Verslag Werkbezoek Raad, B&W en GMT aan Brussel,

3-4 september 2008

 

3 september

 

Hans Verdonk (namens G-4, vertegenwoordiger Rotterdam)

 

Delft is te gast in het House of Cities, Municipalities and Regions, een verzamelgebouw van Europese decentrale overheden. G-4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) is een van de initiatiefnemers.

 

Het verzamelgebouw is ontstaan vanuit de notie dat “Brussel binnenland(s beleid) is”. In Brussel gebeuren dingen en worden besluiten genomen die van invloed zijn op gemeentelijke besluitvorming en beleid. Dit neemt verder toe.

G-4 vormt de voorpost van de vier grote steden. Een goede en frequente communicatie met het thuisfront is belangrijk, waarbij een goede organisatie in de eigen gemeente essentieel is: bestuur en collega’s zijn actief bij Europa betrokken en overleggen structureel (zowel binnen afdelingen als tussen afdelingen; bestuurders idem). Bepaalde bestuurders leggen extra gewicht in de schaal.

 

Lokale overheden sluiten allianties om beleid te beïnvloeden en wetgeving tot stand te brengen. Het lokale belang staat voorop, waarbij wordt gekeken naar de uitvoerbaarheid en oplossingsgerichtheid van door Europa ontworpen voorstellen. Het heeft voor lokale overheden zin en belangrijk om in Brussel zichtbaar te zijn.

Luchtkwaliteit, water, maar ook jeugd/jongeren is een belangrijk thema. Per dossier is één bestuurder namens G-4 het aanspreekpunt.

 

G-4 functioneert ook als basis voor verdere samenwerking met andere Nederlandse gemeenten én provincies. Zij zoeken voor zover mogelijk naar gemeenschappelijkheid en gezamenlijkheid. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gebruikmaking en beïnvloeding van de Structuurfondsen[1]. In het Operationeel Programma West (Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Flevoland) hebben de vier grote steden en de vier Randstadprovincies afspraken gemaakt over beleid en  financiën om uitvoering te geven aan de doelen van het Europese programma.

 

 

Simone Goedings (VNG)

 

VNG houdt kantoor in hetzelfde House of Cities, Municipalities and Regions. VNG richt zich op belangenbehartiging en dienstverlening. Hiertoe zijn er drie organisatieonderdelen actief:

1.   Europa Decentraal: implementatie Europees recht

2.   Directie Europa & Internationaal: belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding

3.   Servicebureau Europa: dienstverlening aan leden t.b.v. deelname aan Europese projecten en netwerken + gebruikmaking van subsidies

 

VNG ondersteunt Nederlandse bestuurders in het Comité van de Regio’s (samen met het Interprovinciaal Overleg, IPO) en het Congres van Europese Gemeenten en Regio’s (Council of European Municipalities and Regions). Zij overlegt regelmatig met medewerkers van de Europese Commissie, Europarlementariërs en de Raad van Ministers. Om samenhang en eenduidigheid in thema’s te verkrijgen, werken interbestuurlijke dossierteams van verschillende decentrale overheden samen. Bij problemen tussen nationale en decentrale overheden schuift de Europese Commissie soms zaken door naar de lidstaten; het probleem wordt verlegd.

 

Bij overeenkomende standpunten met Europese zusterorganisaties wordt ook met hen samen opgetrokken. Samenwerken met andere steden in Europa betekent kennis uitwisselen, subsidies verkrijgen, netwerken en contacten leggen.

De slagkracht van VNG en Nederlandse gemeenten is sterker door bundeling én goede communicatie met de rijksoverheid. T.o.v. de nationale overheid hebben Nederlandse gemeenten een sterke positie: dit werkt door in Europa.

 

Steden moeten uitgaan van hun eigen waarden, kwaliteiten en prioriteiten. De inzet van (interne) experts kan een bijdrage leveren aan het kritisch volgen en adviseren van EU-voorstellen. Hiervoor dienen de zaken ‘thuis’ (VNG, gemeenten) goed geregeld te zijn. Deskundigen per vakteam inzetten die belangrijke ontwikkelingen in/van Europa volgen, is een prima manier om betrokken te zijn.

 

 

Gido ten Dolle (Randstad Regio)

 

De Randstad had een eigen vertegenwoordiging, maar door veranderde opvattingen over de positie en toekomst van de Randstad en –provincies zijn de rol en samenstelling van het kantoor in Brussel aangepast. De provincies zitten meer aan het stuur en er vindt structureel bestuurlijk overleg plaats tussen de EU-portefeuillehouders; gedeputeerde Lenie Dwarshuis (Zuid-Holland) is voorzitter.

 

Leidraad voor het werk is het Programma Randstad Urgent: van de Randstad een duurzame en concurrerende Europese topregio maken met een langetermijnvisie tot 2040. Voor de periode 2007-2011 zijn 8 prioritaire dossiers benoemd. Voor 2008 wordt inzet gepleegd op 3 lobby- en 2 netwerkdossiers:

1.  Klimaatadaptatie

2. Luchtkwaliteit

3. Relatie natuur-ruimtelijke ordening

4. Economie-werk-innovatie: Lissabon Strategie

5. Stad-land: belang peri-urbane gebieden binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

 

Randstad Regio zet zich in voor belangenbehartiging, dienstverlening en advisering en heeft een platformfunctie. Naast de vier provincies spelen de vier grote steden een prominente rol. Maar ook middelgrote steden en landelijker gelegen gemeenten spelen een rol van betekenis, met name waar het de relatie tot grote stedelijke gebieden en de relatie stad vs. platteland betreft: hier spelen zaken als bereikbaarheid, leefbaarheid, werkgelegenheid, wonen, recreatie, voedselproductie een rol.

 

Randstad Regio werkt in relatie tot de EU aan strategische informatievoorziening (belangwekkende ontwikkelingen in Randstad cq. mogelijke effecten van Europees beleid) en werkt samen op de dossiers ‘Relatie stad-platteland’ en ‘Lissabon Strategie’. Voor Delft is technologische innovatie in het algemeen en de vorming van het Europees Technologisch Instituut in het bijzonder van belang. Delft, Rotterdam en Leiden ontwikkelen nu een samenwerking o.h.g.v. gezondheid: de Medical Delta.

 

Brussel kijkt 5-10 jaar vooruit, daar waar Nederland dit niet of weinig doet (“NL maakt geen keuzes”). Voorbeelden zijn zaken op sociaal terrein, onderwijs, gezondheid en milieu. Klimaat en energie staan volop in de belangstelling. Beleid, programma’s en financieringsmogelijkheden worden uitgebreid en hier liggen belangen én kansen voor decentrale overheden.

 

Zie bijlage 1 voor de presentatie van dhr Ten Dolle.

 

Jean-Philippe Monod de Froideville (kabinet commissaris Neelie Kroes)

 

Dhr. Monod de Froideville behoort tot het Kabinet van eurocommissaris Neelie Kroes, dat bestaat uit 8 personen.

Voorstellen doorlopen een lange en vaste procedure. Kort samengevat begint de procedure met een ambtelijk voorstel. Dat gaat naar het Kabinet van de commissaris. Vandaar gaat het een consultatieronde tussen de diverse Directoraten Generaal in. Het Kabinet verwerkt de reacties en bereidt met de Commissaris de behandeling in de diverse commissies van het parlement voor. Via het College van Commissarissen gaat het voorstel naar de Ministerraad. De Ministerraad bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en vormt dus geen Europese supermacht. Als de Ministerraad akkoord is, gaat het voorstel via de diverse commissies en advieslichamen naar het Europees Parlement. Deze lange weg geeft aan dat er onderweg voldoende mogelijkheden zijn om invloed uit te oefenen, waarbij geldt dat de kans op invloed het grootst is aan het begin van het proces.

Overigens kan commissaris Kroes zelf ook sommige besluiten nemen. Sommige besluiten moeten wel door de Commissie geratificeerd worden. Maar ze hoeven dan niet langs het Parlement.

Het werk van de Commissie en van de Raad heeft dus direct effect op de burgers in Europa, op hun woon- en leefomgeving. De burgers van Delft komen Brussel dus ook tegen op tal van terreinen; denk aan het milieu, het klimaat, energiebeleid, staatssteun, de consequenties van het vrije verkeer van personen in de EU. Op al die terreinen worden successen geboekt, maar ook Brussel is slecht in het communiceren van successen.

 

Jana Cicmanova (Energie Cités)

 

Mw. Cicmanova legt aan de hand van een presentatie (bijgevoegd) uit waar het werk van de netwerkorganisatie Energie Cités uit bestaat. Energie is verbonden aan alle aspecten van het leven en het is dus belangrijk dat lokale overheden hier een helder beleid op voeren en invloed uitoefenen op de beleidsvorming. Want op lokaal niveau worden de meeste noodzakelijke maatregelen genomen om energie te sparen. Vanuit dat belang hebben de gemeenten in Europa zich verenigd in het netwerk Energie Cités, om de ontwikkeling van het euopees beleid te beïnvloeden en van de financiële middelen van Europa (de fondsen) gebruik te kunnen maken.

Zie ook bijlage 2 Presentatie wethouder Milieu Delft, mevr. Merkx (inleiding op het onderwerp vanuit Delftse gezichtspunt) en bijlage 3 Presentatie mevr. Cicmanova (Energie Cités).


4 september

 

Lambert van Nistelrooy, Nederlandse Europarlementariër (CDA)

 

Europarlementariër Van Nistelrooy houdt zich o.a. bezig met de commissies aangaande Structuurfondsen, energie ICT, telecom, milieu en klimaat.

Het principe van subsidiariteit is voor hem erg belangrijk, oftewel taken en verantwoordelijkheden op het niveau leggen waar ze thuishoren. Daarom is het van groot belang dat de steden en regio’s een goede plek krijgen in het Europese Unie.

Om het financiële belang van de innovatie-structuurfondsen te illustreren, wordt toegelicht dat deze in de EU-begroting inmiddels een groter aandeel hebben dan landbouw. Ook door de globalisering, waarbij “kennis” voor de Europese economie steeds crucialer wordt, zijn de structuurfondsen onmisbaar. Europa verliest substantieel terrein als men niet kampioen blijft op het gebied van research en kennis.

 

In de toekomst worden de middelen uit de structuurfondsen niet langer verdeeld op basis van vaste verdeelsleutels zoals inwoner-aantallen. Succesvol zijn dan enkel de beste plannen. Ook belangrijk is dat er zgn. Europese Kerngebieden zullen ontstaan, bijv. op het vlak van de luchtvaartbouw. Dit houdt in dat er keuzes gemaakt worden in de regio’s en de steden. Verder blijft de zgn. “socialiteitsgedachte” in de vorm van territoriale cohesie een belangrijke rol spelen bij de verdeling van middelen. Het is daarbij van belang de Europese Unie te zien als één geheel, waarbij verworvenheden op innovatief gebied versneld overgedragen moet worden aan overige regio’s. In het Verdrag van Lissabon heeft dat o.a. vorm gekregen via het plattelandsbeleid, ontwikkeling & research en de structuurfondsen.

 

Het is voor steden, en dus ook voor Delft, van cruciaal belang nu al te starten met de voorbereidingen voor het aanvragen van subsidies voor de periode van na 2013. De ontwikkelingen zijn daarbij als volgt: de structuurfondsen zullen afnemen, terwijl de middelen voor “ontwikkeling en research” – in het bijzonder interessant voor Delft als Kennisstad- zullen verdubbelen. Ook de financiering voor interregionale samenwerking zal toenemen.

 

De grotere investeringen zullen via de zgn. Doelstelling 3-projecten vorm krijgen. Vooral daar liggen naar de mening van Van Nistelrooy grote kansen voor Delft. De gemeente moet dan echter wel in een vroeg stadium aanhaken op deze stimuleringsprogramma’s.

De Burgemeester legt voor of “Water” in dat licht een goed thema is, mede in het licht van het recent uitgebrachte verslag door de Commissie Veerman inzake waterhuishouding en het voorkomen van overstromingen. Van Nistelrooy stelt dat de kansrijkheid van het indienen van een project-aanvraag op dat vlak via de twee directoraat generaals is te achterhalen. GENSIS is in dat kader het samenwerkingsorgaan in Nederland en zou het programma Risk Prevention van de Verenigde Naties wellicht iets kunnen opleveren. Alle aanvragen dienen echter steeds georiënteerd te zijn op te bereiken resultaten. Ook de mate waarin samenwerking met het bedrijfsleven reeds in het plan is ingebed is bijzonder belangrijk voor de slagingskans.

Men moet bij het aanvragen van subsidie aantonen dat men de beste is op een bepaald gebied. Het focussen op water als specifiek profiel voor Delft is daarom geen vreemde gedachte. Men kan niet vroeg genoeg beginnen met de voorbereidingen voor aanvragen, omdat de processen veel tijd in beslag nemen.

Ook relevant is de absolute voorwaarde van nationale en/of regionale cofinanciering.

Een grootschalig subsidieprogramma inzake Nano-technologie is bijvoorbeeld toegewezen aan Leuven voor een bedrag van € 12 miljard, mede omdat daar regionaal ook ongelooflijk sterk op is ingezet. In dat licht moet Delft wellicht de regio ook breder bezien en de lijnen naar Eindhoven en Twente openhouden en goed afstemmen wie wat doet. Voor de TU Delft is NEDDER het samenwerkingsverband van universiteiten daarom van groot belang. Het probleem is dat er in Nederland geen echte keuzes werden gemaakt en alle opties werden opengehouden, hetgeen er toe kan leiden dat men uiteindelijk achter het net vist.

 

Lennart Harpe vraagt welke Delftse aanvragen voor Europese subsidies op dit moment aanhangig zijn. Delft is inmiddels aangesloten op het Europese netwerk van keramiek-steden. Op dit moment wordt gewerkt aan projectaanvragen op het gebied van energie & klimaat en Cultuur, Kennis en Economie (CKE). Om de mogelijkheid van Europese subsidies in te bedden in de vakteams van de gemeentelijke organisatie wordt een klankbordgroep opgericht waarin elk vakteam een vertegenwoordiger heeft om op de juiste manier aangehaakt te zijn.

Verder is het van belang om met de TU Delft om tafel in relatie tot Delta-technologie. In dat licht is het niet ondenkbaar dat er bijvoorbeeld een gezamenlijke brief wordt aangeboden aan de regering.

 

 

Sybren Singelsma, Head of Administration Unit - Comité van de Regio’s

 

Dhr Singelsma geeft een korte toelichting op het ontstaan en de werkzaamheden van het Comité. De Europese Commissie, de Raad van ministers en het Europees Parlement raadplegen het Comité over wetsontwerpen die betrekking hebben op terreinen die de regionale en lokale overheden aangaan. Via één (of soms twee) rapporteur(s) wordt dan over het betreffende onderwerp een advies uitgebracht. Daarnaast houdt het Comité van de Regio’s zich o.a. bezig met verkennende rapporten en studies over uiteenlopende aspecten van de regionale en lokale dimensie van de EU.

 

Zie ook bijlage 4: Brochure Comité van de Regio’s in één oogopslag.

 

Guus Muijzers (Directoraat Generaal Regio – Operationeel Programma West/Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling)

 

Tijdens deze lezing wordt o.a. een toelichting gegeven op de doelstellingen van het Europese Cohesiebeleid, te weten:

-        Convergentie

-        Regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid

-        Coöperatie (samenwerking)

 

De bijbehorende middelen lopen via de structuurfondsen, te weten: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds.

 

Er wordt een uiteenzetting gegeven over de nationale referentie kaders, aspecten die een rol spelen bij de uitvoering en de operationele programma’s. Daarbij wordt voor Nederland in het bijzonder ingezoomd op het regionale programma “Kansen voor West”, waar Zuid-Holland onder valt.

 

Alexander Ferstl (Directoraat Generaal Regio- subsidieprogramma URBACT/UNIC, Regions for Economic Change)

 

Dhr Ferstl licht o.a het INTERREG IV C programma toe, dat het EU-regio’s mogelijk moet maken om samen te werken en is geordend via twee prioriteitslijnen:

-        innovatie en kenniseconomie

-        milieu en risicopreventie.

De beschikbare EU-middelen voor dit programma bedragen €321 miljoen voor de periode 2007-2013.

Het URBACT II programma heeft o.a. tot doel om actoren op lokaal en regionaal niveau samen te brengen om ervaringen uit te wisselen en het verwerven van kennis op urbane politieke thema’s te faciliteren. Het programma ondersteunt in dat kader thematische netwerken en werkgroepen van steden.
De totaal beschikbare EU-middelen voor dit programma bedragen €53 miljoen voor 2007-2013.

Het netwerk voor keramiek-steden wordt gecofinancierd via het “Thematic Exchange Network” onder het zgn. URBACT II Programma. Er is in april 2008 goedkeuring verleend voor de ontwikkelingsfase (zes maanden) en de implementatie kan starten als  daarvoor in november 2008 ook goedkeuring wordt verkregen.

Aan dit netwerk nemen 10 partners deel, te weten: Limoges (Frankrijk), Aveiro (Portugal), Pécs (Hongarije), Selb (Duitsland), Stoke-on-Trent (Verenigd Koninkrijk), Castellon (Spanje), Sevilla (Spanje), Faenza (Italië), Cluj Napoca (Roemenië) en Delft.

 

Zie ook bijlage 5: Presentatie dhr Alexander Ferstl.

 

Gesprek met mevrouw Sophie in ’t Veld, Europarlementariër D66 / ALDE

 

Mevrouw In ’t Veld (voormalig raadslid in Delft en sinds 2004 lid van het Europees Parlement) houdt een inleiding over de onderwerpen die zij als Europarlementariër in haar portefeuille heeft. Zij heeft zitting in de commissies Economische Zaken en Monetair beleid (onderdeel publieke diensten) en in de commissie Burgervrijheden, Justitie, Binnenlandse Zaken (onderdelen veiligheid, immigratie en mensenrechten.

 

Zij pleit op onderdelen voor een verdergaande Europese samenwerking. Als voorbeeld gaf ze veiligheid/terrorismebestrijding. Die onderwerpen behoren thans tot de nationale bevoegdheid van de lidstaten. Maar er wordt wel een poging gedaan om een gezamenlijk Europees beleid op te stellen, in de moderne tijd een noodzaak.

Dit gezamenlijke Europese beleid is echter nog onvoldoende.

 

Als tweede voorbeeld noemt ze de wijze van besluitvorming als het gaat om de ratificatie van verdragen (i.c. het verdrag met de VS m.b.t. passagiersgegevens). Onderdeel van de besluitvorming is dat de nationale parlementen het verdrag dienen goed te keuren. De concepttekst wordt “achter de schermen” opgesteld. Er kunnen geen tekstwijzigingen meer worden voorgesteld, wat haar betreft is de keuze voor de parlementen dan eigenlijk ja of ja. Op sommige onderdelen van het besluitvormingsproces ontbreekt derhalve een democratische controle. Tegelijkertijd is de verantwoording over sommige processen onvoldoende. Zij pleit derhalve voor een Europese aanpak van het veiligheidsbeleid, met een fatsoenlijke democratische controle. De vereiste unanimiteit in de besluitvorming ten aanzien van het buitenlands beleid zou moeten plaatsmaken voor meerderheidsbesluitvorming. Zie het conflict Rusland/Georgië. Europa zou daar middelen voor beschikbaar moeten stellen alsmede een gezamenlijke Europese militaire macht.

 

Ook verdragswijzigingen zouden op termijn via meerderheidsbesluitvorming moeten gaan. Het veto dat soms voortvloeit uit nationale referenda is dan van de baan.

 

Tevens gaat ze nog in op de vier Nederlandse verworvenheden (euthanasie, homohuwelijk, drugbeleid, abortus) in relatie met de Europese Unie. Zij heeft er geen angst voor dat “Europa” die verworvenheden teniet doet en vindt dat Nederland meer zelfvertrouwen op dat punt moet uitstralen en de overige lidstaten moet overtuigen. Als voorbeeld noemt ze onder meer de gay-pride in Warschau. Er is wel degelijk Europese bewustwording.

 

Tenslotte wijst ze op het fenomeen “jurisprudentie als vervanging van regelgeving”. Doordat er lacunes in de regelgeving ontstaan, worden deze in toenemende mate ingevuld door jurisprudentie van het Hof.

 

Gesprek met Olaf Snijder, voorlichter Europees Parlement en Sylwia Remiszewska, hoofd communicatie groep ALDE

 

De heer Snijder geeft een toelichting op het dagelijkse reilen en zeilen van het Europees Parlement. Het Europees Parlement (EP) telt 785 leden, die worden geleverd door 27 lidstaten. Nederland heeft 27 Europarlementariërs, die via directe verkiezingen door de bevolking worden gekozen.

 

Het EP bestaat uit de volgende fracties / groepen:

-         Christen Democraten (CDA)

-         Socialisten (PvdA)

-         Liberalen (VVD en D66)

-         Ultra Links (SP)

-         Groenen (GroenLinks)

-         Soevereinisten (SGP en CU)

-         Europese federalisten

-         Niet ingeschrevenen (Vlaams Belang, Le Pen en Mussolini)

-         (Van Buitenen)

 

De heer Snijder noemt voorts:

-         Het EP zetelt in Brussel én in Straatsburg (12 keer per jaar). Kosten van de verhuisbewegingen zijn ongeveer € 200 mln. per jaar.

-         De begroting van de EU is voor de komende 7 jaar € 865 mrd.

-         Het Parlement werkt met zogenoemde rapporteurs, die voor een bepaald onderwerp primair verantwoordelijk zijn voor het parlementaire besluitvormingsproces en het parlementaire verslag.

 

Mevrouw Remiszewska licht haar werkzaamheden als communicatiemedewerker van de ALDE- fractie toe. Zij geeft aan dat inmiddels 80% van de regelgeving die in de lidstaten van kracht is zijn oorsprong in Europa vindt. Op verschillende wijze wordt “Europa” onder de aandacht gebracht in de lidstaten.

 

 

Bijlagen:

  1. Presentatie Gido ten Dolle (Randstad Regio) 
  2. Presentatie Energie Cités Lian Merkx  (wethouder Milieu Delft)
  3. Presentatie Jana Cicmanova (Energie Cités)
  4. Brochure Comité van de Regio’s
  5. Presentatie Alexander Ferstl (Subsidieprogramma URBACT/UNIC)


[1] Zie hiervoor het verslag van de presentatie van Guus Muijzers, pag. 5