Themabijeenkomst
over Wijkeconomie
Met een
daarvoor speciaal belegde themabijeenkomst is het begrip Wijkeconomie nader onder
de aandacht gebracht. De Kamer van Koophandel Delft fungeerde als gastheer van
een discussiemiddag die het samen met de gemeente Delft en de Ondernemers
Federatie Delft op touw zette. Met Delft als model luisterde een aantal
prominente genodigden naar sprekers vanuit vier verschillende disciplines. Ook
was er ruimte voor discussie. Opvallend discussiepunt:: wat is de juiste definitie van wijkeconomie?
Het
volledige college van burgemeester en wethouders was aanwezig in het gebouw van
de Kamer van Koophandel aan de Phoenixstraat in Delft. De Delftse wethouder Jan
Torenstra van o.m. leefbaarheid erkende dat het in zijn stad binnen in de
wijken beter kan. ‘We worstelen met elkaar op dat gebied’, sprak hij. ‘Eerlijk
gezegd zijn we er zelf ook niet zo goed in. We zien dat ook bij de inbreng van
de burgers bij onze wijkplannen. Op het gebied van welzijn en wonen lukt het
allemaal wel, met de economie gaat het moeizamer. Het is tijd dat we de
oogkleppen af doen en het eens vanuit een andere positie gaan bekijken.’
De
definitie
Wijkeconomie
is het geheel van economische
voorzieningen relevant voor de leefbaarheid van de wijk. In de discussie
zoals die werd gevoerd bij de themabijeenkomst in Delft was die definitie
overigens punt van discussie. Spreker Johan Over de Vest zag meer in ‘Het
activeren van vraag en aanbod ten dienste van de wijk’ als definitie. Andere
sprekers hadden problemen met de term wijk. Want wat is een wijk? Wat is een
buurt? Waar ligt die grens? Wat gebeurt er als je net op het snijvlak van twee
wijken woont? Wat is dan jouw wijk? Duidelijk werd wel dat het voorzieningenniveau voor de leefbaarheid van de wijk een belangrijk
onderdeel uitmaakt van de definitie. Inclusief parkeren en bereikbaarheid.
De
uit vier verschillende disciplines afkomstige sprekers op de themabijeenkomst
waren Marn van Rhee van de gemeente Delft, Johan Over de Vest van
woningcorporatie Delftwonen, Andries van der Wal van de deelgemeente Rotterdam
Noord en het duo Michael de Leur en Saskia Derkx van Ahold Vastgoed bv. De
onderzoeker, de huisvester, de expert en de winkelier.
DE ONDERZOEKER
Delft telt
zeven wijken. Allemaal met een eigen karakter. Marn van Rhee is teamleider
onderzoek en statistiek bij de gemeente Delft. Hij weet als geen ander wat de
trends en ontwikkelingen in de stad zijn op het gebied van demografie en
inkomensontwikkeling.
‘In vijf
Delftse wijken bedraagt het aantal eenpersoonshuishoudens minimaal de helft van
het totaal aantal huishoudens in die wijken. In Tanthof en Buitenhof wonen veel
gezinnen. Daar tref je dit nauwelijks aan. Als we verder kijken naar de
demografie van de wijken, vinden we in Vrijenban en in Voorhof veel ouderen. In
Vrijenban was vorig jaar 18% van de inwoners minstens 65 jaar, in Voorhof zelfs
bijna 20%. Opvallend hierbij is dat de percentages van ouderen in deze twee
wijken de laatste jaren teruglopen. Voorhof heeft naast de meeste ouderen ook
de meeste allochtone inwoners in de wijk. Vorig jaar behoorde bijna 30% van de
bevolking tot een etnische minderheid. Een stijging van meer dan 10% in
vergelijking met acht jaar geleden. Ook in de wijk Buitenhof is het aantal
buitenlanders behoorlijk toegenomen in die periode.’
‘De wijk
met de meeste werkzame personen in Delft is Wippolder; meer dan 15.000 mensen, dat is bijna twee keer zoveel
als de potentiële beroepsbevolking van deze wijk. Het merendeel werkt bij de TU
Delft, ongeveer 5000 personen. Het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen in een
wijk als Tanthof is hoger dan in heel Delft. Met bijna 58.000 gulden per jaar
ligt dat zo’n 8000 gulden hoger dan het gemiddelde. Vrijenban en Voorhof zijn
de armste wijken. Hier vinden we ook het hoogste percentage huishoudens met een
minimuminkomen. Voorhof heeft samen met Buitenhof het grootste aantal
werklozen. Meer dan 9% zit zonder werk, terwijl in geheel Delft 5,5% van de
potentiële beroepsbevolking werkloos is.’
‘De
industriële bedrijfstak is de enige sector van Delft waar sinds de afgelopen
vijf jaar minder mensen werken dan voorheen. De bedrijfstak vastgoed en
zakelijke dienstverlening is qua werkgelegenheid de grootste en bovendien de
snelst groeiende in Delft. En dan de detailhandel. Belangrijk voor
wijkeconomie. Winkels in Delft hebben een wijkfunctie, behalve die in de
binnenstad en in winkelcentrum In de Hoven. Merkwaardig is dat het
vloeroppervlak van winkels die dagelijkse goederen verkopen gestegen is in de
meeste wijken. Terwijl het aantal winkels waar je die dagelijkse goederen kunt
halen, in iedere wijk is gedaald. Deze winkels worden dus groter en een
automatisch gevolg daarvan is dat er steeds minder plek komt voor de kleinere
winkeliers.’
Met
ruim 52.000 inwoners verdeeld over 106 verschillende nationaliteiten is
Rotterdam-Noord misschien wel de grootste wijk van Nederland. Dat maakt
voorzitter van de deelgemeente Andries van der Wal automatisch een expert op
het gebied van wijkeconomie.
‘Onze
aanpak van de wijkeconomie moet het welzijn onder de inwoners vergroten. Dat
moet ook mogelijk zijn, want in Rotterdam Noord zijn er economische
activiteiten te over. Diergaarde Blijdorp trekt jaarlijks 1,7 miljoen
bezoekers, bij Radio Correct kopen mensen uit het hele land en verder telt onze
wijk nog twee gevangenissen en een bejaardentehuis van Humanitas. Rotterdam
Noord kent dus voldoende werkgelegenheid. Toch vraag ik me wel eens af hoe het
mogelijk is dat onze deelgemeente 4000 werklozen telt. Terwijl er in Nederland
150.000 vacatures open staan.’
‘In
sommige straten in Rotterdam Noord was iedereen werkloos. Als deelgemeente
losten we dat op. Aanvankelijk wisten we niks van economie, laat staan van
wijkeconomie. We hebben ons in de wijk verdiept en het bleek dat we aparte
aandacht moesten schenken aan jonge, nieuwe ondernemers die meestal uit een
ander land komen. Om hen een kans te bieden om een eigen bedrijfje te starten,
is draagvlak nodig bij drie verschillende groepen: de politiek, de ondernemers
en de bewoners in de wijk. De politiek moet achter onze ideeën staan en we
moeten ambtelijk draagvlak winnen. Als de ondernemers en de bewoners dan ook
enthousiast raken, dan kan wijkeconomie in onze deelgemeente een succes
worden.’
‘Zonder
goede voorzieningen en een prettige woonomgeving red je dat niet. Daarnaast is
een goede communicatie met de wijk van essentieel belang. Als je iets verandert
in de buitenruimte moet je de buurt wel op de hoogte stellen. Samen overleggen
wat je van elkaar verwacht, betrokken blijven bij de ondernemers. Stel een
koffie-uurtje voor bewoners en bedrijven in. Als we de behoeften van een wijk
beter kennen, kunnen we ons explicieter op een doel richten. De ondernemende
ambtenaar die wil samenwerken en met een duidelijk mandaat op pad is. Allemaal
ter verbetering van het hele proces van samenwerking. Want wijkeconomie is
samenwerken. Leer dus van elkaar. Blijf niet eindeloos praten. Er is vaak
voldoende kennis aanwezig, maar vaak maakt de gemeente Rotterdam projecten niet
eens af. Daarom is het van groot belang om helder je doelstellingen te
formuleren. Door tussentijdse evaluaties kom je er achter wanneer je een
project op het juiste tijdstip af kan ronden. En organiseer jaarlijks een dag
van de wijkeconomie. Ook dat bevordert de betrokkenheid. Rotterdam Noord kent
sinds kort een aparte beleidsmedewerker voor wijkeconomie. Die zorgt er voor
dat het met de zorg, huisvesting en het
totale welzijn van de wijkbewoners betere kant op gaat. Zo’n aparte functionaris
is wellicht een goed idee voor andere wijken en steden.’
Johan Over de Vest
Woningcorporatie
Delftwonen in Delft draagt uit dat zij
voor mensen in een kwetsbare positie de meest geschikte woningcorporatie
is. Directeur-bestuurder Johan Over de Vest heeft zich verdiept in
wijkeconomie. Bekeken vanuit het perspectief van een woningcorporatie ziet hij
genoeg mogelijkheden om die te bevorderen.
‘In mijn
ogen is wijkeconomie een lokale ‘industrie’ met lokale medewerkers die voorziet
in de behoefte van een wijk of stad. Wijkwinkels, klussendiensten, buurthuizen
en servicediensten – betaald en onbetaald – maken een stad vitaler. Daarom is
het belangrijk dat er in wijken voorzieningen komen voor kwetsbare groepen als
slecht mobiele en armere mensen. Boodschappendiensten voor bejaarden
bijvoorbeeld. De aanwezigheid van activiteiten geven hen met name ’s avonds een
veiliger gevoel en het maakt de wijk ook levendiger. Daarnaast moeten alle
mensen in een wijk eigenlijk werk hebben. Dat bevordert het economisch
draagvlak van de wijk en daarmee stijgt het sociale klimaat. In Delft is de
wijk Voorhof een goed voorbeeld. De inkomens zijn er laag, de werkloosheid hoog
en er heerst een onveilig gevoel. Dit verbetert mijns inziens door de
werkgelegenheid aan te pakken. Zo kan er een ander soort wijk ontstaan.’
‘Om de
wijkeconomie te bevorderen zie ik tal van mogelijkheden. Als woningcorporatie
kunnen we het thuiswerken stimuleren door een bijdrage te leveren. Of door een
lage huur voor een winkelvoorziening te vragen. Door een actieve benadering
kunnen we langdurig werklozen omscholen voor het bedrijfsleven. We kunnen de plinten van flats (de begane grond
waar de berging zit) geschikt maken voor kleine bedrijfjes van startende
ondernemers. Dit zou in Delft kunnen in Voorhof bij de Poptahof-flats. Dat
kunnen zeker ook multiculturele winkeltjes zijn. Belangrijk is om de ruimte
effectief te benutten. De gemeente zal in deze opzet een handje moeten helpen
door subsidies te verlenen en kennis over te dragen. De opbrengsten uit de OZB
terugsluizen in de wijkeconomie bijvoorbeeld.
‘Het nadeel
van een dergelijke opzet is dat een groter aantal ondernemingen ook tot
problemen kan leiden. Geluidsoverlast, een parkeerprobleem en een grotere
drukte door het laden en lossen van leveranciers. Verder dreigt het gevaar dat
de kleine winkels niet kunnen concurreren met grote ondernemingen en ze dus
geen kans van bestaan hebben. Dan leiden die slecht draaiende kleine
ondernemingen slechts tot een negatief straatbeeld. En dat is niet het idee
achter wijkeconomie. Ik zou er voor pleiten dat gemeenten bij herstructurering
van een wijk de wijkeconomie mee neemt.’
DE WINKELIER
De
supermarkt als het centrum van een wijk. Een statistisch gegeven. Volgens het
grootste levensmiddelenconcern van ons land Ahold dus ook de kern van economie
in een wijk. Michael de Leur en Saskia Derkx sprake namens Ahold Vastgoed bv
over dat aspect en de toekomst van de buurtsupermarkt.
Saskia
Derkx: ‘De consument is in vijftig jaar erg veranderd. Gezinnen bestaan uit
tweeverdieners, iedereen is druk, druk en nog eens druk. Albert Heijn wil er
voor iedereen zijn. Daarom bekijken we de begrippen ‘boodschappen doen’ en
‘winkelen’ apart. Boodschappen doen is een noodzaak. Het is niet leuk en moet
zo snel en zo efficiënt mogelijk. Winkelen daarentegen is een onderdeel van je
vrije tijd en geldt als een uitstapje. Daarom klagen mensen niet als ze een
half uur in de rij staan voor een parkeergarage van de Bijenkorf. Maar ze
worden al chagrijnig als ze vijf minuten voor de kassa in de supermarkt moeten
wachten. De consument verwacht een goede service en hygiëne van een supermarkt.
Daarnaast willen ze de keuze kunnen maken waar, wanneer en hoe ze hun
boodschappen gaan doen. Dit alles vraagt om winkels op de juiste plaats, op het
juiste moment en met de juiste formule.’
Michael de
Leur: ‘De traditionele route
woning-winkel-woning neemt af en het moderner woning-werk-winkel-woning is gegroeid. Dit stelt eisen aan locaties
van supermarkten. Daarom is er een snelle opkomst van convenience winkels op
traffic locaties. Kleine winkels van 25 tot 150 m² bij NS-stations en
benzinepompen. Daar bieden we de consument oplossingen voor een snelle
maaltijd. Ook grote supermarkten voor bulk-aankopen (groter dan 2000 m²) op goed
bereikbare locaties in steden doen het goed. Sinds de verruiming van de
openingstijden groeit het aantal klanten van deze winkels snel. In de VS is het
heel normaal dat grote supermarkten 24 uur per dag en zeven dagen in de week
open zijn. De meeste omzet draaien ze daar op zaterdag, gevolgd door de
zondag.’
Saskia
Derkx: ‘Boodschappen kun je doen op vier manieren. Via internet, in een
zogenoemde ‘grab & go’ winkel, bij een moderne supermarkt in bijvoorbeeld
een wijk of in een hele grote winkel voor de wekelijkse inkopen. Zo’n zaak, met
voor de klant honderd procent kans op een parkeerplek hebben een groot
verzorgingsgebied, hun klanten komen van heinde en verre. Een supermarkt in een
wijk moet rekening houden dat 35% van hun klantenkring met de fiets komt, 25%
lopend en de overige 45% met de auto. Drie keer in de week besteedt de klant
vijftig gulden. Niet meer. Dat lijkt niet veel, maar deze winkels hebben zeker
bestaansrecht. Met verschillende supermarkten kan een stad een netwerk met
complementaire functies ontwikkelen. De wijksupermarkt vult als klein duimpje
de superreus aan.’
Een aanzet
tot meer
Zorgfuncties
Ook
wethouder Jan Torenstra zag na afloop de winst van deze bijeenkomst voor zijn
stad. ‘Ik zie in Delft drie concrete projecten voor de korte termijn waarmee we
aan de slag zouden kunnen: winkelcentrum de Dasstraat, het project
herstructurering Poptahof - waarbij het buitengebied van het winkelcentrum moet
verbeteren - en de aanpak van meer voorzieningen rond de wijk de Delfgauwse
Weye, door in de flat zorgfuncties te creëren. In de Bomenwijk/Heilige Land is
het wellicht goed om bijvoorbeeld te bekijken of een winkelketen en Delftwonen
een supermarkt kunnen gaan opzetten, met daaraan gekoppeld een bezorgdienst
voor ouderen van deze wijk. Ook zijn wij voorstander om een jaarlijkse ‘dag van
de wijkeconomie’ te gaan houden. Dit model is er nog niet, maar Delft zit niet
stil.’