Raadsbesluit
A
De raad
van de gemeente Delft,
Gelezen het voorstel van het
Presidium van 8 september 2008 met betrekking tot de nieuwe werkwijze van de
raad en de commissies;
Overwegende dat het noodzakelijk
is een nieuw reglement van orde vast te stellen ter vervanging van het
Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de
gemeenteraad van Delft;
Gelet op de artikel 16 van de
Gemeentewet;
Besluit:
I.
In
te trekken het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden
van de gemeenteraad van Delft.
II.
Vast
te stellen het Reglement van Orde van de gemeenteraad, welke komt te luiden:
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In dit
reglement wordt verstaan onder:
- voorzitter: de voorzitter van
de raad of diens vervanger;
- raad: gemeenteraad van Delft
- college: het college van burgemeester en
wethouders
- agenda: bespreekagenda +
hamerstukkenagenda.
- amendement: voorstel tot wijziging van een
aanhangig conceptbesluit;
- burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel, door een (groep)
burger(s) gedaan, conform de verordening op het burgerinitiatief
- initiatiefvoorstel: een voorstel, door
een raadslid gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de
agenda van de vergadering van de raad geplaatst wordt voor behandeling;
- interpellatie: vraag tijdens een
vergadering door een raadslid aan burgemeester en wethouders of een lid van dit
college gesteld over een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt.
-
motie: korte en gemotiveerde verklaring over
een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder
dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;
- subamendement: voorstel
tot wijziging van een aanhangig amendement;
- voorstel van orde: voorstel betreffende de orde
van de vergadering;
Artikel 2 De voorzitter
1.
De
voorzitter is belast met:
a. het leiden van de vergadering;
b. het handhaven van de orde;
c. het formuleren van de door de vergadering te
beslissen vraagpunten en
conclusies;
d. het doen naleven van het reglement van
orde;
e. wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.
2.
Bij
verhindering of ontstentenis van de voorzitter van de raad wordt het voorzitterschap
van de raad waargenomen door de voorzitter van het presidium.
Toelichting
De Gemeentewet schrijft in artikel 77, lid 1 voor dat bij ontstentenis
of verhindering van de burgemeester het langstzittende raadslid het
voorzitterschap van de raad waarneemt. De raad kan ook een ander raadslid met
de waarneming belasten. Er is voor gekozen om de voorzitter van het presidium
als waarnemer aan te wijzen.
1.
De voorzitter leest, alvorens de griffier zijn ambt
aanvaardt, ten overstaan van de raad de integriteitsverklaring van de gemeente
Delft voor, die vervolgens door de voorzitter en de griffier worden
ondertekend. Dezelfde procedure wordt gevolgd bij de benoeming van de
plaatsvervangend griffier.
2.
De griffier is in elke vergadering van de gemeenteraad
aanwezig.
3.
Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de
plaatsvervangend griffier.
4.
Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt
uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
5.
De instructie met nadere regels over de taak en bevoegdheden
van de griffier worden gehoord het advies van de burgemeester en het presidium,
door de raad vastgesteld.
6.
De raad is werkgever van de griffier. Het presidium geeft,
met uitzondering van aanstelling, schorsing en ontslag, namens de raad
uitvoering aan dit werkgeverschap en ziet toe op juiste uitvoering van de in
het vorig lid bedoelde instructie. De voorzitter van het presidium is belast
met de feitelijke uitvoering van het werkgeverschap en is voor de griffier
hierin eerste aanspreekpunt. Verschillen in inzicht tussen voorzitter en
griffier worden voorgelegd aan het presidium.
Artikel 4 Het Presidium
1. De raad
heeft een presidium
2. Het
presidium bestaat uit de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de
raadscommissies, en de burgemeester.
De
fractievoorzitters ontvangen een uitnodiging en stukken voor de vergadering.
Zij kunnen desgewenst hun mening tijdens de vergadering kenbaar maken.
3. De raad
kiest de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het presidium uit de
leden van het presidium.
4. De
griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium
aanwezig en kan het presidium adviseren.
5. De
vergaderingen en stukken van het presidium zijn besloten, tenzij het presidium
anders bepaald. De besluiten van het presidium worden aan de leden van het
presidium en de fractievoorzitters toegezonden.
6. Het
presidium stelt de agenda van de raad op, alsmede eventuele aanvullingen en
wijzigingen hierop.
7. Het
presidium stelt jaarlijks de planning vast van vergaderdata voor raad,
raadscommissies en hoorzittingen van de raad.
8. Het
presidium kan voorstellen doen voor de reglementering en handhaving van de orde
van de raad en van de raadscommissies en adviseert hierover bij voorstellen van
anderen.
9. Het
presidium doet uitspraak over de uitleg van de gereglementeerde orde van de
raad of raadscommissies.
10. Voorstellen
die uitgaan van het presidium en die kunnen leiden tot besluitvorming in de
raad, worden door het presidium ter kennis gebracht van het college.
Toelichting
Het presidium vervult een
procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering. Dan gaat het om
het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van niet reguliere
vergaderingen. De rol van het presidium is met name logistiek en organisatorisch.
1.
De
raad heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit alle fractievoorzitters
van de in de raad vertegenwoordigde partijen.
2.
Fractievoorzitters
kunnen zich laten vervangen door een ander raadslid uit de fractie.
3.
Het
fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de burgemeester of diens
vervanger als voorzitter van de raad.
4.
De
vergaderingen en stukken van het fractievoorzittersoverleg zijn besloten,
tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt.
5.
Het
fractievoorzittersoverleg behandelt alle onderwerpen aangaande raad, niet
zijnde onderwerpen die in het presidium aan de orde zijn.
6.
Het
fractievoorzittersoverleg kan voorstellen doen aan de raad.
Hoofdstuk
II. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 6
Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
4. In geval
van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd
lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating
wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Toelichting
Na een raadsverkiezing moeten de
raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed
of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij
tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend
aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid
plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat
tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan
het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan
het lid worden beëdigd als raadslid.
Bij een tussentijdse installatie
leidt de griffier een door de raad toegelaten lid de zaal binnen voor het
afleggen van de eed of gelofte, en begeleidt het nieuwe lid vervolgens naar de
hem toegewezen plaats.
1. Bij de benoeming van een
wethouder wordt overeenkomstig het artikel 6, eerste lid, een commissie
ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de
Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6,
tweede lid.
Artikel 8
Fracties
2. Indien
boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de
raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de
kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de
raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
3.
De
namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger
optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.
4. a. Indien:
1° één of
meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;
2° twee of meer fracties als
één fractie gaan optreden;
3° één of
meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig
mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, met vermelding van
de naam of namen van de nieuw gevormde fracties.
b. Met de
onder a beschreven situatie wordt rekening gehouden met ingang van de
eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.
c. Een
fractie bedoeld in het vierde lid, sub 1, wordt aangeduid met de naam (namen)
van degenen die de fractie vormt (vormen).
Toelichting
Na het vaststellen van de uitslag
van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de
aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan,
als één fractie beschouwd. Indien een fractie geen aanduiding boven de
kandidatenlijst had vermeld, deelt de fractie in de eerste vergadering de naam
van de fractie mee.
In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat een
verandering in de samenstelling van de fractie plaats vindt. Als dit het geval
is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Op grond van deze bepaling
heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en
splitsingen van fracties. Wel worden afgesplitste fracties aangeduid
met de naam (namen) van degenen die de fractie vormt (vormen). Dit voorkomt
discussies over onduidelijke namen of de vraag wie als afgesplitste fractie de
oorspronkelijke naam mag voeren.
De raad is gehouden met ingang van
de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te
houden met de nieuwe situatie.
1.
In de regel vinden de vergaderingen van de raad plaats op de
laatste donderdag van de maand. De vergaderingen beginnen doorgaans om 20.00
uur en worden gehouden in het stadhuis.
2.
De vergaderingen eindigen om uiterlijk 24.00 uur, waarbij
het agendapunt dat in behandeling is afgemaakt kan worden. Na 24.00 uur kan er
geen nieuw agendapunt meer in behandeling worden genomen.
3.
De vergadering wordt geschorst en voortgezet op een ander
tijdstip, als na het bereiken van het tijdstip genoemd in het tweede lid de
behandeling van de onderwerpen in de oproepingsbrief niet is voltooid. Dit
tijdstip wordt ter vergadering bepaald door het presidium, in overleg met de
voorzitter.
Artikel 10
Oproep
2. De
voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in
artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden
tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.
3. Indien een
aanvullende bespreekagenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede
lid, worden deze bespreekagenda en de daarbij horende stukken met uitzondering
van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken
zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan
de leden van de raad gezonden.
Toelichting
Het tweede lid stelt verplicht dat
de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel
25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd
met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede
lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is
opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Deze liggen ter inzage
op de griffie.
1. Voordat de
schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de
vergadering op.
2. In
spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke
oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende
bespreekagenda opstellen.
3. Bij
aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een
lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de bespreekagenda
onderwerpen toevoegen of afvoeren. Voorstellen van de hamerstukkenagenda kunnen
tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering worden
overgeheveld naar de bespreekagenda.
4. Wanneer de
raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht,
kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere
inlichtingen of advies vragen.
5. Op
voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde
van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Toelichting
Het laatste woord over de agenda
is aan de raad. Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt
te zien, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de
voorgaande vergadering, welke bovenaan de bespreekagenda van de eerstvolgende
vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij
de raad daarover anders beslist). Dit is echter een voorlopige vaststelling van
de agenda.
Individuele raadsleden kunnen via
het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij
aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda
toe te voegen of van de agenda af te voeren.
1. Stukken,
die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen,
worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een
ieder ter inzage gelegd en op de gemeentelijke website geplaatst. De voorzitter
maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in
artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter
inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad
en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
2. Een
origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het pand waar dit
ter inzage ligt, gebracht.
3. Indien
omtrent stukken op grond van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven
deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier
en verleent de griffier de leden van de raad inzage.
Toelichting
Een groot deel van de
vergaderstukken wordt digitaal verzonden en gepubliceerd. Het presidium bepaalt
welke stukken alleen nog digitaal worden verstrekt en welke stukken ook in fysieke vorm worden
toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de
mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst (in fysieke vorm) in te zien.
Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken
gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
1.
De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-,
nieuws- of huis-aan-huisbladen of in het gemeentelijk informatieblad, en op
een voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op
de internetsite van de gemeente, ter openbare kennis gebracht.
2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
a.
de datum, begintijdstip en plaats van de vergadering;
b.
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige
agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.
Artikel 14
Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid
van de raad onmiddellijk de presentielijst achter een volgnummer. Aan
het einde van elke vergadering wordt de lijst door de voorzitter en griffier
door ondertekening vastgesteld.
1. De
voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats,
door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere
nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
2. Indien
daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in
het fractievoorzittersoverleg.
3. De
voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige
personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.
Toelichting
De voorzitter kan na overleg met het
fractievoorzittersoverleg, de indeling herzien indien daartoe aanleiding
bestaat, bijvoorbeeld na de splitsing van een fractie of de installatie van een
nieuw lid.
1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur,
indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de
presentielijst aanwezig is.
2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het
vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de
namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met
inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. Vervolgens deelt de voorzitter
mee dat de vergadering niet kan worden gehouden.
Toelichting
2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan
worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel,
opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na
het bezorgen van de oproeping is gelegen.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het
eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden
dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was
belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer
dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 17
Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens
de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede
bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt
bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar
genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Degene die de voorzitter vervangt
brengt het laatst zijn stem uit.
1.
De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden zo
spoedig mogelijk aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de
overige voorstellen. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig aan de overige
personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.
2.
Voorafgaand aan het toezenden van de ontwerpnotulen als
hiervoor bedoeld, wordt aan ieder lid van de raad ter eventuele correctie een
proeve toegezonden van de weergave van het door hem gesprokene. De aan te
brengen correcties brengen in de wezenlijke inhoud van het gesprokene geen
verandering.
3.
De notulen van de vergadering worden zo spoedig mogelijk
vastgesteld.
4.
De leden, de voorzitter, de griffier en, voor zover
aanwezig, de collegeleden hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de
raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk
weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient
voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te zijn ingediend.
5. De notulen moeten inhouden:
a.
de namen van de voorzitter, griffier, de wethouders en de
ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren.
b.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest.
c.
een weergave van het gesprokene met vermelding van de namen
der leden die het woord voerden.
d.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met
vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen
stemden, en bij stemming door handopsteken de namen van de fracties, onder
aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet
van stemming hebben onthouden.
e.
de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van
orde, moties en amendementen.
f.
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid
van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de
raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
6.
De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.
7.
De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de
griffier ondertekend.
1. Bij de
raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college
aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van
de raad toegezonden en ter inzage gelegd.
2. Na de
vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de
wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Toelichting
Alle aan de raad en commissies
gerichte stukken worden dagelijks opgenomen op de digitaal doorlopende lijst.
Hieronder vallen ook de schriftelijke mededelingen van het college aan de raad.
De griffier geeft bij elk stuk aan op welke wijze het stuk (procedureel) kan
worden behandeld.De raad stelt vervolgens in elke raadsvergadering formeel de
wijze van afdoening van deze ingekomen stukken vast.
Artikel 20
Spreekregels
De leden
van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het
katheder en richten zich tot de voorzitter.
1. Aan het
begin van de beraadslaging over een agendapunt stelt de voorzitter de volgorde
van de sprekers vast. Geen lid van de raad voert het woord dan nadat het hem
door de voorzitter is verleend.
2. In
geval van een initiatiefvoorstel of burgerinitiatief verleent de voorzitter de
indiener als eerste het woord.
1. De
beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee
termijnen, tenzij de raad anders beslist.
2. Elke
spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
3. Een lid
mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde
onderwerp of voorstel.
4. Het
bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op de voorzitter en op de wethouders,
noch op een lid dat een door hem ingediend voorstel of verslag verdedigt, noch
op een lid dat door zijn medeondertekenaars met de verdediging van een
gezamenlijk ingediend voorstel of verslag is belast.
5. Bij de
bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord
heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of
over een voorstel van orde.
Toelichting
De voorzitter kan, gelet op de
voorafgaande behandeling van een bepaald onderwerp in een commissie, doorgaans
volstaan met de behandeling in een termijn. De eventuele tweede termijn kan
kort zijn en vindt slechts plaats indien er nog politieke standpuntbepaling
moet plaatsvinden door meerdere fracties. Het tweede lid benadrukt dat de
voorzitter elke spreektermijn afsluit.
1.
Een lid van de raad kan een voorstel doen aan de voorzitter
regelen te stellen omtrent de spreektijd der leden en de overige aanwezigen.
2.
Bij vergaderingen als bedoeld in de artikel 42 maakt de
maximale spreektijd deel uit van de door de raad vast te stellen procedure.
Toelichting
Dit artikel strekt ertoe te
benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de
spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De
voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens
de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 24
Handhaving orde; schorsing
1.
Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij
de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te
herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij en voorzover de voorzitter
anders beslist.
2.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen
veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker
herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij
door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan
geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks
plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. Indien de
betreffende spreker zijn woorden terugneemt, dan worden de gewraakte woorden in
het verslag van het gesprokene niet opgenomen.
3.
De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering
voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde
opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
Toelichting
Van belang is artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet:
3. Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn
gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de
vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na
aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de
voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien
voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
1.
De raad kan op
voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer
onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
2.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de
voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen
tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot
onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode
verstreken is.
3.
Hervatting van de beraadslagingen als bedoeld in het tweede
lid vindt plaats bij degene die schorsing gevraagd heeft.
Artikel 26
Deelname aan de beraadslaging door anderen in buitengewone raadsvergadering
1. De raad
kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad,
de wethouder, de griffier of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
2. Een
beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de
raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde
zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Toelichting
De raad kan beslissen dat anderen
kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, bijvoorbeeld een externe deskundige.
Een dergelijke spreker heeft vanzelfsprekend onder meer geen recht van amendement,
geen recht van interpellatie of stemrecht.
Artikel 27
Stemverklaring
Na het
sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft
ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 28
Beslissing
1. Wanneer de
voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht,
sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
2. Nadat de
beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen,
de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel,
tenzij geen stemming wordt gevraagd.
3. Voordat de
stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter
het voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Toelichting
De voorzitter kan de beraadslaging
sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de
raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing.
Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van
artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
1.
De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen
stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de
voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.
2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de
notulen vragen, dat zij, in de situatie als bedoeld in lid 1 geacht willen
worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben moeten onthouden.
3.
Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet
de voorzitter daarvan mededeling.
4.
De stemming geschiedt bij handopsteken, op verzoek van de
voorzitter. Indien daartoe door één of meer leden de wens te kennen gegeven
wordt, roept de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende
bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens
geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
5.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig
lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn
stem uit te brengen.
6.
De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of
'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.
7.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist,
dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd
heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de
voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening
vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit
echter geen verandering.
8.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming
mede, met vermelding van de voor en tegen uitgebrachte stemmen.
Toelichting
Van belang
zijn de artikelen 27 t/m 30, 32 Gemeentewet:
Art. 27
De leden van de raad stemmen zonder last.
Art. 28
1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:
a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk
aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een
lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen
aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij
behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een
herstemming is beperkt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit
betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
Art. 29
1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft
van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de
stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over
een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien
van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig
was;
b. in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid,
voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge
artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.
Art. 30
1. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming
wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben
uitgebracht.
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen
van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
Art. 32
1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke
oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval
geschieden zij mondeling.
2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering
aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden
verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.
3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is
het aangenomen.
4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van
stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering,
waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.
5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of
in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel
niet aangenomen.
6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een
vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet
van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 30
Stemming over amendementen en moties
1.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend,
wordt eerst over dat amendement gestemd.
2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend,
wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een
aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin
hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende
amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. Het (sub-)
amendement dat de verste strekking heeft, heeft voorrang: als dit wordt
aangenomen, vervallen daarmee alle minder vérstrekkende (sub-) amendementen.
4.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is
ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.
De raad kan anders besluiten.
5.
De voorzitter
bepaalt, zo nodig, de volgorde waarin over moties wordt gestemd.
Artikel 31
Stemming over personen.
1.
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een
voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet
plaatshebben, benoemt de voorzitter 4 leden tot stembureau, van wie één lid tot
voorzitter.
2.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond
van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in
te leveren. De uitvoering van de uit te reiken stembriefjes is identiek.
3. a. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te
benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.
b. De voorzitter kan voorstellen dat stemmingen
worden samengevat op één briefje.
4.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes
gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een
stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes
vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
5.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld
in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht
die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder
een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:
n
een blanco stembriefje
n
een ondertekend stembriefje
n
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij
de stemming verschillende vacatures betreft
n
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op
voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen
n
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd
dan die waartoe de stemming is beperkt.
n
een stembriefje waarop een of meerdere toevoegingen zijn
aangebracht
6.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje
beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.
7.
Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na
vaststelling van de uitslag vernietigd.
Toelichting
Van belang is artikel 31, Gemeentewet:
1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen,
voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende
stembriefjes.
2. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze
door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde
vergadering een herstemming gehouden.
3. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist
terstond het lot.
Dit artikel regelt de orde bij
stemmingen over personen. Stemmingen over personen kunnen geschieden op
voordracht van een orgaan, dan wel op aanbeveling van een orgaan. In het geval
van een voordracht is de raad gehouden voor of tegen de voorgedragen persoon te
stemmen. Een voordracht is daarmee altijd bindend. Als het gaat om stemming op
basis van een aanbeveling is de raad op voorhand niet gebonden. De raad kan
derhalve van de aanbeveling afwijken.
Artikel 32
Herstemming over personen
1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid
heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
2.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de
volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de
twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.
Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen
verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee
personen de derde stemming zal plaatshebben.
3.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de
stemmen staken, beslist terstond het lot.
Artikel 33
Beslissing door het lot
1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen
tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op
afzonderlijke, wat uitvoering betreft identieke, briefjes geschreven.
2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn
gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stemzak gedeponeerd en
omgeschud.
3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de
stemzak. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.
Artikel 34
Amendementen
1. Ieder lid
van de raad kan tot aanvang van de besluitvorming amendementen
indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel
in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming
zal plaats vinden.
2. Ieder lid
dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een
lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).
3. Elk
(sub-)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te worden
schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de
voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt,
dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
4. De
indiener van een amendement is bevoegd dit toe te lichten en bij de beraadslaging
daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.
5. Intrekking,
door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de
besluitvorming door de raad daarover heeft plaats gevonden.
6. Een
amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft die tegengesteld is
aan die van het voorstel waarop het is ingediend. Een amendement wordt geacht
toelaatbaar te zijn, zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft geacht. Een
daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden
gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door één van de leden.
Artikel 35
Moties
1.
Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.
2.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden
schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend. Een motie over
een niet geagendeerd onderwerp wordt tenminste 48 uur voor de raadsvergadering
schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter ingediend, tenzij het spoedeisend
karakter zich tegen deze termijn verzet, zulks ter beoordeling van de raad.
3.
Het indienen van een amendement op een motie is niet
toegestaan.
4.
De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp
vindt plaats tegelijk met de beraadslaging daarover.
5.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda
opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende
onderwerpen zijn behandeld.
6.
De indiener van een motie is bevoegd dit toe te lichten en
bij de beraadslaging daarover als eerste zijn gevoelen uit te spreken.
7.
Zolang de beraadslaging niet is gesloten, kan de motie door
de indiener(s) worden ingetrokken.
8.
Het college rapporteert schriftelijk aan de raad hoe zij
aangenomen moties heeft uitgevoerd.
Toelichting
De raad heeft onderscheid gemaakt
in moties die worden ingediend over een aanhangig onderwerp en moties vreemd
aan de orde van de vergadering (‘actuele moties’). Om een ieder voldoende
voorbereidingstijd te geven is bepaald dat actuele moties uiterlijk 48 uur voor
aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. In
spoedeisende gevallen mag hiervan worden afgeweken, dit ter beoordeling aan de
raad zelf.
Artikel 36
Voorstellen van orde
1.
De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering
mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.
2.
Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de
vergadering betreffen.
3.
Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.
Artikel 37
Initiatiefvoorstellen
1. Een
voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een
voorstel als bedoeld in de artikelen 34 en 36 van dit reglement, moet
schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de
voorzitter, die het met inachtneming van de in artikel 7 bedoelde termijnen op
de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.
2. De raad
bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling
plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de
agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad
oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met
een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad
kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie wordt
voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel
opnieuw wordt geagendeerd.
3. De raad
stelt het college in de gelegenheid een reactie te geven op het initiatiefvoorstel.
Het college maakt zijn mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel
schriftelijk aan de raad kenbaar.
4. Indien de
indieners het voorstel – al dan niet naar aanleiding van de reactie van het
college of het advies van een raadscommissie – wijzigen, doen zij daarvan schriftelijke
mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de
wijzigingen.
5. De
voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad
vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het
voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan
behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling
op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.
6. De raad
kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een
initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.
Toelichting
Artikel 147a, eerste lid,
van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een
verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het
tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een
initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het
eerste en het tweede lid van artikel 37 voorzien hierin.
Artikel 147a, derde lid,
van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat
voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven
is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in
behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een
verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.
Het eerste lid van het
artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk
op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer
op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet
voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10 derde lid, het
initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.
Aangezien het voor de hand
ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel
tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze
mogelijkheid in het tweede lid opgenomen.
Als de raad andere
voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een
verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden
vastgesteld. Initiatiefvoorstellen moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen
als “gewone” raadsvoorstellen.
Elk voorstel moet voorzien
zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de
begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.
Behandeling van het
initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:
1) De
indiener krijgt de mogelijkheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten;
2) De raad
reageert in eerste termijn
3) Het
college geeft desgewenst of desgevraagd een reactie op het voorstel
4) Indiener
reageert op eerste termijn raad en reactie college
5) Vervolgens
volgt een eventuele tweede termijn
6) Slotreactie
indiener
7) Stemming
1. Een
voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de
raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden
ingetrokken zonder toestemming van de raad.
2. Indien de
raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies
terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke
vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
1. Ieder lid kan
vragen stellen aan het college of de burgemeester. Schriftelijke vragen worden
kort en duidelijk geformuleerd en kunnen van een toelichting worden voorzien.
2. De vragen
worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat
de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het
college en commissieleden/niet-raadsleden worden gebracht, en op de webstie
van de raad geplaatst.
3. De
antwoorden worden schriftelijk binnen een termijn van 30 dagen aan het betrokken
lid medegedeeld, in afschrift aan de andere raadsleden en commissieleden/niet-raadsleden.
4. Indien
niet binnen de in het derde lid genoemde termijn een beantwoording heeft
plaatsgevonden, zal aan het betrokken lid, bij het overschrijden van de
termijn, hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling worden gedaan door het
college of de burgemeester onder vermelding van de waarschijnlijk aansluitende
termijn van beantwoording.
5. De
bevoegdheid als genoemd in het eerste lid komt ook commissieleden/niet
raadsleden toe, als bedoeld in de Verordening op de raadscommissies 2008.
Toelichting
Op grond van deze bepaling kan een
raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al
naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college of de burgemeester dient de
vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet
binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.
In situaties waarin fracties
identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel tijdens rondvragen in commissievergaderingen
e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk
vragen zijn gesteld, wordt verwezen naar de eerder schriftelijk ingediende
vragen en de verwachte datum van beantwoording.
Vragen over hetzelfde onderwerp
maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling
genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.
Artikel 40 Interpellatie
1. Een
interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk
doen of laten of handelen van het college of van één of meer collegeleden, als
bedoeld in de artikel 169 en 180 van de gemeentewet, voorzover dit onderwerp
niet op de agenda vermeldt staat.
2. Een
interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang
van de raadsvergadering schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter, tenzij het
spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet.
3. De
aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting
dan wel motivering.
4. Het
collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt
terstond in kennis gesteld, alsmede alle raadsleden en overige collegeleden zo
spoedig mogelijk daaropvolgend.
5. Een
gevraagde interpellatie wordt verleend, tenzij het een onderwerp betreft dat
recent op agenda is geweest en zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben
voorgedaan, dan wel spoedig voor behandeling in de raad is voorzien; het
onderwerp is voorgelegd aan een gerechtelijke instantie voor strafrechtelijke
toetsing; het onderwerp is voorgelegd aan de gemeentelijke commissie voor
beroep en bezwaarschriften; het onderwerp een voor beroep vatbare beslissing
betreft dat nog niet onherroepelijk is. Toetsing hiervan vindt plaats door de
raad.
6. De
interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds
schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of
motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.
7.
Na
het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt
gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden
richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord. Na de
beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het
onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 van dit Reglement
van Orde plaats.
8.
Interpellant
krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze
daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een
slotverklaring.
9.
De
stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.
1.
De interpellant krijgt van de voorzitter de
gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan
deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet
geïnterrumpeerd.
2.
Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid of
de burgemeester tot wie de vragen zich richten gelegenheid tot het geven van
antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze
daaropvolgend gelegenheid tot het geven van antwoord.
3.
Na de beantwoording door het collegelid / de
collegeleden of burgemeester vindt behandeling van het onderwerp op de
gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 22 van dit Reglement van Orde
plaats.
4.
Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen
van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het
collegelid of de burgemeester eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.
5.
De stemming over eventueel ingediende moties vindt
plaats.
41.
Enquête
1. Indien
één of meer leden de raad willen voorstellen nader onderzoek in te stellen naar
het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een
schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een
omschrijving van het onderwerp van onderzoek met een toelichting.
2. De
voorbereiding en uitvoering van een enquêteonderzoek geschiedt met inachtneming
van de artikel 155a t/m 155f van de Gemeentewet.
Hoofdstuk
V. Begroting en rekening
Artikel 42
Procedure begroting en verantwoording
1.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het
onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een
procedure die de raad vaststelt.
2.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het
onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van
de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt
eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.
Toelichting
Het verloop van een
indemniteitsprocedure is als volgt:
1. Als de
raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van
burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van
bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een
of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan
onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.
2. Het
college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een
dergelijk besluit worden de
onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan
worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk
moeten reageren op de gerezen bezwaren.
3.
De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door
het college opgestelde ontwerp-indemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de
rekening vast.
4. Als de
raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar
behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde
staten, zoals dat op grond van artikel 200 van de Gemeentewet nu al gebeurt ten
aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit
en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig
vaststellen dat bepaalde uitgaven die
wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen
er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar
behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog
wordt gedéchargeerd.
Hoofdstuk
VI. Besloten vergadering
Artikel 43
Algemeen
1. Op een
besloten vergadering zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement die gelden
voor een openbare vergadering van overeenkomstige toepassing.
2. Indien
een voorstel tot besloten vergadering is gedaan, verzoekt de voorzitter
ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de
notulist, een medewerker ten behoeve van de geluidsvoorziening, een medewerker
van de bodedienst, de griffier en eventueel andere door hem aan te wijzen
ambtenaren.
Van belang zijn artikel 23
en 24 in de Gemeentewet:
Art. 23
1. De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.
2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde
van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de
voorzitter het nodig oordeelt.
3. De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal
worden vergaderd.
4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een
afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad
anders beslist.
Art. 24
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of
besloten over:
a. de toelating van nieuw benoemde leden;
b. de vaststelling en wijziging van de begroting en de
vaststelling van de jaarrekening;
c. de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke
belastingen, en
d. de benoeming en het ontslag van wethouders.
Artikel 44
Geheimhouding
Voor de
afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25,
eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde
geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te
heffen.
Artikel 45
Notulen
1.
De notulen van een besloten vergadering worden, onder het
opleggen van geheimhouding als bedoeld in artikel 25 Gemeentewet, eerste lid,
aan de leden toegestuurd.
2.
De geheime notulen worden zo spoedig mogelijk ter
vaststelling geagendeerd in een openbare vergadering. Tijdens deze vergadering
neemt de raad eerst een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze
notulen. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering
besloten verklaard.
3.
De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de
griffier ondertekend.
Artikel 46
Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en
vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde
lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt,
indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd,
in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Toelichting
Op
grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet kan geheimhouding worden
opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien
van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De
opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken
vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die
volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de
opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft
opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten
vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil
opheffen.
Van belang zijn de volgende bepalingen in de
artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet.
Art. 25
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel
10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een
besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de
raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in
een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De
geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die
van het behandelde of de stukken
kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet
openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door
het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken
die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot
geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt,
indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens
de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden
is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot
geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken
wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan
wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is
voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen
nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft
van het aantal zitting hebbende
leden is bezocht.
Art. 55
2. Op grond van een belang, genoemd in
artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens
worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de
stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding
gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting
heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
3. Indien het college zich ter zake
van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de
raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar
opheft.
Art. 86
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet
openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de
voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien
van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken
melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat
de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
3. Indien een commissie zich ter zake van het behandelde
waarvoor een verplichting tot
geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de
geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.
Hoofdstuk
VII. Toehoorders en pers
Artikel 47
Toehoorders en pers
1.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen
uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
2.
Tekenen van goed- of afkeuring van hun zijde die de orde van
de vergadering hoorbaar of zichtbaar verstoren, zijn verboden.
Toelichting
Van belang is artikel 26, eerste en tweede
lid, Gemeentewet:
1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van
de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze
door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.
2. Hij is bevoegd toehoorders die bij
herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de
toegang tot de vergadering te ontzeggen.
Artikel 48 Geluid- en
beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de
raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiertoe
voor aanvang van de vergadering een verzoek aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
In de vergaderzaal, met inbegrip
van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het
stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die
inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de
voorzitter, niet toegestaan.
Hoofdstuk
VIII. Slotbepalingen
Artikel 50
Uitleg reglement
In de
gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de
toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Dit
reglement treedt in werking op 1 november 2008.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
25 september 2008.
PM
Index wordt ingevuld na vaststelling van de tekst.