Hans Verdonk (namens G-4,
vertegenwoordiger Rotterdam)
Delft is te gast in het House of Cities,
Municipalities and Regions, een verzamelgebouw van Europese decentrale
overheden. G-4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) is een van de
initiatiefnemers.
Het verzamelgebouw is ontstaan vanuit de notie dat
“Brussel binnenland(s beleid) is”. In Brussel gebeuren dingen en worden
besluiten genomen die van invloed zijn op gemeentelijke besluitvorming en
beleid. Dit neemt verder toe.
G-4 vormt de voorpost van de vier grote steden. Een
goede en frequente communicatie met het thuisfront is belangrijk, waarbij een
goede organisatie in de eigen gemeente essentieel is: bestuur en collega’s zijn
actief bij Europa betrokken en overleggen structureel (zowel binnen afdelingen
als tussen afdelingen; bestuurders idem). Bepaalde bestuurders leggen extra
gewicht in de schaal.
Lokale overheden sluiten allianties om beleid te
beïnvloeden en wetgeving tot stand te brengen. Het lokale belang staat voorop,
waarbij wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid en oplossingsgerichtheid
van door Europa ontworpen voorstellen. Het heeft voor lokale overheden zin en
belangrijk om in Brussel zichtbaar te zijn.
Luchtkwaliteit, water, maar ook jeugd/jongeren is
een belangrijk thema. Per dossier is één bestuurder namens G-4 het
aanspreekpunt.
G-4 functioneert ook als basis voor verdere
samenwerking met andere Nederlandse gemeenten én provincies. Zij zoeken voor
zover mogelijk naar gemeenschappelijkheid en gezamenlijkheid. Dit is
bijvoorbeeld het geval bij gebruikmaking en beïnvloeding van de
Structuurfondsen[1]. In het
Operationeel Programma West (Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Flevoland)
hebben de vier grote steden en de vier Randstadprovincies afspraken gemaakt
over beleid en financiën
om uitvoering te geven aan de doelen van het Europese programma.
Simone Goedings (VNG)
VNG houdt kantoor in hetzelfde House of Cities,
Municipalities and Regions. VNG richt zich op belangenbehartiging en
dienstverlening. Hiertoe zijn er drie organisatieonderdelen actief:
1. Europa Decentraal: implementatie Europees
recht
2. Directie
Europa & Internationaal: belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding
3. Servicebureau
Europa: dienstverlening aan leden t.b.v. deelname aan Europese projecten en
netwerken + gebruikmaking van subsidies
VNG ondersteunt Nederlandse bestuurders in het
Comité van de Regio’s (samen met het Interprovinciaal Overleg, IPO) en het
Congres van Europese Gemeenten en Regio’s (Council of European Municipalities
and Regions). Zij overlegt regelmatig met medewerkers van de Europese
Commissie, Europarlementariërs en de Raad van Ministers. Om samenhang en
eenduidigheid in thema’s te verkrijgen, werken interbestuurlijke dossierteams
van verschillende decentrale overheden samen. Bij problemen tussen nationale en
decentrale overheden schuift de Europese Commissie soms zaken door naar de
lidstaten; het probleem wordt verlegd.
Bij overeenkomende standpunten met Europese
zusterorganisaties wordt ook met hen samen opgetrokken. Samenwerken met andere
steden in Europa betekent kennis uitwisselen, subsidies verkrijgen, netwerken
en contacten leggen.
De slagkracht van VNG en Nederlandse gemeenten is
sterker door bundeling én goede communicatie met de rijksoverheid. T.o.v. de
nationale overheid hebben Nederlandse gemeenten een sterke positie: dit werkt
door in Europa.
Steden moeten uitgaan van hun eigen waarden,
kwaliteiten en prioriteiten. De inzet van (interne) experts kan een bijdrage
leveren aan het kritisch volgen en adviseren van EU-voorstellen. Hiervoor
dienen de zaken ‘thuis’ (VNG, gemeenten) goed geregeld te zijn. Deskundigen per
vakteam inzetten die belangrijke ontwikkelingen in/van Europa volgen, is
een prima manier om betrokken te zijn.
Gido ten Dolle (Randstad Regio)
De Randstad had een eigen vertegenwoordiging, maar
door veranderde opvattingen over de positie en toekomst van de Randstad en
–provincies zijn de rol en samenstelling van het kantoor in Brussel aangepast.
De provincies zitten meer aan het stuur en er vindt structureel bestuurlijk
overleg plaats tussen de EU-portefeuillehouders; gedeputeerde Lenie Dwarshuis
(Zuid-Holland) is voorzitter.
Leidraad voor het werk is het Programma Randstad
Urgent: van de Randstad een duurzame en concurrerende Europese topregio maken
met een langetermijnvisie tot 2040. Voor de periode 2007-2011 zijn 8
prioritaire dossiers benoemd. Voor 2008 wordt inzet gepleegd op 3 lobby- en 2
netwerkdossiers:
1.
Klimaatadaptatie
2. Luchtkwaliteit
3. Relatie natuur-ruimtelijke ordening
4. Economie-werk-innovatie: Lissabon Strategie
5. Stad-land: belang peri-urbane gebieden binnen
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Randstad Regio zet zich in voor belangenbehartiging,
dienstverlening en advisering en heeft een platformfunctie. Naast
de vier provincies spelen de vier grote steden een prominente rol. Maar ook
middelgrote steden en landelijker gelegen gemeenten spelen een rol van
betekenis, met name waar het de relatie tot grote stedelijke gebieden en de
relatie stad vs. platteland betreft: hier spelen zaken als bereikbaarheid,
leefbaarheid, werkgelegenheid, wonen, recreatie, voedselproductie een rol.
Randstad Regio werkt in relatie tot de EU aan
strategische informatievoorziening (belangwekkende ontwikkelingen in Randstad
cq. mogelijke effecten van Europees beleid) en werkt samen op de dossiers
‘Relatie stad-platteland’ en ‘Lissabon Strategie’. Voor Delft is technologische
innovatie in het algemeen en de vorming van het Europees Technologisch Instituut
in het bijzonder van belang. Delft, Rotterdam en Leiden ontwikkelen nu een
samenwerking o.h.g.v. gezondheid: de Medical Delta.
Brussel kijkt 5-10 jaar vooruit, daar waar
Nederland dit niet of weinig doet (“NL maakt geen keuzes”). Voorbeelden zijn
zaken op sociaal terrein, onderwijs, gezondheid en milieu. Klimaat en energie
staan volop in de belangstelling. Beleid, programma’s en
financieringsmogelijkheden worden uitgebreid en hier liggen belangen én kansen
voor decentrale overheden.
Zie bijlage 1 voor de presentatie van dhr Ten
Dolle.
Dhr. Monod de Froideville behoort tot het Kabinet
van eurocommissaris Neelie Kroes, dat bestaat uit 8 personen.
Voorstellen doorlopen een lange en vaste procedure.
Kort samengevat begint de procedure met een ambtelijk voorstel. Dat gaat naar
het Kabinet van de commissaris. Vandaar gaat het een consultatieronde tussen de
diverse Directoraten Generaal in. Het Kabinet verwerkt de reacties en bereidt
met de Commissaris de behandeling in de diverse commissies van het parlement
voor. Via het College van Commissarissen gaat het voorstel naar de
Ministerraad. De Ministerraad bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten
en vormt dus geen Europese supermacht. Als de Ministerraad akkoord is, gaat het
voorstel via de diverse commissies en advieslichamen naar het Europees
Parlement. Deze lange weg geeft aan dat er onderweg voldoende mogelijkheden
zijn om invloed uit te oefenen, waarbij geldt dat de kans op invloed het
grootst is aan het begin van het proces.
Overigens kan commissaris Kroes zelf ook sommige
besluiten nemen. Sommige besluiten moeten wel door de Commissie geratificeerd
worden. Maar ze hoeven dan niet langs het Parlement.
Het werk van de Commissie en van de Raad heeft dus
direct effect op de burgers in Europa, op hun woon- en leefomgeving. De burgers
van Delft komen Brussel dus ook tegen op tal van terreinen; denk aan het
milieu, het klimaat, energiebeleid, staatssteun, de consequenties van het vrije
verkeer van personen in de EU. Op al die terreinen worden successen geboekt,
maar ook Brussel is slecht in het communiceren van successen.
Jana Cicmanova (Energie Cités)
Mw. Cicmanova legt aan de hand van een presentatie
(bijgevoegd) uit waar het werk van de netwerkorganisatie Energie Cités uit
bestaat. Energie is verbonden aan alle aspecten van het leven en het is dus
belangrijk dat lokale overheden hier een helder beleid op voeren en invloed
uitoefenen op de beleidsvorming. Want op lokaal niveau worden de meeste
noodzakelijke maatregelen genomen om energie te sparen. Vanuit dat belang
hebben de gemeenten in Europa zich verenigd in het netwerk Energie Cités, om de
ontwikkeling van het euopees beleid te beïnvloeden en van de financiële
middelen van Europa (de fondsen) gebruik te kunnen maken.
Europarlementariër Van Nistelrooy houdt zich o.a.
bezig met de commissies aangaande Structuurfondsen, energie ICT, telecom,
milieu en klimaat.
Het principe van subsidiariteit is voor hem erg
belangrijk, oftewel taken en verantwoordelijkheden op het niveau leggen waar ze
thuishoren. Daarom is het van groot belang dat de steden en regio’s een goede
plek krijgen in het Europese Unie.
Om het financiële belang van de
innovatie-structuurfondsen te illustreren, wordt toegelicht dat deze in de
EU-begroting inmiddels een groter aandeel hebben dan landbouw. Ook door de
globalisering, waarbij “kennis” voor de Europese economie steeds crucialer
wordt, zijn de structuurfondsen onmisbaar. Europa verliest substantieel terrein
als men niet kampioen blijft op het gebied van research en kennis.
In de toekomst worden de middelen uit de
structuurfondsen niet langer verdeeld op basis van vaste verdeelsleutels zoals
inwoner-aantallen. Succesvol zijn dan enkel de beste plannen. Ook belangrijk is
dat er zgn. Europese Kerngebieden zullen ontstaan, bijv. op het vlak van de
luchtvaartbouw. Dit houdt in dat er keuzes gemaakt worden in de regio’s en de
steden. Verder blijft de zgn. “socialiteitsgedachte” in de vorm van
territoriale cohesie een belangrijke rol spelen bij de verdeling van middelen.
Het is daarbij van belang de Europese Unie te zien als één geheel, waarbij
verworvenheden op innovatief gebied versneld overgedragen moet worden aan
overige regio’s. In het Verdrag van Lissabon heeft dat o.a. vorm gekregen via
het plattelandsbeleid, ontwikkeling & research en de structuurfondsen.
Het is voor steden, en dus ook voor Delft, van
cruciaal belang nu al te starten met de voorbereidingen voor het aanvragen van
subsidies voor de periode van na 2013. De ontwikkelingen zijn daarbij als
volgt: de structuurfondsen zullen afnemen, terwijl de middelen voor
“ontwikkeling en research” – in het bijzonder interessant voor Delft als
Kennisstad- zullen verdubbelen. Ook de financiering voor interregionale samenwerking
zal toenemen.
De grotere investeringen zullen via de zgn.
Doelstelling 3-projecten vorm krijgen. Vooral daar liggen naar de mening van
Van Nistelrooy grote kansen voor Delft. De gemeente moet dan echter wel in een
vroeg stadium aanhaken op deze stimuleringsprogramma’s.
De Burgemeester legt voor of “Water” in dat licht
een goed thema is, mede in het licht van het recent uitgebrachte verslag door
de Commissie Veerman inzake waterhuishouding en het voorkomen van
overstromingen. Van Nistelrooy stelt dat de kansrijkheid van het indienen van
een project-aanvraag op dat vlak via de twee directoraat generaals is te
achterhalen. GENSIS is in dat kader het samenwerkingsorgaan in Nederland en zou
het programma Risk Prevention van de Verenigde Naties wellicht iets kunnen
opleveren. Alle aanvragen dienen echter steeds georiënteerd te zijn op te
bereiken resultaten. Ook de mate waarin samenwerking met het bedrijfsleven
reeds in het plan is ingebed is bijzonder belangrijk voor de slagingskans.
Men moet bij het aanvragen van subsidie aantonen
dat men de beste is op een bepaald gebied. Het focussen op water als specifiek
profiel voor Delft is daarom geen vreemde gedachte. Men kan niet vroeg genoeg
beginnen met de voorbereidingen voor aanvragen, omdat de processen veel tijd in
beslag nemen.
Ook relevant is de absolute voorwaarde van
nationale en/of regionale cofinanciering.
Een grootschalig subsidieprogramma inzake
Nano-technologie is bijvoorbeeld toegewezen aan Leuven voor een bedrag van € 12
miljard, mede omdat daar regionaal ook ongelooflijk sterk op is ingezet. In dat
licht moet Delft wellicht de regio ook breder bezien en de lijnen naar
Eindhoven en Twente openhouden en goed afstemmen wie wat doet. Voor de TU Delft
is NEDDER het samenwerkingsverband van universiteiten daarom van groot belang.
Het probleem is dat er in Nederland geen echte keuzes werden gemaakt en alle opties
werden opengehouden, hetgeen er toe kan leiden dat men uiteindelijk achter het
net vist.
Lennart Harpe vraagt welke Delftse aanvragen voor
Europese subsidies op dit moment aanhangig zijn. Delft is inmiddels aangesloten
op het Europese netwerk van keramiek-steden. Op dit moment wordt gewerkt aan
projectaanvragen op het gebied van energie & klimaat en Cultuur, Kennis en
Economie (CKE). Om de mogelijkheid van Europese subsidies in te bedden in de
vakteams van de gemeentelijke organisatie wordt een klankbordgroep opgericht
waarin elk vakteam een vertegenwoordiger heeft om op de juiste manier
aangehaakt te zijn.
Verder is het van belang om met de TU Delft om
tafel in relatie tot Delta-technologie. In dat licht is het niet ondenkbaar dat
er bijvoorbeeld een gezamenlijke brief wordt aangeboden aan de regering.
Sybren Singelsma, Head of Administration Unit -
Comité van de Regio’s
Dhr
Singelsma geeft een korte toelichting op het ontstaan en de werkzaamheden van
het Comité. De Europese Commissie, de Raad van ministers en het Europees
Parlement raadplegen het Comité over wetsontwerpen die betrekking hebben op
terreinen die de regionale en lokale overheden aangaan. Via één (of soms twee)
rapporteur(s) wordt dan over het betreffende onderwerp een advies uitgebracht.
Daarnaast houdt het Comité van de Regio’s zich o.a. bezig met verkennende
rapporten en studies over uiteenlopende aspecten van de regionale en lokale
dimensie van de EU.
Zie ook
bijlage 4: Brochure Comité van de Regio’s in één oogopslag.
Guus Muijzers (Directoraat Generaal Regio –
Operationeel Programma West/Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling)
Tijdens deze lezing wordt o.a. een toelichting
gegeven op de doelstellingen van het Europese Cohesiebeleid, te weten:
-
Convergentie
-
Regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid
-
Coöperatie (samenwerking)
De bijbehorende middelen lopen via de
structuurfondsen, te weten: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
(EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds.
Er wordt een uiteenzetting gegeven over de
nationale referentie kaders, aspecten die een rol spelen bij de uitvoering en
de operationele programma’s. Daarbij wordt voor Nederland in het bijzonder
ingezoomd op het regionale programma “Kansen voor West”, waar Zuid-Holland onder
valt.
Alexander Ferstl (Directoraat Generaal Regio-
subsidieprogramma URBACT/UNIC, Regions for Economic Change)
Dhr Ferstl licht o.a het INTERREG IV C programma
toe, dat het EU-regio’s mogelijk moet maken om samen te werken en is geordend
via twee prioriteitslijnen:
-
innovatie en kenniseconomie
-
milieu en risicopreventie.
De beschikbare EU-middelen voor dit programma
bedragen €321 miljoen voor de periode 2007-2013.
Het URBACT II programma heeft o.a. tot doel om actoren op lokaal en regionaal
niveau samen te brengen om ervaringen uit te wisselen en het verwerven van
kennis op urbane politieke thema’s te faciliteren. Het programma ondersteunt in
dat kader thematische netwerken en werkgroepen van steden.
De totaal beschikbare EU-middelen voor dit programma bedragen €53 miljoen voor
2007-2013.
Het netwerk voor keramiek-steden wordt
gecofinancierd via het “Thematic Exchange Network” onder het zgn. URBACT II
Programma. Er is in april 2008 goedkeuring verleend voor de ontwikkelingsfase
(zes maanden) en de implementatie kan starten als daarvoor in november 2008 ook goedkeuring wordt verkregen.
Aan dit netwerk nemen 10 partners deel, te weten:
Limoges (Frankrijk), Aveiro (Portugal), Pécs (Hongarije), Selb (Duitsland),
Stoke-on-Trent (Verenigd Koninkrijk), Castellon (Spanje), Sevilla (Spanje),
Faenza (Italië), Cluj Napoca (Roemenië) en Delft.
Zie ook bijlage 5: Presentatie dhr Alexander
Ferstl.
Mevrouw In ’t Veld (voormalig raadslid in Delft en
sinds 2004 lid van het Europees Parlement) houdt een inleiding over de
onderwerpen die zij als Europarlementariër in haar portefeuille heeft. Zij
heeft zitting in de commissies Economische Zaken en Monetair beleid (onderdeel
publieke diensten) en in de commissie Burgervrijheden, Justitie, Binnenlandse
Zaken (onderdelen veiligheid, immigratie en mensenrechten.
Zij pleit op onderdelen voor een verdergaande
Europese samenwerking. Als voorbeeld gaf ze veiligheid/terrorismebestrijding.
Die onderwerpen behoren thans tot de nationale bevoegdheid van de lidstaten.
Maar er wordt wel een poging gedaan om een gezamenlijk Europees beleid op te
stellen, in de moderne tijd een noodzaak.
Dit gezamenlijke Europese beleid is echter nog
onvoldoende.
Als tweede voorbeeld noemt ze de wijze van
besluitvorming als het gaat om de ratificatie van verdragen (i.c. het verdrag
met de VS m.b.t. passagiersgegevens). Onderdeel van de besluitvorming is dat de
nationale parlementen het verdrag dienen goed te keuren. De concepttekst wordt
“achter de schermen” opgesteld. Er kunnen geen tekstwijzigingen meer worden
voorgesteld, wat haar betreft is de keuze voor de parlementen dan eigenlijk ja
of ja. Op sommige onderdelen van het besluitvormingsproces ontbreekt derhalve
een democratische controle. Tegelijkertijd is de verantwoording over sommige
processen onvoldoende. Zij pleit derhalve voor een Europese aanpak van het
veiligheidsbeleid, met een fatsoenlijke democratische controle. De vereiste
unanimiteit in de besluitvorming ten aanzien van het buitenlands beleid zou
moeten plaatsmaken voor meerderheidsbesluitvorming. Zie het conflict
Rusland/Georgië. Europa zou daar middelen voor beschikbaar moeten stellen
alsmede een gezamenlijke Europese militaire macht.
Ook verdragswijzigingen zouden op termijn via
meerderheidsbesluitvorming moeten gaan. Het veto dat soms voortvloeit uit
nationale referenda is dan van de baan.
Tevens gaat ze nog in op de vier Nederlandse
verworvenheden (euthanasie, homohuwelijk, drugbeleid, abortus) in relatie met
de Europese Unie. Zij heeft er geen angst voor dat “Europa” die verworvenheden
teniet doet en vindt dat Nederland meer zelfvertrouwen op dat punt moet
uitstralen en de overige lidstaten moet overtuigen. Als voorbeeld noemt ze
onder meer de gay-pride in Warschau. Er is wel degelijk Europese bewustwording.
Tenslotte wijst ze op het fenomeen “jurisprudentie
als vervanging van regelgeving”. Doordat er lacunes in de regelgeving ontstaan,
worden deze in toenemende mate ingevuld door jurisprudentie van het Hof.
Gesprek met Olaf Snijder, voorlichter Europees
Parlement en Sylwia Remiszewska, hoofd communicatie groep ALDE
De heer Snijder geeft een toelichting op het
dagelijkse reilen en zeilen van het Europees Parlement. Het Europees Parlement
(EP) telt 785 leden, die worden geleverd door 27 lidstaten. Nederland heeft 27
Europarlementariërs, die via directe verkiezingen door de bevolking worden
gekozen.
Het EP bestaat uit de volgende fracties / groepen:
- Christen
Democraten (CDA)
- Socialisten
(PvdA)
- Liberalen
(VVD en D66)
- Ultra Links (SP)
- Groenen
(GroenLinks)
- Soevereinisten
(SGP en CU)
- Europese
federalisten
- Niet
ingeschrevenen (Vlaams Belang, Le Pen en Mussolini)
- (Van
Buitenen)
De heer Snijder noemt voorts:
- Het
EP zetelt in Brussel én in Straatsburg (12 keer per jaar). Kosten van de verhuisbewegingen
zijn ongeveer € 200 mln. per jaar.
- De
begroting van de EU is voor de komende 7 jaar € 865 mrd.
- Het
Parlement werkt met zogenoemde rapporteurs, die voor een bepaald onderwerp
primair verantwoordelijk zijn voor het parlementaire besluitvormingsproces en
het parlementaire verslag.
Mevrouw Remiszewska licht haar werkzaamheden als
communicatiemedewerker van de ALDE- fractie toe. Zij geeft aan dat inmiddels
80% van de regelgeving die in de lidstaten van kracht is zijn oorsprong in
Europa vindt. Op verschillende wijze wordt “Europa” onder de aandacht gebracht
in de lidstaten.
Bijlagen: