12 januari 2001

Nota beeldende kunst
 


naar agenda

 

SAMENVATTING
 

1. INLEIDING

2. TWEE HOOFDDOELSTELLINGEN

A. Het stimuleren van het beeldend kunstklimaat vanuit een gemeentelijk perspectief

B. Voorwaarden scheppen voor kunstenaars en vormgevers


3. HET PERSPECTIEF 2000-2004: OVERHEID EN MARKT

A. Beeldende kunst in een middelgrote gemeente als Delft

B. Een toekomstige structuur

Voorstel 1

4. BEELDENDE KUNST IN DE OPENBARE RUIMTE

A. De openbare ruimte

B. Standaardisering van procedures

C. De percentageregeling bij gemeentelijke bouwwerken

Voorstel 2

5. BEHEER EN ONDERHOUD VAN BEELDENDE KUNST IN DE OPENBARE RUIMTE

Voorstel 3


6. REGELING TER ONDERSTEUNING VAN KLEINSCHALIGE PROJECTEN OP HET GEBIED VAN BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING, EEN
PRODUCTIESUBSIDIE EN EEN WAARDERINGSPRIJS

A. Inleiding

B. Een nieuwe regeling

C. Hoe ziet de regeling eruit?

D. Manifestaties

E. Een productiesubsidie

F. Een 2-jaarlijkse waarderingsprijs

Voorstel 4

7. DE ADVIESSTRUCTUUR

Voorstel 5

8. VOORSTELLEN 1 TOT EN MET 5

BIJLAGEN

  • Beeldende Kunst in de Binnenstad

  • Delftse kunst in de openbare ruimte inclusief onderhoudsplan

  • Financieel overzicht 1997, 1998 en 1999 en doorkijk 2000-2004

 

SAMENVATTING

BEELDENDE KUNST: HET VISITEKAARTJE VAN DELFT

Beeldende kunst is een visitekaartje. Niet alleen van kunstenaars, maar ook van een gemeente en haar inwoners. Deze kunstvorm staat in Delft dan ook terecht hoog op de agenda. Beeldende kunst draagt echter niet alleen bij aan het ‘gezicht' van Delft, maar bevordert ook de leefbaarheid van de stad en is een economische factor van betekenis. Genoeg reden dus om de beeldende kunst te stimuleren.

En dat gebeurt ook.

Aan een goed visitekaartje is aandacht besteed. Het moet meer zijn dan een mooi logo met een paar letters. Als het goed is zit er een idee achter de vormgeving. Zo is het ook met beeldende kunst: dat moet meer zijn dan een verzameling losse beelden zonder samenhang. De gemeente Delft is zich daarvan bewust. Zij streeft in haar kunstbeleid twee belangrijke doelen na. Ten eerste wil zij het klimaat voor beeldende kunst stimuleren en daarnaast wil zij voorwaarden scheppen voor Delftse kunstenaars.

Een belangrijk uitgangspunt is het aanbrengen van samenhang. Niet alleen tussen de verschillende beleidsgebieden, maar ook tussen `verwante' gebieden als architectuur en design. De aanpak is marktgericht: de gemeente zal kunst stimuleren die past binnen het gemeentelijk beleid. Om de eigen betekenis van de beeldende kunst over het voetlicht te brengen worden in de nota voorstellen gedaan voor een op de kunstenaars gerichte productiesubsidie en een in te stellen waarderinsprijs. De samenhang zal te zien zijn bij de programmatische aanpak van de virtuele stadshal tijdens de kunst-estafette 2000 en de toekomstige tentoonstellingen en manifestaties in de periode 2000-2004, gericht op een toekomstige infrastructuur.

De Delftse samenleving is zeer divers. Die diversiteit neemt toe. Beeldende kunst zal in haar uitingen bij die diversiteit moeten aansluiten.

Beeldende kunst in de openbare ruimte

In de openbare ruimte neemt beeldende kunst een belangrijke plaats in. Kunst is mede bepalend voor de identiteit van een plek en kan karakteristieke elementen van een stad uitbeelden. Ook draagt kunst bij aan een aantrekkelijke en leefbare omgeving. Het totale plaatje moet daarbij meer zijn dan de optelsom van de afzonderlijke kunstwerken. Om dat te bevorderen worden beeldende kunstenaars al in een vroeg stadium betrokken bij het proces van inrichting van de openbare ruimte. Daarbij streeft de gemeente naar samenhang tussen kunstwerken in de verschillende delen van de stad.

Daarnaast is het zaak om kunstwerken regelmatig onder de loep te nemen om te kijken of ze nog wel passen in de omgeving. Die kan in de loop der tijd immers zodanig veranderen dat een kunstwerk op die plaats zijn betekenis verliest of er verloren bijstaat. Ook het onderhoud vraagt aandacht. Graffiti verwijderen of schade herstellen gebeurt nu niet gestructureerd. In de toekomst zal per kunstwerk een onderhoudscontract worden afgesloten.

Subsidieregelingen

Voor kleinschalige projecten bestaat een subsidieregeling. Naast het bevorderen van de beeldende kunst en het ondersteunen van kunstenaars, is het nadrukkelijk de bedoeling om met deze subsidieregeling de betrokkenheid van de bevolking bij de kunst te vergroten. Het gaat om (Delftse) kunstenaars die iets creëren voor een (Delfts) publiek. De vraag van dat publiek vormt het uitgangspunt. De inbreng komt vanuit de eigen beeldende betekenis van de kunst. Delft moet gezien worden als één groot atelier, waarin alle beeldende disciplines aan bod komen. Hedendaagse kunstenaars tonen hun werk met onverwachte middelen op onverwachte plekken of met kunst van een tijdelijk karakter, als reactie op de veranderende stad. Beeldende kunst wordt niet meer alleen bepaald door klassiek beeldmateriaal, maar omvat ook fotografie, video, film, installaties, performance en nieuwe media. Ook vormgeving en theater voegen nieuwe elementen toe. Dat kan leiden tot boeiende projecten, zoals bijvoorbeeld te zien bij de Mooi Weer Spelen.

De in te stellen productiesubsidie zal kunstenaars die op autonome wijze op hun atelier werken en in mindere mate met een project bezig zijn, in staat stellen hun productie te continuëren en aan het publiek te tonen.

Een waarderingsprijs die één maal per twee jaar wordt uitgereikt zal samen met een tentoonstelling extra aandacht vestigen op een Delftse beeldend kunstenaar.

Al deze maatregelen leiden tot een geslaagde wisselwerking tussen vraag en aanbod, zij spelen in op nieuwe ideeën en het doen van experimenten, waardoor de beeldende kunst wordt gestimuleerd. Hieruit blijkt dat functionaliteit en creativiteit heel goed samen kunnen gaan.

Een nieuw in te stellen Adviescommissie Beeldende Kunst zal de kwaliteit van het gebodene beoordelen en het gemeentebestuur adviseren

De gemeente Delft geeft niet alleen kunst de ruimte, maar geeft die bovendien een duidelijke plek in de samenleving. Dat levert een mooi visitekaartje op.

 

1. INLEIDING

In oktober 1996 heeft er naar aanleiding van het Evaluatierapport Zoutman en Kassels in de commissie Welzijn een discussie plaatsgevonden over het beeldende kunstbeleid in Delft. In het rapport stonden aanbevelingen die door de commissie unaniem werden overgenomen. Deze hadden betrekking op het volgende:

Laat het gemeentebestuur een document vaststellen, waarin uitgangspunten voor het lokale beleid worden verwoord; draag zorg voor voldoende afstemming op het gebied van de beeldende kunst in de openbare ruimte, met name tussen betrokken gemeentelijke diensten en ontwerp een bij het beleid passende adviesstructuur.

Deze aanbevelingen zijn in deze nota verwerkt.

Tevens zijn de resultaten van een workshop over het beeldende kunstbeleid in deze nota verwerkt. Die resulten komen vooral terug bij de hoofdstukken

3 "Perspectief 2000-2004" en

6 "Regeling ter ondersteuning van kleinschalige projecten, een Productiesubsidie en een 2-jaarlijkse waarderingsprijs."

Opbouw Nota

De nota moet worden gezien als een ontwikkelingsnota, waarin uitgangspunten voor gemeentelijk beleid worden geformuleerd en bestaand beleid wordt geactualiseerd en verbeterd. Dit leidt per hoofdstuk tot aanbevelingen, waarvan enkelen met bestaande middelen kunnen worden gerealiseerd.

Bij de inrichting van de nota is in de eerste plaats gekozen voor het formuleren van twee hoofddoelstellingen:

1. Het stimuleren van het beeldend kunstklimaat vanuit gemeentelijk perspectief;

2. Het scheppen van voorwaarden voor beeldende kunstenaars en vormgevers,

waarbij de vormgeving, een nieuw aspect is binnen het beleid.1

Na de uiteenzetting van de twee hoofddoelstellingen komen in vijf hoofdstukken de volgende concrete zaken aan de orde:

  • Het perspectief 2000 - 2004: overheid en markt

  • Beeldende kunst in de openbare ruimte

  • Beheer en onderhoud

  • Een regeling ter ondersteuning van kleinschalige projecten op het gebied van beeldende kunst en vormgeving, een productiesubsidie en een 2-jaarlijkse waarderingsprijs

  • Een adviesstructuur

2. TWEE HOOFDDOELSTELLINGEN

De gemeente wil met deze nota bereiken dat het beeldend kunstklimaat in Delft gestimuleerd wordt en voorwaarden geschapen worden voor Delftse kunstenaars om door middel van hun productie een bijdrage te leveren aan het stedelijke klimaat.

De gemeente Delft wil het beeldende kunstklimaat stimuleren.

Om een zo breed mogelijk en op kwaliteit gericht beleid te voeren dient een aantal instrumenten te worden ontwikkeld of het bestaande instrumentarium verder te worden verbeterd. Alleen dan kan de beeldende kunst actief bijdragen aan de allure van Delft en de individuele belangen dienen van allen die in de stad bij de beeldende kunst betrokken zijn of kunnen worden.

Kunst in de openbare ruimte speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast is het initiëren van manifestaties op het gebied van de beeldende kunst een succesvol middel om kunstenaars een bijdrage te laten leveren aan de kwaliteit van het stedelijke klimaat en de betrokkenheid van het publiek te bevorderen.

Tevens is het tentoonstellen van alle aspecten van beeldende kunst een instrument om het Delftse publiek kennis te laten nemen van de stand van zaken en de intrinsieke betekenis van de huidige beeldende kunst.

Uiteindelijk is een vaste lokatie waar activiteiten op het gebied van de beeldende kunst plaatsvinden een breed gedragen gedachte.

Het museum het Prinsenhof, het Kunstcentrum en de Vrije Akademie, met haar educatieve en vormende taken, zijn de drie door de gemeente gesubsidieerde instellingen die het kunstklimaat helpen versterken.

De Delftse samenleving is divers samengesteld. Beeldende kunst wordt dus ook steeds verschillend beleefd. In onze stad vinden bovendien steeds meer verschillende culturen en dus ook opvattingen over beeldende kunst, een plaats. Als gevolg hiervan zullen ook de uitingen van beeldende kunst een steeds veelkleuriger pallet (moeten) vormen.

In de beeldende kunst, vormgeving en architectuur valt een steeds grotere vermenging en onderlinge beïnvloeding te constateren, die het stellen van grenzen moeilijk maakt.

Diverse disciplines lopen moeiteloos in elkaar over. Dit vervagen van grenzen is gunstig voor

het beeldende en creatieve klimaat van de stad. Zaken die oorspronkelijk niet zo op het terrein van de beeldende kunst lagen, maar op die van het "ontwerp" kunnen nu gesti- muleerd worden. Uitgaande van het ontwerp moet hier in het bijzonder gedacht worden aan het "concept", het unicum, het kunstwerk met vormgevende aspecten. Dit bete- kent niet dat de deur naar het subsidiebudget wordt opengezet voor vormgevers pur sang.

B. De gemeente Delft wil voorwaarden scheppen voor Delftse kunstenaars zodat zij door middel van hun productie een bijdrage leveren aan het stedelijk klimaat.

Het beleid richt zich hierbij op professionele beeldende kunstenaars en vormgevers uit Delft, waarbij de kwaliteit van het aanbod doorslaggevend is en de beroepsmatigheid te toetsen is aan een mix van opleiding, exposities, aankopen, uitgevoerde opdrachten en het hebben van een geoutilleerd atelier. Deze toets wordt uitgevoerd door het Kunstgebouw en/of het Voorzieningsfonds van Kunstenaars. Het beleidsinstrument bij uitstek is een subsidieregeling ter ondersteuning van kleinschalige projecten op het gebied van de beeldende kunst en vormgeving. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor de hedendaagse autonome kunstproductie. Dit zal een stimulans zijn voor het Delftse beeldende (schilder) kunstklimaat.

In het algemeen moet van deze nota een stimulans uitgaan om het eigentijdse kunstklimaat van Delft met inbegrip van haar kunstenaars binnen het stedelijke beleid en de profilering daarvan (citymarketing) te positioneren.

Het kader waarbinnen deze nota moet worden gezien is die van een voortschrijdend meerjarenplan; het langere termijn perspectief, waarbij ook wordt aangegeven met welke middelen die toekomst dichterbij kan worden gebracht.

De in te dienen projectvoorstellen met betrekking tot de in te stellen subsidieregeling moeten hierbinnen passen. Het doel is een samenhangend kunstbeleid, dat er op gericht is het hele beeldend kunstenveld zichtbaar te maken, zodat er zowel door de overheid als door de markt uit kan worden geput. De overheid subsidieert in deze gedachtengang die aanbiedingen die dienstig zijn aan het gemeentelijk beleid, waarbinnen doelen liggen als de inrichting van de openbare ruimte en daarbinnen de wijkgerichte aanpak.

 

3. HET PERSPECTIEF 2000-2004: OVERHEID EN MARKT

De overheid is bepaald niet de enige factor voor een bloeiend beeldende kunstklimaat. De galeries, het bedrijfsleven, particulieren (met hun privécollecties), de kunstenaars en het publiek, zijn de andere factoren van belang. Kortom, de overheid maakt onderdeel uit van die markt. Binnen het lokale cultuurbeleid is de beeldende kunst daardoor een veelzijdig, en intrigerend, onderdeel.

 

Beeldende kunst in een middelgrote gemeente als Delft

In de meeste middelgrote gemeenten bevinden zich centra voor kunstzinnige vorming, musea en multifunctionele accommodaties ten behoeve van kunst en cultuur in vele soorten en maten. Deze voorzieningen zijn in belangrijke mate aan de schaal van die middelgrote gemeenten gekoppeld. De ontwikkelingen rondom de beeldende kunst verhouden zich in veel mindere mate tot de schaal van de gemeente. Beeldende kunst ontstaat en leeft binnen een complex netwerk van producenten, instituten, accommodaties, regelingen, commissies, particulieren en overheid. Het is moeilijk ordening te ontdekken in dit conglomoraat van particulier initiatief en overheidsbemoeienis. Juist vanwege deze diversiteit is het instructief om in te gaan op de relatie gemeente en beeldende kunst, waarbij vooral gekeken moet worden vanuit het gemeentelijke perspectief om een zo breed mogelijk en op kwaliteit gericht beleid te voeren.

Om ordening aan te brengen in en daarmee zicht te krijgen op alle aspecten van de beeldende kunst zal de infrastructuur verbeterd moeten worden. Dit kan door een centrale plek te realiseren waar de kunst zich, met steun van de overheid, kan presenteren.

De gemeente kan niet alles aan de markt overlaten en moet zeker haar eigen rol spelen in de profilering van de beeldende kunst, niet alleen naar de eigen bevolking, maar ook regionaal.Particuliere organisaties zoals galeries, openbare onderwijsinstituten (TU met

bijvoorbeeld industrieel ontwerpen), het Kunstcentrum en gemeentelijke voorzieningen die niet primair een brede, (hedendaagse) beeldende kunsttaak hebben, zoals de gemeentemusea en de VAK, worden in deze nota wel genoemd, spelen ook zeker een rol, maar voor een dieper inzicht in hun activiteiten wordt verwezen naar het eigen beleid en de daarmee samenhangende beleidsplannen.

In het Collegeprogramma 1998 - 2002 wordt de strategische positie van de professionele beeldende kunst nog eens onderstreept. Er wordt gesteld dat de professionele kunstbeoefening en in het bijzonder de hedendaagse kunst, een culturele en economische rol in de stad speelt en mede van invloed is op de uitstraling van de stad.

Aandacht voor de Delft kennisstad-strategie betekent aandacht voor het potentieel in de sector ontwerpen en architectuur. We willen speciale aandacht besteden aan uitingen van hedendaagse kunst die een relatie hebben met technologische vernieuwing

Om architectuur, design, beeldende kunst in de openbare ruimte te stimuleren zal in het vakteam Cultuur, Kennis en Economie worden gewerkt aan beeldende kunst die dicht bij het begrip "kennis" staat.

De plekken hiervoor zijn de logistieke knooppunten rond en in Delft, zoals het nu uitgevoerde Plein Delftzicht en verder het Kalverbos en het Stationsplein. Momenteel wordt er samen met de TU Delft een plan ontwikkeld, op beeldende wijze het begrip "kennis" vorm te geven op de gevel van het gebouw voor Electrotechniek. Voorstellen hiervoor zullen vóór 2001 aan de Raad worden gepresenteerd.

Ook de cultuurparagraaf van de Ontwikkelingsvisie 2025 is een goed aanknopingspunt, waardoor de specifieke mogelijkheden die ontstaan bij de planontwikkeling van de "kennis-as" van Zuidpoort tot het TU-Noordgebied benut kunnen worden.

 

Naar een toekomstige infrastructuur en de waarde hiervan voor Delftenaren en voor de positionering van Delft.

In de workshop met de Delftse beeldende kunstenaars is er een duidelijk onderscheid verwoord tussen de intrinsieke en de extrinsieke waarde van de beeldende kunst.

Enerzijds is er de kwaliteit en de artistieke autonomie van de kunst en de producent, anderzijds is er de markt van vraag en aanbod. Tussen beiden zal een evenwicht moeten worden gevonden. De vraag die speelt is welke rol de overheid daarin moet vervullen. Zij richt zich meer op het algemeen belang dan op het belang van de individuele kunstenaar.

Toch gaat het hier over een relatief grote groep kunstenaars die geen kans en mogelijkheid heeft zich te presenteren, anders dan in een galerie in Delft.

Het potentieel aan beeldende kunst moet aan het publiek zichtbaar worden gemaakt. Daarin zal de overheid ook moeten faciliteren, waarbij er overigens niet aan wordt ontkomen keuzes te maken. Er zal een accent moeten te komen liggen op een structurele verbetering van de infrastructuur. Hiermee ontstaat een grotere continuïteit van beleid.

Het is dan echter noodzakelijk een plek te hebben waar de kunst zich met steun van de overheid kan presenteren. Op dit moment ontbreekt een dergelijke plek.

De komende jaren zal de vorm en de inhoud en de plek van een dergelijke voorziening in beeld worden gebracht. Dit kan door met bestaande middelen activiteiten (manifestaties, tentoonstellingen) te organiseren die hier inhoud aan geven. In eerste instantie zal dat op wisselende locaties plaatsvinden Daardoor kunnen de diverse plekken in combinatie met een specifieke invulling in de praktijk worden onderzocht.

Daarom moet minimaal de deelname van Museum het Prinsenhof, Kunstcentrum Delft, de Sigarenfabriek, maar ook galeries in Delft verzekerd zijn.

Ook het instrument van de Atelierroute verdient een meer structurele en kwalitatieve positionering binnen dit meerjarenperspectief.

Tevens moet gebruik worden gemaakt van leegstaande of leegkomende bedrijfspanden en logistieke plekken in de stad. Ook zullen bedrijven benaderd worden, die ruimte beschikbaar willen stellen.

De reeks van manifestaties, die in de komende jaren, van 2000 naar 2004 zal gaan plaatsvinden vormt de toekomstige structuur.

In overleg met betrokkenen uit het veld zal de hier beschreven aanzet tot definitieve planvorming moeten leiden en zal een organisatievorm worden ontwikkeld.

Hierbij moet vooral aandacht worden besteed aan de inhoudelijke aansturing door een aan te werven (nationale) deskundige of een klankbordgroep vanuit het veld.

De effecten van deze ontwikkeling geven op termijn perspectief, namelijk:

  • dat de publieksfunctie van beeldende kunst een grotere reikwijdte gekregen heeft door middel van het gebruik van diverse locaties, projecten en presentaties en/of tentoonstellingen,

  • dat er ingespeeld is op actuele verhoudingen binnen de Delftse kunstenwereld in relatie tot landelijke ontwikkelingen en dat er waar mogelijk een meer samenhangend bereik van de subsidie-instrumenten, d.w.z. de product- en de projectsubsidies is gerealiseerd. Samenhang tussen bevordering van het kunstklimaat en de situatie van de individuele kunstenaar in Delft.

De financiering zal tot 2004 plaatsvinden vanuit een reservering van ƒ 390.000 uit de reserve beeldende kunst met inbegrip van fondswerving en promotiebudgetten.

VOORSTEL 1

Vóór 2001, in overleg met veld, voor de jaren 2000 tot 2004 met een inhoudelijk onderbouwd tentoonstellings- en manifestatievoorstel te komen, waarin de doelen, de middelen en de voorwaarden zijn aangegeven, inclusief een financieringsvoorstel waarbij gebruik wordt gemaakt van een reservering van ƒ 390.000 uit de reserve beeldende kunst, met inbegrip van fondswerving en promotiebudgette en inclusief de gereserveerde ƒ 90.000 voor drie jaar atelierroute. Hiermee moet vorm worden gegeven aan een toekomstige infrastructuur.

Staatssecretaris van der Ploeg wil het cultuurbeleid beter toerusten voor de samenleving van vandaag. Dat beleid eist openheid, een naar buiten gerichte doelstelling, alertheid op het benutten van kansen en mogelijkheden, gebruik maken van instrumenten en technieken uit de commerciële sector, het ontsluiten van cultuur voor nieuwe publieksgroepen en open verbindingen tussen gesubsidieerde en niet gesubsidieerde segmenten van het maatschappelijke en culturele leven.

Het lokale, gemeentelijke beeldende kunstbeleid voelt zich daardoor aangesproken en zal in zijn meerjarenperspectief deze alertheid tot uitgangspunt nemen in het bestaande spanningsveld tussen artistieke ambities en verkoopbaarheid, toegankelijkheid en publieksvoorkeuren.

Hoe? Het meerjarenperspectief met voorstel 1 vormt hiertoe het instrumentarium.

 

4. BEELDENDE KUNST IN DE OPENBARE RUIMTE

 

A. De openbare ruimte

In het kader van `Kwaliteitsverbetering Binnenstad' en inrichting van de openbare ruimte kan de beeldende kunst een belangrijke rol vervullen.

Zij geeft identiteit aan een plek, draagt bij aan een aantrekkelijke en leefbare omgeving, confronteert de bevolking met beeldende kunst op een onverwachte wijze en niet altijd voor de hand liggende locaties en is een visitekaartje voor de stad en haar wijken.

Enkele goede voorbeelden van beeldende kunst in de openbare ruimte van Delft zijn:

  • de Beestenmarkt

  • de Brabantse Turfmarkt

  • de Doelentuin

  • de keerlus naast de Nieuwe Kerk

Door in een vroeg stadium de beeldende kunst bij het ontwerpproces van een (her)inrichting van de openbare ruimte te betrekken, wil de gemeente bevorderen dat de beeldende kunst een integraal onderdeel van de openbare ruimte is. Hiermee wordt vermeden dat de openbare ruimte een optelsom wordt van haar delen.

Tevens is het belangrijk om vast te stellen dat er in de stad sprake is van een samenhang tussen straten en pleinen met elk een eigen karakter, waarbij de compacte binnenstad zich weer onderscheidt van de veelsoortige buitenwijken. Deze eenheid van verschillen kan ook in de toe te passen beeldende kunst tot uitdrukking komen. Daartoe is het belangrijk dat er een beschrijving komt van de diverse karakteristieken van de stad, waarin aangegeven wordt wat er specifiek van de beeldende kunst verwacht mag worden, in samenhang met het totale stedelijke weefsel.

In het verleden zijn er al aanzetten gedaan. Er ligt, als resultaat van een opdracht, een concept plan voor beeldende kunst in de binnenstad van de beeldend kunstenaars Eugene Terwindt en Wim van der Horst (bijlage 1). Onderdelen hiervan zijn uitgevoerd, maar uitbreiding naar andere wijken zou wenselijk zijn.

De gemeente Delft heeft in december 1993 haar programma met betrekking tot de kwaliteit van de openbare ruimte in een handboek geformuleerd.

De volgende stap die gezet moet worden is het samenbrengen van de verschillende ideeën en het realiseren van een integraal plan, waarvan de uitvoering in de loop der jaren stapsgewijs in samenhang met de stedelijke vernieuwing tot stand komt. Hiertoe zullen dan ook budgetten uit de herinrichtingsplannen moeten worden vrijgemaakt of speciale budgetten op de begroting worden geplaatst.

Bijzondere aandacht zal worden besteed aan nieuwe ontwikkelingen, zoals het Zuidpoortgebied, de in de toekomst vrijkomende ruimte door het onder de grond brengen van het spoor, het initiëren van beeldende kunst met een technologische verbeelding op logistieke knooppunten in de stad en in samenhang daarmee het ontwikkelen van een visie op de door het Schiekanaal getrokken ring rond de binnenstad als stedelijke (wandel-) route. Dit mede met het oog op cultuurtoeristische ontwikkelingen.

Op lange termijn moet verder gedacht worden aan:

  • Oost- Westas (Zuidpoort-Irenetunnel-Delftlandsplein-Reinier de Graafziekenhuis)

  • Entrees A13/A4

  • Kruithuisweg

  • Herinrichting Station Zuid

  • Knooppunten Ikea en Delft Noord

  • Toekomstig deel van de tramroute

  • Aandacht vanuit de beeldende kunst voor herstructureringsgebieden binnen de bestaande stad.

B. Standaardisering van procedures

Binnen de gemeente Delft (sectoren Duurzaamheid en Kennisstad) leeft de behoefte om ten aanzien van de totstandkoming van beeldende kunst tot een standaardisering van procedures te komen. Het doel is de samenwerking tussen de sectoren te versterken, het proces inzichtelijk te maken en een vroegtijdige inschakeling van een kunstenaar in het ontwerpproces te waarborgen.

Dit zal moeten gebeuren door middel van procedure-afspraken en proces-begeleiding, het integreren van het beleid rond de beeldende kunst en de openbare ruimte, het begeleiden van beeldende kunstprojecten met een technologische verbeelding op logistieke knooppunten in de stad en het initiëren van regelingen met betrekking tot beheer en onderhoud. Het is verstandig een leidraad op te stellen voor een continu onderzoek naar de verhouding kunstwerk en locatie. Dit om te voorkomen dat het kunstwerk gaandeweg zijn functies verliest.

Er worden afspraken gemaakt met betrekking tot verantwoordelijkheden en procedures:

  • Wie formuleert de uitgangspunten voor een opdracht.

  • Hoe is bij een opdracht de adviserende werkgroep samengesteld.

  • Hoe komt de werving van een kunstenaar tot stand en worden ontwerpen beoordeeld.

  • Wie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke begeleiding en de controle op de uitvoering.

Overleg tussen de sectoren Duurzaamheid en Kennisstad moet uiteindelijk leiden tot geformaliseerde afspraken over het bovenstaande. In een werkgroep beeldende kunst die voor een opdracht wordt samengesteld zullen in ieder geval de opdrachtgever, de AdviesCommissie Beeldende Kunst, de gebruikers of bewoners en sectoren Kennisstad en Duurzaamheid vertegenwoordigd moeten zijn.

Het voorstel is om de vertegenwoordiger van de adviescommissie verantwoordelijk te houden voor de inhoudelijke argumentatie m.b.t. de beeldende kwaliteit en voor het contact met de kunstenaar op dat aspect.

Aan elke opdracht zijn kosten verbonden, als gevolg van begeleiding en deelname aan het proces door de Adviescommissie en advertentiekosten om een beeldend kunstenaar aan te werven. Kosten welke tot nu toe uit de reserve beeldende kunst komen.

Door bij elke opdracht uit het beschikbare budget voor deze kosten een vast percentage te begroten, kan een reserve worden opgebouwd, die bij grote en kleine opdrachten kan worden ingezet.

 

C. De percentageregeling bij gemeentelijke bouwwerken

De percentageregeling is gekoppeld aan een bouwwerk, omdat het budget, zoals de naam al aangeeft, voortkomt uit 1% van de bouwsom. Voorbeelden van opdrachten via deze regeling zijn te vinden aan:

  • het Hoofdbureau van Politie

  • diverse scholen

  • een gezondheidscentrum

  • bij de in aanbouw zijnde Phoenixgarage en het afvaloverlaadstation zijn ook kunstopdrachten in ontwikkeling

Het proces van totstandkoming is gelijk aan het proces bij kunst in de openbare ruimte. Dat wil zeggen dat de formulering en opdrachtverstrekking en de verdere voortgang van de opdracht tot stand komt vanuit een voor iedere opdracht samen te stellen werkgroep waarin minimaal de opdrachtgever, een vertegenwoordiging vanuit de gebruikers, de Adviescommissie Beeldende Kunst en de sector Kennisstad zitting hebben.

Hier zou 7,5% van het 1-procents-budget gereserveerd moeten worden voor de ontwikkelingskosten. Een zelfde percentage van 7,5% kan voor opdrachten in de openbare ruimte vastgesteld worden (zoals onder kopje B vermeld).

Nadrukkelijke aandacht moet worden besteed aan het gegeven dat er niet altijd een kunstinhoudelijke noodzaak is om beeldende kunst in of aan het gebouw te realiseren, of dat het budget soms zo gering is dat een reële beeldende aanpak niet goed mogelijk is.

Fondsvorming ten behoeve van kunstprojecten elders of vergroting door middel van een donatie uit de reserve beeldende kunst zijn dan mogelijke opties.

VOORSTEL 2:

Akkoord te gaan met de volgende uitgangspunten:

  • Beeldende kunst moet in een vroegtijdig stadium van het ontwerpproces worden betrokken, zodat kunst een integraal onderdeel gaat vormen van dit proces en gelijkwaardig aan de overige partijen is

  • Er is niet altijd een kunstinhoudelijke noodzaak voor beeldende kunst bij de totstandkoming van een nieuw gebouw

  • Uit de opdrachtbudgetten is 7,5% van de 1-procents-regeling noodzakelijk voor ontwikkelingskosten

  • De cluster Wijk/stadszaken, i.c. de sectoren Duurzaamheid en Kennisstad de opdracht te verstrekken aan de hand van bovenstaande uitgangspunten de uitvoering van opdrachten in de openbare ruimte en de uitvoering van de percentageregeling in een reglement vast te leggen. Hierbij moeten de 7,5% uit het budget ten behoeve van ontwikkelingskosten en de mogelijkheid kleine budgetten flexibel en minder gebouwgebonden in te zetten vastgelegd worden.

 

5. BEHEER EN ONDERHOUD VAN BEELDENDE KUNST IN

DE OPENBARE RUIMTE

 

Aan de realisatie van beeldende kunst moet een beleid ten grondslag liggen waarin de betekenis van het werk in haar omgeving regelmatig wordt heroverwogen.

Tot nu toe is hier in Delft geen sprake van.

Dit is overigens niet uitzonderlijk. Vrijwel de meeste gemeenten kennen dit probleem.

Toch is overal waarneembaar dat de omgeving in de loop der tijd een continue verandering ondergaat.

Door veranderend gebruik en de daarmee samenhangende verandering van straatmeubilair, maar ook door het vanuit ontwerpersoogpunt vrij willekeurig plaatsen van zaken van openbaar nut, als transformator-, telefoon- en kabelkasten kan de omgeving zodanig veranderen, dat de beeldende kunst er verloren bijstaat. Daarnaast is de beeldende kunst, zeker op straat, geen eeuwig leven beschoren als er geen onderhoud wordt gepleegd.

En zelfs dat kan niet altijd de ondergang van een beeld verhinderen.

Dit moet zeker gelden voor alle vanaf nu te plaatsen beelden, maar inmiddels staan er in Delft vele beelden in een goede of slechte omgeving, goed onderhouden of verwaarloosd en vergeten.

De mogelijkheid voor een onderhoudscontract per kunstwerk, zodat maatwerk geleverd kan worden, dient uitgangspunt te zijn voor toekomstige kunstopdrachten in de openbare ruimten.

Er is momenteel een jaarlijks budget van ƒ 50.000 voor onderhoud van beelden in de stad en dat wordt gebruikt om incidentele schade op te vangen en graffiti te verwijderen. Dit gebeurt echter niet volgens een gestructureerd plan. Het is de bedoeling hier verandering in te brengen.

Om hier een start mee te maken is aan het Delftse bureau Archeoplan, initiator van de landelijk opererende Kunstwacht, in 1998 de opdracht verstrekt een inventarisatie te maken van alle beeldende kunst in de openbare ruimte, die eigendom is van de gemeente Delft.

Deze inventarisatie omvat per object een beschrijving van het kunstwerk met afbeelding, de locatie, de titel, het jaar van ontstaan, het gebruikte materiaal, de naam van de kunstenaar en de staat van onderhoud (bijlage 2).

Deze inventarisatie vormt de grondslag van een onderhoudsplan met prioritering en ook van een plan voor heroverweging van de positie van het geplaatste beeld in het kader van herprofilering en vernieuwing van de omgeving.

Het is vanuit dit perspectief gezien gunstig dat zich binnen de cluster Wijk/Stadszaken alle relevante sectoren bevinden die bij de ontwikkeling van dit plan betrokken worden.

Naast deze inventarisatie beschikken de musea en het Kunstcentrum over een documentatie van hun eigen bezit. Het behoeft geen betoog dat er verschillende systematieken worden gehanteerd terwijl het voor de hand liggend is dat er gewerkt wordt aan een samenhangend systeem dat ook digitaal toegankelijk wordt gemaakt. Beide instellingen bezien op dit moment de mogelijkheden tot aansluiting.

Aangezien de meeste gemeenten in Nederland dit probleem kennen, zou dit initiatief een pilotrol kunnen vervullen. Dit biedt de mogelijkheid om samen met de Mondriaanstichting en het Instituut Collectie Nederland te komen tot een landelijk geldend handboek, dat het hele proces vanaf het formuleren van de opdracht tot het plaatsen van de kunst en het onderhoud daarvan in de openbare ruimte bevat. 


VOORSTEL 3:

  • De cluster WijkStadszaken opdracht te geven het onderhoudsplan, zoals opgesteld door het Delftse bureau Archeoplan verder te laten uitwerken en met behulp van het bestaande budget tot realisatie van het klein onderhoud over te gaan.

  • Het groot onderhoud in een periode van 3 jaar uit het bestaande budget gestructureerd te laten uitvoeren.

  • Met betrekking tot de restauratie en overige ingrijpende gevallen met separate voorstellen inclusief financiële onderbouwing te komen.

  • In overleg met de musea en het Kunstcentrum tot één (toegankelijk) registratiesysteem van beeldende kunst in Delft te komen.

  • In overleg met Archeoplan de mogelijkheden van een pilotproject bij de Mondriaanstichting en Instituut Collectie Nederland onderzoeken.

 

6. REGELING TER ONDERSTEUNING VAN KLEINSCHALIGE PROJECTEN OP HET GEBIED VAN BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING, EEN PRODUCTIESUBSIDIE EN EEN 2-JAARLIJKSE WAARDERINGSPRIJS

 

A. Inleiding

Eind 1996 is door de gemeenteraad besloten het budget "incidentele subsidies" voor Delftse beeldend kunstenaars niet te besteden, maar het ten goede te laten komen aan nog lopende verplichtingen. De redenen lagen in het feit dat tussen beleid en advisering een zeker vacuüm was ontstaan, kunstenaars moeite hadden adequate projecten in te dienen en de bezuinigingstaakstelling de reserve beeldende kunst met ƒ 50.000 op jaar-basis verminderde.

Het probleem van de kunstenaars schuilde in het tweezijdige van de regeling. Enerzijds lag in de regeling de vraag naar een product met een duidelijke doelstelling besloten. Anderzijds had de regeling het karakter van een regeling ter ondersteuning van kunstenaars, die dan ook bij elke ronde een subsidie aanvroegen met het gevoel dat het ging om een recht,

zonder dat daar een artistiek inhoudelijke noodzaak toe was. Het gevolg was dat er niet of slecht onderbouwde voorstellen op tafel kwamen.

Bovendien is het zo dat een groot deel van de kunstenaars helemaal niet projectmatig werkt, doch op het atelier voortwerk aan een reguliere productie , zonder zich de vraag van de maatschappelijke relevantie te stellen.

Om deze productie voor het voetlicht te krijgen zal er naast de projectsubsidie, een productiesubsidie worden ingesteld. Tevens zal er worden overgegaan tot het instellen van een waarderingsprijs.

Deze drie elementen zullen in dit hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde komen.

 

B. Een nieuwe regeling voor projectsubsidie

Hoe zou een regeling er uit moeten zien die een bijdrage levert aan het stedelijke kunstklimaat, de betrokkenheid van de bevolking vergroot en die recht doet aan de (autonome) ontwikkeling van de Delftse kunstenaars.

Onder het motto:

Delft als één groot atelier, waarin het werk en de daaraan ten grondslag liggende ideeën van alle beeldende disciplines aan bod komen,

zijn er de volgende doelstellingen, waaraan een nieuwe regeling getoetst zou moeten worden:

  • Het bevorderen van de beeldende kunstproductie.

  • Het spreiden van het aanbod buiten het atelier en de reguliere tentoonstellingskanalen.

  • Het vergroten van de betrokkenheid van het publiek.

  • Het stimuleren van die voorstellen die qua inhoud en betekenis een verrijking en verdieping van het eigen werk inhouden en tevens een maatschappelijke betekenis hebben of krijgen door de wijze van presentatie.

  • Het hierdoor op bescheiden wijze leveren van een bijdrage aan de inkomenspositie van Delftse beeldende kunstenaars.

De vraag is hierbij belangrijker dan het aanbod. Hierin zit ook het verschil met de vorige regeling. Dus geen volslagen omslag naar een totaal ander beleid, maar een verschuiving van aandacht naar de vraag.

Idealiter is het op basis van deze doelstellingen mogelijk een gevarieerd overzicht te geven van de beeldende kunstproductie. Naast de bekende reguliere opdrachtsituaties kan de pluriformiteit van de beeldende kunst in de stad zichtbaar worden, met onverwachte middelen op onverwachte plekken, met een tijdelijk karakter, reagerend op de veranderende stad.

Door middel van een visionair idee kan ook een bijdrage geleverd worden aan de discussie over de betekenis van de stad, waarbij deze moet worden gezien als een samenhangend sociaal weefsel, waar de verschillende functies tot één vorm met een eigen betekenis leiden.

Tevens biedt het aan groepen van personen, instellingen en bedrijven de mogelijkheid het instrument van de beeldende kunst te gebruiken bij het realiseren van het verbijzonderen van hun omgeving.

 

Pluriformiteit

Er zijn vele vormen waarin beeldende kunstenaars en vormgevers aan de waardering van de stedelijke omgeving kunnen bijdragen. Vaak wordt daarbij gedacht aan driedimensionale beelden op straten en pleinen. Er zijn echter steeds meer disciplines in de opdrachtverlening betrokken geraakt. De mentaliteitsverandering van de kunstenaars die zich niet meer tot één medium beperken en het inspringen van de opdrachtgever op deze ontwikkeling zijn hier mede debet aan. Fotografie, video, film, installaties, performance en nieuwe media hebben hun intrede gedaan. Vormgeving en het grensgebied van beeldende kunst en theater kunnen aan dit rijtje worden toegevoegd.

Als voorbeeld kunnen hier de beeldende kunstprojecten tijdens de Mooi Weer Spelen worden genoemd. Door een ruime opzet van de regeling is het mogelijk een grote groep kunstenaars te bereiken en het publiek met hun producten kennis te laten maken.


Tijdelijke kunstwerken

In het kader van de regeling is het ook mogelijk tijdelijke kunstwerken te realiseren. Die tijdelijkheid kent verschillende kanten. Doordat voorkeuren en esthetische oordelen aan verandering onderhevig zijn is de betekenis van beeldende kunst tijdsgebonden. Sommige kunstwerken zijn door het gebruik van vergankelijke materialen of door specifieke toepassing op locatie van tijdelijke aard.

Daarnaast biedt het tijdelijk kunstwerk de mogelijkheid één plek op verschillende wijzen van beeldend commentaar te voorzien. Zie bijvoorbeeld de huidige ingrepen door Public Gallery in de poort van het Jongenshuis.

Tijdelijkheid manifesteert zich ook bij video, performance en in tijd gelimiteerde kunsttoepassingen bij manifestaties. En ook de idee van kunst, de conceptuele praktijk, speelt een rol in de hedendaagse beeldende kunst.

 

Studie-opdrachten

De regeling biedt de mogelijkheid ideeën te ontwikkelen door studie-opdrachten te verstrekken als het werk van een kunstenaar daar aanleiding toe geeft of als een bepaalde locatie of actuele thematiek dit aangeeft. Zo kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden van een locatie zichtbaar worden gemaakt.

Bij een meervoudige opdracht zou dit kunnen leiden tot uitvoering van één van de ideeén, of in een later stadium tot het verstrekken van een opdracht voor de bewuste locatie.

 

C. Hoe ziet de regeling eruit?

Subsidie-aanvragen dienen aan de volgende formele criteria te voldoen:

Algemeen

Het moet gaan om een in Delft woonachtige kunstenaar.

Er kan 1 maal in de twee jaar een aanvraag worden ingediend.

Het project moet conform de Algemene Subsidieverordening worden uitgevoerd, want het subsidie is bestemd voor de dekking van het tekort.

Het kan nooit gaan om de aankoop van een voltooid werk.

Het Delfts publiek moet kennis kunnen nemen van het resultaat.

Specifiek moet de aanvraag de volgende elementen bevatten:

Een duidelijk inhoudelijke omschrijving van het project met een zodanig inzicht in alle aspecten dat duidelijk is dat het project realiseerbaar is.

Een begroting en dekkingsplan waaruit blijkt wat de bijdrage van derden is, met name van degenen die bij het project betrokken zijn.

Een curriculum vitae (indien niet in het bezit van de gemeente).

Een relevante documentatie (voor zover nog niet in het bezit van de gemeente).

Indien de aanvraag aan bovenstaande criteria voldoet, gaat de subsidie-aanvraag ter advisering naar de ACBK.

De Adviescommissie Beeldende Kunst beoordeelt de aanvraag op de volgende kunst-inhoudelijke criteria:

Betekent dit project qua inhoud en betekenis een verrijking en verdieping van het werk van de aanvrager?

Betekent het project een aanwinst op het bestaande kunstaanbod?

Heeft het een innoverend karakter?

Wat is de kwaliteit van het gebodene in relatie tot de andere aangeboden projecten en het besteedbare budget?

De sector Kennisstad maakt vervolgens bij een negatief advies een afwijzing en bij een positief advies een beleidsadvies richting B&W ter besluitvorming en ter inzage naar de raadscommissie.

Het is 1 maal per twee jaar mogelijk een subsidieaanvraag in te dienen. Hiervoor geldt geen indieningsdatum.

Het initiatief tot het realiseren van een project op het gebied van de beeldende kunst kan zowel bij de gemeente als bij een kunstenaar, een instelling of een bedrijf liggen. In alle gevallen dient het publieksaspect van groot belang te zijn.


Het initiatief van de kunstenaar

De kunstenaar komt met een voorstel, dat direct voortkomt uit het eigen werk. Deze voorstellen kunnen een zeer divers karakter hebben: van utopische (zoals de bijdragen van Alfred Eijkelboom aan de discussie over de stad) die lang niet altijd uitvoerbaar zijn, tot concrete voorstellen in of bij een gebouw, in een instelling, op een locatie buiten. Het kan zowel blijvend als tijdelijk zijn. Blijvend als staal; vluchtig als een advertentie of een luchtballon. Toegankelijkheid en zichtbaarheid zijn belangrijk, betrokkenheid van derden noodzaak.

 

Het initiatief van bewonersgroepen, een instelling of bedrijf

Ook een instelling of een bedrijf in Delft kunnen met een initiatief komen.

Zij komt met een voorstel op het gebied van de beeldende kunst of vormgeving. Het kan een volledig door een kunstenaar uitgewerkt voorstel zijn, doch het is ook mogelijk dat er een vraag is geformuleerd die verder moet worden uitgewerkt en waar een geschikte kunstenaar bij moet worden gezocht. Ook hier is toegankelijkheid belangrijk en dient het voorstel een relatie te hebben met het overige werk van de kunstenaar.


Het initiatief van de gemeente Delft

Ook de gemeente kan met voorstellen komen om beeldende kunstenaars en vormgevers te stimuleren met een idee voor een locatie of situatie te komen. Voorbeelden hiervan zijn het tunnel-syndroomproject in Dordrecht, waar naar aanleiding van de schetsopdrachten besloten is een aantal projecten tot uitvoering te brengen, en het Kunst Op Zuid Project in Amsterdam, waar aan kunstenaars is gevraagd op beeldende wijze een visie te geven op de integratie van de zuidas (ringweg met grootschalige bebouwing) in de omliggende woonbuurten, waarbij als randvoorwaarde wordt meegegeven dat de voorstellen zich met name zullen lenen voor de presentatie op Internet. Ook het inschakelen van kunstenaars bij het ontwerpen van zaken voor meer representatieve doeleinden behoren tot de mogelijkheden.

Deze regeling kan in Delft leiden tot een geslaagde wisselwerking tussen vraag en aanbod, tot het inspelen op nieuwe ideeën, het aangaan van experimenten en vooral tot het stimuleren van beeldende kunstenaars, vormgevers en andere betrokkenen uit instellingen en bedrijven om tot gezamenlijke voorstellen te komen, waarbij de inhoudelijke betrokkenheid zich ook in financiële betrokkenheid uit.

Voorstel is deze regeling in te stellen, waarbij de kunstenaar 1 maal per twee jaar een aanvraag kan indienen en hiervoor en budget van ƒ 100.000 op jaarbasis vast te zetten.

 

D. Manifestaties

Manifestaties hebben een ander karakter

Een kenmerk van een manifestatie is haar naar buiten gerichte karakter, de diversiteit aan deelnemers, de mix van allerlei vormen van kunst uit diverse disciplines die tot nieuwe resultaten kunnen leiden. Het leidt ook tot een grotere publieksdeelname.

Een manifestatie met een groot publieksbereik is de "Mooi Weer Spelen". De beeldende kunst speelt hierin door deelname van Sculptoer of Stichting Op Visite een belangrijke rol. Een ander voorbeeld is de succesvolle jaarlijkse atelierroute met een tentoonstelling in de Sigarenfabriek.

Er zijn ook manifestaties denkbaar met een minder manifest of spektakelachtig karakter die zich niet richten op een zo groot mogelijke publieksdeelname, maar op een specifieke doelgroep van liefhebbers van beelden, zoals de tuinententoonstelling "Het Handzaam Landschap" van Hans la Hey, of het idee van Galerie Lous Martin om het sieraad uit de 60-er en 70-er jaren te laten zien in relatie tot de huidige stand van zaken van dezelfde ontwerpers of juist van jonge ontwerpers die dwars tegen de toen ontwikkelde opvattingen ingaan.

 

E. Een productiesubsidie

Er zijn ook beeldend kunstenaars die zich in het atelier bezig houden met de ontwikkeling van de autonome kunstproductie en geen enkele boodschap hebben aan projectmatig werken.

Of er zijn kunstenaars die wel projectmatig werken of soms een opdracht uitvoeren maar ook enige tijd in het atelier willen doorbrengen om de eigen beeldende betekenis (de intrinsieke waarde) van het werk te ontwikkelen of te versterken.

De productiesubsidie is er op gericht Delftse kunstenaars op bescheiden wijze te ondersteunen in hun reguliere productie en de mogelijkheid te bieden die geschikt te maken voor presentatie.

Bij beoordeling zal vooral gekeken worden naar de kunstenaars die uitsluitend een autonome productie hebben.

Voorwaarde is dat het werk in Delft wordt gepresenteerd.

De selectie zal plaatsvinden op grond van kwaliteit en professionaliteit.

Voorstel is hiervoor ƒ 20.000 per jaar te reserveren en per aanvrager ƒ 2.000 ter beschikking te stelen. Gedurende het hele jaar kunnen aanvragen worden ingediend. Toekenning geschiedt tot het budget is uitgeput.

 

F. Een tweejaarlijkse waarderingsprijs

Om de intrinsieke betekenis van de beeldende kunst te accentueren stellen wij voor een tweejaarlijkse waarderingsprijs van ƒ 10.000 uit te reiken.

De uitreiking van deze prijs moet gepaard gaan met een tentoonstelling die door de gemeente wordt aangeboden. Loden schoenen vormen de wisselprijs.

Nadere randvoorwaarden en eisen die aan deze prijs ten grondslag liggen, alsmede de samenstelling van een jury zullen nader worden ontwikkeld en vóór 2001 als uitgewerkt voorstel naar de Raad komen.

De prijs zal in 2001 voor de eerste maal worden uitgereikt

Voorstel is hiervoor jaarlijks ƒ 5.000 uit de reserve beeldende kunst vast te zetten.


VOORSTEL 4:

Bovenstaande regeling voor een projectsubsidie in te stellen.

De regeling in een verordening vast te leggen en hierbinnen ook de financiële betrokkenheid van de participanten en de maximale bijdrage vanuit de gemeente te regelen.

Binnen Delft ruime bekendheid te geven aan de regeling.

Voor de uitvoering van de regeling ƒ 100.000, op jaarbasis uit de reserve beeldende kunst vast te leggen.

De productiesubsidie in te stellen, de randvoorwaarden vast te leggen en hiervoor ƒ 20.000 op jaarbasis uit de reserve beeldende kunst vast te leggen.

Een waarderingsprijs in te stellen, een reglement te ontwerpen, een jury in te stellen en hiervoor jaarlijks ƒ 5.000 uit de reserve beeldende kunst vast te zetten.

 

7. DE ADVIESSTRUCTUUR

De adviescommissie beeldende kunst

Eind 1988 is in Delft door Burgemeester en wethouders in het kader van de beleidsnota voor de beeldende kunst een AdviesCommissie Beeldende Kunst ingesteld.

Zij heeft tot taak, gevraagd en ongevraagd, te adviseren over het beleid en de bestedingen van het fonds van de beeldende kunst. De toepassing en de uitvoering van de %-Regeling en de kunst in de openbare ruimte. In 1993 is een verslag van haar adviserend werk uitgebracht en besproken met het kunstenveld en de Raad.

In de jaren die daarop volgden botste de artistiek - inhoudelijke kwaliteitsbeoordeling van de commissie verschillende malen met het maatschappelijk belang van een totaal-manifestatie waar beeldende kunst een rol in speelde. Dit was voor de gemeente aanleiding een onderzoek te laten instellen naar de relaties tussen beeldende kunst(enaars), adviescommissie en beleidsafdeling.

In de nota `Evaluatie Beleid en Advies-structuur beeldende kunst gemeente Delft 1991-1994` (besproken in de commissie Welzijn in oktober 1996) is de adviesstructuur in zes middelgrote gemeenten vergelijkenderwijs bekeken. Deze vergelijking leerde dat er verschillende varianten mogelijk zijn, afhankelijk van lokale omstandigheden en inhoudelijke uitgangspunten. De volgende uitgangspunten garanderen een duidelijke afbakening:

  • De commissie houdt zich bezig met artistiek - inhoudelijke advisering.

  • Het vakteam Cultuur, Kennis en Economie is verantwoordelijk voor het beleid, zoals het in deze nota is geformuleerd en zal als zodanig vertegenwoordigd zijn bij de vergaderingen van de commissie.

  • Het secretariaat zal door het vakteam worden geleverd.

  • In de praktijk betekent dit, dat het vakteam ruimte heeft om beleid te ontwikkelen.

  • De beleidsuitvoering is in handen van de initiatiefnemers c.q. de subsidie-aanvragers.

Dit kunnen zowel kunstenaars zijn als kunstinstellingen, zoals de gemeentemusea, het Kunstcentrum Delft en de VAK, maar ook stichtingen, particulieren en bedrijven.

  • Indien noodzakelijk, naar het oordeel van de beleidsafdeling of de commissie, zoals bij specifieke projecten of manifestaties, kan er ad hoc deskundigheid aan de commissie worden toegevoegd.

  • Voor kunst in de openbare ruimte is de sector Duurzaamheid een belangrijke partner.

Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat de kosten van de commissie tot nu toe uit de reserve beeldende kunst komen. Het is voor de hand liggend de kosten van de commissie elders onder te brengen. De advieskosten die betrekking hebben op de %-regeling en opdrachten in de openbare ruimte bij de betreffende projecten en de reguliere adviezen over de besteding van de reserve beeldende kunst uit de algemene kosten van Cultuur.

Als overgangsmaatregel is begin 1997 de AdviesCommissie Beeldende Kunst teruggebracht naar 3 personen, die artistiek- inhoudelijke adviezen geeft naar aanleiding van ingediende subsidieverzoeken en opdrachten in de openbare ruimte en opdrachten in het kader van de percentageregeling.

 

VOORSTEL 5:

De kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de Percentage-Regeling en op opdrachten in de openbare ruimte onder te brengen bij de beschikbare opdracht-budgetten, waarbij ook de advertentiekosten en bijkomende kosten betrokken moeten worden en hierbij zoals vermeld in hoofdstuk 4, uit te gaan van 7,5 % van het opdrachtbudget.

De kosten die betrekking heben op het reguliere advieswerk onder te brengen bij Cultuur.

Vanuit de ervaring met het werken met een kleine commissie vanaf 1997, waarbij bleek dat behoud van voldoende kwaliteit en diversiteit mogelijk is, een commissie van drie personen voor de komende periode vast te stellen.

Deze commissie te laten bestaan uit minimaal twee beeldende kunstenaars, waaronder een voorzitter. Een derde commissielid is een deskundige met sterke affiniteit met kunst in de openbare ruimte en in bredere zin met moderne beeldende kunst en vormgeving.

De voorzitter mandaat te geven m.b.t. advisering over kleine budgetten (tot ƒ 5000).

De commissie door middel van een open procedure samen te stellen en door de gemeenteraad te laten benoemen voor de periode van 2 jaar, met de mogelijkheid deze periode te verlengen met nog eens 2 jaar.

De huidige verordening aan te passen aan de gewijzigde adviesstructuur.

 

8. DE VOORSTELLEN 1 TOT EN MET 5


1. Het perspectief 2000 - 2004

Akkoord te gaan met een reservering van ƒ 300.000 gespaard geld uit de reserve beeldende kunst, hier de reservering van ƒ 90.000 voor 3 jaar atelierroute aan toe te voegen en met gebruikmaking van deze middelen in overleg met het veld met een inhoudelijk en financieel uitgewerkt tentoonstellings- en manifestatievoorstel te komen en daarmee vorm te geven aan een toekomstige infrastructuur.

2. Beeldende kunst in de openbare ruimte

Akkoord te gaan met de uitgangspunten.

Opdracht te verstrekken de uitvoering van opdrachten in de openbare ruimte en de %-regeling in een regeling vast te leggen.

3. Beheer en onderhoud

Opdracht te verstrekken het onderhoudsplan verder uit te werken en met bestaand budget tot klein onderhoud over te gaan, het groot onderhoud in 3 jaar met bestaand budget te laten uitvoeren en voor restauratie met separate voorstellen te komen.

Tot één (toegankelijk) registratie-systeem van beeldende kunst in Delft te komen.

In overleg met Archeoplan de mogelijkheden van een pilotproject bij de Mondriaan-stichting en Instituut Collectie Nederland onderzoeken.

4. Regeling voor kleinschalige projectsubsies, productiesubsidies en een waarderingsprijs

Akkoord te gaan met de principes van bovenstaande subsidies en deze in een uitvoeringsregeling vast te leggen en daar ruime bekendheid aan te geven.

Hiervoor / 100.000 per jaar uit te reserve beeldende kunst vast te leggen.

Een productiesubsidie in te stellen en hiervoor ƒ 20.000 op jaarbasis uit de reserve beeldende kunst vast te leggen.

Een 2-jaarlijkse waarderingsprijs in te stellen, een reglement te ontwerpen en hiervoor jaarlijks ƒ 5.000 uit de reserve beeldende kunst vast te zetten.

5. Adviesstructuur

Een commissie van drie personen in te stellen en de voorzitter een mandaat tot ƒ 5.000 te geven.

De kosten van de commissie te financieren vanuit de opdrachten in de openbare ruimte en de %-Regeling en de reguliere kosten uit de bestaande middelen van Cultuur.

De verordening aan de nieuwe situatie aan te passen.


Bijlage 3

Reserve Beeldende Kunst

Financieel overzicht 1997-1999 en financiële doorkijk 2000-2004

 

 

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

Saldo per 1 januari

307.956

471.966

522.500

582.794

435.794

348.794

221.794

134.794

Inkomsten

Stortingen gemeente/
provincie (1) (plus rente)

 

257.796

 

266.799

 

266.950

 

205.000

 

208.000

(2)

 

208.000

 

208.000

 

208.000

Totaalsaldo

565.752

738.765

789.450

787.794

643.794

556.794

429.794

342.794

                 

Uitgaven

               

Projecten

58.732

176.225

89.934

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Diversen

20.055

15.370

14.128

0

0

0

0

0

ACBK

15.000

9.670

6.707

0

0

0

0

0

Opdrachten

0

0

45.887

0

0

0

0

0

Bijdrage aankoop kunstcentrum

0

15.000

50.000

0

0

0

0

0

Productie-
subsidies

     

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

Waarderings-
prijs

     

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Toekomstige infrastructuur

     

90.000

90.000

90.000

90.000

90.000

Manifestaties (3)

     

80.000

80.000

80.000

80.000

80.000

Kunstestafette

     

50.000

0

40.000

0

40.000

Kinderboerderij

     

7.000

0

0

0

0

Totaalsaldo per 31-12

471.966

522.500

582.794

435.794

348.794

221.794

134.794

7.794

(1) Inclusief een incidentele (wisselende) subsidie tussen ƒ 40.000,-- en ƒ50.000,-- die tot 2001 om de 2 jaar bij de Provincie moet worden aangevraagd.

Het bedrag van ƒ 138.000,--, dat voorheen via de provincie werd verkregen en vanaf 2001 rechtstreeks van het rijk wordt ontvangen, is wisselend van grootte. Dit is een verwacht gemiddelde.

Hier wordt gewezen op de manifestaties op pagina 18.

 

terug naar boven