Stuk 90                                                                                                               

02/016047                                                                                                                                         Delft, 11 juni 2002.

 

Onderwerp:          Wijzigingen Subsidieverordening

Ateliers beeldend kunstenaars.

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

Op 13 december 2001 heeft de commissie cultuur, kennis en economie een nota behandeld, waarin onder andere geregeld wordt de uitvoeringsregeling van subsidie aan beeldend kunstenaars die een gemeentelijk atelier huren.

 

Daarvoor was het ook noodzakelijk een Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars vast te stellen.

 

Nu deze uitvoeringsregeling op 1 juli 2002 ingaat, blijken in de vastgestelde Subsidieverordening enkele wijzigingen te moeten worden aangebracht. Het gaat om enkele details. Zo blijken de in de Verordening genoemde percentages voor subsidie voor de huur van een atelier onjuist. Dit komt omdat bij de voorbereiding van deze verordening de definitieve huurprijs voor de ateliers nog niet exact bekend was. Deze blijken nu wat lager uit te vallen dan in november 2001 gedacht.

In de gewijzigde verordening wordt er voor gekozen in artikel 3 lid 1. in plaats van een percentage exact te vermelden over welk verschil tussen welke bedragen subsidie wordt gegeven.

In de door de raad vastgestelde ateliernota zijn door de gemeente als betaalbaar geachte huurbedragen (Bruto Vloeroppervlak) vastgesteld. Er wordt subsidie verstrekt aan kunstenaars over het verschil tussen dit bedrag en de werkelijk door de verhuurder/beheerder in rekening gebrachte (kostendekkende) huurbedragen, volgens een systematiek die in artikel 3 de leden 1 en 2. is geregeld. Lid 1 wordt thans in een gewijzigde formulering aan u voorgesteld. De genoemde bedragen voor de huurprijs kunnen beide jaarlijks worden geïndexeerd met het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek, reeks werknemers laag. Lid 2 is door de wijziging in lid 1 taalkundig enigszins aangepast.

 

In artikel 6 werd in de vastgestelde tekst gesproken van de aangifte van de Belastingdienst over het voorafgaande kalenderjaar. Dit moet echter zijn de definitieve aanslag van de Belastingdienst.

 

Ook is door de gewijzigde datum van ingang van het atelierbeleid van 1 januari 2001 naar 1 juli 2002 een datum in de verordening onjuist blijven staan. De in artikel 9 genoemde uiterste datum moet zijn 1 juli 2007.


De wijziging van deze verordening is referendabel onder de Tijdelijke referendumwet. Inwerkingtreding van de raadsbesluiten zal pas minimaal 6 weken na bekendmaking van de vaststelling kunnen plaatsvinden. De tevens hiervoor vereiste besluiten zijn door het college in haar vergadering van 11 juni 2002 genomen.

 

Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie cultuur, kennis en economie, deze Subsidieverordening vast te stellen. In bijgaand raadsbesluit zijn de gewijzigde artikelen vermeld.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot      ,burgemeester.

 

 

N. Roos                ,secretaris.


 

Stuk 90 II

02/016047

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 juni 2002;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende wijzigingen in de Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars

 

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

 

1.     Aan de beeldend kunstenaar die een gemeentelijk atelier, een atelier in de Stadshal of een projectatelier in de Stadshal huurt, kan een subsidie verstrekt worden.
De subsidie bedraagt voor kunstenaars met een inkomen tot € 19.400,-- per jaar een volledige subsidie over het verschil tussen de door de gemeente als betaalbaar geachte huurprijs en de werkelijk door de verhuurder/beheerder in rekening gebracht huurprijs.

2.     Als het inkomen van de kunstenaar gelijk is aan of hoger is dan € 19.400,--, gelden de volgende subsidies per inkomensgroep:
. van € 19.400,-- tot € 20.600,-- per jaar: driekwart van de subsidie die in lid 1 genoemd is;
. van € 20.600,-- tot € 21.800,-- per jaar: de helft van de subsidie die in lid 1 genoemd is;
. van € 21.800,-- tot € 23.000,-- per jaar: een kwart van de subsidie die in lid 1 genoemd is.
Kunstenaars met een inkomen van € 23.000,-- per jaar en hoger ontvangen geen subsidie, evenals kunstenaars die aangeslagen worden voor belasting vanuit box 3 (tot 2000 vermogensbelasting).

 

Artikel 6 Vaststelling van de subsidie

 

De subsidie wordt vastgesteld na afloop van het subsidiejaar. De kunstenaar doet een aanvraag om vaststelling van de subsidie binnen twee maanden nadat hij de definitieve aanslag heeft ontvangen van de Belastingdienst over het kalenderjaar voorafgaande aan het begin van het voorafgaande subsidiejaar. Burgemeester en wethouders kunnen een termijn stellen voor het aanvragen van de subsidievaststelling.

 

Artikel 9 Overgangsbepalingen

 

De kunstenaar die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds huurder is van een atelier ontvangt zolang hij huurder is van het atelier, doch uiterlijk tot 1 juli 2007, een subsidie zoals bepaald in artikel 3 lid 1 ongeacht zijn inkomen. Vanaf 1 juli 2007 kan aan hen subsidie verstrekt worden met inachtneming van artikel 3 en artikel 5 lid 5.

 

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

 

1.              Deze gewijzigde verordening treedt in werking op 1 juli 2002.

2.              Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening ateliers beeldend kunstenaars.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2002.

 

                                                                              ,burgemeester.

 

                                                                              ,secretaris.

 


Stuk 90 III

02/016047

 

 

 

Toelichting op de Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars

 

 

Artikel 9 Overgangsbepalingen

Voor kunstenaars die reeds op 1 juli 2002 een atelier huren wordt pas vanaf 1 juli 2007 naar het inkomen gekeken. Zij krijgen dus tot die datum de volledige subsidie zoals omschreven in artikel 3 lid 1. Per 1 juli 2007 zal ook beoordeeld worden of op grond van professionele criteria de subsidie voortgezet kan worden.