Geacht college,

 

1.         Inleiding

 

In de raadsvergadering van 28 juni 2001 heeft de raad de nota atelierbeleid 2002 vastgesteld. In deze vergadering is besloten dat een viertal punten nader zou worden uitgewerkt. Het betreft hier de volgende onderwerpen:

1.       Ontwerp een subsidieverordening die recht doet aan de in de nota atelierbeleid 2002, genoemde voorwaarden.

2.       Geef aan hoe en door wie de subsidieverordening wordt uitgevoerd.

3.       Geef inzicht in de wijze waarop de professionaliteit van beeldende kunstenaars wordt beoordeeld bij het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars (=VVK) en het Kunstgebouw.

4.       Onderzoek of de Stichting Kleinschalige Bedrijven (= SKB) een rol kan spelen bij het exploiteren / verhuren van de bestaande ateliers op een zodanige wijze dat de huurprijzen voor de kunstenaars gunstig uitpakken zonder dat de drie verzamelgebouwen in waarde inboeten.

In deze nota zal op deze vier punten worden ingegaan.

2. De subsidieverordening

In juni zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld waaraan de op te stellen verordening “huursubsidie gemeentelijke ateliers” moet voldoen.

“”Uitgangspunten (zowel inhoudelijk als procedureel) van deze subsidieregeling zijn:

·         De regeling is bestemd voor beeldende kunstenaars / huurders van gemeentelijke ateliers.

·         De subsidie heeft tot doel het verschil te overbruggen tussen de huidige kostendekkende huur van ƒ 78,-- per m2 BVO en de betaalbare huur van ƒ51,-- per m2 BVO.

·         De subsidie moet 1 maal per 5 jaar worden aangevraagd en wordt op basis van de subsidievoorwaarden jaarlijks getoetst.

·         Bepalend voor het toekennen van de subsidie is de hoogte van het bruto belastbaar inkomen, d.w.z. het bruto inkomen na aftrek van de reële beroepskosten, gebaseerd op de aangifte voor de inkomstenbelasting.

·         De maximale hoogte van dit bruto belastbaar inkomen wordt vastgesteld op ƒ 50.000,--. Vanaf een belastbaar inkomen van ƒ 42.500,-- zal per f 2.500 de hoogte van de subsidie met 25% worden verlaagd tot de inkomensgrens van ƒ 50.000,--.

·         De regeling wordt door de gemeente uitgevoerd en de subsidie wordt met de verschuldigde huur gesaldeerd.

·         Na een tweede periode van 5 jaar wordt de subsidie beëindigd. Achtergrond bij deze intentie is:

1.       dat bij verdere professionalisering het inkomen een groeiende lijn zal vertonen.

2.       dat de vrijkomende middelen opnieuw bij andere eventueel nieuwe          gemeentelijke ateliers kunnen worden ingezet.

·         Beëindiging van de huurovereenkomst leidt tot stopzetting van de subsidie.

·         Er is geen sprake van een maximale verblijfsduur in de gemeentelijke ateliers.””

 

Op basis van deze uitgangspunten is de in bijlage 1. opgenomen verordening opgesteld. Op een viertal punten wijkt de uitwerking af van de oorspronkelijk uitgangspunten.

Ten eerste is de ingangsdatum van de regeling gesteld op 1-7-02. Tijdens het opstellen bleek dat het logisch is om analoog aan de huursubsidie van het ministerie van VROM, het subsidie tijdvak (=subsidiejaar) op 1 juli te laten beginnen. De reden hiervoor is dat normaal gesproken het inkomen van het afgelopen jaar (= kalenderjaar) op 1 juli bekend is. Zou het tijdvak op 1 januari ingaan dan is het inkomen nog niet bekend en zou op het inkomen van (bijna) 2 jaar eerder moeten terugvallen.

De contracten met de bestaande huurders zullen tegen de huidige voorwaarden derhalve 6 maanden verlengd worden tot en met

30-6-02.

Ten tweede zijn de subsidiebedragen zoals die in de nota atelierbeleid 2002 genoemd niet vertaald in absolute bedragen maar in een percentage van de huurprijs. Het voordeel hiervan is evident namelijk dat de subsidie in gelijke mate stijgt met de huurprijs van een atelier.

Ten derde zal de subsidie waarschijnlijk niet met de verschuldigde huur worden gesaldeerd indien gekozen wordt het beheer bij de SKB onder te brengen.

Tot slot zijn in de verordening de bedragen in opgenomen in Euro. Hierdoor is een lichte verschuiving opgetreden in de verdeling van de verschillende inkomensgroepen.

 

Voorgesteld wordt met de in bijlage 1. opgenomen verordening “huursubsidie gemeentelijke ateliers” in te stemmen.

3. Uitvoering subsidieverordening

 

De gemeente Delft heeft de één-loket-gedachte hoog in haar vaandel staan. De uitvoering van de subsidieverordening geschiedt derhalve door het vakteam Publieksbalie,  de gemeentelijke specialist in de één op één dienstverlening naar burgers en instellingen. Dit vakteam is tevens de uitvoerder van de landelijke huursubsidie in de gemeente Delft.

Het initiatief voor de tijdige indiening van de subsidie aanvraag ligt bij de kunstenaar. Op een speciaal daarvoor ontworpen formulier kan de kunstenaar zijn aanvraag indienen. Het vakteam Publiekszaken beoordeelt vervolgens of het een 1e aanvraag betreft of een (jaarlijkse) inkomensopgave, waarna de aanvraag naar het Kunstgebouw wordt doorgestuurd of de opgave wordt beoordeeld. Na positieve beschikking op de aanvraag zal de subsidie worden verleend. Te veel ontvangen subsidie zal worden teruggevorderd.

4. Toetsing professionaliteit beeldende kunstenaar

 

4.1 Inleiding

In de voorafgaande periode is bij het Kunstgebouw en het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars navraag gedaan om inzicht te krijgen in de wijze waarop de professionaliteit van beeldende kunstenaars door hen wordt beoordeeld. Hieronder wordt daar kort verslag van gedaan en een keuze voor een van beide instellingen voorgesteld.

 

4.2 Het Kunstgebouw

Het Kunstgebouw toetst beeldend kunstenaars op kwaliteit en beroepsmatigheid. Het beschikt hiervoor over een onafhankelijke en deskundige commissie. De commissie bestaat uit vier leden/beeldend kunstenaars en een voorzitter. De zittingsduur is 2 jaar met een mogelijkheid tot verlenging met nog eens 2 jaar. De commissie is samengesteld op basis van verschillende disciplines en regionale spreiding.

 

De selectie vindt plaats op grond van toegezonden documentatie en aan de hand van onderstaande criteria in onderlinge samenhang, waarbij de eerste 3 criteria primair zijn.

1.       Zeggingskracht van het werk.

2.       Ontwikkeling van het oeuvre.

3.       Vakmanschap (technische of stilistische vakbeheersing).

4.       Marktgerichte activiteiten: frequentie, aard en plaats van tentoonstellingen, verkopen en publicaties.

5.       Erkenning door derden zoals blijkt uit aankopen, opdrachten, subsidie of bekroning van overheidswege of andere deskundige instanties.

Deze criteria zijn in overeenstemming met die van de gemeente Delft, zoals deze verwoord zijn in de Nota Atelierbeleid 2002.

 

Uit overleg tussen de gemeente en het Kunstgebouw is gebleken dat de gemeente Delft ten behoeve van de toets bij aanvang van de subsidierelatie en bij verlenging na 5 jaar gebruik kan maken van de commissie van het Kunstgebouw. Hieraan zijn kosten verbonden. Deze kosten bedragen ƒ 1.000,=  (€ 453,78) aan vacatiegelden per vergadering exclusief reiskosten van de in Zuid-Holland wonende commissieleden.

 

Aan de eerste beoordeling om als beeldend kunstenaar op de wachtlijst geplaatst te worden en in het provinciale documentatiebestand te worden opgenomen, zijn geen kosten verbonden.

 

4.3 Het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars

Het voorzieningsfonds toetst beeldend kunstenaars op grond van een ingezonden aanmeldingsformulier, waarbij verschillende criteria in onderlinge samenhang worden bekeken. Deze zijn:

1.       Is er een beroepsopleiding gevolgd in de betreffende discipline en/of heeft de kunstenaar zich door zelfstudie of privé-lessen de nodige vakbekwaamheid eigen gemaakt?

2.       Is er sprake van voldoende professionele outillage?

3.       Is er sprake van voldoende productie?

4.       Treedt de kunstenaar door middel van exposities en publicaties voldoende naar buiten?

5.       Ondervindt de kunstenaar erkenning door derden, bijvoorbeeld middels inschrijving in een documentatiesysteem of bij een vereniging?

6.       Is de kunstenaar aantoonbaar gericht op het verwerven van inkomsten uit het beroep?

Deze criteria wijken af van die van de gemeente Delft, met name daar waar er geen sprake is van een beoordeling op kwaliteit zoals bij het Kunstgebouw.

 

Eén aanvulling is echter dat een kunstenaar door middel van het lidmaatschap van een bij het voorzieningsfonds aangesloten vereniging, na toetsing, lid van het voorzieningsfonds kan worden. Bij aanmelding bij een vereniging wordt er wel naar documentatie gekeken. Een vereniging is echter een belangenorganisatie en de ballotagecommissie wordt vaak vanuit het ledenbestand gevormd.

Beoordelingscriteria zijn bij de aangesloten verenigingen niet gelijk doch gaan wel over:

·         Zeggingskracht van het werk.

·         Vakmanschap in termen van technische of stilistische vakbeheersing.

 

De toetsing van het VVK wordt niet door een duidelijke onafhankelijke commissie uitgevoerd.

4.4 Conclusie

Gezien het feit dat,

·         het Kunstgebouw, in tegenstelling tot het VVK een duidelijke

commissie met een omschreven taak bezit, welke bovendien werkt met criteria die overeenkomen met die van de gemeente Delft;

·         dat de kosten van de toetsing binnen de geraamde begroting vallen;

·         het kunstgebouw een provinciaal opererende organisatie is met grote kennis van het veld.

 

wordt voorgesteld ten behoeve van de toetsing op de professionaliteit gebruik te maken van de mogelijkheden van het Kunstgebouw.

5. De Stichting Kleinschalige bedrijven

 

In de afgelopen maanden heeft het vakteam Grond van de gemeente overleg gevoerd met de SKB om te onderzoeken of zij een rol wilde spelen  bij het exploiteren / verhuren van de bestaande ateliers in de drie verzamelgebouwen. Randvoorwaarde hierbij was dat de huurprijs voor de kunstenaars gunstiger dient uit te pakken (t.o.v. gemeentelijk beheer) en dat de drie verzamelgebouwen niet in waarde mogen inboeten.

 

De gemeente en de SKB hebben in principe overeenstemming bereikt over het overdragen van het beheer en exploitatie van de 3 bedrijfsverzamelgebouwen in de vorm van erfpacht voor een periode van 10 jaar, met de mogelijkheid van verlenging voor 5 jaar. De huurprijs voor de kunstenaars zal fl. 70,- per m2 BVO bedragen (prijspeil 1-7-2002). Dit is vastgelegd in de intentieovereenkomst die in bijlage 2 is bijgevoegd. Deze intentieovereenkomst zal voor 15 mei 2002 in een erfpachtovereenkomst worden omgezet.

Voorgesteld wordt wethouder R. Grashoff en M. Mahler te machtigen om de in bijlage 2 opgenomen intentieovereenkomst met de Stichting Kleinschalige Bedrijven te ondertekenen.

Voorstel

Akkoord te gaan met:

1.       het gebruik maken van de mogelijkheden van het Kunstgebouw ten behoeve van de toetsing op professionaliteit,

2.       de in bijlage 1 opgenomen verordening “huursubsidie gemeentelijke ateliers” en deze door de raad te laten vaststellen

3.       wethouder R. Grashoff en M. Mahler te machtigen de in bijlage 2 opgenomen intentieovereenkomst met de Stichting Kleinschalige Bedrijven te ondertekenen.

Hoogachtend,

 

P.G.M. Verhoef,

Sectorhoofd Kennisstad

Bijlage 1:

Verordening “huursubsidie gemeentelijke ateliers”

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de volgende Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Deze verordening verstaat onder:

a.              de wet: de Algemene wet bestuursrecht

b.              de verordening: de Algemene subsidieverordening

c.              atelier: een gemeentelijk atelier voor beeldend kunstenaars in een verzamelgebouw of een (project)atelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal

d.              inkomen: het bruto belastbaar inkomen van de kunstenaar, zoals dat blijkt uit de aanslag van de Belastingdienst, na aftrek van de reёle beroepskosten;

e.              beroepskosten: alle kosten, het bedrijf van de kunstenaar betreffende, zoals materiaalkosten, investeringskosten, kosten voor vakliteratuur, reis- en verblijfkosten.

f.                subsidiejaar: de periode van 1 juli tot 1 juli het jaar daarop.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

 

Beeldend kunstenaars die een atelier huren zoals omschreven in artikel 1, kunnen subsidie krijgen in de huur.

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

 

1.              Aan de beeldend kunstenaar die een atelier huurt, kan een subsidie verstrekt worden.
De subsidie bedraagt voor kunstenaars met een inkomen tot € 19.400,-- per jaar:
. 35% van de huur voor een gemeentelijk atelier in een verzamelgebouw;
. 26% van de huur voor een atelier in de Stadshal;
. 45% van de huur voor een projectatelier in de Stadshal.

2.              Als het inkomen van de kunstenaar gelijk is aan of hoger is dan € 19.400,--, gelden de volgende subsidies per inkomensgroep:
. van € 19.400,-- tot € 20.600,-- per jaar: driekwart van de percentages die in lid 1 genoemd zijn;
. van € 20.600,-- tot € 21.800,-- per jaar: de helft van de percentages die in lid 1 genoemd zijn;
. van € 21.800,-- tot € 23.000,-- per jaar: een kwart van de percentages die in lid 1 genoemd zijn.
Kunstenaars met een inkomen van € 23.000,-- per jaar en hoger ontvangen geen subsidie, evenals kunstenaars die vermogensbelasting moeten betalen.

3.              Het peiljaar voor het bepalen van het inkomen is het inkomen in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het subsidiejaar begint, behoudens het bepaalde in het volgende lid.

4.              Als een kunstenaar op basis van de aangifte over het peiljaar niet of voor een lagere subsidie in aanmerking komt, maar de kunstenaar genoegzaam kan aantonen, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders, dat zijn inkomen in het lopende kalenderjaar zodanig lager is dat hij ingevolge de leden 1 en 2 van dit artikel wel voor subsidie of voor een hogere subsidie in aanmerking zou komen, kan in afwijking van het bepaalde in lid 3, een subsidie verstrekt worden.

Artikel 4 Duur van de subsidie

 

De subsidie wordt verleend per subsidiejaar, behoudens de eerste subsidie die verleend kan worden voor het tijdvak vanaf de ingangsdatum van de huur tot het einde van dat subsidiejaar.

De subsidie kan gedurende maximaal tien jaar verstrekt worden.

Artikel 5 Aanvragen van de subsidie en verlengen van de subsidie

 

1.              Voor het eerste jaar moet de subsidie aangevraagd worden binnen drie maanden na de ingangsdatum van de huur van het atelier.

2.              De subsidie voor de daaropvolgende subsidiejaren moet voor 1 juni van het daaraan voorafgaande subsidiejaar aangevraagd worden.

3.              Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het aanvragen van de subsidie.

4.              Bij de aanvraag moet overgelegd worden: de definitieve aanslag van de Belastingdienst over het vorige kalenderjaar of, als de kunstenaar die nog niet heeft ontvangen, de voorlopige aanslag of aangifte over het vorige kalenderjaar.

5.              Na vijf jaar subsidie beoordelen burgemeester en wethouders, op advies van het Kunstgebouw, of de kunstenaar op grond van professionele criteria nog steeds in aanmerking komt voor subsidie voor de daaropvolgende vijf jaar. Burgemeester en wethouders kunnen voor deze beoordeling nadere regels stellen.

Artikel 6 Vaststelling van de subsidie

 

De subsidie wordt vastgesteld na afloop van het subsidiejaar. De kunstenaar doet een aanvraag om vaststelling van de subsidie binnen twee maanden nadat hij de aangifte heeft ontvangen van de Belastingdienst over het kalenderjaar voorafgaande aan het begin van het voorafgaande subsidiejaar. Burgemeester en wethouders kunnen een termijn stellen voor het aanvragen van de subsidievaststelling.

Artikel 7 Voorwaarde

 

In geval van onderverhuur wordt de subsidie per de ingangsdatum van de onderverhuur beёindigd.

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

 

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Overgangsbepalingen

 

De kunstenaar die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds huurder is van een atelier ontvangt zolang hij huurder is van het atelier, doch uiterlijk tot 1 juli 2006, een subsidie zoals bepaald in artikel 3 lid 1 ongeacht zijn inkomen. Vanaf 1 juli 2006 kan aan hen subsidie verstrekt worden met inachtneming van artikel 3 en artikel 5 lid 5.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

 

1.              Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

 

2.              Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening ateliers beeldend kunstenaars.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2001.

 

 

                                                           burgemeester

 

 

                                                           secretaris.

 

 

 

Datum van bekendmaking:

 

Toelichting op de Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening bepaalt dat kunstenaars die een atelier huren, afhankelijk van de hoogte van hun inkomen, subsidie kunnen krijgen voor een deel van de huur. Het gaat om de volgende ateliers:

. een gemeentelijk atelier voor beeldend kunstenaars in een verzamelgebouw;

. een atelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal;

. een projectatelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal.

 

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Een professionele toets voor de beoordeling of een kunstenaar voor subsidie in aanmerking komt hoeft bij de aanvang van de subsidie niet plaats te vinden omdat deze toets reeds is geschied bij de plaatsing op de wachtlijst voor een atelier.

 

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

Er is gekozen voor drie inkomensgroepen, waarbij de inkomensgroepen een verschil hebben van € 1.200,-- per inkomensgroep.

De ondergrens van de inkomensgroepen ligt bij € 19.400,-- (is ƒ 42.751,97. Dit was in de nota gesteld op ƒ 42.500,--) en de bovengrens bij € 23.000,-- (is ƒ 50.685,33. Dit was in de nota ƒ 50.000,--).

In lid 4 is de mogelijkheid geschapen van een vangnetregeling voor de situatie dat het inkomen in het lopende subsidiejaar lager is als het inkomen in het peiljaar.

Artikel 4 Duur van de subsidie

Het subsidiejaar loopt – analoog aan het tijdvak van de Huursubsidie – van 1 juli tot 1 juli het jaar daarop.

De eerste subsidie kan ingaan op de ingangsdatum van de huur en loopt dan door tot 1 juli, het begin van een nieuw subsidiejaar. Vervolgens wordt steeds van 1 juli tot 1 juli het jaar daarop subsidie verleend.

Na tien jaar is geen subsidie meer mogelijk.

Artikel 5 Aanvragen van de subsidie en verlengen van de subsidie

Dit artikel geeft bepalingen over het aanvragen en verlengen van de subsidie.

De subsidie moet worden aangevraagd binnen drie maanden na de ingangsdatum van de huur, en vervolgens jaarlijks voor 1 juni.

Na vijf jaar subsidie wordt getoetst of de kunstenaar op grond van professionele criteria nog in aanmerking komt voor subsidie.

Artikel 6 Vaststelling van de subsidie

In eerste instantie heeft een subsidieverlening plaatsgevonden aan de hand van de toen bekende inkomensgegevens. Als de verlening niet heeft plaatsgevonden op basis van een definitieve aanslag Inkomstenbelasting , dan regelt dit artikel dat zodra deze definitieve aanslag er is, de subsidie kan worden vastgesteld aan de hand van de definitieve aanslag. De mogelijkheid bestaat dan ook om het bedrag van de subsidie lager of hoger vast te stellen dan het bedrag dat verleend is.

Er is niet voor gekozen nu reeds een termijn te stellen voor welke datum het verzoek om vaststelling moet worden ingediend. Afhandeling van belastingaanslagen voor bedrijven duurt in het algemeen wat langer dan die voor uitsluitend inkomensbelasting. De ervaring zal moeten leren of hiervoor alsnog een datum moet worden gesteld.

Wel kunnen burgemeester en wethouders de kunstenaar aanmanen om een subsidievaststelling aan te vragen.

Artikel 7 Voorwaarde

Het is niet gewenst om in de situatie dat de kunstenaar lagere atelierkosten heeft de subsidie voort te zetten.

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 Overgangsbepalingen

Voor kunstenaars die reeds op 1 januari 2002 een atelier huren wordt pas vanaf 1 juli 2006 naar het inkomen gekeken. Zij krijgen dus tot die datum het volledig percentage zoals omschreven in artikel 3 lid 1. Per 1 juli 2006 zal ook beoordeeld worden of op grond van professionele criteria de subsidie voortgezet kan worden.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Bijlage 2:

Intentieovereenkomst Stichting Kleinschalige Bedrijven

 

Intentieovereenkomst

 

De ondergetekenden,

 

De Gemeente Delft, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder H.J. Grashoff, en wethouder M. Mahler, daartoe gemachtigd door de burgemeester dier gemeente en handelend ter uitvoering van het besluit van burgemeester en wethouders d.d 27 november 2001

hierna te noemen “de gemeente

 

Stichting Kleinschalige Bedrijven, statutair gevestigd aan de Oude Delft 18 te Delft, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door W.M. Klapwijk, voorzitter en K. Brouwer, secretaris

hierna te noemen “SKB

 

gezamenlijk ook aangeduid als “partijen

 

overwegende dat

 

-          de gemeente het atelierbeleid wenst te wijzigen en daartoe een Nota Atelierbeleid heeft voorbereid die op 26 juni 2001 in de raadscommissie Cultuur, Kennis en Economie (CKE) is behandeld en op 28 juni 2001 door de raad is vastgesteld;

-          de Vereniging Kunstenaarsbelangen Delft (VKBD) naar aanleiding van de Nota Atelierbeleid de gemeente heeft verzocht te onderzoeken of het beheer van de huidige ateliers ondergebracht kan worden bij de SKB, om zodoende een lagere huur te bereiken;

-          de gemeente en SKB overleg hebben gevoerd en in principe overeenstemming hebben bereikt over het overdragen van het beheer en de exploitatie van verzamelgebouwen aan SKB in de vorm van erfpacht voor een periode van 10 jaar, met de mogelijkheid van verlenging voor 5 jaar, onder nader uit te werken voorwaarden;

-          de gemeente en SKB in deze overeenkomst de uitgangspunten voor de nieuwe beheerssituatie wensen vast te leggen alsmede de intentie om de nieuwe situatie uiterlijk op 1 juli 2002 in te laten gaan;

 

 

komen overeen als volgt :

 

artikel 1

Hetgeen hiervoor vermeld is onder “overwegende dat” maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze overeenkomst.

 

artikel 2

Partijen hebben overeenstemming bereikt over de volgende uitgangspunten, die in overleg tussen partijen nader worden uitgewerkt :

-          de panden Rietveld 49, Nieuwe Langendijk 46-48 en Koornmarkt 48 (hierna “de verzamelgebouwen”) worden aan SKB in erfpacht gegeven voor een periode van 10 jaar, met de mogelijkheid van verlenging voor 5 jaar;

-          De jaarlijks te betalen erfpachtcanon bedraagt bij aanvang ƒ 106.614,-- (€ 48.379,32) vrij van BTW, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van het prijsindexcijfer CBS, reeks werknemers laag.

-          SKB voert voor rekening van de gemeente het aanvangsonderhoud uit, als omschreven in het schouwrapporten d.d 14 augustus 2001, alsmede voortvloeiend uit wettelijke veiligheidseisen; SKB brengt daartoe een offerte uit aan de gemeente;

-          SKB verzekert de verzamelgebouwen tegen sloop en herstelkosten;

-          SKB garandeert de gebruikers van de verzamelgebouwen een huurprijs van maximaal ƒ 70,-- m²  (€ 31,76) bvo inclusief eventuele BTW, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van het prijsindexcijfer CBS, reeks werknemers laag;

-          Op basis van een gemeentelijk op te stellen en bij te houden wachtlijst selecteert de gemeente de kandidaten voor de verzamelgebouwen; indien een verhuurbare ruimte langer dan zes maanden leegstaat als gevolg van het selectiebeleid van de gemeente, komt de huurprijs vanaf de dag waarop de zes maanden zijn verstreken voor rekening van de gemeente. 

 

artikel 3

Partijen streven ernaar om de nieuwe beheerssituatie uiterlijk op 1 juli 2002 in werking te laten treden; indien partijen op 15 mei 2002 nog geen definitieve overeenstemming hebben bereikt, heeft de gemeente het recht de onderhandelingen te beëindigen en de vrijheid van handelen ten aanzien van de atelierpanden te hernemen, zonder dat de beide partijen tot enige schadevergoeding zijn verplicht.

 

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend

 

Delft,             2001                                                      

 

Gemeente Delft,                                   Stichting Kleinschalige Bedrijven,

 

H.J. Grashoff,                                       W.M. Klapwijk, voorzitter

Wethouder

 

M. Mahler                                            K. Brouwer, secretaris

Wethouder