1.
Inleiding
In de raadsvergadering van
28 juni 2001 heeft de raad de nota atelierbeleid 2002 vastgesteld. In deze
vergadering is besloten dat een viertal punten nader zou worden uitgewerkt. Het
betreft hier de volgende onderwerpen:
1.
Ontwerp een subsidieverordening die recht doet aan de in de nota
atelierbeleid 2002, genoemde voorwaarden.
2.
Geef aan hoe en door wie de subsidieverordening wordt uitgevoerd.
3.
Geef inzicht in de wijze waarop de professionaliteit van beeldende
kunstenaars wordt beoordeeld bij het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars (=VVK)
en het Kunstgebouw.
4.
Onderzoek of de Stichting Kleinschalige Bedrijven (= SKB) een rol kan
spelen bij het exploiteren / verhuren van de bestaande ateliers op een zodanige
wijze dat de huurprijzen voor de kunstenaars gunstig uitpakken zonder dat de
drie verzamelgebouwen in waarde inboeten.
In deze nota zal op deze
vier punten worden ingegaan.
In juni zijn de volgende
uitgangspunten vastgesteld waaraan de op te stellen verordening “huursubsidie
gemeentelijke ateliers” moet voldoen.
“”Uitgangspunten
(zowel inhoudelijk als procedureel) van deze subsidieregeling zijn:
·
De regeling is bestemd voor beeldende kunstenaars / huurders van gemeentelijke
ateliers.
·
De subsidie heeft tot doel het verschil te overbruggen tussen de huidige
kostendekkende huur van ƒ 78,-- per m2 BVO en de betaalbare huur van ƒ51,-- per
m2 BVO.
·
De subsidie moet 1 maal per 5 jaar worden aangevraagd en wordt op basis
van de subsidievoorwaarden jaarlijks getoetst.
·
Bepalend voor het toekennen van de subsidie is de hoogte van het bruto
belastbaar inkomen, d.w.z. het bruto inkomen na aftrek van de reële
beroepskosten, gebaseerd op de aangifte voor de inkomstenbelasting.
·
De maximale hoogte van dit bruto belastbaar inkomen wordt vastgesteld op
ƒ 50.000,--. Vanaf een belastbaar inkomen van ƒ 42.500,-- zal per f 2.500 de
hoogte van de subsidie met 25% worden verlaagd tot de inkomensgrens van ƒ
50.000,--.
·
De regeling wordt door de gemeente uitgevoerd en de subsidie wordt met
de verschuldigde huur gesaldeerd.
·
Na een tweede periode van 5 jaar wordt de subsidie beëindigd.
Achtergrond bij deze intentie is:
1.
dat bij verdere professionalisering het inkomen een groeiende lijn zal
vertonen.
2.
dat de vrijkomende middelen opnieuw bij andere eventueel nieuwe gemeentelijke ateliers kunnen worden
ingezet.
·
Beëindiging van de huurovereenkomst leidt tot stopzetting van de
subsidie.
·
Er is geen sprake van een maximale verblijfsduur in de gemeentelijke
ateliers.””
Op basis van deze uitgangspunten
is de in bijlage 1. opgenomen verordening opgesteld. Op een viertal punten
wijkt de uitwerking af van de oorspronkelijk uitgangspunten.
Ten eerste is de ingangsdatum van de
regeling gesteld op 1-7-02. Tijdens het opstellen bleek dat het logisch is om
analoog aan de huursubsidie van het ministerie van VROM, het subsidie tijdvak
(=subsidiejaar) op 1 juli te laten beginnen. De reden hiervoor is dat normaal
gesproken het inkomen van het afgelopen jaar (= kalenderjaar) op 1 juli bekend
is. Zou het tijdvak op 1 januari ingaan dan is het inkomen nog niet bekend en
zou op het inkomen van (bijna) 2 jaar eerder moeten terugvallen.
De contracten met de
bestaande huurders zullen tegen de huidige voorwaarden derhalve 6 maanden
verlengd worden tot en met
30-6-02.
Ten tweede zijn de
subsidiebedragen zoals die in de nota atelierbeleid 2002 genoemd niet vertaald
in absolute bedragen maar in een percentage van de huurprijs. Het voordeel
hiervan is evident namelijk dat de subsidie in gelijke mate stijgt met de huurprijs
van een atelier.
Ten derde zal de subsidie
waarschijnlijk niet met de verschuldigde huur worden gesaldeerd indien gekozen
wordt het beheer bij de SKB onder te brengen.
Tot slot zijn in de
verordening de bedragen in opgenomen in Euro. Hierdoor is een lichte
verschuiving opgetreden in de verdeling van de verschillende inkomensgroepen.
Voorgesteld wordt met de in bijlage 1. opgenomen
verordening “huursubsidie gemeentelijke ateliers” in te stemmen.
De gemeente Delft heeft de
één-loket-gedachte hoog in haar vaandel staan. De uitvoering van de
subsidieverordening geschiedt derhalve door het vakteam Publieksbalie, de gemeentelijke specialist in de één op één
dienstverlening naar burgers en instellingen. Dit vakteam is tevens de
uitvoerder van de landelijke huursubsidie in de gemeente Delft.
Het initiatief voor de
tijdige indiening van de subsidie aanvraag ligt bij de kunstenaar. Op een
speciaal daarvoor ontworpen formulier kan de kunstenaar zijn aanvraag indienen.
Het vakteam Publiekszaken beoordeelt vervolgens of het een 1e
aanvraag betreft of een (jaarlijkse) inkomensopgave, waarna de aanvraag naar
het Kunstgebouw wordt doorgestuurd of de opgave wordt beoordeeld. Na positieve
beschikking op de aanvraag zal de subsidie worden verleend. Te veel ontvangen
subsidie zal worden teruggevorderd.
In de voorafgaande periode
is bij het Kunstgebouw en het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars navraag gedaan
om inzicht te krijgen in de wijze waarop de professionaliteit van beeldende
kunstenaars door hen wordt beoordeeld. Hieronder wordt daar kort verslag van
gedaan en een keuze voor een van beide instellingen voorgesteld.
Het Kunstgebouw toetst
beeldend kunstenaars op kwaliteit en beroepsmatigheid. Het beschikt hiervoor
over een onafhankelijke en deskundige commissie. De commissie bestaat uit vier
leden/beeldend kunstenaars en een voorzitter. De zittingsduur is 2 jaar met een
mogelijkheid tot verlenging met nog eens 2 jaar. De commissie is samengesteld
op basis van verschillende disciplines en regionale spreiding.
De selectie vindt plaats op
grond van toegezonden documentatie en aan de hand van onderstaande criteria in
onderlinge samenhang, waarbij de eerste 3 criteria primair zijn.
1.
Zeggingskracht van het werk.
2.
Ontwikkeling van het oeuvre.
3.
Vakmanschap (technische of stilistische vakbeheersing).
4.
Marktgerichte activiteiten: frequentie, aard en plaats van
tentoonstellingen, verkopen en publicaties.
5.
Erkenning door derden zoals blijkt uit aankopen, opdrachten, subsidie of
bekroning van overheidswege of andere deskundige instanties.
Deze criteria zijn in
overeenstemming met die van de gemeente Delft, zoals deze verwoord zijn in de
Nota Atelierbeleid 2002.
Uit overleg tussen de
gemeente en het Kunstgebouw is gebleken dat de gemeente Delft ten behoeve van
de toets bij aanvang van de subsidierelatie en bij verlenging na 5 jaar gebruik
kan maken van de commissie van het Kunstgebouw. Hieraan zijn kosten verbonden.
Deze kosten bedragen ƒ 1.000,=
(€ 453,78) aan vacatiegelden per vergadering exclusief reiskosten
van de in Zuid-Holland wonende commissieleden.
Aan de eerste beoordeling
om als beeldend kunstenaar op de wachtlijst geplaatst te worden en in het
provinciale documentatiebestand te worden opgenomen, zijn geen kosten
verbonden.
Het voorzieningsfonds
toetst beeldend kunstenaars op grond van een ingezonden aanmeldingsformulier,
waarbij verschillende criteria in onderlinge samenhang worden bekeken. Deze
zijn:
1.
Is er een beroepsopleiding gevolgd in de betreffende discipline en/of
heeft de kunstenaar zich door zelfstudie of privé-lessen de nodige
vakbekwaamheid eigen gemaakt?
2.
Is er sprake van voldoende professionele outillage?
3.
Is er sprake van voldoende productie?
4.
Treedt de kunstenaar door middel van exposities en publicaties voldoende
naar buiten?
5.
Ondervindt de kunstenaar erkenning door derden, bijvoorbeeld middels
inschrijving in een documentatiesysteem of bij een vereniging?
6.
Is de kunstenaar aantoonbaar gericht op het verwerven van inkomsten uit
het beroep?
Deze criteria wijken af van
die van de gemeente Delft, met name daar waar er geen sprake is van een
beoordeling op kwaliteit zoals bij het Kunstgebouw.
Eén aanvulling is echter
dat een kunstenaar door middel van het lidmaatschap van een bij het
voorzieningsfonds aangesloten vereniging, na toetsing, lid van het
voorzieningsfonds kan worden. Bij aanmelding bij een vereniging wordt er wel
naar documentatie gekeken. Een vereniging is echter een belangenorganisatie en
de ballotagecommissie wordt vaak vanuit het ledenbestand gevormd.
Beoordelingscriteria zijn
bij de aangesloten verenigingen niet gelijk doch gaan wel over:
·
Zeggingskracht van het werk.
·
Vakmanschap in termen van technische of stilistische vakbeheersing.
De toetsing van het VVK
wordt niet door een duidelijke onafhankelijke commissie uitgevoerd.
Gezien het feit dat,
·
het Kunstgebouw, in tegenstelling tot het VVK een duidelijke
commissie
met een omschreven taak bezit, welke bovendien werkt met criteria die
overeenkomen met die van de gemeente Delft;
·
dat de kosten van de toetsing binnen de geraamde begroting vallen;
·
het kunstgebouw een provinciaal opererende organisatie is met grote
kennis van het veld.
wordt
voorgesteld ten behoeve van de toetsing op de professionaliteit gebruik te
maken van de mogelijkheden van het Kunstgebouw.
Voorgesteld wordt wethouder R. Grashoff en M. Mahler te machtigen om de in bijlage 2 opgenomen intentieovereenkomst met
de Stichting Kleinschalige Bedrijven te ondertekenen.
Akkoord te gaan met:
1.
het gebruik maken van de mogelijkheden van het Kunstgebouw ten behoeve
van de toetsing op professionaliteit,
2.
de in bijlage 1 opgenomen verordening “huursubsidie gemeentelijke
ateliers” en deze door de raad te laten vaststellen
3.
wethouder R. Grashoff en M.
Mahler te machtigen de in bijlage 2 opgenomen intentieovereenkomst met
de Stichting Kleinschalige Bedrijven te ondertekenen.
Hoogachtend,
P.G.M. Verhoef,
Sectorhoofd Kennisstad
De
raad van de gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van burgemeester en wethouders van
gelet
op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
en de Algemene subsidieverordening
b
e s l u i t
vast
te stellen de volgende Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars
Deze
verordening verstaat onder:
a.
de wet: de Algemene wet bestuursrecht
b.
de verordening: de Algemene subsidieverordening
c.
atelier: een gemeentelijk atelier voor beeldend kunstenaars in een
verzamelgebouw of een (project)atelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal
d.
inkomen: het bruto belastbaar inkomen van de kunstenaar, zoals dat
blijkt uit de aanslag van de Belastingdienst, na aftrek van de reёle
beroepskosten;
e.
beroepskosten: alle kosten, het bedrijf van de kunstenaar betreffende,
zoals materiaalkosten, investeringskosten, kosten voor vakliteratuur, reis- en
verblijfkosten.
f.
subsidiejaar: de periode van 1 juli tot 1 juli het jaar daarop.
Beeldend
kunstenaars die een atelier huren zoals omschreven in artikel 1, kunnen subsidie
krijgen in de huur.
1.
Aan de beeldend kunstenaar die een atelier huurt, kan een subsidie
verstrekt worden.
De subsidie bedraagt voor kunstenaars met een inkomen tot € 19.400,-- per jaar:
. 35% van de huur voor een gemeentelijk atelier in een verzamelgebouw;
. 26% van de huur voor een atelier in de Stadshal;
. 45% van de huur voor een projectatelier in de Stadshal.
2.
Als het inkomen van de kunstenaar gelijk is aan of hoger is dan €
19.400,--, gelden de volgende subsidies per inkomensgroep:
. van € 19.400,-- tot € 20.600,-- per jaar: driekwart van de percentages die in
lid 1 genoemd zijn;
. van € 20.600,-- tot € 21.800,-- per jaar: de helft van de percentages die in
lid 1 genoemd zijn;
. van € 21.800,-- tot € 23.000,-- per jaar: een kwart van de percentages die in
lid 1 genoemd zijn.
Kunstenaars met een inkomen van € 23.000,-- per jaar en hoger ontvangen geen
subsidie, evenals kunstenaars die vermogensbelasting moeten betalen.
3.
Het peiljaar voor het bepalen van het inkomen is het inkomen in het
kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het subsidiejaar
begint, behoudens het bepaalde in het volgende lid.
4.
Als een kunstenaar op basis van de aangifte over het peiljaar niet of
voor een lagere subsidie in aanmerking komt, maar de kunstenaar genoegzaam kan
aantonen, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders, dat zijn
inkomen in het lopende kalenderjaar zodanig lager is dat hij ingevolge de leden
1 en 2 van dit artikel wel voor subsidie of voor een hogere subsidie in
aanmerking zou komen, kan in afwijking van het bepaalde in lid 3, een subsidie
verstrekt worden.
De
subsidie wordt verleend per subsidiejaar, behoudens de eerste subsidie die
verleend kan worden voor het tijdvak vanaf de ingangsdatum van de huur tot het
einde van dat subsidiejaar.
De
subsidie kan gedurende maximaal tien jaar verstrekt worden.
1.
Voor het eerste jaar moet de subsidie aangevraagd worden binnen drie
maanden na de ingangsdatum van de huur van het atelier.
2.
De subsidie voor de daaropvolgende subsidiejaren moet voor 1 juni van
het daaraan voorafgaande subsidiejaar aangevraagd worden.
3.
Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het aanvragen
van de subsidie.
4.
Bij de aanvraag moet overgelegd worden: de definitieve aanslag van de
Belastingdienst over het vorige kalenderjaar of, als de kunstenaar die nog niet
heeft ontvangen, de voorlopige aanslag of aangifte over het vorige
kalenderjaar.
5.
Na vijf jaar subsidie beoordelen burgemeester en wethouders, op advies
van het Kunstgebouw, of de kunstenaar op grond van professionele criteria nog
steeds in aanmerking komt voor subsidie voor de daaropvolgende vijf jaar.
Burgemeester en wethouders kunnen voor deze beoordeling nadere regels stellen.
De
subsidie wordt vastgesteld na afloop van het subsidiejaar. De kunstenaar doet
een aanvraag om vaststelling van de subsidie binnen twee maanden nadat hij de
aangifte heeft ontvangen van de Belastingdienst over het kalenderjaar
voorafgaande aan het begin van het voorafgaande subsidiejaar. Burgemeester en
wethouders kunnen een termijn stellen voor het aanvragen van de
subsidievaststelling.
In
geval van onderverhuur wordt de subsidie per de ingangsdatum van de
onderverhuur beёindigd.
In
gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en
wethouders.
De
kunstenaar die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds
huurder is van een atelier ontvangt zolang hij huurder is van het atelier, doch
uiterlijk tot 1 juli 2006, een subsidie zoals bepaald in artikel 3 lid 1
ongeacht zijn inkomen. Vanaf 1 juli 2006 kan aan hen subsidie verstrekt worden
met inachtneming van artikel 3 en artikel 5 lid 5.
1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.
2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening ateliers
beeldend kunstenaars.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2001.
burgemeester
secretaris.
Datum
van bekendmaking:
Deze
verordening bepaalt dat kunstenaars die een atelier huren, afhankelijk van de
hoogte van hun inkomen, subsidie kunnen krijgen voor een deel van de huur. Het
gaat om de volgende ateliers:
.
een gemeentelijk atelier voor beeldend kunstenaars in een verzamelgebouw;
.
een atelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal;
.
een projectatelier voor beeldend kunstenaars in de Stadshal.
Een
professionele toets voor de beoordeling of een kunstenaar voor subsidie in
aanmerking komt hoeft bij de aanvang van de subsidie niet plaats te vinden
omdat deze toets reeds is geschied bij de plaatsing op de wachtlijst voor een
atelier.
Er
is gekozen voor drie inkomensgroepen, waarbij de inkomensgroepen een verschil
hebben van € 1.200,-- per inkomensgroep.
De
ondergrens van de inkomensgroepen ligt bij € 19.400,-- (is
ƒ 42.751,97. Dit was in de nota gesteld op ƒ 42.500,--) en de
bovengrens bij € 23.000,-- (is ƒ 50.685,33. Dit was in de nota
ƒ 50.000,--).
In
lid 4 is de mogelijkheid geschapen van een vangnetregeling voor de situatie dat
het inkomen in het lopende subsidiejaar lager is als het inkomen in het
peiljaar.
Het
subsidiejaar loopt – analoog aan het tijdvak van de Huursubsidie – van 1 juli
tot 1 juli het jaar daarop.
De
eerste subsidie kan ingaan op de ingangsdatum van de huur en loopt dan door tot
1 juli, het begin van een nieuw subsidiejaar. Vervolgens wordt steeds van 1
juli tot 1 juli het jaar daarop subsidie verleend.
Na
tien jaar is geen subsidie meer mogelijk.
Dit
artikel geeft bepalingen over het aanvragen en verlengen van de subsidie.
De
subsidie moet worden aangevraagd binnen drie maanden na de ingangsdatum van de
huur, en vervolgens jaarlijks voor 1 juni.
Na
vijf jaar subsidie wordt getoetst of de kunstenaar op grond van professionele
criteria nog in aanmerking komt voor subsidie.
In
eerste instantie heeft een subsidieverlening plaatsgevonden aan de hand
van de toen bekende inkomensgegevens. Als de verlening niet heeft
plaatsgevonden op basis van een definitieve aanslag Inkomstenbelasting , dan
regelt dit artikel dat zodra deze definitieve aanslag er is, de subsidie kan
worden vastgesteld aan de hand van de definitieve aanslag. De
mogelijkheid bestaat dan ook om het bedrag van de subsidie lager of hoger vast
te stellen dan het bedrag dat verleend is.
Er
is niet voor gekozen nu reeds een termijn te stellen voor welke datum het
verzoek om vaststelling moet worden ingediend. Afhandeling van
belastingaanslagen voor bedrijven duurt in het algemeen wat langer dan die voor
uitsluitend inkomensbelasting. De ervaring zal moeten leren of hiervoor alsnog
een datum moet worden gesteld.
Wel
kunnen burgemeester en wethouders de kunstenaar aanmanen om een
subsidievaststelling aan te vragen.
Het
is niet gewenst om in de situatie dat de kunstenaar lagere atelierkosten heeft
de subsidie voort te zetten.
Dit
artikel spreekt voor zich.
Voor
kunstenaars die reeds op 1 januari 2002 een atelier huren wordt pas vanaf 1
juli 2006 naar het inkomen gekeken. Zij krijgen dus tot die datum het volledig
percentage zoals omschreven in artikel 3 lid 1. Per 1 juli 2006 zal ook
beoordeeld worden of op grond van professionele criteria de subsidie voortgezet
kan worden.
Dit
artikel behoeft geen toelichting.
Intentieovereenkomst
De
ondergetekenden,
De
Gemeente Delft, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder H.J.
Grashoff, en wethouder M. Mahler, daartoe gemachtigd door de burgemeester dier
gemeente en handelend ter uitvoering van het besluit van burgemeester en
wethouders d.d 27 november 2001
hierna
te noemen “de gemeente”
Stichting
Kleinschalige Bedrijven, statutair gevestigd aan de Oude Delft 18 te Delft, te
dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door W.M. Klapwijk, voorzitter en K.
Brouwer, secretaris
hierna
te noemen “SKB”
gezamenlijk
ook aangeduid als “partijen”
overwegende
dat
-
de gemeente het atelierbeleid wenst te wijzigen en daartoe een Nota
Atelierbeleid heeft voorbereid die op 26 juni 2001 in de raadscommissie
Cultuur, Kennis en Economie (CKE) is behandeld en op 28 juni 2001 door de raad
is vastgesteld;
-
de Vereniging Kunstenaarsbelangen Delft (VKBD) naar aanleiding van de
Nota Atelierbeleid de gemeente heeft verzocht te onderzoeken of het beheer van
de huidige ateliers ondergebracht kan worden bij de SKB, om zodoende een lagere
huur te bereiken;
-
de gemeente en SKB overleg hebben gevoerd en in principe overeenstemming
hebben bereikt over het overdragen van het beheer en de exploitatie van
verzamelgebouwen aan SKB in de vorm van erfpacht voor een periode van 10 jaar,
met de mogelijkheid van verlenging voor 5 jaar, onder nader uit te werken
voorwaarden;
-
de gemeente en SKB in deze overeenkomst de uitgangspunten voor de nieuwe
beheerssituatie wensen vast te leggen alsmede de intentie om de nieuwe situatie
uiterlijk op 1 juli 2002 in te laten gaan;
komen
overeen als volgt :
artikel
1
Hetgeen
hiervoor vermeld is onder “overwegende dat” maakt onlosmakelijk onderdeel uit
van deze overeenkomst.
artikel
2
Partijen
hebben overeenstemming bereikt over de volgende uitgangspunten, die in overleg
tussen partijen nader worden uitgewerkt :
-
de panden Rietveld 49, Nieuwe Langendijk 46-48 en Koornmarkt 48 (hierna
“de verzamelgebouwen”) worden aan SKB in erfpacht gegeven voor een periode van
10 jaar, met de mogelijkheid van verlenging voor 5 jaar;
-
De jaarlijks te betalen erfpachtcanon bedraagt bij aanvang ƒ 106.614,--
(€ 48.379,32) vrij van BTW, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand
van het prijsindexcijfer CBS, reeks werknemers laag.
-
SKB voert voor rekening van de gemeente het aanvangsonderhoud uit, als
omschreven in het schouwrapporten d.d 14 augustus 2001, alsmede voortvloeiend
uit wettelijke veiligheidseisen; SKB brengt daartoe een offerte uit aan de
gemeente;
-
SKB verzekert de verzamelgebouwen tegen sloop en herstelkosten;
-
SKB garandeert de gebruikers van de verzamelgebouwen een huurprijs van
maximaal ƒ 70,-- m² (€ 31,76) bvo
inclusief eventuele BTW, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand
van het prijsindexcijfer CBS, reeks werknemers laag;
-
Op basis van een gemeentelijk op te stellen en bij te houden wachtlijst
selecteert de gemeente de kandidaten voor de verzamelgebouwen; indien een
verhuurbare ruimte langer dan zes maanden leegstaat als gevolg van het
selectiebeleid van de gemeente, komt de huurprijs vanaf de dag waarop de zes
maanden zijn verstreken voor rekening van de gemeente.
artikel
3
Partijen
streven ernaar om de nieuwe beheerssituatie uiterlijk op 1 juli 2002 in werking
te laten treden; indien partijen op 15 mei 2002 nog geen definitieve
overeenstemming hebben bereikt, heeft de gemeente het recht de onderhandelingen
te beëindigen en de vrijheid van handelen ten aanzien van de atelierpanden te
hernemen, zonder dat de beide partijen tot enige schadevergoeding zijn
verplicht.
Aldus
overeengekomen en in tweevoud getekend
Delft, 2001
Gemeente
Delft, Stichting
Kleinschalige Bedrijven,
H.J.
Grashoff, W.M.
Klapwijk, voorzitter
Wethouder
M.
Mahler K.
Brouwer, secretaris
Wethouder