EVALUATIE
ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING
“VAN DELFT KENNISSTAD NAAR TECHNOPOLIS”
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Management Samenvatting…….
Hoofdstuk
2 ECONOMISCH BELEID ONTWIKKELD…….
Hoofdstuk
3 ECONOMISCHE INFRASTRUCTUUR…….
3.1 NEW
VENTURES, ADL, SENSOR COMPETENCE CENTER……
3.2
VENTURE FONDSEN (TECHNOSTART, TWINNING, ZIF, NEBIB etc)……
3.3
AUTONOME GROEI EN DOORSTARTERS……
Hoofdstuk 5 HARDWARE: BEDRIJVENTERREINEN EN
BEDRIJFSVERZAMELGEBOUWEN…….
Hoofdstuk
6 INTERNATIONALE ACQUISITIE…….
Hoofdstuk
7 EFFECTEN VAN HET BELEID…….
In het begin van de jaren negentig wordt het gemeentelijk
beleid onder het motto Zicht op Delft gekenmerkt door het zoeken naar
ontwikkelingsmogelijkheden van de stad en het aangaan van
samenwerkingsverbanden om te komen tot stedelijk beleid. Zo worden in het
onderzoek ‘Delft, Knowledge Based City’ de economische ontwikkelingsmogelijkheden
van de stad geschetst. Het resultaat heet Delft Kennisstad, aanvankelijk één
van de onderdelen van het economisch beleid, maar zich later ontwikkelend tot
de kernstrategie van het gemeentelijke beleid.
Naast de ontwikkeling van een algemeen economisch beleid,
gebaseerd op de versterking van de Kenniseconomie, worden er meerjarennota’s
gemaakt voor de beleidsterreinen: werkgelegenheid, toerisme, hotelbeleid,
kantoren-en bedrijfsterreinen en detailhandel en wijkeconomie.
In de nota Werkgelegenheid wordt er voor gekozen minder
gericht te zijn op individuele subsidie van bedrijven, maar meer op projecten
die de structuur van de stad versterken.
Slechts in specifieke gevallen, wanneer het belang van een
ontwikkeling zo fundamenteel is, wordt van dat principe afgeweken. Een
voorbeeld daarvan is de transactie van de grond waarop het Waterloopkundig
Laboratorium gevestigd is.
Deze nota spitst zich toe op de ontwikkeling van de
kenniseconomie. De levenscyclus van Delft Kennisstad mag inmiddels bekend verondersteld
worden: van onderdeel van het economisch beleid tot gemeentelijke kernstrategie
en een aparte projectorganisatie en tot slot het onderbrengen binnen de
Stichting Delft Kennisstad.
Het
gemeentelijk beleid is enerzijds gericht op het creëren van een stimulerend
economisch klimaat en anderzijds op het verlenen van steun aan projecten en
activiteiten die daar op inspelen. Een combinatie van beide elementen stond
centraal in de aanpak van het projectbureau Delft Kennisstad, waarbij € 2,7
miljoen aan gemeentelijke middelen leidde tot een totaal investeringspakket van
€ 10,9 miljoen.
Versterking
van de economisch structuur is gediend met het creëren van een gezonde woon- en
werkomgeving, maar essentieel is een zich steeds vernieuwende en groeiende bedrijvensector.
Een gezonde werk- en woonomgeving is ook een goede basis voor de oprichting van
bedrijven op kleinschalig wijkniveau. IT maakt daarmee de rol van de
wijkeconomie, zowel in relatie met starters als met aanbod van voorzieningen
van groter belang. Groei en vernieuwing vindt plaats door autonome groei van bestaande bedrijven, door de oprichting van nieuwe bedrijven door
starters en via de vestiging van
buitenlandse bedrijven.
Om dit
beleid ook materieel te ondersteunen is in de jaren negentig de Reserve
Economische Structuur gevormd van waaruit initiatieven worden ondersteund.
Daarnaast is een deel van de EZH-opbrengst ingezet voor economische projecten
in het kader van Delft Kennisstad. In de afgelopen jaren is aangetoond dat het
kunnen benutten van een reserve die is gevormd uit éénmalig beschikbare gelden
voor grootschalige projecten, zijn nut heeft bewezen.
In deze nota wordt
achtereenvolgens aandacht besteed aan het internationale economische beleid van
de gemeente, het beleid gericht op het stimuleren van nieuwe bedrijvigheid aan
de hand van de levenscyclus van een (startend) bedrijf, de ontwikkeling van
bedrijfsverzamelgebouwen in Delft en het overige voorwaardenscheppende beleid,
zoals de ontwikkeling van bedrijventerreinen.
Geconcludeerd wordt dat de
ontwikkeling van Delftech Park in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de
groei van de Delftse Kenniseconomie. In het komende decennium is die rol
weggelegd voor Technopolis, waarbij is geconstateerd dat er meer dan in het
verleden geïnvesteerd moet worden in promotie en marketing.
Tot slot geeft de nota een aanzet
tot een kwantitatieve en kwalitatieve meting van de resultaten van het beleid.
Op basis daarvan wordt voorgesteld om in de komende jaren de volgende
uitgangspunten te hanteren bij de ontwikkeling van een beleid gericht op de
versterking van de economisch structuur:
·
voortzetting van het beleid waarbij de gemeente de
verantwoordelijkheid neemt voor het economische structuurbeleid;
·
voortzetting van de aanpak waarbij wordt ingespeeld op
initiatieven van anderen ter versterking van de economische structuur i.c. het
versterken van de positie van starters, doorgroeiers en nieuwe vestigers;
·
het uitwerken van een plan samen met de TU Delft voor de
verhoging van het aantal studenten dat een eigen bedrijf start;
·
voorzetting van het beleid dat gericht is op het tot stand
(laten) brengen van voldoende bedrijfsruimte voor starters;
·
het verrichten van een studie naar de effecten van het
uitbeiden van de werkgelegenheid met meer dan 40% als gevolg van de
ontwikkeling van Technopolis;
·
een grotere nadruk op promotie, marketing en acquisitie ten
behoeve van de uitgifte van Technopolis; de inzet van de Westholland Foreign
Investment Agency is daarbij van groot belang.
In de in 1991 door de gemeenteraad
vastgestelde economische beleidsvisie met de titel “Zicht op Delft Kennisstad”
is de basis gelegd voor het economisch beleid in de jaren negentig. Alle daar
geformuleerde doelstellingen zijn in het afgelopen decennium uitgewerkt. Dat
heeft geresulteerd in meerjarige beleidsnota’s op de terreinen werkgelegenheid,
toerisme, bedrijfsterreinen & kantoorlocaties en detailhandel.
Het doel van elke nota was om op
basis van de gekozen Delftse strategie “Zicht op Delft” en met behulp van de
input van externe partijen een ontwikkelingsrichting voor meerdere jaren voor
een specifiek economisch gebied te formuleren, die zowel externe partijen als
aan gemeentelijke afdelingen duidelijkheid zou verschaffen.
Op basis van het onderzoek van
Richard Knight naar het toekomstperspectief van de Delftse economie werd in
deze nota geconstateerd: “het profiel van Delft als Kennisstad” wordt verder
uitgewerkt en gehanteerd als uitgangspunt bij het ontwikkelen van bedrijfsterreinen
en het versterken van netwerken”.
Samenvatting Economische Beleidsvisie 1991 ·
het profiel Delft Kennisstad wordt uitgewerkt als
basis voor bedrijfsterreinen en netwerk-ontwikkeling; ·
de ontwikkeling van het zuidelijk knooppunt (afslag Delft-Zuid),
samen met de TUD krijg hoge prioriteit; ·
de gemeente spant zich in het aanbod van bedrijfsruimte voor
starters en doorstarters te vergroten; ·
nieuw te ontwikkelen bedrijfsterreinen worden vanuit een vooraf
vastgesteld profiel ontwikkeld; ·
vestigers op nieuwe bedrijfsterreinen worden primair op kwaliteit
getoetst, niet op aantal werknemers per ha.; ·
binnen de gemeente komt een aanspreekpunt voor het bedrijfsleven.
Geconstateerd kan worden dat in de
afgelopen tien jaar steeds is gewerkt vanuit dit uitgangspunt; de ontwikkeling
van het Delftech Park en de plannen voor Delft University Technopolis zijn daar
het sprekende bewijs van. Ook de nota’s, gericht op specifieke economische
terreinen, zijn steeds een zeer bruikbaar kader gebleken voor het toetsen van
nieuwe plannen en ontwikkelingen. De uitgangspunten die ruim tien jaar geleden
zijn geformuleerd zijn in het afgelopen decennium op consistente wijze tot
uitvoering gebracht.
Twee belangrijke elementen uit de
beleidsvisie “Zicht op Delft Kennisstad” waren het afschaffen van het
werkgelegenheidsfonds en de daaraan gekoppelde directe steun aan startende
ondernemingen[1] en het
afschaffen van de eis dat per uit te geven ha bedrijfsterrein ten minste 100
arbeidsplaatsen dienden te worden gerealiseerd. Dat vertolkte de gedachte dat
de kwalitatieve ontwikkeling belangrijker is dan de kwantitatieve. Dit laat
onverlet dat de arbeidsplaatsenquote op Delftech Park aanmerkelijk hoger is dan
100 per ha, omdat na afronding van de ontwikkelingen meer dan 2000 mensen
zullen werken op een terrein van 7 ha.
Delft geeft geen individuele bedrijfssteun, noch aan starters
noch aan potentieel te werven bedrijven. In slechts een zeer beperkt aantal
gevallen is er sprake geweest van impliciete financiële steun aan een bedrijf,
zoals bij het dreigende vertrek van WL Delft Hydraulics naar de
Noordoostpolder. Daarbij was overigens geen sprake van directe steun aan het
bedrijf, maar is de (her)ontwikkeling van grond en opstallen de basis geweest
voor een voor het betrokken bedrijf/instituut financieel gunstige ontwikkeling.
Economisch
stimuleringsbeleid
Zoals hierboven is aangegeven heeft Delft altijd gekozen
voor een primair op kwaliteit gericht beleid. Dit in tegenstelling tot veel
steden die een op kwantiteit gericht werkgelegenheidsbeleid voeren. Dat wil
niet zeggen dat het aantal arbeidsplaatsen voor de Delftse economie niet van
belang is. Integendeel, want in de jaren negentig is de woon-werk balans
omgeslagen en is het aantal arbeidsplaatsen lager dan het aantal werknemers.
Binnen het Delftse economische beleid is het uitgangspunt dat de woon-werk
balans in ieder geval in balans dient te zijn, wat wil zeggen dat het aantal
arbeidsplaatsen in Delft even groot is als de beroepsbevolking. Omdat het
aantal arbeidsplaatsen in het afgelopen decennium lager is dan de
beroepsbevolking zal de groei van het aantal arbeidsplaatsen in de komende
jaren hoger moeten zijn dan de groei van de beroepsbevolking om weer tot een
evenwicht te komen of om van Delft een werkstad te maken.
Het ondersteunen van de ontwikkelingen in de kennissector,
dat wil zeggen het versterken van datgene wat al sterk is, heeft niet alleen de
kenniseconomie versterkt, maar ook de andere sectoren, zoals de
dienstverleners. Overigens is Delft niet alleen afhankelijk van de
kennissector, ook de zorgsector en de toeristische sector is sterk
vertegenwoordigd (een groei van bijna 30% in de afgelopen vijf jaar)[2],
zodat kan worden geconstateerd dat de economie zowel in de diepte (de
kennissector) als in de breedte is versterkt.
Overigens is het van essentieel belang om te realiseren dat
de directe invloed van de (lokale) overheid op de ontwikkeling van de economie
beperkt is. Economische stimulering richt zich op genereren van nieuwe
bedrijvigheid, op het binnenhalen van bedrijven die elders zijn gevestigd (via
verplaatsing of het openen van een nevenvestiging). De rol van de lokale
overheid daarbij is het versterken van de infrastructuur waardoor het
vestigingsklimaat wordt verbeterd. Het gaat daarbij om zowel harde
infrastructuur (bereikbaarheid, goed wonen in de omgeving, goede
ICT-infrastructuur) als om zachte infrastructuur (zogenaamde Quality of Life
factoren) waarbij naast aanwezige netwerken ook het aanbod aan culturele en
ontspanningsvoorzieningen van groot belang is.
De actuele plannen voor de ontwikkeling van het Meisjeshuis
tot, onder andere een centrum waar mensen uit de kennissector elkaar kunnen
ontmoeten, past ook in dat kader.
In de loop van de jaren zeventig/tachtig verandert de
Delftse economie sterk en het tweeledige economische karakter van de stad,
enerzijds gebaseerd is op de universiteit en anderzijds op industriële
bedrijvigheid, verdwijnt. De industriële werkgelegenheid is sterk afgenomen en
de universiteit en daarvan afgeleide bedrijven en aanverwante instellingen
bepalen steeds meer het karakter van de economie.
Inmiddels is 38% van de werkgelegenheid aan kennis
gerelateerd. De kenniseconomie blijkt veel beweeglijker te zijn dan andere
sectoren, maar ondanks het feit dat met name 2001 voor de ICT-sector een slecht
jaar was, is het aantal bedrijven in deze sector nog vrij sterk toegenomen. Het
aantal arbeidsplaatsen in de ICT bleef nagenoeg stabiel, wat op zich gezien
gegeven de algemene ontwikkeling opvallend genoemd kan worden.
Met de ontwikkeling van Technopolis is er een kans de aan de
technologische kernkwaliteiten
gerelateerde bedrijvigheid nog meer aan Delft te binden. Nieuwe
technologische ontwikkelingen leiden tot vernieuwde producten, die overigens in
de meeste gevallen door bestaande bedrijven worden gemaakt. Denk aan allerlei
applicaties die ontwikkeld worden om glasvezelverbindingen te maken. Wanneer
deze applicaties ontwikkeld worden door bestaande bedrijven, is het niet te
verwachten dat deze bedrijven van vestigingsplaats zullen veranderen. Echter,
wanneer er nieuwe bedrijven ontstaan in een nieuw vakgebied, dan zijn er wel
mogelijkheden die bedrijvigheid te binden. Een voorbeeld is de nanotechnologie,
waarin Delftse wetenschappers een prominente rol vervullen. In deze sector
zullen eerst research-gedreven bedrijven worden opgericht[3].
Deze zullen zich bij voorkeur vestigen in de directe omgeving van de
kennisbron. De zich daaruit verder ontwikkelende bedrijvigheid kan zich dan ook
rondom deze eerste bedrijven en de kennisinstellingen ontwikkelen, waarmee een
cluster van wetenschap en bedrijvigheid kan ontstaan. Dat leidt op den duur ook
tot verplaatsing van delen van bedrijven van elders naar dat cluster.
Voorbeelden van dergelijke verplaatsingen van bedrijfsonderdelen naar Delft
zijn Signaal Delft (radartechnologie) uit Twente en Philips Semiconductors (analoge
chiptechnologie) vanuit de Verenigde Staten. Op basis van deze voorbeelden kan
een gericht beleid worden opgezet om bedrijven te benaderen voor vestiging in
Delft, die veel fundamentele research laten uitvoeren door Delftse instellingen
(TU DIMES en TNO-TPD).
De TUD wil zich verder ontwikkelen als een
research-universiteit met goed onderwijs. Omdat de TUD een technische
universiteit is, zal de research altijd toepassingsgericht zijn, wat weer niet
wil zeggen dat er een directe link zal ontstaan tussen de markt en de
universiteit.
Bij de overgang van research naar toepasbare en
verhandelbare producten worden verschillende stappen gezet: van research naar
toegepast wetenschappelijk onderzoek (van TUD naar TNO) en vervolgens naar de
ontwikkeling van een technologisch concept (veelal binnen een van de vele
niche-bedrijven die Delft rijk is). Vanuit het technologische concept wordt het
productontwerp gemaakt en uiteindelijk wordt het product op de markt
verhandeld.
In Delft zijn met name instellingen en bedrijven gevestigd
die zich richten op onderzoek, toegepast onderzoek concept-ontwikkeling.
Bedrijven die zich bezig houden met productontwikkeling en productie zijn
minder sterk vertegenwoordigd in onze regio.
Met name bij nieuwe ontwikkelingen, zoals nanotechnologie,
is het van belang dat de mogelijkheid wordt geboden om voor de hele keten van
kennis tot bedrijvigheid ruimte voor ontwikkeling te bieden. Daarom wordt op
dit moment een verkennende studie voorbereid om de mogelijkheden van de
ontwikkeling van een sterk nanotechnologie kolom in Delft te onderzoeken. In de
eerste jaren zullen binnen de nanotechnologie vooral bedrijven worden opgericht
die hun omzet halen uit onderzoeksbudgetten. Door deze research-gedreven
bedrijven ruimte te bieden op Technopolis ontstaan de voorwaarden om op termijn
een cluster van nanotechnologie-bedrijven in Delft te huisvesten.
De TU Delft is een belangrijke bron voor het oprichten van
nieuwe bedrijven. Jaarlijks worden ongeveer 260 ondernemingen opgericht door
alumni van de TUD. Daarvan vestigt zich 14% in Delft en nog eens 17% in de zone
van 10 km rondom Delft; van de overige 69% van de door alumni opgerichte
bedrijven vestigt tweederde zich in West Nederland en de overige daarbuiten.
Daarmee is Delft een belangrijke kraamkamer voor technologische bedrijven en
hoewel er vele factoren een rol spelen bij het vestigingsgedrag, ligt er een
uitdaging om het percentage bedrijven opgericht door alumni dat zich (blijvend)
in Delft vestig substantieel te verhogen.
In de loop
van 2002 zal daartoe een voorstel worden ontwikkeld waarbij de TUD gevraagd zal
worden ook een bijdrage te leveren aan dat onderzoek en het te formuleren
beleid om het percentage in Delft gevestigde starters vanuit de TUD te
verhogen.
De wetenschappelijk-economisch krachtenvelden van Delft
sluiten in belangrijke mate aan bij de kernthema’s van Delft Kennisstad:
Informatie en Communicatie Technologie, Milieu & Energie, Innovatieve
Vervoerssystemen, Water & Bodem, en Architectuur & Ontwerpen.
In de Economische Barometer 2002 wordt net als vorig jaar
een overzicht gegeven van het aantal bedrijven. Binnen het
bedrijfsinformatiesysteem Zwaan wordt een inventarisatie gemaakt van de in deze
sectoren aanwezige kennisinstellingen en bedrijven. Op basis daarvan kan worden
aangegeven op welke punten deze kernkwaliteiten van de Delftse economie verder
ontwikkeld kan worden. Deze verdere ontwikkeling is ofwel gebaseerd op
versterking van een of meer lagen uit het diabolomodel, of door het invullen
van een ontbrekende laag uit het model.
Bij de ontwikkeling van het Delftech Park is voor het eerst
sprake geweest van een investering in een hoogwaardige
telecommunicatievoorziening. In samenwerking met de TUD en KNP is een pakket
aan telecom diensten ontwikkeld, die beschikbaar zijn voor de ondernemers op
Delftech Park.
Deze bij de start van de uitgifte van het park meest
geavanceerde voorziening, is inmiddels
door de ontwikkeling van een glasvezelstructuur ingehaald. Enkele
telecom-dienstenaanbieders hebben al bedrijven op (onder andere) het Delftech
Park aangesloten op de glasvezel.
Op dit moment wordt een Masterplan Breedband ontwikkeld dat
antwoord moet geven op de vraag of het mogelijk is alle Delftse woningen en
bedrijven rechtstreeks aan te sluiten op een fijnmazig glasvezelnet tegen
aanvaardbare kosten.
Met name voor de ontwikkeling van Technopolis is het van
belang dat ook wordt gekeken naar de ontwikkelingen na de glasvezel, zoals
Draadloos Internet. Het feit dat deskundigheid op dit terrein binnen de TU
Delft aanwezig is, maakt het mogelijk met deze nieuwe vormen van supersnelle
communicatie te experimenteren.
Een van de belangrijkste motoren voor de dynamiek van de
lokale economie is de oprichting en groei van nieuwe bedrijven. Jaarlijks
worden in Delft ongeveer 120 nieuwe bedrijven opgericht. Veel van de Delftse
starters zitten in de kennisintensieve sector. Een kenmerk van veel van de
Delftse starters, die voortkomen uit de TU Delft, is het specialistische
karakter van de activiteiten van deze startende ondernemers. Deze vele
“niche-bedrijven” vormen in belangrijke mate de basis van de Delftse
kennisintensieve bedrijvigheid. Een kenmerk van deze niche-bedrijven is veelal
de beperkte omvang (meestal kleiner dan 15 werknemers) en de beperkte markt
waarvoor zij opereren. Omdat in deze specifieke wereld de spelers elkaar
kennen, zijn dergelijke bedrijven minder gericht op het bedrijven van marketing
en naamreclame, waardoor ze zich voor de buitenwereld “verborgen” houden. Omdat
deze bedrijven zich niet hoeven te etaleren, zullen ze ook qua uitstraling
beperkt bijdragen aan het versterken van het Kennisstad imago.
Dergelijke specialistisch bedrijven worden niet alleen
opgericht vanuit de TU Delft, ze komen veelal ook “van buiten”, bijvoorbeeld
wanneer bedrijven die elders gevestigd zijn besluiten research-units dicht bij
de TUD vestigen om zowel kennis als afgestudeerden in dat vakgebied te kunnen
“aftappen”.
Een andere motor voor de groei van de kenniseconomie wordt
gevormd door opdrachten die bedrijven geven aan TUD, TNO en de andere
kennisinstituten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de rol die de TPD speelt
bij de langere termijn research van ASML uit Veldhoven, maar ook de opdrachten
van de baggerindustrie aan WL Delft Hydraulics vallen daar onder. Doordat externe
partijen grote onderzoeksbudgetten besteden binnen Delftse kennisinstituten
groeit de werkgelegenheid in deze sector.
Deze kennis-marktcombinaties[4]
kunnen overigens een goede basis vormen voor een acquisitie, specifiek gericht
op het verkrijgen van vestigingen van delen van deze bedrijven in Delft. Uit
een marketing studie ten behoeve van de ontwikkeling van Technopolis is
gebleken dat de volgende kennis-markt combinaties in Delft goed
vertegenwoordigd zijn en kansen bieden voor het aantrekken van bedrijven van
elders. Het gaat om de sectoren:
–
life sciences, inclusief
biotechnology
–
telecommunicatie
–
software and hardware
industrie
–
micro-electronica en de electrotechnische industrie
–
medisch technologische sector.
In de afgelopen jaren is het beleid niet specifiek gericht
geweest op starters; dit in tegenstelling tot het beleid dat eind jaren ’80
werd gevoerd en startende ondernemers onder bepaalde condities een bijdrage van
de gemeente per te creëren arbeidsplaats konden krijgen.
Het starten van een bedrijf gebeurt veelal spontaan en de
kersverse ondernemer is vaak vooral bezig met zijn eerste bedrijfsmatige
schreden en gunt zich niet de tijd voor starterondersteuning. Met name op de TU
Delft wordt het oprichten van bedrijven door studenten wel gericht gestimuleerd.
De meeste initiatieven ter stimulering van nieuwe
bedrijvigheid zijn dan ook gericht op jonge bedrijven die enige tijd na de
oprichting met vragen komen over zaken die met de bedrijfsvoering te maken
hebben.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de
stimuleringsactiviteiten van de gemeente in de afgelopen jaren, waarbij de
levenscyclus van een bedrijf als uitgangspunt wordt genomen: van idee tot
gevestigd bedrijf.
Traditionele
economie
Delft heeft in de afgelopen tien jaar de nadruk gelegd op de
ontwikkeling van de kennissector. Maar dat betekent niet dat de groei van de
“gewone” economie minder waardevol zou zijn. Integendeel, de traditionele
industriële sectoren zijn dan wel verdwenen uit Delft, maar sectoren als de
gezondheidszorg en het onderwijs zijn samen verantwoordelijk voor meer dan de
helft van de economische groei. Daarnaast profiteren velerlei sectoren van de
groei van de kenniseconomie, met name de (zakelijke) dienstverlening.
In het gebied tussen de kenniseconomie en de traditionele
economie gaat de wijkeconomie een belangrijker rol spelen. Met name door een
krachtige IT-infrastructuur zijn er goede mogelijkheden voor een start-up
vanuit huis en tegelijkertijd biedt de wijkeconomie perspectief voor het
oprichten van dienstverleners dicht bij huis. Zowel de traditionele economie
als de kenniseconomie kunnen daarom vanuit de wijken een impuls krijgen. Dat is
de reden dat binnen het economisch beleid daar specifiek aandacht aan wordt
besteed.
Binnen de TUD verzorgt adviesbureau Arthur DeLittle het
bijvak bedrijfskunde. Studenten die aan deze opleiding willen deelnemen moeten
een idee voor een ondernemingsplan indienen dat als toetsingskader dient voor
de toelating. Ook tijdens de opleiding staat het maken van ondernemingsplannen
centraal. Gebleken is dat studenten die deze opleiding gevolgd hebben soms al
tijdens de studie beginnen met een eigen bedrijf.
Vanuit ADL (Stichting Jong Ondernemerschap) is gezorgd voor
bedrijfsruimte voor circa vijf van deze starters: onder de naam The Cube wordt
hen op een kleinschalige wijze huisvesting geboden. Het bijzondere van dit
project is dat de verschillende ondernemingen gezamenlijk werkoverleg hebben,
waarbij de specifieke kwaliteiten van één persoon (bijvoorbeeld goed in marketing, of in subsidies, of in inkoop)
via het werkoverleg beschikbaar kunnen komen ook voor de andere ondernemers. De
specifieke kwaliteiten van een ondernemer worden zo breder ingezet.
De CUBE heeft de gemeente enige tijd geleden benaderd voor
het verlenen van een subsidie om een aantal gemeenschappelijke activiteiten en
ruimtes van/voor de ondernemers financieel mogelijk te maken.
Vanuit de TUD participeren ook vaak studenten in New
Venture, een landelijke prijsvraag voor ondernemerschap vanuit de Technische
Universiteiten. Delftse ondernemingsplannen spelen in deze wedstrijd vaak een prominente rol; zo won in 2000 het
jonge Delftse bedrijf, dat gasflowmeters maakt de eerste prijs. De gemeente
levert incidenteel enige ondersteuning aan dit initiatief.
Binnen de plannen voor de ontwikkeling van het Sensor
Competence Center Delft staat het genereren van nieuwe projecten en nieuwe
bedrijven centraal. Vanuit de te organiseren ontmoetingen in het Center wordt
de oprichting van nieuwe bedrijven gestimuleerd, onder andere door samen te
werken met BvIT (zie verderop). De werkwijze van het SCCD beoogt economische
dynamiek te genereren.
Eén van de kernelementen van het SCCD is, dat het initiatief
zichzelf moet kunnen financieren via de heffing van een fee van bijvoorbeeld 5
% op gegenereerde projecten en via
participaties in startende ondernemingen. Er is een marktpartij gevonden die
onder deze condities het project wil uitvoeren. Binnenkort wordt een gericht
voorstel ter zake aangeboden.Tevens is een subsidie aanvraag gedaan voor dit
initiatief bij de Provincie in het kader van het (zuidvleugel) programma “kennisinfrastructuur”.
Bij de start van een onderneming – en met name wanneer het
gaat om consultancy of kennis als kerntaak – is de investeringsbehoefte in het
algemeen laag. Een werkruimte, een computer en briefpapier vormen de
belangrijkste bedrijfsmiddelen. Direct naar de start van de onderneming is er
ook veelal al sprake van omzet, omdat een dergelijk bedrijf vaak wordt
opgericht juist omdat er vraag is naar kennis die de ondernemer heeft. Pas als
het bedrijf groeit, er personeel wordt aangetrokken of bedrijfsruimte wordt
gehuurd/gekocht, is er behoefte aan investeringsgeld. In zijn algemeenheid zijn
er niet veel financiële organisaties die willen investeren in bedrijven die
gedragen worden door de verkoop van kennis van de ondernemer zelf. Het risico
is voor de meeste investeerders te hoog, omdat met de ondernemer ook de kennis
en dus de waarde van het bedrijf verdwijnt.
De TUD steunt dergelijke ondernemers wel, namelijk via de
Technostart regeling, die sinds 1998 bestaat. Studenten die – na hun afstuderen
– een eigen bedrijf willen beginnen kunnen een beroep doen op deze regeling,
die er in voorziet dat per ondernemer gedurende een jaar een bedrag van € 1360
beschikbaar wordt gesteld. De afgestudeerde startende ondernemer krijgt deze
bijdrage in de vorm van een achtergestelde lening.
In de afgelopen jaren zijn 80 voorstellen ingediend, waarvan
na een eerste toets de helft is afgewezen. Van de overgebleven plannen hebben
er uiteindelijk 30 daadwerkelijk geleid tot de oprichting van een bedrijf,
waarvan 10 in 2001. In totaal gaat het om 60 technostarters, die samen aan 150
personen werk bieden. Daarnaast zijn er nog bijna 20 ondernemers actief
geworden zonder personeel.
Ongeveer 30 % van deze Technostarters zijn
productontwikkelaars die zich baseren op technologie die is ontwikkeld op de TU
Delft. Onder de Technostarters bevinden zich bedrijven als VPInstruments,
ESBEServices, Mat-tech, Everest Coatings, KCSE en Halotec.
Het is van belang dat een herkenbare groep als deze
Technostarters ruimte moet kunnen krijgen om door te groeien in Delft of de
regio (o.a. ook op Ypenburg). Het door de TUD opgerichte netwerk van
technostarters is daarvoor een belangrijk aanspreekpunt, ook voor de gemeente
om op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van deze bedrijven.
Landelijk is er het project Dreamstart van het ministerie
van EZ, dat zich richt op het bevorderen van technostarters. In het kader van
de intensievere samenwerking binnen de Stichting Delft Kennisstad wordt met de
TUD overlegd op welke wijze er een sterkere relatie kan worden gelegd tussen de
bedrijven/ondernemers die uit het systeem van de Technostart regeling komen en
aangewezen zijn op andere financiers buiten de TUD.
Naast doorgroeiende bedrijven die als kerntaak advisering
(consultancy) hebben, hebben ook producerende bedrijven behoefte aan
financiering. Voor dergelijke bedrijven is de Technostart regeling niet
toereikend, omdat die slechts voorziet in een basissalaris voor de ondernemer.
Voor de dekking van dergelijke investeringen zijn in het algemeen wel fondsen
of private investeerders beschikbaar; zowel institutionele investeerders als
“informal investors”. Deze investeerders blijven in de meeste gevallen anoniem.
De gemeente ondersteunt de organisatie van bijeenkomsten die
gericht zijn op het bijeen brengen van mensen met plannen en mensen met geld om
te investeren. Zo is er in het afgelopen jaar twee maal een bijeenkomst in het
stadhuis georganiseerd door First Tuesday, een organisatie die ondernemers en
investeerders met elkaar in contact wil brengen. De gemeente heeft dergelijke
bijeenkomsten gesteund via het beschikbaar stellen van de burgerzaal van het
stadhuis en de catering.
Een vergelijkbaar initiatief zijn de bijeenkomsten van de
NEBIB die worden georganiseerd onder de naam Zevende Hemel, die verwijst naar
Business Angels - investeerders die
niet alleen investeren, maar ook bedrijfseconomische of management adviezen
geven.
Een nieuw initiatief in Delft is BViT, dat zich richt op de
echte starters en doorstarters. BViT biedt werkruimte of huisvesting[5],
maar investeert ook risicodragend in startende bedrijven. Naast werkruimte
biedt BViT ook diensten aan (bijvoorbeeld administratie) en wordt ook
overcapaciteit van personeel benut voor bedrijven die extra hulp kunnen
gebruiken. BViT is gevestigd in een pand op het Delftech Park en is van plan
deze formule (die nu vooral gericht is op IT-bedrijven) uit te breiden naar
bedrijven in de sensortechnologie.
Meer omvangrijke initiatieven, ook wat betreft de inspanning
van de gemeente zijn Twinning en het Zuid-Hollands Investeringsfonds (ZIF), die
beide gericht zijn op het investeren in (door)startende ondernemingen. Het ZIF
investeert tot maximaal zo’n € 150.000, terwijl Twinning maximaal ruim € 1
miljoen kan investeren. Twinning richt zich op bedrijven in de ICT-branche,
terwijl het ZIF in een brede doelgroep investeert.
In de afgelopen twee jaar heeft Twinning in vier Delftse
bedrijven geïnvesteerd. Delft heeft samen met Twinning een contract afgesloten
voor de dienstverlening aan veelbelovende starters in de ICT branche. In totaal
is in de periode tot en met 2001 aan Twinning een vergoeding betaald van €
240.000
Inmiddels is het contract met Twinning aangepast aan de
huidige marktomstandigheden die niet gunstig zijn voor ICT starters waarbij
voor de dienstverlening een bedrag van € 45.000 per jaar wordt betaald en een
vaste vergoeding voor elke nieuwe investering.
Delft en Rotterdam (die via het ICIT) samenwerken in de
bevordering van de bedrijvigheid in de ICT-branche hebben contractueel
vastgelegd dat de vergoeding die aan Twinning betaald is/wordt, wordt
terugbetaald bij het behalen van een vastgelegd rendement. Overigens ziet het
er onder de huidige marktomstandigheden niet naar uit dat dat rendement wordt
gehaald.
Het ZIF, waar de gemeente een bedrag van € 450.000 heeft
geïnvesteerd is nog maar enkele maanden geleden van start gegaan. In totaal
hebben de Zuid-Hollandse Rabobanken, Den Haag, Delft, de provincie en de Kamer
van Koophandel ruim € 4,5 miljoen geïnvesteerd in het ZIF. Bij een succesvolle
aanpak van het ZIF vloeien winstuitkeringen terug naar de gemeente, terwijl de
waarde van de aandelen stijgt.
Een heel specifiek project is het Productontwikkelingsfonds.
Delft heeft een aandeel genomen in Blossum, een project van ID-NL een
organisatie die zich onder andere bezig houdt met het economisch productief
maken van octrooien. Het Productontwikkelingsfonds richt zich op ondernemers
die nieuwe producten willen ontwikkelen, maar niet de middelen hebben om
prototypes te bekostigen. Via het fonds kunnen deze prototypes gefinancierd
worden via een achtergestelde lening of een aandeel in het bedrijf.
In de afgelopen jaren zijn er ook programma’s ontwikkeld
voor doorstarters, dus bedrijven die al enige tijd bestaan, maar te maken
hebben met specifieke vragen of knelpunten. Het kan daarbij gaan om
strategische keuzes, om vragen die betrekking hebben op de organisatie van het
bedrijf, de financiering van het bedrijf etc.
Een van de programma’s die inde afgelopen jaren zijn
uitgevoerd is Nieuwe Bedrijvigheid, een project waarin steden als Leiden, Den
Haag en Delft participeerden, maar ook organisaties als Eneco, een
uitzendbureau en een bank. Het driejarige project is succesvol afgerond en heeft
geleid tot directe ondersteuning van 7 Delftse en nog een aantal uit Delft
afkomstige, maar op Ypenburg gevestigde bedrijven.
De uitvoerende organisatie van dit project was K+V, een
middelgrote organisatie voor management advies. Zeker in relatie tot de
relatief beperkte financiële bijdrage van de gemeente Delft (€ 17.000) mag dit
project als geslaagd worden beschouwd.
Andere initiatieven die in de afgelopen jaren zijn
ondersteund, zijn FORCE dat gebaseerd was op de subsidieregeling KONVER een
Europees programma opgezet naar aanleiding van de verdwenen militaire
werkgelegenheid in deze regio. Op initiatief van de Provincie Zuid-Holland
heeft Syntens een programma uitgevoerd in de regio Den Haag/Delft gebaseerd op
de verdwenen militaire werkgelegenheid op Ypenburg. Force had als doel de
concurrentiepositie van het midden- en kleinbedrijf in de technische en
industriële sectoren te verbeteren. Als instrumenten had het programma diverse
vormen van bedrijfsdoorlichting en –advisering en konden bedrijfskundige
adviezen tegen een aantrekkelijk tarief worden aangeboden. Van de 350 benaderde
bedrijven heeft 25 % gebruik gemaakt van een van de vier Force-deelprojecten en
nog eens een kwart van de reguliere Syntens ondersteuning.
Van de totale investering van € 215.000 heeft Delft € 36.300
bijgedragen in het project en er hebben 21 Delftse bedrijven geparticipeerd van
de in totaal 72 bedrijven die hebben deelgenomen.
Om doorgroei van in Delft gestarte ondernemingen mogelijk te
maken is het van groot belang dat er voldoende bedrijfsterreinen en
bedrijfsverzamelgebouwen beschikbaar zijn. Daarop wordt nader ingegaan in het
volgende hoofdstuk.
Al in de nota Zicht op Delft (1989) is een keuze gemaakt voor
de ontwikkeling van bedrijventerreinen op strategische knooppunten langs de
Rijksweg. Daarmee werd de basis gelegd voor de ontwikkeling van de Delftse
Poort, de Ypenburgse Poort en het Delftech Park. Na een geruime tijd van
voorbereiding en marktverkenning werd in 1995 op het Delftech Park de eerste
kavel uitgegeven aan Priva Computers Systems. Inmiddels is nog slechts een
kavel beschikbaar en is – ondanks de kritische adviezen en marketingstudies –
het mogelijk gebleken een bedrijfsterrein te ontwikkelen dat zich specifiek
richt op kennisintensieve bedrijvigheid waar research een belangrijke rol
speelt in het bedrijfsproces. De keuze voor een kwalitatieve toelatingsnorm
(research gedreven of niet) en het loslaten van de norm van minsten 100
arbeidsplaatsen per ha, zoals in het verleden gebruikelijk, heeft zoals al
eerder is opgemerkt niet geleid tot een verdunning van de werkgelegenheid.
Integendeel, na de uitgifte van de laatste kavel zullen er ten minste 2000
mensen werken op het Delftech Park dat 7 ha groot is.
Van belang is nog geweest dat een subsidie van het
Ministerie van Economische Zaken ter grootte van € 680.000 is aangewend voor de
ontwikkeling van een Delftech Park huisstijl (verlichting, bewegwijzering,
fietsenstallingen, elektrakasten) en voor de aanleg van een geavanceerd
telecommunicatiesysteem (eerste terrein in Nederland met FlexCare van KPN).
In de toekomst speelt naast Technopolis ook de ontwikkeling
van de kantoorlocaties bij de stations Delft Centrum en Delft Zuid een
belangrijke rol. Deze kantoorlocaties
bieden met name ook ruimte aan de zakelijke dienstverlening, zoals bijvoorbeeld
adviesbureaus in het cluster Boden en Water.
Bedrijfsverzamelgebouwen
Delft heeft sinds het begin van de jaren negentig de
ontwikkeling van bedrijfsverzamelgebouwen actief gestimuleerd. Tot op heden is
de ontwikkeling van dergelijke verzamelgebouwen steeds door de markt ter hand
genomen. De bekendste verzamelgebouwen zijn BTC (2700 m2) en Radex Innovation
Center (2600 m2), maar ook het oudste Delftse verzamelgebouw Stichting
Kleinschalig Ondernemen aan de Lange Geer bestaat nog steeds. Een niet als
bedrijfsverzamelgebouw geoormerkt gebouw, maar wel met dezelfde functie is het
pand van de TUD aan het Mijnbouwplein, waar op 1000 2 ook diverse spin-outs van
de TUD zijn gevestigd.
De hierboven genoemde huisvesting richt zich in belangrijke
mate op kennisintensieve starters. Daarnaast is er een aanbod van ruimte voor
meer traditionele starters in Venta en Delftstede (totaal 6600 m2) en via de
Stichting Kleinschalige Bedrijvigheid.
De totale oppervlakte door starters gebruikte huisvesting in
bovengenoemde voorzieningen bedraagt ongeveer 10.000 m2 bvo.
De belangrijkste kenmerken van bedrijfsverzamelgebouwen zijn
de beschikbaarheid van kleine units en de korte termijn huurcontracten. Deze
twee kwaliteiten maken dat particuliere geldschieters terughoudend zijn bij het
financieren van de gebouwen. De gemeente heeft daarom zowel bij de ontwikkeling
van Radex (en nu ook de uitbreiding) als het BTC, de onrendabele top van de
exploitatie voor haar rekening genomen. Dat wil zeggen dat de exploitatie over
meerdere jaren wordt berekend en het daaruit voortvloeiende gekapitaliseerde
exploitatietekort vormt de basis voor een subsidie. Overigens zijn er in alle
drie de gevallen meerdere subsidiënten geweest. Naast de gemeente waren dan de
provincie (Radex, BTC) en enkele ministeries (BTC).
Het profiel van de bedrijven die kiezen voor bedrijfsruimte
in Radex, respectievelijk BTC, verschilt licht. Door de opzet van de
voorwaarden rond de subsidie (in het geval van Radex zijn iets strengere
condities opgenomen ten aanzien van het maximale huurniveau) is met de huur ook
de doelgroep verandert. In Radex vestigen zich voor een groot deel bedrijven
opgericht door alumni van de TUD, terwijl in het BTC vooral nevenvestigingen
van grotere bedrijven (ook internationaal) en bedrijven, opgericht door
ex-werknemers van grotere bedrijven of instellingen, gevestigd zijn.
De omvang van de gemeentelijke bijdrage in de totale
subsidie aan de bedrijfsverzamelgebouwen is:
Investering Subsidie
totaal gemeente
1992 RADEX
1 €
2.500.000 € 363.000 € 181.500
1992 BTC-potocabins € 635.000 €
545.000 € 90.000
2000 BTC-nieuwbouw €
3.500.000 € 227.000 € 113.500
2002 RADEX
2 €
2.860.000 € 454.000 € 227.000
Ondanks de hoge doorstroming hebben de bedrijfsverzamelgebouwen
niet te kampen met structurele leegstand; wachtlijsten komen vaker voor. Zo
huisvest Radex steeds circa 40 bedrijven en bijna 200 medewerkers, maar sinds
de opening in 1992 zijn 202 huurcontracten afgesloten. Daaruit blijkt enerzijds
de hoge dynamiek, maar ook dat dit niet leidt tot leegstand. Overigens valt of
staat de exploitatie van dergelijke bedrijfsverzamelgebouwen met een zeer
betrokken directie, omdat er sprake is van een zeer bewerkelijke, beweeglijke
en veeleisende huurdersmarkt.
Uitbreiding
bedrijfsverzamelruimte
In een onlangs verrichte studie naar de behoefte aan
huisvesting voor (door)starters zijn de volgende cijfers opgenomen over de
verruiming van het aanbod van startershuisvesting met ca 15.000 m2 bvo door de
realisatie van de volgende plannen:
BTC II & III: 3300
m2 - 2002 (met name gericht op
doorgroeiers uit BTC I)
RADEX: 3500
m2 - 2002/2003
Stadshal: 3500
m2 - 2002 (architectuur en design en
12 ateliers)
Delftstede: 2000
m2 - 2004/2005
TU faculteiten: 1000 m2 - 2002 e.v
BvIT: 1000
m2 - 2002/2006
SKB: 1000
m2 - onbekend
Geconcludeerd wordt dat voor deze de uitbreidingsplannen
voldoende gegadigden zullen zijn. Zeker, wanneer er een actief beleid wordt
gevoerd om meer startende alumni van de TUD voor Delft te behouden.
Delft heeft nooit veel hoeven investeren in de marketing van
bedrijventerreinen. Het aanbod (Schieoevers, Tanthof e.d) is altijd in een
constante stroom door de markt opgenomen. Dat veranderde met de ontwikkeling
van Delftech Park: daar moest gericht worden geworven. En met de ontwikkeling
van het concept Delft Kennisstad werd ook de noodzaak van internationale
profilering groter.
Voor Delftech Park werd ook in internationale vastgoed
bladen geadverteerd ten behoeve van de naambekendheid. Daarnaast werd midden
jaren negentig een begin gemaakt met het leggen van directe contacten met
steden als basis voor de internationale acquisitie. Zo werd er een
stageprogramma voor TUD studenten bij hightech bedrijven in Phoenix, Arizona
ontwikkeld en zijn de mogelijkheden van een economische stedenband met die stad
onderzocht.
Naar aanleiding van het bezoek aan een Telecom-beurs in Tel
Aviv (1998) met een regionale delegatie is het Israël Office opgericht dat zich
richt op de bevordering van economische relaties tussen bedrijven in Israël en
de regio Delft-Den Haag in het algemeen en de werving van bedrijven uit Israël,
die zich in Europa willen vestigen, in het bijzonder.
Naast business-to-business relaties hebben de activiteiten
van het IOD geleid tot vier vestigingen van Israëlische bedrijven in de Delftse
regio.
In 2001 is een bezoek gebracht aan Austin, Texas omdat daar
alle condities aanwezig lijken om een economische stedenband aan te knopen. Er
is een zich goed ontwikkelende technologische sector, de universiteit is er van
hoog niveau en op enkele terreinen wordt reeds samengewerkt met de TUD en er is
een goed georganiseerd netwerk van bedrijven. Na het bezoek is een aantal
werkafspraken gemaakt. Met name TBN (het netwerk dat aan de basis had gestaan
van de contacten tussen Delft en Austin) zou zich inspannen de Texaanse
terughoudendheid ten aanzien van internationale contacten te doorbreken. Maar
met name de gevolgen van 11 september hebben er toe geleid dat deze potentie
nog niet is waargemaakt.
Binnen de regio Haaglanden is midden jaren negentig het HBC
opgericht om de internationale acquisitie te organiseren. Na een moeizame start
is in 2000 besloten een nieuwe organisatie op te richten waaraan ook Leiden
meedoet. De Westholland Foreign Investment Agency (WFIA) heeft haar eerste jaar
achter de rug en is er in geslaagd de vooraf geformuleerde doelstelling, het
werven van bedrijven die samen 1000 arbeidsplaatsen vertegenwoordigen, bijna te
halen, ondanks de economische teruggang in 2001 (in de bijlage is het
jaarverslag van de WFIA over 2001 opgenomen). Het Delftse aandeel daarin was
met 10 arbeidsplaatsen overigens zeer beperkt.
Delft heeft de activiteiten van het Israël Office
ondergebracht in de WFIA, zij het dat het kantoor van het IOD nog in Delft
gevestigd is in het BTC gebouw op het Delftech Park.
Voor Delft is het van groot belang dat de WFIA een
belangrijke rol gaat spelen in de internationale acquisitie ten behoeve van de
ontwikkeling van Technopolis.
De WFIA bestaat nu ongeveer een jaar en heeft door moeilijke
periode die de IT-sector doormaakt een vertraagde start gemaakt. Een bijkomend
voordeel van de geringere expansiebereidheid van Amerikaanse bedrijven is, dat
de WFIA haar aandacht nu ook explicieter op andere delen van de wereld heeft
gericht. Als bijlage bij deze nota is het jaarverslag van de WFIA toegevoegd,
waarin wordt aangegeven dat ondanks de moeilijke periode de vooraf
geformuleerde doelstellingen in belangrijke mate zijn gehaald.
Anders dan in het verleden, toen er vrijwel niet in promotie
en marketing werd geïnvesteerd, zal dat bij de ontwikkeling van Technopolis en
de stationslocaties zeer noodzakelijk zijn. De hoeveelheid beschikbare grond is
zo groot (een uitbreiding met bijna de helft van het huidige aantal
arbeidsplaatsen) dat een zware en zeer gericht acquisitie inspanning
noodzakelijk is. Voorzetting van het beleid dat gericht is op de verdere
ontwikkeling van Delft als Kennisstad vormt een belangrijke basis voor de
promotie en marketing.
Een lokale economie is geen laboratorium, wat betekent dat
de effecten van het gevoerde beleid niet altijd kunnen worden gemeten. Nooit
zal duidelijk zijn welke ontwikkelingen anders waren geweest zonder het
gevoerde stimuleringsbeleid.
Aantoonbaar is echter de groei van de kennissector in de
afgelopen jaren en met name de uitgifte van kavels op Delftech Park heeft in de
afgelopen twee jaar een sterk effect op de groei van deze sector. Dat zal ook
nog gelden voor het lopende jaar 2002. De “gewone” economie is niet specifiek
gestimuleerd, maar profiteert wel mee van de groei van de kennissector. Een
duidelijk voorbeeld is het cateringsbedrijf dat koos voor de optie het bedrijf
te vestigen in de voormalige voetbalkantine op Delftech Park en de catering
activiteiten te koppelen aan die van bedrijfsrestaurant/businesscentrum
Delftech Park. Dit is een evident voorbeeld maar ook andere zakelijke
dienstverleners, van accountants tot pizzabakkers en loodgieters, profiteren
van de groei in de kennissector en groeien mee.
Uit de “Delftse Economie in Beeld 2002” blijkt dat de groei
van de kennisintensieve bedrijvigheid doorzet en het feit dat het TU-Zuid
gebied ontwikkeld wordt als Technopolis, dus ook ten behoeve van de
kennis-intensieve bedrijvigheid, toont aan dat de ontwikkeling van een terrein
met een specifiek profiel ook kansrijk wordt geacht door marktpartijen als ING
en ABN-AMRO (Bouwfonds).
Per onderdeel wordt hier kort ingegaan op de effecten van
het beleid.
a. starters
Er is gekozen voor het beperkt en volgend ondersteunen van
diverse initiatieven van derden via lichte sponsoring. Deze lijn is goed
bevallen, omdat het een vorm van erkenning van het initiatief is, zonder zware
betrokkenheid van de gemeente.
Het initiatief voor de ontwikkeling van het Sensor
Competence Center vereist een zwaardere financiële inspanning van de gemeente.
Er wordt een voorstel ontwikkeld voor het beschikbaar stellen van en
startsubsidie, waarna het project zichzelf financiert.
b. financiering starters en doorstarters
In de afgelopen jaren zijn grote financiële inspanningen
gedaan op het terrein van het investeren in nieuwe bedrijven. Via Twinning, het
Zuidhollands InvesteringsFonds en het Productontwikkelingsfonds/Blossum Fund
van IDNL. De samenwerking met Twinning heeft weliswaar geleid tot de
financiering van vier bedrijven in Delft, maar de kosten staan nog niet direct
in verhouding tot het resultaat. Over het ZIF kan nog geen oordeel worden
gevormd omdat dit fonds pas recent is gestart. Echter, door de meer op
regionaal niveau georganiseerde aanpak zijn de perspectieven gunstiger dan voor
Twinning. Het Blossum Fund moet ook zijn
waarde nog daadwerkelijk bewijzen. Mogelijk dat een meer geconcentreerde
benadering vanuit de Stadshal zal leiden tot meer participaties.
De TUD heeft zich aangemeld om de bestaande Technostart
regeling te intensiveren door samenwerking met het Dreamstart initiatief van
het ministerie van EZ. Technostart is een eigen regeling van de TUD die goed
functioneert; meerwaarde kan mogelijk worden gecreëerd, door aan het einde van
de Technostart periode bedrijven te begeleiden naar andere
financieringsinstellingen.
Ook hier geldt dat het low-profile en volgend participeren
in initiatieven van derden, zoals 7de Hemel bijeenkomsten zal worden
voortgezet.
De nieuwe formule die BvIT heeft ontwikkeld, waarbij
starters een lage instapmogelijkheid hebben in de kantorenmarkt door de huur
van een bureau in plaats van een kamer en ook personele capaciteit kunnen
delen, oogt perspectief rijk. Binnen het kader van een breder initiatief,
bijvoorbeeld het Sensor Competence Center, kan worden beoordeeld of er
mogelijkheden zijn voor financiële ondersteuning van dit initiatief.
c. autonome groei
Ook op dit terrein zal de gemeente volgend werken op basis
van initiatieven van derden dan wel op basis van voorbeelden elders in het
land.
d. bedrijventerreinen en bedrijfsverzamelgebouwen
Het beleid waarbij bedrijventerreinen voor specifieke doelgroepen wordt ontwikkeld
heeft zijn vruchten afgeworpen en wordt
voortgezet. Dat geldt ook voor het beleid ten aanzien van de
bedrijfsverzamelgebouwen. De beschikbaarheid van doorgroeimogelijkheden van
diverse kwaliteit en omvang blijft essentieel voor de ontwikkeling van de
kenniseconomie en is daarmee van gelijk gewicht als het beleid gericht op
bedrijfsverzamelgebouwen.
e.
internationale acquisitie
In de komende jaren zal meer dan in het verleden, een ook
meer dan bij de ontwikkeling van Delftech Park, geïnvesteerd moeten worden in
promotie en marketing. Elk jaar zullen er meerdere middelgrote bedrijven
geworven moet worden om de ontwikkeling van Technopolis, met 500.000 m2
beschikbare bedrijfsruimte, tot een succes te maken.
f.
financiering
In de afgelopen jaren is een aantal projecten gefinancierd
uit de RES (Fonds versterking Ruimtelijk Economische Structuur). Het fonds is
ingesteld voor bijzondere projecten en had een omvang van ongeveer € 2 miljoen.
Daarnaast zijn middelen ingezet vanuit de Reserve Delft Kennisstad, de
opbrengst van de EZH aandelen en het economische werkbudget.
Daarbij is steeds het uitgangspunt geweest dat de personele
bezetting binnen de economische sector relatief laag is (vergeleken met andere
gemeenten), maar het werkbudget vrij hoog. Deze aanpak heeft in ieder geval tot
een op activiteiten gerichte aanpak geleid zonder de beleidsmatige achtergrond
te verwaarlozen.
Uit de RES zijn ook diverse andere projecten gefinancierd,
zoals de ontwikkeling van het bedrijfsinformatiesysteem Zwaan,
stimuleringsmaatregelen inde binnenstad en – binnen het bestek van deze nota -
de internationale acquisitie.
He beschikbaar zijn van een dergelijk “vrij” budget blijkt
zeer nuttig te zijn voor het inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Daarom is het
aan te bevelen bij beschikbaar zijn van – al dan niet incidentele – middelen
een nieuwe storting te doen in het fonds.
Het economisch beleid zoals dat in de afgelopen jaren is
gevoerd is steeds gebaseerd geweest op de uitgangspunten zoals vastgelegd in de
beleidsnota uit 1991. Met name de nadruk op de Delft Kennisstad aanpak als
uitgangspunt voor de economische ontwikkeling is in de loop der jaren steeds
verder aangescherpt.
Deze aanpak heeft in ieder geval als resultaat gehad dat de
kenniseconomie in sterke mate gegroeid is en de belangrijkste sector is qua werkgelegenheid
in Delft. Nergens in Nederland is de kennisindustrie zo belangrijk als in
Delft. Dat er ook voldoende werkgelegenheid is in andere sectoren blijkt uit
het belang van twee andere sectoren die elk ongeveer even omvangrijk zij:
toerisme en zorg, Daarmee is de diversiteit in de lokale economie, ook qua
opleidingsniveau voldoende gegarandeerd.
Met de ontwikkeling van Technopolis en de stationslocaties
wordt het aantal arbeidsplaatsen in Delft met bijna 50 procent verhoogd. Het
effect daarvan op de infrastructuur van de stad zal groot zijn.
Samengevat kan het beleid van de afgelopen jaren als
succesvol worden bestempeld, waarbij steeds het uitgangspunt is geweest: de
hoofdlijnen worden bepaald door de gemeente in samenspraak met de betrokken
partijen in de stad. Voor de uitvoering wordt sterk ingespeeld op initiatieven
van derden en de nadruk ligt op een kleine personele bezetting en een relatie
hoog werkbudget.
In concrete punten:
·
voortzetting van het beleid waarbij de gemeente de
verantwoordelijkheid neemt voor het economische structuurbeleid;
·
voortzetting van de aanpak waarbij
wordt ingespeeld op initiatieven van anderen ter versterking van de
economische structuur i.c. het versterken van de positie van starters,
doorgroeiers en nieuwe vestigers;
·
het uitwerken van een plan samen met de TU Delft voor de
verhoging van het aantal studenten dat een eigen bedrijf start (door de sector
Kennisstad – vakteam CKE);
·
voorzetting van het beleid dat gericht is op het tot stand
(laten) brengen van voldoende bedrijfsruimte voor starters;
·
een grotere nadruk op promotie, marketing en acquisitie ten
behoeve van de uitgifte van Technopolis; de inzet van de Westholland Foreign
Investment Agency is daarbij van groot belang.
Constateren
dat de aanpak om de Delftse economisch structuur te versterken heeft gewerkt en
heeft geleid tot drie sterke sectoren: Kennis, Zorg en Toerisme. In hoofdlijnen
wordt deze aanpak in de komende jaren voorgezet.
Hoogachtend,
C.J. van
Laren
Strategisch
accountmanager / Projectleider ICT
Bijlage: Jaarverslag van de WFIA 2001
[1] onder bepaalde condities konden startende bedrijven fl 3000, - (€ 1360) per te realiseren arbeidsplaats als subsidie van de gemeente ontvangen
[2] zie “Delftse economie in Beeld, 2002”
[3] te vergelijken met de biotechnologische bedrijven in Leiden
[4] bij kennis-marktcombinaties gaat het om de combinatie van die gebieden waar de TUD of de andere kennisinstellingen excelleren en waarbij ook een duidelijke markt aanwezig is (afgeleid van product-markt combinaties)
[5] BViT verhuurt naast kantoorruimte ook werkplekken (bureaus), waarmee een zeer laagdrempelige voorziening wordt geboden om een eigen onderneming te starten