Nota

 

Datum

20-02-2001

Ons Kenmerk

01/008357

Opsteller

George Degenhart

Bijlagen

     

Onderwerp

atelierbeleid 2002


1. Inleiding

 

versie: 010 

 

Er zijn in Delft 20 gemeentelijke ateliers, een werkplaats voor een zilversmid in de waltoren aan de Phoenixstraat en een atelierwoning in de Oostpoort.

Recentelijk is daar een voormalig brandweerhuisje op de Nieuwe Plantage aan toegevoegd.

In deze nota zal worden ingegaan op de 20 ateliers in de bedrijfsverzamelgebouwen aan de Nieuwe Langendijk, de Koornmarkt en het Rietveld. Voor de Waltoren en Oostpoort geldt een ander regime. De Waltoren heeft de monumentenstatus en de Oostpoort bevat een woning en valt daarmee onder de woningwet. Derhalve zal in deze nota niet op deze objecten worden ingegaan.

 

Het vakteam Grond behartigt de eigenaars- en verhuurdersbelangen van de gemeente Delft. Het vakteam CKE beheert de kandidatenlijst en zorgt bij vrijkomende ateliers voor een voordracht. Tevens is zij verantwoordelijk voor het initiëren van het atelierbeleid.

De nota is een coproductie van de vakteams Grond en CKE (beiden van de sector Kennisstad).

 

Gemiddeld hebben de ateliers in de bestaande bedrijfsverzamelgebouwen een oppervlakte van netto 48 m2, bruto 73 m2.

De  huidige gemiddelde huurprijs is een kleine ƒ 42,- per vierkante meter Bruto vloeroppervlak (=BVO) per jaar (dwz +/- fl 63 per vierkante meter netto vloeroppervlakte (= NVO, de kostprijs ligt aanzienlijk hoger). Dat betekent op dit moment een gemiddelde huur van ongeveer ƒ 260,-- per maand voor het gemiddelde atelier. Overigens is de waarde van dit gemiddelde beperkt aangezien er aanzienlijke afwijkingen zowel naar boven als beneden op individueel niveau zijn (in huidige de praktijk lopen de afwijkingen naar beneden en naar boven uiteen van ƒ 18,-- m2 BVO naar ƒ 66,-- m2 BVO).

 

In deze nota wordt naast een aanscherping van het atelierbeleid, een voorstel gedaan om de hoeveelheid ateliers uit te breiden en tot slot wordt de consequentie van het invoeren van een heldere rollenscheiding tussen de gemeente als eigenaar en verhuurder van onroerend goed en de gemeente als beleidsbepaler / subsidieverstrekker in kaart gebracht.

 

Met de Vereniging Kunstenaarsbelangen Delft is op verschillende momenten overleg geweest over de inhoud van de nota en op een aantal belangrijke uitgangspunten is geen overeenstemming bereikt.

Het gaat hier vooral om de volgende hoofdpunten;

·       De vereniging is niet akkoord met afbouwen van de subsidie na 10 jaar. Het argument is dat het inkomen van een kunstenaar zodanig wisselvallig is dat de op kostendekkendheid gebaseerde huur dan onbetaalbaar is.

·       Het verschil met de huidige huur en de op subsidie gebaseerde huur is zodanig dat er sprake is van een onrechtvaardige huurverhoging

·       De ateliers in de Stadshal zijn tijdelijk van aard en bovendien volgens de vereniging ten gevolge van een differentiatie in huurprijs te duur om als een serieuze uitbreiding van atelierruimte te worden gezien.

Op 2 april zal een laatste overleg plaatsvinden met het bestuur van de Vereniging, waarbij overigens niet verwacht mag worden dat de standpunten dichter bij elkaar zullen komen.

 


2. Doelstellingen van het Atelierbeleid

 

Voor beeldende kunstenaars en in het bijzonder binnen de beroepspraktijk is in korte tijd veel veranderd. Zij moeten sterker dan vroeger een goede balans zien te vinden tussen het vrije, autonome kunstenaarschap en het voeren van een (kleine) onderneming. De erkenning van het maatschappelijk en economisch belang van kunst en cultuur neemt toe.

De gemeente Delft is, in aanvulling op en ter ondersteuning van de eigen verantwoordelijkheid van kunstenaars, mede verantwoordelijk voor het (betaalbare) werkklimaat van kunstenaars en wil zich sterk maken om de aantrekkelijkheid voor kunstenaars te behouden.  

De rol van de overheid of intermediaire organisaties is faciliterend. Kunstenaars zijn zelf verantwoordelijk voor de uitoefening van de beroepspraktijk.

 

Binnen het gemeentelijk atelierbeleid is sprake van twee hoofddoelen:

 

1.   De bevordering van het beeldende kunstklimaat, waarbinnen samenhang tussen beeldende kunst, architectuur en design en nieuwe ontwikkelingen in het kader van Delft Kennisstad worden gestimuleerd.

2.   Het scheppen van gunstige (productie)voorwaarden voor beeldende kunstenaars en voor starters in het bijzonder.

 

Bevordering van het beeldende kunstklimaat

Het beeldende kunstklimaat kan worden bevorderd door de aanwezigheid van:

a.   gastateliers - projectruimten om jonge kunstenaars, academieverlaters, een in tijd gelimiteerde kans te geven, door middel van een in opdracht uit te voeren project hun beeldend werk te ontwikkelen.

b.   voldoende reguliere ateliers om kunstenaars de kans te geven zich verder te ontwikkelen en hun beroepspraktijk verder te professionaliseren.

c.   ateliers - werkruimten in combinatie met etalage/verkoopfunctie om kunstenaars de gelegenheid te geven samenwerkingsverbanden aan te gaan en zich op het publiek te richten.

 

Het scheppen van gunstige (productie) voorwaarden

Het scheppen van gunstige (productie)voorwaarden wordt vooral bevorderd door

a.   ateliers in verschillende categorieën (klein/groot, beneden/boven, grafici/beeldhouwers) te realiseren en hierop een toewijzingssysteem toe te passen dat recht doet aan de betekenis van de kunstenaar die van de ruimte gebruik maakt.

b.   Een regeling te ontwerpen die de huur van gemeentelijke ateliers betaalbaar maakt, betaalbaar in relatie met het inkomen van de kunstenaar en die tevens de nadruk legt op de eerste jaren van het kunstenaarsschap in een gemeentelijk atelier.

 

De wachtlijst en de behoefte aan ateliers

Er is momenteel een wachtlijst van 10 personen. Om op de lijst te kunnen worden ingeschreven geldt dat men als kunstenaar moet zijn geregistreerd bij het Kunstgebouw van de provincie Zuid-Holland of bij het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars. Beide instellingen hebben eisen/criteria ten aanzien van de professionaliteit. Deze worden echter niet consequent toegepast.

 

Naast de wachtlijst wordt regelmatig bij het vakteam CKE geïnformeerd naar beschikbare atelierruimte. Het blijkt dat het huidige aantal van 20 stuks te gering is om aan de vraag naar reguliere ateliers te voldoen. Gemeentelijke projectateliers of gemeentelijke ateliers in combinatie met etalage/verkoopfunctie zijn er niet.

 

Commissie “gemeentelijke ateliers”

De gemeente Delft hecht veel waarde aan de criteria waar een kunstenaar aan moet voldoen om op de wachtlijst voor de Delftse gemeentelijke ateliers te worden opgenomen.

Eerder is reeds gesignaleerd dat de toepassing van de criteria te wensen over laat. Derhalve stellen wij voor een commissie in te stellen en te belasten met het zorgvuldig en stringent beheer van de wachtlijst voor de gemeentelijke ateliers in Delft.

De leden van deze commissie dienen beeldend kunstenaar te zijn of aantoonbare affiniteit met het terrein van de beeldende kunst te hebben.

De Advies Commissie Beeldende Kunst (ACBK) zou deze rol kunnen vervullen. Indien bij de uitwerking zou blijken dat hierdoor belangentegenstellingen ontstaan, of de advisering rond het beeldende kunstbeleid te veel in een hand komt te liggen, kan een speciale commissie “gemeentelijke ateliers” worden ingesteld.

 

De commissie zal haar werk doen op basis van toegezonden documentatie, waarbij in onderlinge samenhang wordt gekeken naar:

·         zeggingskracht van het werk

·         ontwikkeling van het oeuvre

·         vakmanschap (technische of stilistische vakbeheersing)

·         marktgerichte activiteiten: frequentie, aard en plaats van tentoonstellingen, verkopen en publicaties

·         erkenning door derden, zoals blijkt uit aankopen, opdrachten, subsidieprijzen of bekroning van overheidswege of andere deskundige instanties

 

Uitwerking van de te hanteren criteria zal na goedkeuring van deze nota voor de zomer 2001 plaatsvinden.

 

Conclusie uit het bovenstaande

Om de hoofddoelstellingen te verwezenlijken zal het atelierbestand moeten worden uitgebreid en de betaalbaarheid worden geregeld.

 

Om de continuïteit te garanderen dienen de huidige bedrijfsverzamelgebouwen (met daarin 20 atelierruimtes) hun functie minimaal 15 jaar te behouden.

 

Kijkende naar de doelstellingen van het atelierbeleid, de wachtlijst en de wens een aantal ateliers op projectbasis te kunnen verhuren, is een uitbreiding met 10 reguliere, permanente ateliers en minimaal 2 projectateliers wenselijk. Daarnaast dient een commissie gemeentelijke atelierruimte te worden ingesteld.

 

 


3. Uitwerking atelierbeleid

 

In het hierna volgende worden de consequenties van de implementatie van het zuivere onderscheid in de rol van de gemeente als beleidsbepaler en eigenaar/beheerder van onroerend goed in kaart gebracht, op basis van een vergelijking in gemeenteland, de gewenste huurprijs voor een gemeentelijk atelier vastgesteld, enkele relevante trends in het atelierbeleid besproken en tot slot de mogelijke varianten in het beheer van de ruimte vergeleken.

 

De kostprijs versus de gewenste huurprijs

Uitgangspunt in het gemeentelijk onroerend goed beleid is het vermijden van een indirecte vorm van subsidiëring. Hiervoor is het noodzakelijk dat de - in dit geval - twee rollen van de gemeente helder worden onderscheiden: de rol van de gemeente als eigenaar en verhuurder van onroerend goed en de gemeente als beleidsbepaler / subsidieverstrekker.

 

De rol van beleidsbepaler kan doelmatig worden ingevuld door het toekennen van subsidie te koppelen aan beleidsinhoudelijke voorwaarden en criteria; de rol van de gemeente als eigenaar van onroerend goed door het hanteren van dezelfde basisprincipes (minimaal kostendekkende verhuur) voor alle gemeentelijke accommodaties (of het nu gaat om buurt en wijkwerk, gezondheidscentra, fietsenstallingen of atelierruimte). Beide gemeentelijke rollen kunnen zo tot hun recht komen en worden geborgd.

 

Wanneer de gemeente tegen een minimaal kostendekkend tarief gaat verhuren betekent dit dat de huur per m2 BVO van een atelier in een van de 3 bedrijfsverzamelgebouwen gemiddeld van ƒ 42,- (+/-ƒ 63,- NVO) naar ƒ 78,- (+/-ƒ 115,- NVO) per jaar zou gaan (prijspeil 1-1-2001).

 

Met betrekking tot de betaalbaarheid van ateliers kan worden gesteld dat (op basis van een beperkt landelijk onderzoek) een prijs van ƒ51,- per m2 BVO (= +/- ƒ75 m2 NVO, prijspeil 1-1-2001) een door de gemiddelde beeldende kunstenaar op te brengen bedrag is (zie ook bijlage 1 en 3).

Dit bedrag wordt overigens niet overal gehaald maar wordt door de gemeente Delft thans als uitgangspunt genomen.

 

 

 

 

 

 

Subsidie of Prijsdifferentiatie

De betaalbaarheid van ateliers speelt bij veel gemeenten in Nederland. Zeker nu de prijzen van het onroerend goed sterk gestegen zijn en het aantal geschikte panden in veel steden beperkt is en soms zelfs afneemt, wordt gezocht naar creatieve manier om het (betaalbare) aanbod in stand te houden.

Een voorbeeld daarvan is de trend om de huren binnen een complex te differentiëren (als optie tegen het direct verlenen van subsidie aan een kunstenaar). Een trend die waargenomen kan worden bij zowel diverse gemeenten als bijvoorbeeld bij de Stichting Atelierbeheer (SLAK) en de Stichting Kunst Accommodaties Rotterdam (SKAR) om de huren te differentiëren (of zoeken een oplossing in een dergelijke richting) en zodoende de betaalbaarheid van ateliers voor beeldende kunstenaars te garanderen.

 

Hierbij wordt aan de volgende mogelijkheden gedacht:

·       Dit kan door hogere huren, hoger dan de kostendekkende prijs, te vragen op gewilde locaties in (bijvoorbeeld) de binnenstad en de opbrengst door te sluizen naar minder gewilde plekken om aldus daar een lagere huur te realiseren (alles wel binnen een benoemd homogeen complex van onroerende goederen).

·       Of door in één complex verschillende type gebruikers bij elkaar te zetten. Een architectenbureau of een niet gesubsidieerde instelling als een categorie die meer huur kan opbrengen en een beeldend kunstenaar als huurder met minder financiële mogelijkheden. Ook hier kan de opbrengst van de huur hoger dan kostendekkend worden doorgesluisd waardoor er een goedkopere categorie ateliers binnen het ene complex ontstaat.

 

Beheer van de gebouwen: Gemeente of ………

Ten behoeve van het beheer van de verzamelgebouwen (met daarin de 20 ateliers) zijn er meerdere beheersconstructies mogelijk, die ook financiële gevolgen voor de gebruikers lijken te hebben.

Ten eerste is daar de mogelijkheid het beheer bij de gemeente (Vakteam Grond) te laten en de tweede mogelijkheid is een speciaal voor dit doel op te richten (beheer)stichting of organisatie, hierna te noemen: “stichting”.     

 

Om inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden en gevolgen van beide vormen dient een vergelijking te worden gemaakt. Hieronder is een korte vergelijking gemaakt van de meest in het oog springende verschillen tussen beide vormen:

·         Gemeente privaat en publiek
Verhuur door de gemeente is een privaatrechtelijke relatie met publiekrechtelijke verantwoording. Verhuur door een stichting is een 100% privaatrechtelijke relatie, gericht op één doel. Het aanvaarden van risico (het risicoprofiel) van een stichting is anders dan dat van een gemeente. De gemeente zal minder risico willen lopen en zal derhalve meer kosten maken om dit risico te beheersen.

Dit uit zich bijvoorbeeld in de selectie van leveranciers (gechargeerd; het “Europees aanbesteden” door de gemeente van diensten versus het inschakelen van het “bedrijf om de hoek” door een stichting); de wijze van omgaan met klachten van huurders en de wijze waarop wordt omgegaan met noodzakelijk onderhoud (bijvoorbeeld het gebruik van 2e hands apparatuur).

·         Vele doelen of een doel
Een specifiek opgerichte stichting heeft een eenduidig ideëel doel (bijvoorbeeld voldoende betaalbare atelierruimte voor beeldende kunstenaars in Delft), terwijl de gemeente een veelheid aan doelen heeft.
Consequentie hiervan is dat een stichting sterker staat tegenover zijn huurders dan de gemeente. Het solidariteitsprincipe vermijdt bijvoorbeeld problemen bij tijdelijke verhuur, huurbeëindiging discussie over niveau’s van onderhoud.

·         Complexe of kleine organisatie
De flexibiliteit van een stichting, en daarmee haar snelheid c.q. reactievermogen, is groter door haar vrijheid in handelen, gericht op één ideëel doel; de gemeente kent een veelheid aan regels, procedures, integrale afweegmomenten en (lange) besluitvormingsprocedures. Dit uit zich vooral bij het verwerven van (tijdelijke) panden en het oplossen van kleine problemen.

 

De verwachting is dat een specifiek voor dit doel opgerichte stichting dusdanige institutionele voordelen heeft ten opzichte van een gemeente, dat zij flexibeler en goedkoper zal kunnen opereren dan de gemeente.

Ons college staat dan ook open voor de mogelijkheid om het beheer bij een stichting onder te brengen.

 

In de hiernavolgende 2 hoofdstukken wordt eerst de variant van het beheer door de gemeente uitgewerkt en aansluitend het beheer door een stichting.


4. Gemeentelijk beheer: Subsidieregeling atelierruimte

 

Om tegemoet te komen aan het verschil tussen ƒ 42,-- en ƒ 78,-- per m2 BVO zal een subsidieregeling moeten worden ingesteld waarmee subsidiebedragen aan de individuele kunstenaars ter beschikking kunnen worden gesteld.

 

Uitgangspunten subsidieregeling

Uitgangspunten (zowel inhoudelijk als procedureel) van deze subsidieregeling zijn:

·         De regeling is bestemd voor beeldende kunstenaars/huurders van gemeentelijke ateliers.

·         De subsidie heeft tot doel het verschil te overbruggen tussen de huidige kostendekkende huur van ƒ 78,-- per m2 BVO en de betaalbare huur van ƒ51,-- per m2 BVO.

·         De subsidie moet 1 maal per 5 jaar worden aangevraagd en wordt op basis van de subsidievoorwaarden jaarlijks getoetst.

·         Bepalend voor het toekennen van de subsidie is de hoogte van het bruto belastbaar inkomen, d.w.z. het bruto inkomen na aftrek van de reële beroepskosten, gebaseerd op de aangifte voor de inkomstenbelasting.

·         De maximale hoogte van dit bruto belastbaar inkomen wordt vastgesteld op ƒ 50.000,--. Vanaf een belastbaar inkomen van ƒ 42.500,-- zal per f 2.500 de hoogte van de subsidie met 25% worden verlaagd tot de inkomensgrens van ƒ 50.000,--.

·         De regeling wordt door de gemeente uitgevoerd en de subsidie wordt met de verschuldigde huur gesaldeerd.

·         Na een tweede periode van 5 jaar wordt de subsidie beëindigd. Achtergrond bij deze intentie is:

1.    dat een gebruiker van een gemeentelijk atelier in de genoemde periode in staat wordt geacht voldoende omzet te genereren om niet meer afhankelijk te zijn van een gemeentelijke subsidie.

      2. dat de vrijkomende middelen opnieuw bij andere eventueel nieuwe

          gemeentelijke ateliers kunnen worden ingezet.

·         Beëindiging van de huurovereenkomst leidt tot stopzetting van de subsidie.

·         Er is geen sprake van een maximale verblijfsduur in de gemeentelijke ateliers.

 

Uitwerking van deze subsidieregeling in een uitvoeringsverordening kan na goedkeuring van dit uitgangspunt binnen 4 maanden plaatsvinden.

 

 

 

 

Voorstellen voor de bestaande ateliers

Uitgangspunt is dat de huidige bedrijfsverzamelgebouwen aan de Nieuwe Langendijk, de Koornmarkt en het Rietveld tenminste de komende 15 jaar

hun huidige functie als atelierruimte behouden.

Uitgaande van de betaalbare huurprijs van ƒ 51 per m2 BVO kan aan de hand van de kostendekkende prijs van ƒ 78,-- per m2 BVO het verschil (en daarmee het benodigde subsidiebedrag) voor de huidige bestaande 20 ateliers worden vastgesteld op 1476 m2 x (f 78 - f51) = ƒ 40.000,- (afgerond).

consequenties voor de bestaande huurders:

Voorgesteld wordt de kostendekkende huurprijs per 1 januari 2002 in te laten gaan. De zittende huurders worden door de daartoe aan te stellen commissie gemeentelijke ateliers inhoudelijk getoetst op kwaliteit en professionaliteit.Vervolgens zal indien er geen inhoudelijke opmerkingen zijn over de kwaliteit en professionaliteit voor een periode van 5 jaar een huurcontract met hen worden aangegaan met een optie voor nog eens 5 jaar (e.e.a. onder voorbehoud dat de toets van de commissie over de kwaliteit en professionaliteit over 5 jaar positief is).

Indien er in de eerste fase, bij het afsluiten van nieuwe contracten met de zittende huurders, twijfel is over kwaliteit en professionaliteit, heeft dit voor de eerste 5 jaar geen consequenties. Als bij deze bestaande huurder na inhoudelijke toetsing wederom twijfel bestaat over de kwaliteit en professionaliteit, bestaat de mogelijkheid tot het niet continueren van de huur- en subsidierelatie (de huurovereenkomst zal binnen de wettelijke mogelijkheden worden beëindigd, hierbij dient rekening gehouden te worden met een ontruimingsbescherming voor de huurder).

Om de overgang van de huurprijs per m2 naar kostprijs van ƒ 78,-- m2 BVO zo soepel mogelijk te laten verlopen wordt voorgesteld de eerste 5 jaar de subsidie regeling ongeacht het inkomen en het oordeel van de commissie van toepassing te verklaren (de overige voorwaarden uit de regeling zullen wel integraal van toepassing zijn).

 

Voor die (bestaande) huurders waar de verhoging van de huur tussen 1-1-2001 en 1-1-2002 meer dan fl15,- per m2 BVO (= fl 22,50 m2 NVO) bedraagt zal een overgangsregeling worden getroffen. Deze overgangsregeling houdt in dat de verhoging per 1-1-2002 maximaal fl 15,- BVO (= fl 22,50 m2 NVO) per m2 bedraagt (dwz een maximum van ongeveer fl 1100,- per jaar). Bij deze (beperkte groep bestaande) huurders zal de huur m.i.v. 1-1-2003 op het kostendekkende niveau worden gebracht.

De bestaande huurders hebben uitgaande van vaststelling van het nieuwe atelierbeleid in het voorjaar van 2001 ruim een half jaar en in een beperkt aantal gevallen bijna 2 jaar, de gelegenheid zich op de effecten van het nieuwe atelier/huurbeleid voor te bereiden (waarbij aangetekend kan worden dat de voorgenomen beleidswijziging (met de voorgenomen huurverhoging) bekend mag worden verondersteld).

consequenties voor nieuwe huurders:

Bij nieuwe huurders zal er eveneens met behulp van de subsidieregeling gemeentelijke ateliers voor worden zorggedragen dat de huur voor kunstenaars betaalbaar blijft. Door de subsidie betaalt die groep maximaal een eigen bijdrage van niet meer dan ƒ51,-- per m2 BVO omdat het verschil tussen de huurprijs van ƒ 78,-- m2 BVO en de eigen bijdrage van ƒ51,-- m2 BVO wordt gesubsidieerd.

 

Door middel van een toets op kwaliteit en professionaliteit wordt na 5 jaar door de eerder genoemde commissie vastgesteld of er nog sprake is van een beroepsuitoefening. Indien hiervan sprake is, kan het huurcontract voor 5 jaar worden verlengd. Na beëindiging van de tweede periode van 5 jaar zal er opnieuw een toets plaatsvinden op grond van kwaliteit en professionaliteit en kan bij een positief advies het huurcontract wederom voor vijf jaar worden verlengd. De huurder komt echter dan niet meer in aanmerking voor huursubsidie.

 

Het verdient aanbeveling dit beleid voor het aflopen van het 15e jaar te evalueren

 


5. Beheer door een stichting

 

In het land is een aantal voorbeelden te vinden van stichtingen die het beheer van culturele voorzieningen voor een gemeente uitvoeren. Als voorbereiding op deze nota is er overleg geweest met de SLAK (opererend in Gelderland met 600 ruimtes) en SKAR  (in Rotterdam met 250 ruimtes).

 

Deze stichtingen laten zien dat er verschillende mogelijkheden zijn in de opzet als in de wijze van financiering van een dergelijke stichtingen.

Ook de hoogte van de subsidie door de gemeente aan deze stichtingen verschilt aanmerkelijk.

·         Zo is er bij SLAK sprake van een bijdrage in de apparaatskosten van 2,5 ton op 3 mln omzet tegenover 7,35 ton bij 1,9 mln omzet bij SKAR. (bedragen zijn indicaties)

·         Overdracht c.q. huur van de panden vindt veelal plaats tegen lagere waarde dan de marktwaarde of de op de markt gehanteerde huur.

      (Deze handelswijze gaat overigens in tegen het bestaande onroerend

      goed beleid van de gemeente Delft. Het impliceert namelijk een vorm

      van indirecte subsidie).

 

Voor de Vereniging Kunstenaarsbelangen Delft zou een stichting een optie kunnen zijn als het gemeentelijk beheer (met de daaraan gekoppelde subsidie) in hun ogen te duur uitvalt. De kunstenaars zouden dan het initiatief in deze richting moeten nemen of er moet aansluiting zoeken bij een stichting met een vergelijkbaar doel.

 

Verzamelgebouwen zijn strategisch bezit

De drie bestaande bedrijfsverzamelgebouwen (met daarin de ateliers) zijn voor de gemeente strategisch bezit i.h.k.v. het binnenstadsmanagement op lange termijn. Daardoor is overdracht van eigendom nu en in de nabije toekomst niet wenselijk. Derhalve zou een huurovereenkomst met een op te richten stichting kunnen worden afgesloten met een looptijd van 10 + optie tot verlenging van 5 jaar (bijna permanent in vergelijking met de situatie in andere steden) tegen een voor de gemeente kostendekkende huur (= kapitaallasten + vergoeding beheerskosten). In de huurovereenkomst zullen ook enkele aanvullende voorwaarden moeten worden opgenomen over bijvoorbeeld (on)gewenst beheer van de panden en de staat van onderhoud waarin de panden over 10 en/of 15 jaar opgeleverd dienen te worden.

 

 

 

 

 

Eisen die aan een stichting gesteld moeten worden.

Indien de gemeente het beheer van haar onroerend goed aan een stichting overdraagt stelt zij een aantal eisen. Deze eisen hebben met name betrekking op het beheersbaar maken van het risico dat zij loopt. Voorbeeld van de eisen die gesteld kunnen worden zijn:

·         Uit een bedrijfsplan blijkende levensvatbaarheid op lange termijn >> 10 jaar (voldoende solvabiliteit, liquiditeit en kwaliteit)

·         Voor de levensvatbaarheid van de stichting moet er uitzicht zijn op het bereiken van een bepaalde omvang. De ervaring bij vergelijkbara stichtingen leert dat een omvang van minimaal 60 ruimtes in de aanvangsfase en 100 ruimtes op middellange termijn noodzakelijk is voor de continuïteit.

·         De organisatie zelf moet over voldoende deskundigheid beschikken

·         Deskundigheid van het bestuur (een in balans zijn de vertegenwoordiging van kennis van de beeldende kunst, financiën, onroerend goed beheer en bijvoorbeeld het zakenleven).

·         Geen huurders in het bestuur.

 

Enkele overwegingen

Voordat de gemeente beslist of zij het beheer van de gebouwen bij een stichting wil onderbrengen dienen de volgende overwegingen in ogenschouw genomen te worden.

·         Beheer van de overige culturele functies (podia, kleine theaters) kunnen (op termijn) ook worden ondergebracht bij de stichting (nadat dit beleid succesvol gebleken is).

·         Naast beeldende kunstenaars zijn er ook nog andere huurders in de  bestaande bedrijfsverzamelgebouwen. Het is onbekend is hoe zij tegenover de beheersvorm d.m.v. een stichting staan.
Deze huurders dienen met deze nieuwe beheersvorm in te stemmen. Als de optie van een stichting gekozen wordt lijkt dit geen probleem aangezien dit, naar verondersteld wordt, een lagere huurprijs kan opleveren.

·         De mogelijkheid voor de gemeente om een actief atelierbeleid te voeren lijkt ten opzichte van de huidige situatie te worden beperkt, hoewel er randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan de stichting.

·         Elke 5 jaar zou de staat van onderhoud van de panden middels een beperkt onderzoek (“schouw”) moeten worden geverifieerd.

·         Zelfbeheer door collectieven van kunstenaars in een pand zijn veelal niet succesvol verlopen (ervaring uit Rotterdam). Aanspreekbaarheid en uiteindelijk de staat van onderhoud van de panden kenden hun beperking.

 

Mogelijk vervolgtraject

Indien voor de stichtingsvariant gekozen wordt, kunnen de volgende vervolgstappen gezet worden.

·       De oprichting van een stichting zal ter hand moeten worden genomen. Omdat die stichting juist op afstand van de gemeente zal moeten opereren is het niet aan de gemeente om actief te participeren in de oprichting hiervan (wel in het op de juiste wijze stimuleren en faciliteren). In andere steden zijn hiervoor of aparte stichtingen opgericht, wordt aansluiting gezocht bij bijvoorbeeld de studentenhuisvesting of een particuliere beheerder.

·       Het vanuit de gemeente bepalen van de gewenste huurpenningen die de stichting aan de gemeente verschuldigd is.

 

Gegeven de gewenste ingangsdatum van de rollenscheiding in het onroerend goedbeleid wordt geadviseerd 1 oktober 2001 als uiterste datum voor de oprichting van de beheerstichting te hanteren. Indien dit niet mogelijk is kan vóór 31-12-2001 teruggevallen worden op het beheer door de gemeente.


6. Voorstellen voor nieuwe atelierruimte

 

In het hoofdstuk 2 werd geconcludeerd dat “kijkende naar de doelstellingen van het atelierbeleid, de wachtlijst en de wens een aantal ateliers op projectbasis te kunnen verhuren, is een uitbreiding met 10 reguliere, permanente ateliers en minimaal 2 projectateliers wenselijk”.

De Stadshal is een locatie waar realisatie van de 10 nieuwe reguliere, permanente ateliers en 2 projectateliers mogelijk is. Tevens kunnen op een dergelijke plek ook etalage- & verkoopfuncties worden gerealiseerd gericht op onderlinge samenwerking en het publiek.

De prijsstelling in de stadshal wijkt af van die in de bedrijfsverzamelgebouwen. Gegeven de meerwaarde die wij toekennen aan het concept en ligging van de Stadshal stellen wij voor de betaalbare huurprijs van een atelier in de Stadshal te stellen op fl 58,- m2 BVO ( fl 86,- m2 NVO) en die van de projectateliers op fl 43,- m2 BVO ( fl 63,- m2 NVO). Dit in de veronderstelling dat de kostprijs per m2 in de Stadshal ongeveer gelijk is aan die van de huidige verzamelgebouwen (zie ook bijlage 3).

De meerwaarde van het concept van de Stadshal berust op het idee van open ruimten binnen een ontwerpers en kunstenaarsomgeving. Open in de zin van goede communicatiemogelijkheden met elkaar, de projectateliers, de andere gebruikers van de Stadshal en de presentatieruimte. Dit in tegenstelling tot de bestaande gebruikelijke ateliers die een veel meer individueel, gesloten karakter vertonen.

Indien de Stadshal niet beschikbaar komt, zou een tijdelijke uitbreiding van het aantal ateliers op andere locaties tot de mogelijkheid moeten behoren.

Nu echter is logischerwijs uitbreiding van het aantal ateliers en de wens de Stadshal te realiseren een te mooie kans om te laten liggen.

Indien toch naar een andere locatie moet worden uitgezien blijft de subsidie beschikbaar, daar deze niet aan de Stadshal gekoppeld is doch aan het bestaande en toekomstige atelierbestand.

Aangezien de Stadshal een tijdelijke locatie betreft, zaI in de nabije toekomst de spoorzone als toekomstige plek voor een permanent en hoogwaardig bedrijfsverzamelgebouw met ateliers op de agenda van de gemeente moeten worden gezet met als doel realisatie tegen redelijke prijzen mogelijk te maken.

Ten behoeve van een verdere uitbreiding van het atelierbestand zal in het reguliere overleg met de coöperaties in het kader van de Stedelijke Vernieuwing de behoefte aan bedrijfsruimte voor beeldende kunstenaars worden ingebracht.

 

Te stellen eisen aan nieuw te realiseren ateliers.

Aan de nieuw te realiseren ateliers worden de volgende eisen gesteld:

·       Een gemiddelde oppervlakte van 50 m2 NVO  en een hoogte van maximaal 4 meter, waarbij afwijkingen naar boven en beneden (en van lengte en breedte) mogelijk zijn.

·       Er dienen verschillen tussen de ateliers te bestaan omdat zo de verschillende uit te oefenen beroepen (beeldhouwer, graficus, tekenaar, schilder) en het daarmee samenhangende instrumentarium, kunnen worden ondergebracht.
Dit betekent dat voor de één een begane grondatelier met flinke hoogte en een betonnen vloer nodig is, terwijl de ander aan een ruimte op zolder met relatief geringe hoogte voldoende heeft

·       Ateliers hoeven niet noodzakelijkerwijs in het centrum te liggen maar clustering verdient de voorkeur.

 

Voor de te realiseren 10 reguliere (subsidiabele) ateliers is een subsidie bedrag van  ƒ 20.500,-- (10 ateliers x 50 m2  x [86 - 58] x (verhouding BVO/NVO) ) noodzakelijk. Bij deze berekening is ervan uitgegaan dat  de bruto / netto verhoudingen  gelijk zullen zijn aan die in de bestaande bedrijfsverzamelgebouwen.

 

Projectateliers

Het is wenselijk in de Stadshal een tweetal gastateliers / projectruimten te realiseren. Deze ateliers kunnen door de gemeente (het vakteam CKE) beleidsmatig worden ingezet ten behoeve van een specifieke opdracht aan jonge kunstenaars / academieverlaters. Hierbij moet gedacht worden aan opdrachten waarbij het gebruik van nieuwe media en relaties met innovatieve bedrijven in het kader van Delft Kennisstad een zware rol spelen.

 

Gezien het specifieke karakter van deze ruimten en de daarmee samenhangende gemeentelijke intenties is het redelijk hier de helft van de kostendekkende huurprijs te subsidiëren. Aanvullende middelen kan een academieverlater genereren door bij het Fonds Beeldende Kunst en Bouwkunst een startsubsidie aan te vragen of een projectopdracht van de gemeente of derden uit te voeren, waardoor het gebruik van het atelier zeer aantrekkelijk wordt.

 

Voor deze twee projectateliers is indicatief een bedrag nodig van ƒ 6.400,-- (2 ateliers x 50 m2  x [86 - 43] x (verhouding BVO/NVO)).

Ook bij deze berekening is ervan uitgegaan dat de bruto / netto verhoudingen  in de stadshal gelijk zal zijn aan die in de bestaande bedrijfsverzamelgebouwen.

 

Samenvattend  is er een bedrag van ƒ 66.900,-- aan huursubsidie nodig voor zowel de bestaande als de nieuwe ateliers (zie ook bijlage 2 voor een overzicht van de planning en verloop in het aantal gemeentelijke ateliers).

Indien er nog de kosten van de in te stellen selectiecommissie en de uitvoeringskosten aan worden toegevoegd dient er bij de behandeling van de Zomernota 2002 - 2005 een bedrag van ƒ 74.000,--  als nieuw beleidsgeld te worden geclaimd (nb dit is structureel geld dat bij eventuele sloop van de Stadshal bij andere nieuwe ateliers kan worden ingezet om het aantal ateliers op niveau te houden).

 

 

 

7. Voorstel

 

In te stemmen met:

1.       Behoud van de huidige functie als bedrijfsverzamelgebouw (inclusief ateliers) voor de komende 15 jaar van de objecten aan de Nieuwe Langendijk, de Koornmarkt en het Rietveld.

2.       Invoering van kostendekkende huren voor de atelierruimten in de bestaande bedrijfsverzamelgebouwen per 1 januari 2002.

3.       De instelling van een commissie ten behoeve van de toewijzing van gemeentelijke ateliers (die of de gemeente zal adviseren of het stichtingsbestuur). Ten behoeve van deze commissie en de uitvoering   fl 7.100,- te reserveren ten laste van de ruimte voor nieuw beleid (definitieve besluitvorming in september 2001).

4.       De vaststelling van een betaalbare huurprijs voor een gemeentelijk atelier in het bedrijfsverzamelgebouw op fl 51,- per m2 BVO ( fl 75,- m2 NVO), een regulier atelier in de stadshal op fl 58,- m2 BVO ( fl 86,- m2 NVO)  en in een projectatelier op fl 43,- m2 BVO ( fl 63 m2 NVO).

5.       De mogelijkheid het beheer van de gemeentelijke verzamelgebouwen onder te brengen bij een op te richten stichting / organisatie onder de in deze nota opgenomen randvoorwaarden en uitgangspunten.

6.       De invoering van de subsidieregeling gemeentelijke atelierruimte  onder de in de nota uitgewerkte randvoorwaarden, uitgangspunten en overgangsregeling en hiervoor in de zomernota 2002 - 2005 ten laste van de ruimte voor nieuw beleid een (subsidie) bedrag te reserveren van fl 40.000,- (definitieve besluitvorming in september 2001)

7.       Het realiseren van 10 ateliers en 2 projectateliers en daarvoor fl 26.900,- te reserveren in de zomernota 2002 - 2005 ten laste van de ruimte voor nieuw beleid. (definitieve besluitvorming in september 2001)

8.       De genoemde bedragen te gebruiken voor de in te voeren subsidieregeling atelierruimte en daarvoor de in deze nota opgenomen uitgangspunten uit te werken in een subsidieverordening gemeentelijke atelierruimte en de bestaande huurders de eerste 5 jaar ongeacht het inkomen en het oordeel van de commissie in aanmerking te laten komen voor de subsidieregeling.

9.       Het ten behoeve van de verdere uitbreiding van het atelierbestand in het reguliere overleg met de coöperaties in het kader van de stedelijke  vernieuwing, inbrengen van de behoefte aan bedrijfs-atelierruimte.

 

Alle in deze nota genoemde bedragen hebben als prijspeil het jaar 2001.
 


Hoogachtend,

 

 

 

 

 

George Degenhart

Beleidsmedewerker vakteam Cultuur, Kennis en Economie

 


Bijlage 1: De situatie in andere steden

 

Hieronder is in het kort de situatie en prijsstelling in verschillende steden in Nederland weergegeven.

 

 

Amsterdam     

 

regulier:

oude schoolgebouwen e.d.         ƒ 125,= per m2 nvo /  gem. ƒ450 per mnd.

 

tijdelijk:

ƒ  70    per m2 nvo exclusief energie.

 

nieuwe ontwikkelingen:

 

broedplaatsen:

verwachting                   Westergasfabriek          ƒ 225,= per m2 nvo.

school                         Kraayenhofstraat           ƒ 120,= per m2 nvo.

 

tijdelijk                          Polderweggebied           ƒ 70,= per m2

 

Er wordt gestreefd naar verhuur aan gebruikerscollectieven, die doorverhuren aan gebruikers daar dit door het wegvallen van administratiekosten tot lagere huren leidt. Er is een individuele subsidieregeling in voorbereiding (voorjaar in de raad) waarbij de ziekenfondsgrens als inkomensgrens wordt gehanteerd.

 

Rotterdam       (SKAR)

 

regulier:oude gebouwen ƒ 73,50 per m2 nvo /  gem. = ƒ 280 per mnd. (excl. ƒ 100 service excl. ƒ 42.50 nvo t.b.v. opslag).

 

tijdelijke lokaties: wisselend in prijs door middel van

tijdelijke verhuur, administratiekosten, soms om niet.

 

Den Haag

 

Gemiddeld                                ƒ 70,=   per m2 nvo

 

Zoetermeer    

 

Uitsluitend nieuwbouw   ƒ 120,=per m2 nvo

 

Utrecht

 

ƒ 80,=   per m2  nvo (excl ƒ 40,= per m2 energie, water,ozb, heffingen etc.)

 

 

Utrecht  (landelijk)

 

(opmerking van landelijke atelieroverleg: subjectsubsidies geven veel administratie, inkomens fluctueren sterk)

 

Arnhem e.o.    (SLAK)

 

ƒ 80,=   per m2 nvo

 

Geeft aan dat bij een stichting de prijzen kunnen dalen ivm minder overhead. Een stichting is ook flexibeler in het verwerven van panden bij corporaties en particuliere eigenaren. Een 60 à 70 panden in eigendom is noodzakelijk om slagvaardig te kunnen werken. Slak is begonnen met een startsubsidie van zo,n ƒ55.000,= en heeft een structurele subsidie van

ƒ 250.000,= (totaal)

                       

Tilburg

 

ƒ 70,=   per m2 nvo

 

Haarlem         

 

oude panden     (tijdelijk karakter)       ƒ 65,= per m2 nvo

nieuwe of opgeknapte ateliers         ƒ 100,= per m2 nvo

(Zij zijn nu bezig een groot pand te realiseren met 25 à 30 ateliers en een deel commerciële verhuur. Hierdoor kunnen de atelierprijzen naar beneden. De prijs is nog onduidelijk. Maar subsidie zal toch noodzakelijk zijn.Zijn bezig dit te onderzoeken. Hebben een voorkeur voor een objectsubsidie.)

 

Leiden

 

Streeft naar volgens hen een landelijk gemiddelde van ƒ 80 per m2 nvo 

Wil in het voorjaar met een ateliernota komen met als doelstelling: betaalbare ateliers voor Leidse kunstenaars. Toetsing door Kunstgebouw.

 

Alphen aan den Rijn  

 

Staat onder druk om beleid te maken, weinig ateliers, geen idee over prijzen

 

Schiedam en Vlaardingen

 

Er zijn ateliers, de prijzen zijn laag, maar voor de gemeente te laag om onderhoud te plegen. Ook is er geen beleid om nieuwe ateliers te realiseren. Er is dus binnen de gemeenten behoefte om nieuw beleid te formuleren, maar het is geen prioriteit. De kunstenaars die een atelier hebben zijn tevreden. De kunstenaars die naar een atelier zoeken en de gemeente niet.

 

Dordrecht       

 

Bezit voldoende atelierruimte. Het beheer berust voor het belangrijkste deel bij Stadswerken. Toewijzing geschiedt vanuit het CBK vanuit een daartoe aangelegd bestand. Selectie door het kunstgebouw.De prijs van een atelier berust op een kostendekkende berekening en dat leidt tot een gemiddelde maandhuur van ƒ 400,=. Er is geen sprake van een huursubsidie. Er is in Dordrecht echter sprake van een uitgebreid stelsel van allerlei individuele subsidies, waarbij ongeveer iedere kunstenaar wordt ondersteund in de beroepsuitgaven.

 

Gouda            

 

Is in het bezit van 34 ateliers. Tijdelijk en regulier en van wisselende kwaliteit.

De prijzen lopen uiteen van ƒ 20,= tot ƒ 100,= per m2 nvo.

 

Er zullen een aantal ruimten verdwijnen. Gouda wil de resterende ateliers

kostendekkend gaan verhuren en denkt er over een subsidiesysteem op te

zetten, dat aansluit bij de W.I.K.

De subsidie zou dan ook in de loop van een aantal jaren moeten worden

afgebouwd. Hier stuit men echter wel op het probleem van de bestaande

huurders

 

Conclusie

 

Er zijn grote verschillen tussen de diverse steden te constateren.

Vergelijkingen zijn ook moeilijk omdat de cultuurafdelingen niet altijd kunnen aangeven of er sprake is van netto of bruto vloeroppervlak.

Tevens worden de energiekosten in het ene geval hoofdelijk omgeslagen en in de huur doorberekend en in andere gevallen door de huurders rechtstreeks aan het energiebedrijf betaald.

Toch kan worden vastgesteld, dat met uitzondering van enkele uitschieters er sprake is van een prijs die ligt tussen de ƒ 70,= en ƒ 80,= per m2 nvo.

 

Delft, januari 2001


Bijlage 2: Het aantal gemeentelijke ateliers

 

 

 

 


In het onderstaande overzicht is de ontwikkeling van het aantal gemeentelijke ateliers vanaf 1978 weergegeven.

 

 

 

 


Bijlage 3: Het aantal gemeentelijke ateliers

In het onderstaande overzicht is als beeld de huurprijs van het gemiddelde Delftse atelier weergegeven:

 

 

 

 

 

1.

Gemeentelijk atelier

 

 

 

 

 

 

 

m2 BVO (totaal 1476 m2)

74

 

 

Kostprijs (fl 78 BVO)

78

 

 

 

 

 

 

Huurprijs per jaar

5756

 

 

Huurprijs per maand

480

 

 

 

 

 

 

Subsidie per jaar

1993

 

 

Subsidie per maand

166

 

 

 

 

 

 

Netto huurprijs per jaar

3764

 

 

Netto huurprijs per maand

314

 

 

 

 

 

2.

Stadshal atelier

 

 

 

 

 

 

 

m2 BVO (50 M2 NVO)

75

 

 

Kostprijs (fl 86 BVO)

86

 

 

 

 

 

 

Huurprijs per jaar

6450

 

 

Huurprijs per maand

538

 

 

 

 

 

 

Subsidie per jaar

2100

 

 

Subsidie per maand

175

 

 

 

 

 

 

Netto huurprijs per jaar

4350

 

 

Netto huurprijs per maand

363

 

 

 

 

 

3.

Projectatelier in Stadshal

 

 

 

 

 

 

 

m2 BVO (50 M2 NVO)

75

 

 

Kostprijs (fl 86 BVO)

86

 

 

 

 

 

 

Huurprijs per jaar

6450

 

 

Huurprijs per maand

538

 

 

 

 

 

 

Subsidie per jaar

3225

 

 

Subsidie per maand

269

 

 

 

 

 

 

Netto huurprijs per jaar

3225

 

 

Netto huurprijs per maand

269