1.
Inleiding
Met de stijgende hoeveelheid vrije tijd neemt de behoefte aan
leisurevoorzieningen toe. Dit zijn voorzieningen waar men zijn vrije tijd kan
besteden en waarvoor men entree betaalt. U kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld
Duinrell, Snowworld en het Museon.
Marktpartijen willen op deze toenemende behoefte inspelen door nieuwe
leisurevoorzieningen te bouwen. Hierdoor ontstaan echter extra claims op de
schaarse ruimte in Haaglanden.
Om een beleid te kunnen formuleren over de meest geschikte locaties voor
nieuwe leisurevoorzieningen met een bovenlokaal karakter heeft het DB een
studie laten uitvoeren. Gebaseerd op de uitkomsten van de studie bevat deze
notitie een voorstel voor een leisurebeleid in Haaglanden. Daarmee krijgt het
stadsgewest -als eerste regio in Nederland- een instrument om tot een
evenwichtige afweging te kunnen komen als een marktpartij op een bepaalde
locatie een leisurevoorziening wil realiseren.
2.
Proces
In augustus 2000 heeft het dagelijks bestuur opdracht gegeven aan het
bureau Lagroup om een studie naar leisurevoorzieningen te doen. De directe
aanleiding hiervoor was de discussie over de vestiging van een mega-bioscoop in
Leidschenveen. Vandaar dat in de begeleidingscommissie vertegenwoordigers zitting
namen van zowel de opdrachtgevers (Stadsgewest, Kamer van Koophandel Haaglanden
en Provincie Zuid-Holland) als de gemeenten Den Haag en Leidschendam. Daarnaast
was er binnen het stadsgewest intern een begeleidingscommissie waarin de
sectoren economische zaken, verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en milieu
waren vertegenwoordigd.
Om inzicht te krijgen in de stand van zaken bij en de ambities van de
diverse gemeenten heeft Lagroup eerst een ambtelijke en vervolgens een
bestuurlijke conferentie laten houden.
In februari jl. zijn de wethouders EZ op excursie geweest naar Miracle
Planet. Dit is in Enschede een groot complex van 10 ha met
leisure-voorzieningen zoals o.a. een mega-bioscoop, een duikcentrum, een
kartbaan.
Medio juni is het eindrapport opgeleverd. Na de oplevering is met de
gemeenten waarin de concentratiegebieden vallen ambtelijk nog een gesprek
gevoerd over de consequenties van het voorgestelde toetsingskader. Vervolgens
heeft de portefeuillehouder zijn beleidsvoorstel besproken met bestuurders van
Provincie en Kamer van Koophandel.
3.
Belangrijkste conclusies Lagroup
a.
Definitie
Lagroup definieert leisurevoorzieningen als volgt: dit zijn openbare,
permanente voorzieningen ten behoeve
van vrije tijdbesteding, die overdag en/of ’s avonds toegankelijk zijn en
waarvoor men entree moet betalen. In het kader van het Haaglanden-onderzoek
beperken we ons tot voorzieningen met een bovenlokale functie.
b.
Concentratiegebieden en strategische zones
Deze studie zet in op het ontwikkelen van concentratiegebieden; de studie
pleit ervoor om stand-alone voorzieningen in principe af te wijzen. Lagroup
onderscheidt een aantal concentratiegebieden van leisure-voorzieningen. Een
deel is historisch ontstaan zoals de binnenstad van Den Haag en Delft en een
deel is ontwikkeld zoals de Uithof en de Amerikaweg-as in Zoetermeer.
Vervolgens is per concentratiegebied bepaald in hoeverre er sprake is van een
lokaal dan wel bovenlokaal karakter. In Haaglanden bevinden zich negentig
leisurevoorzieningen met een bovenlokaal karakter. Deze concentratiegebieden
zijn benoemd, er is aangegeven wat het leisure-aanbod op dit moment ter plaatse
is, de lokaties zijn gerangschikt op bereikbaarheid, beschikbaarheid en een
programmatisch profiel. Daarnaast zijn de bestaande plannen aangegeven. Zie
bijlage 1 (= tabel 1). Lagroup adviseert om voor deze concentratiegebieden
gebiedsprofielen op te stellen.
Lagroup vindt dat binnen de concentratiegebieden vijf zones van strategisch
belang zijn voor Haaglanden. Dit zijn: Scheveningen, binnenstad Den Haag, de
snelwegzone Vlietranden tot de Harnaschpolder, de centrumzone Zoetermeer en de
zone van grote projecten grenzend aan het historische centrum van Delft.
Bij de behandeling van initiatieven van leisure-voorzieningen zou primair
moeten worden gekozen voor een kwalitatieve invalshoek en dat betekent dat een
relatie moet worden gelegd met een bereikbaarheidsprofiel, de beschikbaarheid
bruikbare bouwgrond en een bijdrage aan
de programmatische mix. Het bureau concludeert dat een nadere uitwerking van
gebiedsprofielen noodzakelijk is.
c.
Benchmark regio’s
Er is tot nu toe in Nederland geen enkele regio die een beleid voor
leisure-voorzieningen heeft ontwikkeld.
In vergelijking met de regio’s Rotterdam, Amsterdam en Utrecht heeft
Haaglanden een geringer aanbod aan musea, evenementenhallen, stadions,
jachthavens en klimcentra.
4.
Toetsingskader
Lagroup adviseert leisure-activiteiten in concentratiegebieden te bundelen.
Dit is de kern van het beleids- en toetsingskader. Dit kader sluit aan op
ontwikkelingen binnen de sector zelf en ondersteunt het streven naar optimaal
grondgebruik. Concentratiegebieden kunnen elk hun eigen profiel krijgen.
Daarbinnen zijn in principe alle leisure-initiatieven toegestaan. Het
aanwijzen, begrenzen en nader profileren van concentratiegebieden alsmede het
toetsen van initiatieven moet onder regie van het stadsgewest geschieden.
Zie bijlage 2 (= stroomschema reactief toetsingsproces)
Een initiatiefaanvraag volgt volgens Lagroup de volgende route in dit
schema:
1)
intake: check lokaal of bovenlokaal;
2)
bovenlokaal, dan melden in regionale werkgroep (bijlage
3);
3)
stand alone: in principe afwijzen;
4)
buiten concentratiegebieden: in principe afwijzen;
5)
binnen concentratiegebieden, maar niet voldoen aan
gebiedsprofiel dan in principe afwijzen;
6)
binnen concentratiegebieden en voldoen aan gebiedsprofiel
dan accorderen
7)
toetsen of een initiatief schadelijk is voor een
strategische zone. Zo ja, dan alsnog afwijzen of projectdefinitie aanpassen of
onderbrengen in strategische zone. Daarnaast moet een vorm van compensatie
worden gevonden.
Volgens Lagroup valt of staat het leisure-beleid met de mogelijkheid
geschikte locaties aan te kunnen bieden voor leisure-initiatieven. Zij
adviseert:
-
Het ontwikkelen van een ruimtelijk/programmatisch kader:
concentratiegebieden en strategische zones aanwijzen; per gebied een wensbeeld
opstellen en beschrijven van noodzakelijke voorwaarden;
-
Het ontwikkelen van een procedureel kader: benoemen van
instrumentarium en ‘routing’ van initiatieven opzetten; opzetten dan wel aanpassen
van een projectorganisatie per ontwikkelingsgebied met inbreng van know-how op
leisure-gebied; opzetten van een systeem om beleid en uitvoering te volgen, te
evalueren en bij te sturen.
-
Het ontwikkelen van een communicatie- en marketingplan:
profileren van het stadsgewest bij potentiële leisure-ondernemers; traceren van
veelbelovende ontwikkelingen e.d.
5.
Discussie
Het is voor het stadsgewest beter van de offensieve houding
uit te gaan dat initiatieven bij voorkeur in de concentratiegebieden binnen de
vijf strategische zones moeten landen. Dat betekent een pro-actieve houding van
de gemeenten waar deze concentratiegebieden in liggen. Den Haag en Zoetermeer
zijn de steden met een hoog ambitieniveau voor leisure. Het is duidelijk dat
het stadsgewest met de schaarse ruimte een kwalitatief hoogwaardige invulling
van de ruimte beoogt.
Het stadsgewest vindt het uiterst lastig aantoonbaar dat een initiatief in
een concentratiegebied buiten de strategische zones niet schadelijk is voor de
gevestigde belangen binnen deze zones. Het gevaar bestaat dat dit tot een
patstelling leidt waardoor kansrijke initiatieven in concentratiegebieden
buiten de strategische zones worden getraineerd of zelfs gedood. Dit doet
afbreuk aan de aantrekkelijkheid van Haaglanden als regio voor nieuwe
leisurevoorzieningen. Om dit gevaar te vermijden, vervalt de
schadelijkheidstoetsing voor strategische zones uit het stroomschema.
Overigens mag worden verwacht dat initiatiefnemers de concentratiegebieden
in strategische zones op hun meerwaarde weten te schatten. Daarnaast vormen
grondprijs en beschikbaarheid van ruimte binnen Haaglanden “natuurlijke”
selectiemiddelen waardoor alleen kwalitatief hoogstaande initiatieven een kans
maken in de concurrentie met ander ruimtegebruik.
Nieuwe leisure voorzieningen zouden ongewenste effecten kunnen hebben zoals
overlast voor omwonenden en verkeerscongesties (doordat het leisurepubliek
vooral buiten de spits en in de weekenden reist, zou dat best mee kunnen
vallen). Het is evenwel nodig criteria te stellen die desnoods de toets door de
Raad van State kunnen doorstaan. Het instrumentarium van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening en diverse Milieuwetten biedt daarvoor de basis. Daarnaast
zal een initiatiefnemer aan de hand van ervaringen elders moeten aantonen dat
zijn initiatief versterkend en niet verstorend werkt op andere functies binnen
het gebied zoals wonen, werken en leisure.
Hiermee krijgen marktpartijen de taak maatwerkinvullingen van de
mogelijkheden te vinden die aansluiten bij het bestaande. Tevens vervalt
daardoor de noodzaak om als overheid op voorhand 18 kostbare, gedetailleerde
gebiedsprofielen op te stellen. U kunt immers verwachten dat door de snelle
ontwikkelingen in de leisuremarkt deze profielen in tempo zullen verouderen en
daardoor verstarrend zullen werken wat weer nadelig is voor de
aantrekkelijkheid van Haaglanden.
6.
Voorstel portefeuillehouder
1) het overnemen
van de achttien concentratiegebieden met twee opmerkingen: de Harnaschpolder vervalt uit de snelwegzone langs de A4, aan de
hand van het uitwerkingsplan van de Vlietzone, zoals vermeld in het RSP wordt
bezien of leisure-voorzieningen mogelijk zijn, de Amerikaweg-as in Zoetermeer
wordt uitgebreid tot de Verlengde Australiëweg. (overzicht concentratiegebieden
in bijlage 1). Daarnaast moeten deze concentratiegebieden worden opgenomen in
het Regionaal Structuurplan.
2)
De gedachte van clustering sluit goed aan bij de
bestaande werkwijze in deze regio. Ook
bij bv. detailhandelsbeleid is onlangs afgesproken om de bestaande
structuur te versterken voordat wordt gedacht aan nieuwe lokaties. Nieuwe stand
alone leisure-voorzieningen moeten in eerste instantie worden afgewezen.
3)
Het overnemen van het voorgestelde stroomschema tot en
met stap 5 zonder het opstellen van gebiedsprofielen. In plaats daarvan zijn
beoordelingscriteria geformuleerd (zie onderstaand punt 5). Het stroomschema
heeft een meerwaarde als agenda voor een bestuurlijke afweging. Er wordt geen
verschil gemaakt tussen een concentratiegebied en een strategische zone.
Daarmee vervalt het aantonen van schadelijkheid van een initiatief voor een
strategische zone evenals het vinden van een vorm van compensatie. Zie het
bijgestelde stroomschema in bijlage 2.
4)
Initiatieven zouden evenwel bij voorkeur moeten landen
binnen de strategische concentratiegebieden:
de gemeenten waarbinnen deze gebieden liggen, krijgen de aansporing
actief deze gebieden te promoten bij marktpartijen.
5)
Een initiatief voor een bovenlokale leisure-voorziening
moet voldoen aan de volgende criteria:
-
Milieu en ruimtelijke randvoorwaarden (De voorziening
moet zo weinig bezwaarlijk zijn dat aan het eventueel wijzigen van de
plaatselijke voorschriften, zoals het bestemmingsplan, medewerking kan worden
verleend.
-
versterkend werken op bestaande en in per 31 december
2001 in procedure/uitvoering zijnde leisure-voorzieningen in een
concentratiegebied: de initiatiefnemer dient dit ook aan te tonen aan de hand
van de ervaringen in een vergelijkbare situatie;
-
versterkend en niet verstorend werken op andere functies
(o.a. kantoorlocatie, bedrijventerrein, woonwijk) van het gebied: de
initiatiefnemer dient dit aan te tonen ook aan de hand van de ervaringen in een
vergelijkbare situatie;
-
bereikbaarheid met auto (entree binnen 1 km van de
aansluiting van een regionale weg met het onderliggend wegennet), openbaar
vervoer (halte max. 800 meter van
entree) en fiets
-
parkeergelegenheid op eigen terrein en/of in combinatie
met bestaande voorzieningen; bij voorkeur dubbel grondgebruik.
6)
Het instellen van een werkgroep leisure.
7)
Een initiatief doorloopt het volgende traject: de
werkgroep leisure weegt het initiatief af aan de hand van het stroomschema
inclusief criteria, deze werkgroep brengt een advies uit, vervolgens besluit
het db over het advies.
Besluit DB
1.
Instemmen met de notitie over leisure-beleid.
2.
De db-notitie met
het rapport van Lagroup als onderlegger vrijgeven voor de inspraak op 31
oktober. Het leisure-lokatiebeleid is reeds verwerkt in het RSP.
3. De
inspraakreacties worden in december a.s. verwerkt en de aangepaste nota wordt
vervolgens aan het Algemeen Bestuur aangeboden ter vaststelling.