1) Aanleiding
Het presidium heeft op 7 april jl. de griffier
verzocht te komen met een advies over een herziene werkwijze van de raad en
commissies. Het voorliggende advies is gebaseerd op gesprekken en discussies
van de afgelopen maanden.[1]
Het stuk is in het presidium van 13 mei jl. en het
fractievoorzittersoverleg van 29 mei jl. grotendeels onderschreven. De gemaakte
opmerkingen zijn hierbij verwerkt.
Het college heeft desgevraagd haar reactie
toegelicht in een gesprek met het presidium op 10 juni jl. De schriftelijke
collegereactie op deze notitie wordt samen met een begeleidende presidiumbrief
nog nagezonden voor de bespreking in de commissie Bestuur en Werk op 17 juni.
Het presidium heeft verder uitgesproken te streven
naar besluitvorming in de raad over de nieuwe werkwijze op 10 juli a.s.
Het advies bestaat uit 18 voorstellen. De
voorstellen zijn verdeeld in een deel A over werkprocessen, procedures en de
formatie van de griffie (voorstel 1 t/m 17), en een deel B over twee varianten
voor een aangepast commissiestelsel (voorstel 18).
Het stuk is een integraal advies, wat wil zeggen
dat de verschillende voorstellen met elkaar samenhangen, en het wijzigen van
één onderdeel als regel van invloed is op andere onderdelen.
2)
Advies
De commissie wordt
geadviseerd:
- de notitie en de
voorstellen 1 t/m 18 te onderschrijven en met een positief advies aan de raad
op 10 juli a.s. voor te leggen.
3)
Toelichting
Sinds eind vorig jaar
heeft een aantal discussies en gesprekken plaatsgevonden over de werkwijze van
de raad en commissies.
Uit de gesprekken komt
als rode draad naar voren, de rolverdeling tussen raad en college zoals deze in
Delft is gegroeid sinds de invoering van het duale stelsel.
Het duale stelsel beoogt
een scherpere rolverdeling tussen het college (bestuurt en voert uit) en raad
(controleert en stelt kaders). Bij de
dualisering is ook de bevoegdhedenverdeling aangepast die de raad meer ruimte
moest bieden om naast de genoemde twee taken meer de ‘buitenwereld naar binnen
te halen’ (volksvertegenwoordigende rol).
Bij die nieuwe,
duale rolverdeling is de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van raad en college, namelijk goede besluitvorming voor de
stad Delft, onveranderd gebleven.
Uit de gesprekken komt
naar voren dat in de huidige werkwijze de duale rolverdeling nog onvoldoende is
uitgekristalliseerd, en dat raad en college zich nog geregeld in elkaars
vaarwater bevinden. Deze rolverdeling wordt onder meer in stand gehouden door
een aantal werkprocessen en procedures.
Kort gezegd beweegt het
college zich nog te veel op het terrein van de raad en geeft zij de raad weinig
ruimte om zijn eigen agenda te bepalen.
Anderzijds kan onder meer
worden geconstateerd dat de raad die ruimte nog onvoldoende neemt; dat de raad
formeel over zaken besluit waarvoor het college bevoegd is; dat de raad minder
wil vergaderen en meer burgernabij wil werken.
Uitgangspunt voor dit
advies is geweest dat een duidelijkere rolverdeling zowel voor de raad als voor
college voordelen zal opleveren.
Wat de raad betreft geldt
dat voor elke fractie, ongeacht of deze momenteel deel uitmaakt van de coalitie
of oppositie. Een sterke positie van ‘het instituut gemeenteraad’ is immers in
het belang van álle raadsleden.
Deel A) Werkprocessen en procedures
De genoemde rolverdeling
is in dit advies uitgesplitst in vijf onderdelen die hierna in samenhang worden
uitgewerkt.
a) Efficiënte afhandeling
van de stukkenstroom;
b) Versterking en
flexibele agenderende rol van de commissies;
c) Zorgvuldige en
efficiënte besluitvorming in de raad;
d) Externe oriëntatie van
de raad en commissies;
e) Overige zaken.
Ad a) Efficiënte afhandeling van de stukkenstroom
De Gemeentewet bevat bepalingen over de actieve en
passieve informatieplicht die het college ten opzichte van de raad heeft (en
individuele collegeleden ten opzichte van de commissies). Die informatieplicht
wordt op verschillende manieren geactiveerd. Soms op verzoek van raadsleden
(passief) en soms door het college zelf
(actief).
Met die informatie wordt vervolgens het politieke
proces in gang gezet. Alle ingekomen informatie wordt als regel doorgeleid naar
één van de vakcommissies, die het al dan niet inhoudelijk bespreken, en
vervolgens doorgeleiden naar de raadsvergadering.
Met een aantal eenvoudige aanpassingen zou de raad
kunnen komen tot een efficiëntere afhandeling van de stukkenstroom. Deze
sluiten aan bij de recent ingevoerde ‘ter kennisname’-lijst bij de commissies,
waarmee de benodigde vergadertijd verder kan worden teruggebracht. Die
aanpassing ziet er volgt uit.
Alle ingekomen inhoudelijke
stukken worden door de griffie geplaatst op één zgn. digitale doorlopende
lijst. [2] Die stukken
zijn afkomstig van het college, individuele collegeleden, burgers, bedrijven en
externe organisaties. De digitaal doorlopende lijst wordt dagelijks door de
griffie op internet (RIS) bijgewerkt en door de griffie voorzien van één van de
volgende behandelvoorstellen:
a) Voor kennisgeving aannemen
b) Naar de procedurevergadering van de commissie
(dit onderdeel wordt hierna nader toegelicht)
c) Direct ter besluitvorming doorgeleiden naar de
raad (zonder tussenkomst van de commissie)
d) Behandeling overdragen aan het college.
In aanvulling op de dagelijkse actualisatie
verstuurt de griffie wekelijks (bv. vrijdagochtend) de digitale doorlopende
lijst naar alle raadsleden, commissieleden, fracties, college en overige
geïnteresseerden, zodat zij een totaaloverzicht hebben van alle stukken
(raadsvoorstellen, collegebrieven, burgerbrieven, externe organisaties etc,)
die in die week bij de griffie zijn binnengekomen. De achterliggende stukken
zijn via internet toegankelijk via een doorklikfunctie.
Vervolgens treedt een piepsysteem in werking wat
inhoudt dat elk raadslid binnen drie werkdagen gemotiveerd bij de griffie kan
aangeven dat hij/zij een wijziging van het behandelvoorstel wil (bv. naar de
commissie ipv voor kennisgeving aannemen). De ervaring leert dat dit wekelijks
slechts bij een beperkt aantal stukken het geval is, en heeft dus als gevolg
dat een groot aantal stukken direct voor kennisgeving wordt afgedaan – en dus
niet meer op de commissieagenda terugkomt - of direct ter besluitvorming naar
de raad wordt doorgeleid.
Commissieleden/niet-raadsleden zouden wijzigingen
kunnen voorstellen via een raadslid. Daarmee wordt geborgd dat er vooraf binnen
de fractie is afgestemd of het behandelvoorstel voor een stuk moet worden gewijzigd. Anders zijn er 62 commissieleden
die daar een uitspraak over kunnen doen en dat aantal lijkt wat ruim.
Voorstel 1: Instemmen met de invoering van een
digitaal doorlopende lijst. |
In dit onderdeel wordt voorgesteld de huisdige
commissievergaderingen te splitsten in een (korte) procedurevergadering en
een inhoudelijke overlegvergadering.
De stukken die vanuit de doorlopende lijst
‘overblijven’, zijn de stukken waarvan de commissiegriffier en
commissievoorzitter adviseren deze eerst in een zgn. procedurevergadering te
bespreken. Deze (openbare) procedurevergadering is een korte vergadering (ca.
15-20 minuten) voorafgaand aan de inhoudelijke commissievergadering (de zgn.
overlegvergadering). In de procedurevergadering besluit de commissie over
de wijze waarop het stuk verder zal worden behandeld.
Een belangrijk onderdeel is de vaststelling of het
stuk naar de mening van de commissie rijp is voor inhoudelijk debat met het
college, onder meer door te beoordelen of de kwaliteit van het stuk voldoende
is, en zo niet, wat er aan het stuk ontbreekt.
Als het stuk behandelrijp is, zal de commissie op
basis van de procedureagenda als regel besluiten om een stuk in een volgende
overlegvergadering inhoudelijk te bespreken. In urgente gevallen kan de
commissie besluiten het stuk in de aansluitende overlegvergadering te
bespreken; uitgangspunt is evenwel dat de commissie voor zichzelf de ruimte
creëert om zich gedegen op de discussie voor te bereiden.
Die voorbereiding kan op een aantal manieren worden
ingevuld. Als de commissie van mening is dat er informatie ontbreekt, wordt dat
in de procedurevergadering vastgesteld en kan het college om aanvullende
informatie worden gevraagd.
Een ander optie is om bij belangrijke onderwerpen
een externe deskundige uit te nodigen om de commissie bij te praten.
Ook kan de commissie besluiten zich extern te
oriënteren voordat zij het debat met het college aangaat. Dat houdt in dat zij
op eigen initiatief op bezoek gaat/in gesprek gaat met burgers, bedrijven,
instellingen die te maken krijgen met de gevolgen van de voorstellen. Dit
instrument wordt verder toegelicht bij onderdeel d (externe oriëntatie
commissies en raad).
In die vergadering bespreekt de commissie ook haar
agenda – zowel voor de korte termijn, als voor onderwerpen waar de commissie
over een langere periode bij betrokken wil worden.
Ook kan de commissie informatieverzoeken aan het
college richten (die nu meestal in de rondvraag aan de orde komen).
Van elke procedurevergadering wordt door de
commissiegriffier een besluitenlijst gemaakt, en volgt een commissiebrief aan
het college met daarin de voor het college relevante besluiten en
informatieverzoeken.
De procedurevergadering is dus een belangrijk
instrument om de agenderende rol van de commissie in te vullen. Omdat
collegeleden niet voor deze vergadering zijn uitgenodigd, oordeelt de commissie
zelf over de wijze waarop het debat met het college wordt voorbereid.
Door de introductie van het instrument
procedurevergadering kunnen de commissies meer ruimte nemen voor de
voorbereiding van het debat. Concreet betekent dit dat er heldere werkafspraken
moeten zijn over de tijd die nodig is om te komen van collegebesluitvorming,
via een tijdige aanlevering bij de griffie (advisering), de
procedurevergadering (agendering), overlegvergadering (bespreking) en – zo
nodig – raadsbehandeling (besluitvorming). Hiervoor zal een aparte ‘tijdlijn’
voor worden opgesteld die in één blik duidelijk maakt wanneer een stuk bij het college moet worden aangeleverd om
op een bepaalde datum in de raad te kunnen worden behandeld.
Een fictief voorbeeld voor een reguliere
gang naar de raadsvergadering van 26 juni 2008 zou dan als volgt zijn:
Aanleveren ambtelijke
diensten
bij college B&W 30 april
Besluitvorming college 3 mei
Aanleveren griffie 5 mei
Procedurevergadering 15 mei
Externe oriëntatie 22
mei
Overlegvergadering 12 juni
Besluitvorming raad 26 juni
Het is primair de verantwoordelijkheid van het
college te zorgen dat de raad stukken tijdig ontvangt. Uiteraard kan in urgente
gevallen – in goed overleg – van de tijdlijn worden afgeweken. De ervaring leert
dat bij goede werkafspraken hier slechts sporadisch gebruik van hoeft te worden
gemaakt.
Bij de agenderende rol van de commissies hoort dat
de commissieagenda wordt opgesteld door de commissievoorzitter en
commissiegriffier. De huidige werkwijze dat wethouders bij het agendaoverleg
aanwezig zijn, houdt dus op te bestaan. De rol van de commissievoorzitter –
daarbij goed ondersteund door de commissiegriffier – wordt daarmee extra van
belang.
Tot slot wordt voorgesteld de
informatieverstrekking tussen college en raad schriftelijk te laten verlopen.
Daarbij correspondeert het college met de raad en individuele collegeleden met
de commissies. Dat sluit aan bij de recente wijziging om het agendapunt mededelingen
bij de commissievergaderingen te laten vervallen. Dat agendapunt leidde
geregeld tot ongeplande en onvoorbereide discussies.
Het agendapunt
(huishoudelijke) mededelingen van de voorzitter blijft overigens gewoon
bestaan.
Uiteraard kan het voorkomen dat op het laatste
moment zaken gebeuren die zich lenen voor bespreking in de commissie. Over
zaken die wel belangrijk zijn maar minder urgent, kan de commissie via een
procedurevergadering bij de rondvraag schriftelijke informatie vragen aan het
college.
Indien een zaak belangrijk én urgent is, kan de commissie
besluiten het onderwerp als regulier agendapunt aan de overlegagenda toe te
voegen. Mogelijk dat dit dan ten koste gaat van een andere agendapunt: de
commissie zal dan haar prioriteiten moeten stellen; de rondvraag bij de
overlegvergadering komt te vervallen.
Samengevat komt dus maar een beperkt deel van alle
ingekomen stukken via de digitaal doorlopende lijst en via de
procedurevergadering terecht op de agenda van de overlegvergadering. De
bespreekstukken worden met de agenda naar alle commissieleden en
portefeuillehouders gestuurd. Zo hebben alle deelnemers de beschikking over
dezelfde informatie.
Op deze wijze regelt de raad zijn eigen
flexibiliteit door zélf te bepalen welke onderwerpen, wanneer, en
op welke wijze door de commissies en de raad worden behandeld.
Het presidium heeft in de bespreking op 13 mei
aangegeven zelf de lange termijnagenda te blijven bewaken. Dat is voor de
duidelijkheid als apart voorstel opgenomen.
In de stukken die op de overlegvergadering terechtkomen,
zal de griffie steeds meer gaan werken met vaste annotaties die de commissie
moeten ondersteunen bij de voorbereiding van het debat. Daarbij zal onder meer
worden ingegaan op het doel van de bespreking, de voorgeschiedenis, financiële
consequenties (relatie met budgetrecht), bestuurlijke-juridische opmerkingen
(bv. relatie met geldende regelgeving en openstaande toezeggingen) en de
vervolgprocedure. In deze niet-politieke annotaties van de griffie zal dus een
verdere verdieping plaatsvinden.
Verder wordt het belang benadrukt van een heldere
conclusie die de commissievoorzitter bij elk agendapunt van de
overlegvergadering zal trekken over de vervolgprocedure. Daarbij wordt
opgemerkt dat fracties nu geregeld stukken mee terug nemen voor fractieoverleg.
Indien via de procedurevergadering, de
commissiebehandeling vaker als ‘eindstation’ van de behandeling zal fungeren,
zou het mogelijk moeten zijn dat fracties op voorhand nagaan welke
vervolgprocedure zij voor ogen hebben. Uiteraard kan een debat in de commissie
leiden tot nieuwe inzichten die men in de fractie wil bespreken, maar het lijkt
dat dit minder vaak het geval is dan de huidige frequentie waarin stukken terug
naar de fractie worden genomen. De griffie meent dat dit kan worden
ondervangen, deels door de procedurevergadering waar de gehele behandelwijze
van een stuk aan de orde komt, en deels door tijdige afstemming binnen de
fractie (vóór de overlegvergadering).
De commissies kunnen bij de invoering van de
procedurevergadering de flexibiliteit van de behandeling verder vergroten door
de verzendtermijnen voor de commissievergaderingen enigszins bij te stellen. In plaats van twee weekenden
tussen verzending en commissievergaderingen, wordt voorgesteld de stukken één
week van tevoren te laten bezorgen.
Omdat
stukken als regel eerst in de procedurevergadering worden
geagendeerd - en dus niet direct inhoudelijk worden besproken in de
overlegvergadering - is een wat kortere verzendtijd te billijken. Er komt als
regel immers méér tijd tussen verzending en inhoudelijke bespreking.
Deze aanpassing vergroot de ruimte voor een
flexibele agendering zonder dat het afbreuk doet aan een goede voorbereiding
door commissieleden.
Datzelfde geldt voor de raadsagenda waar nu vaak
meerdere nazendingen nodig zijn omdat de eerste conceptagenda twee weekenden
van te voren wordt verstuurd. Het voorstel is dan ook om de raadsagenda
eveneens een week van te voren te laten bezorgen.
Voorstel 2: Invoering van een aparte
procedurevergadering en overlegvergadering voor alle vakcommissies Voorstel 3: De agenda van deze vergaderingen
wordt opgesteld door de commissievoorzitter/commissiegriffier. Voorstel 4: Informatie van het college danwel
individuele collegeleden aan de raad resp. commissies wordt schriftelijk en
ondertekend bij de griffie aangeboden. Het agendapunt mededelingen van het
college vervalt. Voorstel 5: Er komen vaste annotaties van de
commissiegriffiers voor de belangrijkste bespreekpunten van elke
overlegvergadering. Voorstel 6: De rondvraag in de overlegvergadering
komt te vervallen Voorstel 7: Het presidium bewaakt de voortgang
van de lange termijnagenda. Voorstel 8: De verzendtermijn voor de procedure-
en overlegvergaderingen, en raadsvergaderingen wordt één week. |
In de stukken die het college naar de raad stuurt
is een aantal categorieën te onderscheiden (o.a. raadsvoorstellen, brieven,
emails, zgn. C-stukken).
Daarbij maakt het college bij de categorie
raadsvoorstellen (met ontwerpbesluit) géén onderscheid tussen onderwerpen waar
de raad wettelijk bevoegd is (zoals verordeningen, begroting, bestemmingsplan
etc.) en onderwerpen waar het college bevoegd is (o.a. alles wat onder artikel
160, Gemeentewet valt).
Dat leidt in veel gevallen tot formele
besluitvorming en extra discussie in de raad, terwijl dat juridisch (en
politiek) gezien niet altijd nodig is.
Om te komen tot efficiëntere en zorgvuldige
besluitvorming in de raad te komen wordt daarom de volgende wijziging
voorgesteld.
Voorgesteld wordt om te gaan werken met twee
categorieën stukken:
- raadsvoorstellen met ontwerpbesluit in geval er
een bevoegdheid van de raad is;
- overige stukken die geen formele besluitvorming
behoeven (brieven, nota’s, actieprogramma’s etc.). Hier wordt dus geen ontwerpbesluit
meer aan ‘gehangen’.
Hiermee wordt aangesloten bij de
bevoegdheidsverdeling uit de Gemeentewet. Immers, de raad hoeft alleen formeel
te besluiten als hij op dat onderwerp een bevoegdheid heeft. Dat heeft de
volgende voordelen:
1) Het maakte de bevoegdheidsverdeling helder. Als
de raad wil bijsturen op een onderwerp waar het college bevoegd is, kan zij een
toezegging afdwingen of een motie aannemen.
2) Het voorkomt dat nota’s en brieven etc. voor
formele besluitvorming naar de raad moeten - omdat er een ontwerpbesluit aan
hangt. Alleen indien fracties een motie willen indienen of het onderwerp
dermate belangrijk wordt geacht dat een raadsbehandeling nodig is, gaat het
stuk door naar de raad. De commissies kunnen dus zelfstandig stukken afdoen als
er geen besluitvorming hoeft plaats te vinden.
3) Er hoeven geen last-minute discussies
meer plaats te vinden over de redactie van ontwerpbesluiten.
Dat houdt in dat het college bij haar voorbereiding
telkens moet bezien op welke wijze zij het voorstel aan de raad aanbiedt op
basis van de wettelijke bevoegdheidsverdeling.
Hetzelfde geldt voor de wensen en
bedenkingenprocedure. Daar is geen raadsvoorstel met ontwerpbesluit voor nodig,
en kan via een commissieadvies en de doorlopende lijst door de raad worden
vastgesteld. Raadsbehandeling is dan niet nodig - tenzij het college aangeeft
dat zij een wens of bedenking van een raadsmeerderheid niet wil uitvoeren. Dat
is haar goed recht. De raad heeft daarin uiteindelijk het laatste woord omdat
zo nodig de vertrouwenskwestie kan worden gesteld.
De raadsagenda zal zich vervolgens ‘automatisch’
vullen met die raadsvoorstellen die door de commissies als voldoende voorbereid
worden beschouwd, en de overige stukken waar de commissie om bovenstaande
redenen nog een afrondend raadsdebat over wil houden.
Voorstel 9: Raadsvoorstellen met ontwerpbesluit
worden alleen gebruikt als er sprake is van een bevoegdheid van de raad, en
er formele besluitvorming nodig is. Overige voorstellen kunnen verder in de
vorm van een brief, nota, notitie, actieprogramma etc. worden aangeboden
zonder ontwerpbesluit. Voorstel 10: De wensen en bedenkingenprocedure
wordt zonder ontwerpbesluit door het college aangeboden en als regel door
middel van een commissieadvies door de raad afgedaan. |
Ad
d) Externe oriëntatie commissies en raad
Fracties en raadsleden hebben hun eigen netwerken
en contacten in de stad. Uit de gesprekken met de raadsleden is gebleken dat de
wens bestaat om de raad meer eigen ‘smoel‘ te geven. Ook bestaat de behoefte om
in commissieverband vaker zelf de stad
actief op te zoeken bij concrete dossiers.
Dat houdt in dat een commissie op eigen initiatief
op bezoek gaat/in gesprek gaat met burgers, bedrijven, instellingen die te
maken krijgen met de gevolgen van gemeentelijk beleid of lokale ontwikkelingen.
Tijdens dergelijke ‘externe oriëntaties’ kunnen
praktijk en theorie aan elkaar worden getoetst, zo veel mogelijk op locatie in
de stad.
Samengevat plant elke vakcommissie zelf zijn
externe oriëntaties in op basis van de politieke agenda. Dat kunnen zaken zijn
die op dat moment op de agenda staan (bv. de locatie van een opvangcentrum) of
ter voorbereiding van besluitvorming over een belangrijk onderwerp of over de
uitwerking van vastgesteld beleid (bv. de WMO).
Over het houden van een externe oriëntatie en de
inhoud van het programma besluit de commissie. De griffie doet suggesties en
bereidt de programma’s voor en maakt daarbij zo veel als mogelijk gebruik van
het netwerk en deskundigheid van het ambtelijk apparaat. Het betekent ook dat
de commissiegriffiers hun eigen netwerk in de stad verder gaan verdiepen.
Het is niet de bedoeling dat de externe oriëntaties
extra tijd gaan kosten voor de commissieleden. Door een scherpe agendering en
minder vergadermomenten (zie deel B) wordt gestreefd naar minder vergaderuren
in het stadhuis. De vrijvallende uren kunnen dan - deels - worden gebruikt voor
de externe oriëntaties.
Indien wordt gekozen voor het instrument externe
oriëntatie, ligt het naar de mening van de griffie voor de hand om de huidige
commissie Extern te ontbinden. Immers, de vakcommissies gaan zelf hun externe
programmering organiseren en plannen. De toegevoegde waarde van deze commissie
komt daarmee grotendeels te vervallen.
Een aantal leden heeft in de discussie op 13 mei
jl. aangegeven nog verder te willen spreken over de toekomst van de commissie
Extern. Daarbij zou, gelet op de werklast, tevens kunnen worden gekeken naar
het voorzitterschap van de externe oriëntaties van de vakcommissies.
In aanvulling hierop kan met behulp van een aantal
andere activiteiten de buitenwereld meer naar binnen worden aangehaald. Gedacht
wordt onder meer aan:
- de introductie van ‘Gast van de raad ‘waarbij
burgers van Delft een ‘VIP-behandeling’ krijgen bij een bezoek aan een raadsvergadering;
- een reizende tentoonstelling over het werk van de
gemeenteraad;
- aandacht voor de externe oriëntaties in de lokale
pers door korte interviews met commissieleden en externe deelnemers.
Voorstel 11: Invoeren van vaste momenten voor
externe oriëntaties door alle vakcommissies Voorstel 12: De toekomst van de commissie Extern
nader te bespreken Voorstel 13: De griffie verzoeken een aantal
ideeën verder uit te werken zoals: - ‘Gast van de raad‘ (maandelijks) - een reizende tentoonstelling over het werk van
de gemeenteraad - aandacht voor de externe oriëntaties in de
stadskrant door korte interviews met commissieleden en burgers. |
In de gesprekken is veelvuldig gesproken over de
vergaderdiscipline, dubbelingen van discussies en het
‘to-the-point-debatteren’. Een en ander leidt in de beleving van veel
raadsleden tot onnodig lange vergaderingen. Door de voorgestelde scherpere
agendering en een aangepast commissiestelsel (zie deel B) zal dit deels kunnen
worden ondervangen.
In het verlengde van de spreektijd ligt de vraag op
welke wijze de raad en commissies debatteren. In de huidige debatcultuur
stellen fracties als regel in twee termijnen vragen aan het college die deze
vervolgens beantwoordt. Uit de gesprekken blijkt dat raadsleden méér debat zou
willen tussen fracties, en dat veel vragen die in commissies aan het college
worden gesteld, ook door de ambtelijke organisaties kunnen worden beantwoord.
Nu is het stellen van vragen een instrument om de
controlerende taak in te vullen. Voor het verhelderen van verschillen in
politieke posities tussen fracties (‘wat vind ik van het stuk?) is het minder
geschikt. Deels kunnen commissievoorzitters het politieke debat tussen fracties
stimuleren door interrupties tussen fracties toe te staan of hen daar expliciet
toe uit te nodigen.
Over de invoering van spreektijd wordt binnen
fracties zeer verschillend gedacht. Spreektijdverdeling geeft de voorzitter van
de vergadering een instrument om de vergadering strakker voor te zitten en
daarmee te bekorten. Weliswaar bieden de reglementen deze mogelijkheid maar
daar wordt met uitzondering van de begrotingsbehandeling geen gebruik van
gemaakt. Daarmee ligt de verantwoordelijkheid voor de duur van de vergadering
primair bij de deelnemers van die vergadering.
De ervaring elders leert overigens dat via
interrupties de toebedeelde spreektijd weer wordt opgerekt, zodat de tijdswinst
altijd minder is dan beoogd. Om die reden wordt voorgesteld voorlopig geen
spreektijdregeling in te voeren en te bezien wat de scherpere agendering en een
aangepast commissiestelsel opleveren.
Wel wordt voorgesteld de commissievoorzitters
expliciet meer ruimte te geven om vergaderingen strakker aan te sturen. De
voorzitter zal dan discussies eerder afronden bij herhalingen, lange
uitwijdingen van collegeleden die niet ingaan op gestelde vragen, of wanneer de
voorzitter het gevoel heeft dat alle argumenten gewisseld zijn. Hier zal in de
voorbereiding met de commissievoorzitters expliciet aandacht aan worden
besteed.
Voorstel 14: De commissievoorzitters krijgen
expliciet de ruimte om sturender op te treden in commissievergaderingen. |
Na de zomer zal het nieuwe RIS - vertraagd - worden
opgeleverd. Hierover ontvangt de raad binnenkort een aparte brief.
Los daarvan hebben de betrokken projectleiders
gemeld dat de voorgestelde nieuwe werkwijze zal leiden tot aanpassing van een
aantal ICT-werkprocessen. Het nieuwe RIS is daar niet op toegesneden aangezien
dat is gebaseerd op de huidige werkwijze. Mogelijk zal de inbedding van de
nieuwe werkprocessen leiden tot enige extra inzet.
De vertraging biedt overigens wel de gelegenheid om
deze nieuwe werkprocessen direct structureel in te bedden in het nieuwe
RIS.
Voorstel 15: De inbedding van de nieuwe werkwijze
in het nieuwe RIS uitwerken. |
De nieuwe werkwijze brengt een aantal extra taken
mee voor de griffie. Voorgesteld wordt om de huidige formatie op drie punten
aan te passen. De uitbreiding is hierna op hoofdlijnen uitgewerkt.
In het presidium van 13 mei jl. is de griffier
gevraagd te komen met een nadere financiële uitwerking voor deze formatieve
uitbreiding. Die uitwerking wordt in het presidium van 9 juni a.s. besproken,
en zal nog worden nagezonden.
- Allereerst wordt voorgesteld om het huidige
functieprofiel van de plaatsvervangend griffie/raadsadviseur te
splitsen in een inhoudelijk/adviserend deel en een ondersteunend deel.
De adviserende ondersteuning van zowel de raad als
de commissies wordt versterkt. Daaronder vallen onder meer de het schrijven van
annotaties, procedurele advisering bij amendementen, moties en
initiatiefvoorstellen en de programmering van externe oriëntaties. Ook zal de
griffie zich meer bezig houden met het opstellen en bijhouden van de
verordeningen vanuit de raad. Met de beschreven ambities is een 0,8 fte
plaatsvervangend griffier/raadsadviseur gewenst (is nu 0,4 fte) met een stevig
inhoudelijk/adviserend profiel op sk12-niveau. Deze functionaris ondersteunt
zowel de commissie en vervangt de raadsgriffier in al zijn taken bij diens
afwezigheid.
Gelet op het vertrek van de plv.
griffier/commissiegriffier per 1 juli a.s. is de werving van de plv.
griffier/commissiegriffier inmiddels gestart. De griffier wordt daarbij ondersteund
door personeelszaken.
Voor het onderdeel ‘plaatsvervangend griffier’ zal
de kandidaat door de raad worden benoemd. Ter voorbereiding van de selectie van
de plv. griffier is een gesprek met de voorzitter en plv. voorzitter van het
presidium in de procedure opgenomen.
- Daarnaast wordt voorgesteld in te stemmen met de
werving voor een ondersteunende functie binnen de griffie die de taak krijgt
van algemeen secretaris (1,0 fte, sk 8/9). Dat heeft een aantal redenen.
Met het vertrek van de huidige plv. griffier moet
het gat worden opgevuld voor het gedeelte (50%) dat de huidige plv. griffier
werkzaam was voor Bestuurlijke Processturing (BPS). Aangezien het de bedoeling
is om het functieprofiel voor de nieuwe plaatsvervanger een meer inhoudelijke
invulling te geven, is het de bedoeling deze ondersteunende taak bij de
algemeen secretaris neer te leggen. Die werkzaamheden zullen met het nieuwe RIS
ongeveer 2 dagen per week kosten. Hier is op concernniveau dus feitelijk geen
sprake van taakuitbreiding maar van taakverschuiving.
Ook zal de algemeen secretaris de voorbereiding en
verslaglegging verzorgen van het presidium en fractievoorzittersoverleg, en de
praktische organisatie ondersteunen van activiteiten als de externe oriëntatie,
politiek markt etc.
Momenteel is geen enkele secretariële ondersteuning
voor de griffie beschikbaar waardoor alle medewerkers dat voor zichzelf doen.
Om met name bij de griffiers tijd vrij te spelen voor de versterking van de
adviserende rol, wordt voorgesteld om die rol bij de algemeen secretaris neer
te leggen.
De nieuwe ‘spin-in-het-web’-functie wordt concreet
ingevuld met de volgende taken.
- Coördinatie
bestuurlijke informatiestromen (RIS)
- Logistieke en
administratief-secretariële ondersteuning van de raadsgriffier en de griffie
- Dagelijks invoeren
stukken digitaal doorlopende lijst
- Voorbereiden,
verslaglegging en follow up van verschillende overleggen (o.a. presidium,
fractievoorzittersoverleg)
- Organisatie van externe
werkbezoeken van commissies en raad
- Afhandeling
correspondentie en telefonische contacten
- Afhandeling inkomende
facturen en declaraties
- Voorgesteld wordt de functie van
communicatiemedewerker te verbreden tot die van communicatieadviseur. De
praktijk wijst uit dat ongeveer 2/3 van de beschikbare 18 uur wordt besteed aan
verslaglegging van raad en commissies, en het beheer van de website. De
resterende tijd wordt besteed aan de uitvoering van het werkplan communicatie.
Gelet op de ambitie om de raad meer eigen ‘smoel
‘te geven wordt voorgesteld de communicatiefunctie van 0,5 fte uit te breiden
naar 0,8 fte. Daarmee kan ook worden geïnvesteerd in een aantal activiteiten
die niet zijn opgenomen in het communicatieplan dat vorig jaar door de raad is
vastgesteld, maar wel essentieel is voor een goede raadscommunicatiefunctie.
Het betreft de volgende activiteiten:
- Strategische advisering over de profilering van
de gemeenteraad als instituut
- Adviseren over de communicatie rondom externe
oriëntaties van commissies en de raad
- Woordvoering over de agenda’s en uitkomsten van
raads- en commissievergaderingen en overige kwesties die de gemeenteraad
betreffen
- Voorbereiden en/of schrijven van persberichten en
speeches
- Bijwonen van werkbezoeken
- Regievoering op politiek gevoelige
communicatieprojecten of dossiers (bv. enquêteonderzoek)
- Maken van briefings voor productie van
communicatiemiddelen en begeleiden en bewaken van het productieproces, planning
en budgettering.
Aangezien er momenteel geen functiebeschrijving
bestaat voor de communicatiefunctie, zal die dan voor deze bredere taak worden
opgesteld. Op basis daarvan zal de inschaling worden bepaald. De
communicatieadviseur zal dan alleen nog werkzaam zijn voor de raad en niet meer
in deeltijd voor het college.
Samengevat wordt het presidium gevraagd in te
stemmen met een formatieve uitbreiding van 1,7 fte (tov een huidige formatie
van 4,8
fte) en tevens een wat zwaardere
functiebeschrijving van de plv. griffier/raadsadviseur.
Gelet op de ontvlechting van twee gedeelde
functies, en de beschreven ambities zou Delft qua omvang (6,5 fte) daarmee in
de pas gaan lopen met gemeenten van vergelijkbare grootte.[3]
Tot slot wordt zoals eerder gemeld momenteel de
nieuwe huisvesting voor de griffie uitgewerkt waarbij in een aparte omgeving
kan worden gewerkt en overlegd met raadsleden en commissievoorzitters.
Waarschijnlijk zal de griffie verhuizen naar de 7e etage van de
Torenhove. Daarbij zal de wens van fracties worden meegenomen voor lees- en
overlegruimte voor raadsleden en commissievoorzitters.
Bij positieve besluitvorming zal rekening worden
gehouden met de bovenstaande formatieve uitbreiding.
Voorstel 16: De formatie uit te breiden als
hierboven beschreven. NB De nadere financiële onderbouwing wordt na
bespreking in het presidium nagezonden. |
Voorbereiding nieuwe
werkwijze
Indien het advies
voldoende breed wordt ondersteund, wordt voorgesteld vóór het zomerreces een
aantal voorbereidingen te treffen zodat de nieuwe werkwijze kort na het
zomerreces kan worden ingevoerd.
Het gaat om de volgende
activiteiten:
- De raad bij die
besluitvorming tevens voor te stellen, de griffie op te dragen de nieuwe
werkwijze waar nodig te formaliseren in een gewijzigd Reglement van Orde en de
Verordening op de raadscommissies die dan na het zomerreces door de raad worden
vastgesteld. De eerste raad na het zomerreces is op 25 september. Dan zou de
nieuwe werkwijze in kunnen gaan op 1 oktober.
- Een bijeenkomst met de commissievoorzitters en
commissiegriffiers te organiseren over de invulling van hun rol bij de nieuwe werkwijze.
- Een rondgang van de griffie langs de fracties en
de ambtelijke diensten om de nieuwe werkwijze toe te lichten.
Voorstel 17: De griffie verzoeken een aantal
activiteiten voor te bereiden om de nieuwe werkwijze: - De raad bij die
besluitvorming tevens voor te stellen, de griffie op te dragen de nieuwe
werkwijze waar nodig te formaliseren in een gewijzigd Reglement van Orde en
de Verordening op de raadscommissies die dan na het zomerreces door de raad
worden vastgesteld. - Een bijeenkomst met de commissievoorzitters en
commissiegriffiers te organiseren over de invulling van hun rol bij de nieuwe
werkwijze. - Een rondgang van de griffie langs de fracties
en de ambtelijke diensten om de nieuwe werkwijze toe te lichten. |
NB
In 2008 zal dan groot deel van de voorstellen
worden uitgewerkt. Los daarvan zal de griffie conform afspraak met een agenda
komen voor het restant van 2008, en 2009 met thema’s die gerelateerd zijn aan
het primaire proces maar los van de nieuwe werkwijze kunnen worden uitgewerkt. Het
gaat daarbij onder meer om:
- Relatie gemeenteraad en Delftse Rekenkamer en
monitoring uitkomsten rekenkamerrapporten;
- P&C-cyclus: relatie tussen jaarrekening,
kadernota, begroting en tussentijdse begrotingswijzigingen, en de
inzichtelijkheid van deze producten;
- Handboek raadsleden/introductie nieuwe
raadsleden;
- Invulling subcommissie in relatie tot monitoren
grote projecten;
- Actualisatie bestaande verordeningen van de raad;
- Betrokkenheid de raad bij gemeenschappelijke
regelingen;
- Het verstrekken van niet-openbare informatie door
het college;
- Voorbereiding verkiezingen 2010.
Deel B: Varianten voor
een aangepast commissiestelsel
In de discussie hebben raadsleden aangegeven dat
een stevige verandering nodig zal zijn om van de bestaande werkwijze los te
komen. Daarbij is begin dit jaar onder meer gekeken naar een aanpassing van het
commissiestelsel – meer in het bijzonder het model dat de gemeenteraad van
Amersfoort hanteert.[4]
Naast de Amersfoortse variant is in dit deel een
alternatieve variant opgenomen die eveneens leidt tot minder vergaderingen,
maar die meer aansluit bij het huidige commissiestelsel.
De griffier is van mening dat het invoeren van een
ander vergaderstelsel het sluitstuk zou moeten zijn van het hele proces.
Voorafgaand zouden de onderliggende knelpunten die in deel A zijn beschreven,
moeten zijn aangepakt. Het louter invoeren van een ander vergadersysteem zal
die knelpunten naar verwachting niet of onvoldoende oplossen.
Daarnaast taxeert de griffier dat het in één keer invoeren
van alle voorstellen én een gewijzigd commissiestelsel een afbreukrisico met
zich brengt. Dat geldt met name voor het Amersfoortse model aangezien dat een
geheel andere vergaderstructuur inhoudt.
Het gaan werken met, en wennen aan de nieuwe werkwijze
op basis van de voorstellen uit deel A wordt voor de raad (en de griffie) al
een stevige klus. Daarnaast zal een aantal nieuwe medewerkers worden ingewerkt,
en staat de invoering van het nieuwe RIS met bijbehorende ontvlechting van
griffie en bps op de rol.
De griffier adviseert dan ook om eerst de nieuwe
werkprocessen en procedures in te voeren. Een wijziging van het
commissiestelsel kan dan vervolgens de puntjes op de ‘i’ zetten. Dat zou dan in
het najaar van 2008 kunnen worden bezien. De verwachting is overigens dat de
implementatie van de voorstellen al zal leiden tot een stevige cultuuromslag.
Variant 1: Amersfoortse
model (zie bijlage 2)
In Amersfoort is het
commissiestelsel in 2004 afgeschaft en vindt sindsdien een tweewekelijkse
vergadering plaats volgens het onderstaande stramien.
‘Het Plein”:
vanaf 18.00 uur ‘De Ronde’:
19.00 uur ‘Het Besluit’:
21.30 uur |
Het voordeel is dat de vergaderingen tweewekelijks
op een vast tijdstip plaatsvinden. De griffie in Amersfoort meldde dat de zgn.
‘rondes’ geregeld te weinig tijd bieden om onderwerpen in één keer uit te
discussiëren. Hierdoor worden vrijwel standaard één of tweede rondes per maand
extra uitgeschreven om het debat voort te zetten.
In de ‘ronde’ worden maximaal drie parallelle
sessies georganiseerd, waarbij zo veel als mogelijk rekening wordt gehouden met
overlappende thema’s/woordvoerders of portefeuillehouders.
Verder wees de griffie in Amersfoort op het punt
dat er geen commissievoorzitters meer bestaan en er dus geen vanzelfsprekende
aanspreekpunten zijn die zaken kunnen vlottrekken indien de griffie daar niet
in slaagt. Dat wordt nu allemaal in het presidium neergelegd wat als omslachtig
wordt beschouwd. Daar heeft men nog geen oplossing voor kunnen vinden.
Een oplossing voor Delft kan zijn om vier
commissies te laten voortbestaan en maximaal twee commissies per ronde parallel
te laten vergaderen. De externe oriëntaties kunnen dan in de weken 2 of 4
worden gepland. De vergadercyclus volgens deze variant zou er dan als volgt
uitzien:
Week 1: parallelle sessies (commissie 1 en 2) +
besluitvorming
Week 2: parallele
sessies (ad hoc) of externe oriëntatie
Week 3: parallelle sessies (commissies 3 en 4) +
besluitvorming
Week 4:
parallelle sessies (ad hoc) of
externe oriëntatie
Een voorspelling over de animo van burgers om
structureel deel te nemen aan ‘Het plein’ is lastig te maken. De ervaringen,
ook in ander steden, zijn qua opkomst en inbreng over het algemeen gematigd
positief.
Feit is dat burgers de weg naar het stadhuis wel
weten te vinden als er iets in hun voor- of achtertuin staat te gebeuren. Indien
de raad besluit met externe oriëntaties zelf de Delftse burgers meer op gaan
zoeken, zal dit hen al meer bij de besluitvorming betrekken.
Wat betreft de tevredenheid over de werkwijze, liep
deze volgens de griffie in Amersfoort door kleine en grote fracties heen. Met
andere woorden, niet zo zeer de grootte van de fracties was bepalend voor de
tevredenheid, als wel de bereidheid om het politieke proces op een andere
manier in te richten. Overigens kent Amersfoort net als Delft
commissieleden/niet raadsleden (max. 3 per fractie, afhankelijk van de
grootte).
Variant 2: Vier
commissies en maandelijkse raad
In deze variant worden de
bestaande vijf vakcommissies naar vier teruggebracht. Naar de mening van de
griffie is een logische combinatie te maken van overlappende beleidsvelden
waardoor – samen met de scherpere agendering - het commissiewerk in vier
commissies zou kunnen plaatsvinden. Dit sluit aan bij de ontwikkeling van de
afgelopen tijd waarin verschillende commissievergaderingen zijn komen te vervallen.
Met het behoud van een
vierwekelijkse vergadercyclus en twee commissievergaderingen per week, valt er
dan één week vrij. Die kan dan onder meer worden gebruikt voor externe
oriëntaties waarbij de vergadercyclus er als volgt uitziet:
Week 1: twee commissies
Week 2: twee commissies
Week 3: externe
oriëntatie(s) -> tbv de volgende commissiecyclus
Week 4: raad
Voorstel 18: Voor- en
nadelen van de twee varianten verder bespreken en nadere besluitvorming
plannen in het najaar 2008 zodat invoering per 1 januari 2009 mogelijk is. |
-
o -
Bijlage 1
Stramien digitaal
doorlopende lijst week 18 (NB Fictieve stukken)
Ontvangen |
Titel |
Behandelwijze |
Commissie WVB |
|
|
28 april 2008 |
Van de burgemeester inzake wijziging APV |
Procedurevergadering van de cie. WVB op 15 mei
a.s. |
29 april 2008 |
Van B&W Raadsvoorstel inzake technische
wijziging legesverordening |
Direct doorgeleiden ter besluitvorming naar de
raad van 24 mei |
3 mei 2008 |
Burgerbrief inzake achterstallig onderhoud
buurthuis |
Overdragen aan het college en afschrift reactie
vragen |
|
|
|
|
|
|
Commissie Wijzo
|
|
|
28 april 2008 |
Brief van de wethouder inzake breedtesport |
Voor kennisgeving aannemen |
30 april 2008 |
Brief stichting X inzake verzoek om in te spreken
bij nota jeugdbeleid 2009 – 2011 |
Procedure- en overlegvergadering 13 mei a.s. |
|
|
|
|
|
|
Commissie BenW
|
|
|
29 april 2008 |
Van B&W Kadernota 2008 |
Procedure- en aansluitende overlegvergadering van
alle commissies 14 t/m 22 mei a.s. |
28 april 2008 |
Brief GS Zuid Holland inzake
begrotingsvoorbereiding 2009 |
Voor kennisgeving aannemen |
|
|
|
|
|
|
Commissie RO
|
|
|
1 mei 2008 |
Van B&W raadsvoorstel voorbereidingsbesluit |
Direct doorgeleiden ter besluitvorming naar de
raad van 24 mei |
1 mei 2008 |
Van B&W raadsvoorstel bestemmingsplan |
Direct doorgeleiden ter besluitvorming naar de
raad van 24 mei |
|
|
|
|
|
|
Commissie EMCR
|
|
|
|
Deze week geen stukken ontvangen |
|
|
|
|
De bijeenkomst van de
gemeenteraad heet De Raad. Hoe ziet de avond eruit en hoe kunt u meepraten met
de gemeenteraad?
Het Plein: vanaf
18.00 uur
Burgers, instellingen en de ambtelijke organisatie hebben de gelegenheid om
iets tentoon te stellen of om informatie te geven over een onderwerp,
bijvoorbeeld via panelen of kraampjes. Ook is er ruimte voor informele
contacten en overleg met aanwezige raadsleden.
De Ronde: 19.00
uur
Diverse onderwerpen worden tegelijkertijd geagendeerd; de raadsleden verdelen
zich over verschillende vergaderruimtes. De onderwerpen kunnen op diverse manieren
behandeld worden: als voorbereiding op de besluitvorming, meningspeiling (door
college of raadsleden onderling) of als informatieve bijeenkomst (bijvoorbeeld
een toelichting van de wethouder of hoorzitting).
Het Besluit:
21.30 uur
Alle raadsleden gezamenlijk bijeen voor debat en besluitvorming.
Voor Amersfoortse inwoners of
organisaties zijn er meer mogelijkheden om contact te hebben met de
gemeenteraad. Tijdens De Raad zijn de volgende mogelijkheden:
·
Op Het Plein kunnen inwoners en organisatie iets
presenteren.
·
Burgers hebben spreekrecht over de onderwerpen die
in De Ronde op de agenda staan (dit komt in de plaats van het spreekrecht in de
huidige raadscommissies).
·
Burgers of organisaties kunnen een vraag stellen over
bestaand beleid of de uitvoering daarvan. Dit wordt geagendeerd in De Ronde.
·
Inwoners hebben de mogelijkheid om een nieuw idee
of initiatief voor de stad op de agenda van de raad te laten zetten. Dit heet
het initiatiefrecht burgers. Het initiatief wordt eerst besproken in De Ronde.
De Amersfoortse gemeenteraad werkt
sinds september 2005 op deze manier. De raad wil hiermee het volgende
bereiken:
·
De betrokkenheid van de burgers en organisaties bij
het werk van de gemeenteraad vergroten.
·
Snellere en betere besluitvorming.
·
Meer duidelijkheid door een vaste vergaderavond en
vaste vergadertijden.
·
Meer mogelijkheden voor informele contacten tussen
raad, college, ambtelijke organisatie en burgers.
Voor meer informatie kunt u
terecht bij de raadsgriffie.
Agenda 8 april 2008
Het Plein:
Zaal: |
Vide |
|
Tijd
|
|
|
18.00
uur |
Stichting
Groene Spoor i.o. |
Magda
Bannink |
18.00
uur |
VERVALLEN
: |
Sector
Stedelijke Ontwikkeling en Beheer |
18.00
uur |
Film :
digitale dienstverlening en de burger |
Sector
DIA - Informatiebeheer en Ontwikkeling |
De Ronde:
Zaal: |
Raadzaal 1.02 |
Molendijkzaal 0.01 |
Vermeerzaal 1.03 |
Collegekamer |
Tijd
|
|
|
|
|
19.00
uur |
Opvanglocaties:
aanwijzen locaties hostel, opvang alcoholverslaafden en inloop dak- en
thuislozen Hoorzitting |
Gemeentelijk
Rioleringsplan Voorbereiding besluit |
Autoluwe binnenstad
|
|
20.00
uur |
Regionalisering
Brandweer |
|
||
20.30
uur |
|
Beleidskader
Wmo ‘Amersfoort Ondersteunt 2008-2011’ Voorbereiding
besluit |
PvdA:
Amersfoort -koploper voor starters op de woningmarkt |
Stuurgroep |
21.00
uur |
|
Vragen
raadsleden aan college |
|
21.15 uur
Pauze
Het
Besluit
Zaal: |
Raadzaal 1.02 |
|
Tijd
|
|
|
21.30
uur |
Verzoek
R.P. offereins (CDA) tot het mogen houden van een interpellatie over de
luchtkwaliteit van huizen in Vathorst |
|
|
Besluiten met debat |
|
1. |
Bestemmingsplan
De Berg: herziening ex artikel 30 WRO |
|
|
Portefeuillehouder : mr R. Luchtenveld |
|
22.15
uur |
Besluiten zonder debat |
|
2. |
Uitbreiding
vergunningparkeren SoesterkwartierVerordening parkeerbelastingen 2008-1 |
|
|
Toelichting : |
|
3. |
Toekomstvisie
Wagenwerkplaats |
Reg.nr
.: 2692946 |
|
Toelichting : |
|
22.30
uur |
Einde |
[1] Het betreft onder meer de
discussies in de informele ‘Gideonsgroep’ (bestaande uit raadsleden van diverse
fracties), gesprekken van de griffier en voormalige griffier met 19 raadsleden,
en de gesprekken tussen het presidium en het college van afgelopen januari en
maart.
[2] Als bijlage 1 is een
voorbeeld stramien opgenomen met fictieve stukken.
[3] Uit een onderzoek uit 2007 van het Nicis blijkt dat gemeenteraden met een omvang van 39 raadsleden ondersteund worden door een griffie van ca. 7 fte.
[4] Een toelichting op de
werkwijze en een voorbeeldagenda zijn als bijlage 2 opgenomen.