomen in de kadernota.
Wat kan de raad met een tussentijdse rapportage:
-
Controlerend instrument: Voortgang van de diverse
projecten en de lange- en korte termijndoelstellingen;
-
Mogelijkheid om bij te kunnen sturen.
In de praktijk blijkt dat gemeenteraden bij het
vaststellen van de tussentijdse rapportage niet aan bijsturen toekomen. Het
instrument wordt vooral gebruikt in de controlerende rol. Dat kan komen door de
wijze waarop de rapportage is opgesteld maar het kan ook komen door de timing
van het instrument: wanneer wordt deze aan de raad aangeboden. Indien sturen
gewenst is zou een dergelijke rapportage gebruikt moeten worden als input bij
de start van een nieuwe cyclus van de begroting/kadernota.
Geadviseerd wordt, indien de kadernota ook een
financiële component kent, de 1e tussentijdse rapportage onderdeel
van kadernota laten uitmaken.
De raad zou een uitspraak moeten doen over de
inhoud en de doelstellingen van de 2e tussentijdse rapportage.
Prioriteit zou moeten komen te liggen bij het op orde brengen van de basis van
de cyclus (kadernota-begroting-verslag). En pas daarna een discussie voeren
over de wijze waarop de tussentijdse rapportage een toegevoegde waarde kan
hebben.
De discussienota’s, de nota financieel perspectief
en de kadernota kunnen feitelijk gezien worden als representant van elkaar. De
raad wenst op een vroeg tijdstip kaders te kunnen meegeven die het college kan
gebruiken voor verdere verwerking in de begroting. De afweging dient gemaakt te
worden of de kaderstellende discussie moet plaats vinden met of zonder de
kennis van de financiële mogelijkheden voor het komende jaar. Aangezien de
financiële mogelijkheden pas bekend worden in de junicirculaire van BZK (in
2007 op 29 juni) en ook het jaarverslag pas in juni wordt vastgesteld, is een
vroege financiële kadernota eigenlijk niet goed mogelijk.
Bij een late financiële kadernota kan afgevraagd
worden of de keuzes die daarin gemaakt worden nog wel goed verwerkt kunnen
worden in de begroting. Dit kan alleen indien de begrotingsbehandeling zo ver
mogelijk naar achteren geschoven wordt en zo kort mogelijk duurt. In veel
gemeenten komt de begroting in de maand oktober beschikbaar en wordt deze begin
november vastgesteld.
Gezien de aard van de kadernota (kaderstellende
discussie) zou overwogen kunnen worden (ook) bij de kadernota algemene
beschouwingen te houden.
De begroting dient uiterlijk 15 november aangeboden
te worden aan gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland. De procedure
is vrij in te vullen.
Versimpeld is de begroting van het volgende jaar
een optelsom van de (gewijzigde) begroting van het lopende jaar plus de
ontwikkelingen en wensen van het lopende jaar. Afhankelijk van de financiële
situatie kunnen er dan beleidsintensiveringen of ombuigingen plaatsvinden.
Lastige element is dat de verandering van de grootste geldstroom (algemene
uitkering van het rijk) bekend wordt gemaakt in de junicirculaire (voorheen
meicirculaire) die de afgelopen jaren pas eind juni is ontvangen.
Indien bij de kadernota voor het reces duidelijke
(beleidsmatige en zo mogelijk financiële) kaders worden meegegeven, is een
vroeg beschikbaar komen van de begroting eigenlijk niet noodzakelijk.