DETAILS MAKEN HET VERSCHIL

 

“BE THE ONE”

 

                                                                 IN DELFT

 

 

 

 

 

 

 

 

 

CKE Februari 2003

 

UITVOERINGSNOTA DETAILHANDELSBELEID BINNENSTAD

 

 

 

 

 

DETAILS MAKEN HET VERSCHIL

 

Uitvoeringsnota brancheringsbeleid binnenstad

 

 

 

INHOUDSOPGAVE:

 

  1. INLEIDING
  2. HET BRANCHERINGSBELEID

1.1.             Hoofduitgangspunten voor branchering binnenstad van Delft.

1.2.      Beoogde doelen

1.3.      De Historische Binnenstad

1.4.      Zuidelijke Binnenstad (In de Veste en Zuidpoort)

       2.  DE  UITVOERING BRANCHERINGSBELEID BINNENSTAD.

                        2.1.      Voorwaarden voor succes

                        2.2.       De beleidsinstrumenten

                        2.2.       Beschikbare financiële middelen

                        2.3.       Realisatie van het wensbeeld.

                        2.4.       Taakverdeling en organisatie

2.5.                 Facilitering  

2.6.                 Communicatie

2.7         Kostenraming

2.8                   Dekking

2.9.                 Fasering

       3.  MONITORING EN EVALUATIE

       4.  VOORSTEL

 

       Bijlage 1:   Kaart brancheringsbeleid

       Bijlage 2:   Het op kleur brengen: Beoordeling Branchering en Marktsegment

       Bijlage 3:   Beschikbare hulpmiddelen en informatie

       Bijlage 4:   Relatieschema uitvoering detailhandelsbeleid

 

 

 

 

              

 

 

 

 

 

 

 

 

 
       Bijlage 5:   Voorbeeld overzicht  winkeltechnische kwaliteitsverbetering

       Bijlage 6:   Voorbeeldschema ‘op kleurbrengen van winkelstraten

 

 

 

 

DETAILS MAKEN HET VERSCHIL

 

Uitvoeringsnota brancheringsbeleid binnenstad

 

0. INLEIDING

 

De binnenstad heeft om haar positie te handhaven en duurzaam te versterken een krachtige kwaliteitsimpuls nodig. Om dit te bereiken is het binnenstadsmanagement in het leven geroepen.

 

Een van de beleidsterreinen waar een actiegerichte benadering wenselijk is, is de detailhandel in de binnenstad. Op 19 april 2002 is daartoe het brancheringsbeleid, met het wensbeeld voor de toekomstige  winkelstructuur in de binnenstad door de Stichting Centrum Management Delft (SCMD) vastgesteld. Het brancheringsbeleid voor de binnenstad heeft tot doel:

het bevorderen van het duurzaam economisch functioneren van de stad door middel van het  verbeteren van de kwaliteit en samenstelling van het winkelaanbod in de binnenstad van Delft voor inwoners, koop-, cultuurhistorisch- en stadstoeristen en ondernemers.

 

Het beoogde wensbeeld voor de detailhandelstructuur is opgenomen in het bestemmingsplan voor de binnenstad dat in het najaar door de gemeenteraad is vastgesteld.

 

 

 

Het beoogde wensbeeld, de essentie van het beleid dat daaraan ten grondslag ligt, de hoofduitgangspunten voor de branchering en de beoogde doelen, worden beschreven in hoofdstuk 1. De manier waarop het beleid wordt uitgevoerd, de middelen waarmee, de interne en externe taakverdeling, overlegstructuren en voorstellen met betrekking tot het maken van een communicatieplan komen in de hoofdstuk 2  aan de orde. In hoofdstuk 3 staat hoe en wanneer de monitoring van de geboekte resultaten en de evaluatie van de beleidsdoelen plaatsvinden. Tot slot is ter besluitvorming een voorstel geformuleerd.

 

 

 

1.  HET BRANCHERINGSBELEID

 

Op 19 april 2002 is het brancheringsbeleid met het wensbeeld voor de toekomstige winkelstructuur in de binnenstad door de Stichting Centrum Management Delft (SCMD) vastgesteld. Het wensbeeld met de soort detailhandel, de plaats en het beoogde kwaliteitsniveau is gebaseerd op bestaande beleidsnota’s en onderzoeksrapporten en de uitvoeringsnota Binnenstadsmanagement Delft (april 1998).

 

 

1.1.             Hoofduitgangspunten voor branchering binnenstad van Delft

 

Op grond van de geschiedenis, de sfeer en de feitelijke situatie van de binnenstad zijn de hoofduitgangspunten voor het brancheringsbeleid:

  1. In de historische binnenstad is geen ruimte voor grootschalige bedrijven;
  2. De historische binnenstad leent zich het beste voor recreatief winkelen met keuzemogelijkheden in een duurder segment;
  3. Detailhandel gericht op grote gebruiksartikelen dicht in de buurt van parkeergelegenheid stimuleren;
  4. De historische binnenstad (Klis) heeft deels de functie van buurtwinkelcentrum;
  5. In de Stede zijn relatief veel levensmiddelenwinkels gevestigd, mede in verband met de aanwezigheid van de zaterdagmarkt.

 

Ad 1. 

Het straatbeeld in de oude binnenstad kenmerkt zich door kleinschaligheid van de winkelpanden. Dit versterkt het historische karakter en verhoogt de attractiewaarde voor degenen die vooral recreatief winkelen belangrijk vinden. Wanneer de consument voor de gezelligheid gaat winkelen in een historische omgeving, stelt hij hoge eisen aan de variatie in winkelaanbod (een goede mix van bekende trekkers en onbekende winkels) en aan de aanwezigheid van dienstverlening en leisure, zoals horeca, cultuur en evenementen. Door de inpassing van leisure-elementen die inspelen op vrijetijdsbesteding van de consument wordt de attractiviteit verhoogd. De prioriteit van de bezoeker aan de oude binnenstad ligt niet bij functioneel winkelen in filiaalbedrijven en warenhuizen. Juist door iets unieks te bieden onderscheidt de oude binnenstad zich van het zuidelijk deel van de binnenstad, waar functioneel winkelen een belangrijke rol vervult, en van andere steden.

 

Ad 2.

Het aanbod in de historische binnenstad moet tegemoet komen aan de behoeften van de recreatief winkelende consument. Dit houdt in dat naast meer variatie in aanbod de aanwezigheid van bekende trekkers, maar ook van onbekende winkelformules met een  grote variatie in prijs en kwaliteitsniveau, noodzakelijk is.

Het nagenoeg ontbreken van het duurdere mode-segment is voor een stad met bijna 100.000 inwoners opmerkelijk te noemen. Daarom is een extra kwaliteitsimpuls in deze branche noodzakelijk. Het brancheringsbeleid is daar dan ook op gericht. Het reeds aanwezige kwalitatief hoogwaardige kunst, antiek en aardewerk/keramiek assortiment moet worden uitgebreid om de rol van Delft nationaal en internationaal te versterken. Op de daartoe aangegeven plekken in de oude binnenstad (zie kaart brancheringsbeleid) zullen deze kwaliteitsimpulsen het totaal aanbod versterken en completeren. 

 

 

Ad 3.

Functioneel winkelen is efficiënt winkelen. In het zuidelijk deel van de binnenstad wordt direct bij de ruime parkeervoorzieningen hiertoe voldoende ruimte geboden. Het betreft voornamelijk de landelijk bekende filiaalbedrijven, warenhuizen en winkelformules die aanvullend op het noordelijk winkelgebied de centrumvoorzieningen compleet maken. Het aanbod moet concurrerend zijn met stadscentra van Rijswijk en Zoetermeer. Het verdient de voorkeur om winkels met grotere gebruiksartikelen in de nabijheid van parkeervoorzieningen te stimuleren. De brancheringscommissie Zuidpoort houdt daar rekening mee. Getracht wordt om de randen van het centrumgebied en de aanlooproutes naar het centrum gebied (Project Yperdek biedt hiertoe kansen) daarvoor te benutten. Ondernemers kunnen de aankopen voor consumenten die dat willen, bij de auto bezorgen.

 

Ad 4.

In de Delftse binnenstad wonen betrekkelijk veel mensen. Dit verklaart de behoefte aan en aanwezigheid van relatief veel levensmiddelenwinkels (speciaalzaken en supermarkten). In het noordelijk winkelgebied De Klis en in het uiterste zuiden zijn de supermarkten te vinden aan de randen, in de nabijheid van parkeervoorzieningen, en vervullen de functie van buurtwinkels.

 

Ad 5.

Centraal in de binnenstad, mede in verband met de zaterdagmarkt, is de levensmiddelensector ook goed vertegenwoordigd. Het gaat om kwalitatief sterke voedingsmiddelenspeciaalzaken, die door hun assortiment de attractiewaarde van de binnenstad verhogen. 

 

 

1.2.             Beoogde doelen

 

Het hoofddoel van het brancheringsbeleid is het bevorderen van het duurzaam economisch functioneren van de stad door middel van het  verbeteren van de kwaliteit en samenstelling van het winkelaanbod in de binnenstad van Delft voor inwoners, koop-, cultuurhistorisch- en stadstoeristen en ondernemers.

 

Verbetering van de kwaliteit en samenstelling van het winkelaanbod leidt tot een toename van het aantal bezoekers en bestedingen, met als gevolg  meer omzet in de detailhandel en groei van de werkgelegenheid voor werknemers met een MVBO/MAVO of MBO-opleiding.

In de nota ‘Brancheringsbeleid Delftse Binnenstad’ wordt deze algemene doelstelling genuanceerd en uitgewerkt. Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen het wensbeeld voor het noordelijk deel (de historische binnenstad) en het zuidelijk deel van de binnenstad.

 

 

1.3.             De Historische Binnenstad

 

Het brancheringsbeleid voor de historische binnenstad is gericht op:

het realiseren van een winkelaanbod in kwaliteit en branchering, dat aansluit bij het verwachtingspatroon van de doelgroepen, t.w. de kooptoerist, stadstoerist (gezellig dagje uit) en de cultuur historische toerist (uit: Meerjaren Marketingplan Toerisme, MMT).

 

profiel kooptoerist

In het MMT 2000-2004 wordt het profiel van de kooptoerist als  volgt gedefinieerd:

-          Vrouw;

-          in de leeftijd van 25 – 55 jaar;

-           

-          modaal tot bovenmodaal inkomen;

-          opleiding mbo/hbo;

-          afkomstig uit Delft en de regio;

-          besteding per bezoek  € 55,-- ;

-     streefcijfer aantal bezoeken 412.500 in 2004 (dit is een verdrievoudiging).

 

profiel cultuurhistorische toerist en stadstoerist

Het profiel van de cultuur historische toerist (consument) is als het volgt beschreven in het MMT:

-          latent geďnteresseerd;

-          koppels eind 20 – eind 40;

-          gezinnen met (oudere) kinderen en tweepersoonshuishoudens;

-          modaal tot bovenmodaal inkomen;

-          mbo/hbo niveau;

-          besteding per bezoek € 14,-- *;

-          streefcijfer aantal bezoeken (binnenland) 420.000 in 2004 (groei 5%).

 

De promotie en reclamecampagnes ter bevordering van kooptoerisme en cultuurhistorisch toerisme richten zich op consumenten die voldoen aan bovenstaande beschrijvingen.

 

Beoogde kwaliteit en branchering

De beoogde kwaliteit en het gewenste branchepatroon wordt in verschillende kleuren weergegeven. Bijgaande kaart (bijlage 1) is een visualisering van het totale product “detailhandel Binnenstad”. Er is onderscheid gemaakt tussen verschillende kwaliteitsniveaus in het aanbod, diversiteit in assortiment, complementariteit en prijsniveaus. Tevens is de samenhang tussen de verschillende deelgebieden in beeld gebracht. Een belangrijk bindend element zijn de monumenten en de horecapleinen die op of aan het winkellint zijn gesitueerd.

Om te illustreren aan welke kwaliteit en welk branchepatroon wordt gedacht, is per onderscheiden kleur een impressie gemaakt.

 

Donkerrood en donkergroen

Het noordelijk winkelgebied heeft een winkellint met een aanbod van boven gemiddeld kwaliteitsniveau. Dit lint is gedrapeerd rond en/of in de nabijheid van de monumenten. De branchering richt zich op mode, body en accessoires (donkerrood) en kunst, antiek, home-deco en gifts (donkergroen).

                  

 

 

 

Als taakstelling is geformuleerd dat eind 2006 in het donkerrode en donkergroene gebied minimaal 75% van de winkelgevelwand voldoet aan de juiste branchering, het hoge kwaliteitsniveau en het boven gemiddelde marktsegment. In de winkelstraten mag maximaal 20% van de gevelwand een winkelondersteunende horecafunctie hebben die past bij de sfeer van het winkelgebied, dus kleinschalig en kwalitatief goed. In de gearceerde gebieden is dit 50 % horeca (conform bestemmingsplan Binnenstad).

 

Lichtrood en lichtgroen

Aanvullend op het duurdere bovengemiddelde marktsegment zijn in het noordelijk winkelgebied straten met een middensegment in lichtrode en lichtgroene kleur aangegeven. Lichtrood is een gebied met overwegend  kleinschalige winkels in het midden marktsegment met  mode, accessoires en body, deels gericht op de jeugd. Lichtgroen heeft een hoog funshopgehalte met  winkels met een assortiment gericht op goedkopere deel van kunst en antiek (kitsch), aardewerk en souvenirs, kadowinkels, home- deco en vrijetijd- en sportartikelen.

 

Het streven is dat eind 2006 60 % van de straten de juiste branchering hebben. De winkelfunctie kan worden aangevuld met maximaal 20% winkel ondersteunende daghoreca.

 

Blauw

De in blauw aangegeven straten zijn de aanlooproutes. In deze straten is een mengvorm wenselijk van detailhandel in grotere gebruiksgoederen, binnenstads-supermarkten, voedselspeciaalzaken en zakelijke dienstverlening. Een mengvorm van verschillende functies dus waar startende winkeliers ook een plek kunnen vinden.

 

Oranje

Oranje staat voor horeca.

Vanaf noord naar zuid zijn er een vijftal horeca-pleinen verspreid door de binnenstad aanwezig. De horecaconcentraties vormen aangename verblijfsgebieden aan het veelkleurige winkellint.  Pleinen die overdag een aangename rustplek en ’s avonds en

’s-nachts bruisende uitgaanscentra zijn. 

 

 

1.4.             Zuidelijke Binnenstad (In de Veste en Zuidpoort)

 

In de “Structuurvisie detailhandel Delft” (1996) is de bestaande situatie geanalyseerd en voor de binnenstad geconcludeerd dat in het zuidelijk deel van de binnenstad een eigentijds kernwinkelapparaat moet worden gecreëerd met een compleet assortiment en een goede branchemix, afgestemd op de behoefte van de klanten. Dit zijn de inwoners van Delft en omgeving. Het beoogde doel is dan ook de bestaande centrumvoorzieningen te verbeteren, het  bestaande winkelgebied te restylen en uit te breiden met o.a. ontbrekende winkelformules, zodat er een modern winkelcentrum ontstaat dat recht doet aan een stad met bijna 100.000  inwoners.

 

In het zuidelijk deel van de binnenstad zijn vooral  grootwinkel-, keten- en filiaalbedrijven gevestigd.

 

Bij restyling ligt de nadruk op een verbetering van de gevels en puien, het realiseren van een goede en logische ruimtelijke en functionele aansluiting van de oudbouw (In de Veste) en de nieuwbouw in het Zuidpoortgebied. Tevens moet een 2e looproute via de Pynepoort, Kruisstraat, Beestenmarkt en Burgwal van en naar het noordelijk winkelgebied worden ontwikkeld. Het nieuwbouwplan Zuidpoort maakt ruimtelijk en functioneel deel uit van het zuidelijk winkelgebied.Het nieuwe winkelplein in het plangebied Zuidpoort (Vesteplein) moet één winkelgebied vormen met het bestaande winkelgebied In de Veste.

 

De nadruk van de winkels in Zuidpoort ligt op de uitbreiding van het assortiment en de branchering met warenhuisachtige bedrijven, kledingmagazijnen en middelgrote filiaalbedrijven die thans ontbreken in de Delftse binnenstad.

 

Profiel: inwoners van Delft (belangrijkste doelgroep)

Het consumentenprofiel voor ongeveer 100.000 mensen is moeilijk eenduidig te beschrijven, maar van belang zijn de volgende gegevens omtrent de doelgroep: Inwoners van Delft

-          51.115 huishoudens:

24% zonder kinderen

25 % met kinderen

52 % alleenstaanden (30% mannen)

-          gemiddelde leeftijd is  36, 9 jaar (meer mannen dan vrouwen)

      -     bovengemiddeld aantal 15-35 jarige (meer mannen dan vrouwen)

-          gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner € 9.530,--

(index Ned. = 100 ) is dit  98,5

-          gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden  € 21.555,--

-          (index Ned. = 100) is dit 100,5

      -     opleiding mbo/hbo/wo (72% van de bevolking van 18 jaar en ouder)

 

Beoogde kwaliteit en branchering

De norm voor de beoogde kwaliteit voor het totale winkelgebied is een eigentijds winkelgebied met een aanbod dat kan concurreren met  moderne winkelcentra in de regio, zoals Rijswijk en Zoetermeer.

 

Geel

De kwaliteit en samenstelling van het assortiment en de branchering is gericht op een breed publiek en beslaat een aanbod met  warenhuisachtige bedrijven, kledingmagazijnen, middelgrote filiaal- en ketenbedrijven. Het bestaande assortiment moet zoveel mogelijk worden uitgebreid met ontbrekende winkelformules.

 

 

 

2.  DE  UITVOERING BRANCHERINGSBELEID BINNENSTAD

 

In de nota binnenstadsmanagement (april 1998) kwam reeds naar voren dat de uitvoering detailhandelsbeleid een project is met een hoog ambitieniveau. Om het uitvoeringsproces succesvol te laten verlopen moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

 

2.1. Voorwaarden voor succes

 

Draagvlak

De doelstellingen, plannen en initiatieven om door een kwaliteitsverbetering van de winkelfunctie in de binnenstad het economisch functioneren van Delft te bevorderen moeten een zo breed mogelijk draagvlak hebben. Daarom moeten de betrokken partijen de noodzaak inzien en de doelstellingen onderschrijven en het wensbeeld realistisch vinden.

Het brancheringsbeleid en de uitvoeringsplannen voor de detailhandel in de binnenstad zijn dan ook in onderling overleg tussen betrokken partijen en hun vertegenwoordigers tot stand gekomen. Delft heeft in het kader van het projectmanagement Binnenstad en door middel van het overleg in de Stichting Centrummanagement Delft de laatste jaren een goed functionerend  netwerk opgebouwd, waaruit diverse vormen van interne en externe samenwerking zijn voortgekomen. Voor de uitvoering van het brancheringsbeleid is het noodzakelijk dat alle actoren (de gemeentelijke overheid en het complex van gebruikers) in de binnenstad onderling goed communiceren. De taak van de gemeente is voor de economische doelstelling (kwaliteit en samenstelling van de winkelfunctie) faciliterend en voorwaardenscheppend. Voor de fysiek ruimtelijke doelstellingen is de taak voor de gemeente sturend via de mogelijkheden die de Wet Ruimtelijke Ordening (Bestemmingsplan Binnenstad) en de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing (SBS) bieden.

 

Goede onderlinge communicatie en promotie

De communicatieactiviteit betreft informatieverstrekking aan de bij de uitvoering betrokkenen en promotie van de resultaten. Hiertoe wordt zo snel mogelijk vanuit de op te richten Ambtelijke Werkgroep Coördinatie Uitvoering Brancheringsbeleid (zie bijlage 5) een communicatieplan uitgewerkt. Goede en heldere communicatie over de plannen en de daaruit voortvloeiende acties is noodzakelijk om ondernemers te enthousiasmeren.

 

Omdat Delft zo mooi is en winkelen in Delft fantastisch is, moet dit goed onder de aandacht van stad en regio worden gebracht. Een goede promotie is dan ook noodzakelijk. Dit is een afzonderlijk trajectdoel van “Stichting Promotie Delft”.

 

De samenwerking tussen participanten is niet vrijblijvend

Het ligt voor de hand dat in vervolg op hetgeen hiervoor is beschreven, de samenwerking tussen de partijen niet vrijblijvend kan zijn. De hiervoor genoemde en beschreven organisaties en instellingen zullen middels een publiek privaat samenwerkingsverband (PPS) moeten komen tot  afstemming, coördinatie en  realisatie van de winkelplannen.

Gedeeltelijk is dit al gerealiseerd door middel van de SCMD. Voor het resterende gedeelte wordt u een apart een voorstel gedaan in de nota vanuit het vakteam Grond m.b.t. de Vastgoed Ontwikkelingsmaatschappij Delft (VOM-Delft). 

 

Evenwichtige kosten verdeling

In de financiële paragraaf van deze nota wordt een overzicht gegeven van de kosten voor de gemeente om het brancheringsbeleid uit te dragen, te coördineren, te faciliteren en uit te voeren.

Het ligt voor de hand dat de belangrijkste financiële bijdragen moeten komen van het bedrijfsleven (ondernemers/winkeliers en horeca) en de kooptoerist/consument. Er zal door de bedrijven fors moet worden geďnvesteerd in de toekomst van de bedrijfstakken detailhandel en horeca, en de consument zal flink moeten gaan besteden in de Delftse binnenstad. De hoogte van deze investeringen is moeilijk in te schatten. Bij economische revitaliseringsprojecten in het verleden was de verhouding investering overheid–bedrijfsleven  zo, dat tegenover iedere € 1000,--  van de overheid een investering van het bedrijfsleven stond van €  8.850.

 

Coördinatie en sturing vanuit een punt

Aan de hand van deze uitvoeringsnota wordt de inzet van de gemeentelijke afdelingen bepaald. Er wordt uitgegaan van een nauwe samenwerking tussen de op te richten Werkgroep Coördinatie Uitvoering Brancheringsbeleid, de op te richten Werkgroep Panden (in het kader van de VOM-Delft) en het op te richten Overlegteam Kwaliteit Winkelpanden (zie bijlage 5).

 

Het cluster Wijk- en Stadszaken (sector Kennisstad/ vakteam CKE) maakt voldoende capaciteit vrij om het project te coördineren. De sturing vindt plaats vanuit het binnenstadsmanagement. De binnenstadsmanager rapporteert over de voortgang aan het bestuur van de SCMD. De VOM is faciliterend in de verwerving van leegstaande panden, en de in dienst van de  VOM functionerende winkelmanager is belast met de selectie van die ondernemers/gegadigden die bijdragen aan een significante verbetering van de winkelfunctie in de binnenstad op basis van het brancheringsbeleid.

 

Samenwerking in de Binnenstad

Een goede samenwerking tussen de gemeente en het bedrijfsleven en hun organisaties, tussen gemeente en bewonersorganisaties en andere betrokkenen, is een voorwaarde voor het welslagen van de plannen voor realisatie van het detailhandelsbeleid voor de binnenstad.

Ook de onderlinge samenwerking van de winkeliersverenigingen in de binnenstad is belangrijk om de verschillende delen van de binnenstad tot een product binnenstad te ontwikkelen.

 

De op te richten Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering  zal op korte termijn nagaan in hoeverre de winkeliersverenigingen tot nauwe samenwerking bereid zijn. Als bereidheid samen te werken zou leiden tot het oprichten van een samenwerkingsverband, kunnen dergelijke initiatieven zonodig financieel worden ondersteund vanuit de SCMD, waarin de gemeente voor 60% financieel in participeert.

De werkgroep zal hiertoe met behulp van de adviseur Hoofd Bedrijfschap Detailhandel (HBD) actie ondernemen.

 

2.2. De uitvoeringsinstrumenten

 

De uitvoering zoals in deze nota beschreven is gericht op het zo snel mogelijk realiseren van het wensbeeld branchering binnenstad Delft  (zie kaart bijlage1), rekening houdend met de in voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten, doelen en voorwaarden. Het uitvoeringsplan voor het noordelijk winkelgebied heeft een looptijd van 4 jaar en moet uiterlijk eind 2006 zijn afgerond, evenals de restyling van het zuidelijk winkelgebied. Het streven is ongeveer gelijk met de nieuwbouw in het Zuidpoortgebied klaar te zijn

 

Met welke instrumenten kan het bancheringsbeleid worden uitgevoerd?

Het brancheringsbeleid is ruimtelijk economisch beleid. Daarom ligt het voor de hand om bij de uitvoering van dit beleid de instrumenten en de middelen op het terrein van de ruimtelijke ordening en de economie te zoeken. Met betrekking tot de ruimtelijke component zijn belangrijk, de plek (binnenstad), de fysieke samenstelling, de duurzaamheid en kwaliteit van het winkelapparaat en de voorwaarden waaronder de detailhandel functioneert.

De ruimtelijk-functionele aspecten, het ruimtelijke ordeningsbeleid en de beschikbare uitvoeringsinstrumenten zijn vastgelegd in de volgende nota’s:

-          Het bestemmingsplan Binnenstad (november 2002) als juridisch toetsingskader,

-          Nota Bereikbare Binnenstad (juni 2000) om de bereikbaarheid van de binnenstad in goede banen te leiden,

-          Handboek Openbare Ruimte Binnenstad 1993 om zicht te hebben op de inrichtingsmogelijkheden van de straten in de binnenstad,

-          Monumentenwet 1961 en de Gemeentelijke monumentenverordening 1989,

-          Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad met regels over het aantal en soort horeca voorzieningen in de binnenstad,

-          Meerjarenraming Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing (MRISV),

-          Bouwverordeningen en Algemene plaatselijke verordening,

-          Delfts Ontwikkelingsplan (DOP) met investeringsbudget voor stedelijke vernieuwing).

-           

Vanuit de (ruimtelijk) economische component zijn de volgende instrumenten beschikbaar:

-          Verordening Steunbedrijven Stadsvernieuwingsgebieden (SBS-regeling) met subsidieregelingen voor bedrijven in o.a. de binnenstad,

-          Meerjaren Marketingplan Toerisme 2000 – 2004 (MMT) o.a. erop gericht om meer kooptoeristen naar de binnenstad te krijgen.

 

 

2.2. Beschikbare financiële middelen

 

Voor de implementatie en uitvoering van het brancheringsbeleid zijn verschillende financiële middelen mogelijk inzetbaar. Voor een deel zijn dit middelen die niet alleen of niet direct inzetbaar zijn voor de verbetering van de kwaliteit van bedrijfspanden. € 204.000,-- is direct aan te wenden voor ruimtelijk-economische doeleinden.

 

Middel

In € per jaar

Status

MRSV/MRISV bedrijfspanden (SBS-regeling)

204.000,--

t/m 2004

Reserve Algemene economische structuur, onderdeel flankerend detailhandelsbeleid

  20.000,--

Geen einddatum

MRSV/MRISV gevelaanpak

   68.000,--

t/m 2004

MRSV/MRISV monumenten

 454.000,--

t/m 2004

MRSV/MRISV wonen boven winkels

   15.000,--

t/m 2004

Totaal

 761.000,--

t/m 2004

 

 

2.3. Realisatie van het wensbeeld

 

Realisatie van het wensbeeld betekent “maatwerk” leveren met oog voor details. Maatwerk op winkelstraatniveau met aandacht voor diversiteit in branchering, de beoogde kwaliteit van de winkels en de daarbij behorende kwaliteit van de winkelpanden en de openbare ruimte. Flankerende (steden)bouwkundige, ruimtelijk-functionele en sociale aspecten spelen daarbij een belangrijke rol.

 

Per onderscheiden deelproject wordt uitgegaan van een haalbaar resultaat van 70%. Dit betekent dat als 70% van de straat eind 2006 voldoet aan het beoogde wensbeeld (75% op de juiste kleur) de missie als geslaagd mag worden beschouwd.

 

Bij de realisatie van het beleid gaat het steeds om 2 aspecten:

A.      Kwaliteitsbeoordeling winkelvoorzieningen binnenstad, (winkelschouw);

B.      Het zo veel mogelijk “op kleur” brengen van de winkelstraten en confrontatie met wensbeeld en overzicht afwijkingen.

 

 

 

A. Kwaliteitsbeoordeling

Voor de kwaliteitsbeoordeling is een werkdocument met daarin de beoordelingssystematiek samengesteld. De systematiek is ingesteld op het zo objectief, eenduidig en eenvoudig mogelijk in beeld brengen van de kwaliteit.

 

De bestaande winkelvoorzieningen worden op vier onderdelen:

-          het exterieur van de winkel,

-          het interieur van de winkel,

-          de huisstijl van de winkel,

-          het onderhoud van het winkelpand,

 

pand voor pand en straat voor straat beoordeeld en in kaart gebracht (zie voor de uitgewerkte methode bijlage 2).

 

Het op kleurbrengen

De bestaande situatie wordt geconfronteerd met het wensbeeld (zie bijlage 3).

Op grond van de inventarisatie (pandenlijst per straat) wordt per straat aangeven wat er moet gebeuren om het wensbeeld te realiseren. Dit kan uiteenlopen van onderhouds- en beheersmaatregelen en/of ingrijpende verbouwingen tot complete herbranchering.

 

Bij onderhoud en beheer gaat het o.a. om:

-          een aantal winkels die wellicht moeten verbouwen en/of bijvoorbeeld nieuwe zonneschermen aanbrengen of een schilderbeurt krijgen,

-          het terugbrengen van historische details in de gevel,

-          beter beheer.

 

Bij herbranchering gaat het o.a. om:

-          een kleine aanpassingen in de branchering (accent verschuivingen binnen een winkelformule) die voldoende zijn om het beoogde doel te bereiken,

-          aanpak van leegstand door zo veel mogelijk passende branches aan te trekken,

-          herbranchering door bedrijfsverplaatsing.

 

In de overzichtstabel (bijlage 7) is voor deelgebied 1 de uitvoeringsmethode, de overleg structuur e.d. weergegeven.

 

 

2.4. Taakverdeling en organisatie

 

Voorgesteld wordt de gewenste branchering in de binnenstad  als volgt te bereiken:

-          voor de aansturing, uitvoering en coördinatie van de activiteiten wordt een Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering samengesteld, waarin zowel ambtelijke vertegenwoordigers als  niet ambtelijke deskundigen zijn vertegenwoordigd,

-          voor het overzicht van leegstand, het in kaart brengen van vraag en aanbod van winkelruimte en advisering naar de VOM wordt een Werkgroep Panden samengesteld. 

 

In bijlage 5 is de voorgestelde relatiestructuur weergegeven.

 

De volgende samenstelling van de werkgroepen wordt voorgesteld:

 

Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering: Trekker CKE

-          projectmanager Binnenstad,

-          wijkcoördinator Binnenstad,

-          projectleider Zuidpoort/Zuidelijke Binnenstad,

-          vertegenwoordiger van sector Bouw- en milieutoezicht,

-          vertegenwoordiger van vakteam Cultuur, kennis en economie,

-          vertegenwoordiger van vakteam Grond,

-          vertegenwoordiger van vakteam communicatie.

-          vertegenwoordiger Service Centrum Bedrijven,

Betrokken ondernemers (deelgebieden),

Kamer van Koophandel,

Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD),

Winkelmanager VOM.

 

Werkgroep Panden: Trekker Grond

-          vertegenwoordiger vakteam Grond,

-          vertegenwoordiger vakteam Cultuur, kennis en economie,

-          vertegenwoordiger Service Centrum Bedrijven,

-          vertegenwoordiger sector Bouw- en milieutoezicht.

-     projectmanager Binnenstad

 

2.5. Facilitering  

 

De volgende organisaties (organisatieonderdelen) hebben een belangrijke rol voor de facilitering van de uitvoering van het brancheringsbeleid (kaderstellend, informatievoorziening enz.).

 

Vastgoed-ontwikkelingsmaatschappij Delft (VOM-Delft)

De VOM-Delft heeft een belangrijke rol in de uitvoering van het brancheringsbeleid

(zie nota VOM-Delft).

 

Service Centrum Bedrijven

Om een goede invulling aan de door de vastgoedmaatschappij verkregen panden te realiseren,is goede actuele informatie nodig omtrent de bestaande situatie en de ontwikkelingen in de vraag- en aanbodzijde van de detailhandel. Een goede databank met winkelruimte zoekende in stad en regio is essentieel. Het frontoffice Service Centrum Bedrijven moet ‘vraag en aanbod naar winkelruimte /vastgoed’ in kaart brengen en deze informatie doorgeven aan de Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering, die hier als backoffice dient. Deze facilitering is toegezegd.

 

Stichting Centrum Management Delft

Om tot een goede invulling te komen van de verworven panden moet een selectie worden gemaakt uit gegadigden, om zodoende het juiste bedrijf op de juiste plaats te krijgen.

Er zijn verschillende mogelijkheden om de selectiecommissie samen te stellen. Belangrijk is een groep samen te stellen met een groot netwerk en met goede kennis van zaken omtrent de ‘markt’.

 

De Stichting Centrum Management Delft is hier toe het meest geschikt (zie bijlage 5).

Ten behoeve van de keuze uit verschillende gegadigden zullen toetsingscriteria moeten worden aangeven waarop de onderneming wordt getoetst.

 

Bij de selectie uit verschillende gegadigden dan wel de toewijzing van winkelruimte zal de commissie de volgende criteria hanteren:

a.       de selectie van kopers/huurders dient in overeenstemming te zijn met het brancheringsbeleid voor de binnenstad;

b.       de kandidaten moeten voldoen aan redelijk te stellen eisen omtrent kredietwaardigheid, continuďteit, bedrijfsvoering, assortimentsamenstelling, presentatie en goed ondernemersschap en dienen te beschikken over de eventueel vereiste vestigingsdiploma’s;

c.       de kandidaten dienen mede in verband met hun oppervlakte- en locatiewensen inpasbaar te zijn in het winkelgebied;

d.       winkelformules die nog niet in betreffend straatbeeld voorkomen en passen in het branchepatroon genieten de voorkeur.

 

De volledige selectieprocedure en hoe te handelen in geval er geschillen zijn binnen de selectiecommissie wordt door de SCMD opgesteld.

 

Stichting Delft Promotie

De stichting Delft Promotie is opgericht in 2002 waarin winkeliers en horeca verenigd zijn om gezamenlijk aan kooptoeristische promotie en productontwikkeling te werken. Dit is een apart traject dat overigens wel in afstemming met de werkgroep coördinatie brancheringsbeleid zal plaatsvinden.

 

 

2.6. Communicatie

 

Om het doel van het beleid en de te verwachten inzet en activiteiten van ondernemers en gemeenten duidelijk te maken, moet goed gecommuniceerd worden met en tussen de betrokken partijen. Er moeten heldere afspraken worden gemaakt over de inbreng en verantwoordelijkheden van de diverse partijen. In het relatieschema wordt aangegeven hoe de interne en externe communicatie en overlegstructuur is opgezet. De coördinatie van de activiteiten rond de uitvoering en het overleg over voortgang van de uitvoering vindt met name plaats in de Werkgroep Coördinatie Uitvoering  Branchering.

Via de Kamer van Koophandel, de Ondernemersfederatie Delft, de winkeliersvereniging(en) etc. moet voorlichting plaatsvinden over de beoogde doelen en de te verwachten inzet van de Delftse ondernemers in de Binnenstad. Deelname van betrokken ondernemers aan het overleg in de werkgroep is wenselijk en noodzakelijk.

 

De voortgang, acties en reacties voor en door de winkeliers en betrokken ambtenaren (kortom bijdragen tot het bereiken van het einddoel) moeten goed gecommuniceerd worden.

In een nog nader uit te werken communicatieplan moet duidelijk wordt gemaakt:

-          welke vorm(en) van communicatie het beste past bij de beoogde doelgroep,

-          welke vorm(en) van communicatie het beste past bij de toegepaste werkvorm,

-          de frequentie van communicatie,

-          de manier waarop samenwerking kan worden verbeterd,

-          hoe moet worden omgegaan met beleid, plannen en ideeën van bijv. ondernemers  en collega’s op aanpalende beleidsterreinen.

 

Om het communicatieplan adequaat uit te voeren wordt voorgesteld een werkbudget van

€ 20.000 per jaar beschikbaar te stellen, te dekken uit de Reserve algemene economische structuur, onderdeel flankerend detailhandelsbeleid.

 

Het geld wordt besteed aan het volgende:

-          organisatie bijeenkomsten,

-          maandelijkse nieuwsbrief voor ondernemers,

-          vervaardigen communicatieset (digitaal),

-          vervaardigen internet site etc.

 

 

 

2.7 Kostenraming

 

Gemeentelijke bijdragen in de kosten voor de kwaliteitsverbetering van winkelpanden en het op kleur brengen van het kernwinkelgebied door middel van subsidies per jaar gedurende een periode van 4 jaar:

Voor de winkeltechnische kwaliteitsverbetering van de winkelpanden en

het op kleur brengen van de hoofdwinkelstraten (incl. bedrijfsverplaatsingen)         € 200.000 

Communicatie                                                                                                                20.000

                                                                                  Totaal                                     € 220.000

 

Toelichting:

De raming van de kosten van kwaliteitsverbetering van winkelpanden is gebaseerd op een overzicht van sector Bouw- en milieutoezicht van  de gesignaleerde gebreken .

Het op kleur brengen door middel van bedrijfsverplaatsingen wordt gestimuleerd door middel van een maximale bijdrage van € 35.000,-- per geval.

De behoefte aan een goed communicatie plan is hiervoor reeds beschreven.

 

 

2.8 Dekking

 

Onder verwijzing naar paragraaf 2 van dit hoofdstuk is de financiële dekking als volgt:

 

Jaarlijks

Middel

Raming

Dekking

Saldo

MRSV/MRISV bedrijfspanden

€200.000,--

SBS Maximaal €204.000,--

€4.000,-

Communicatie

 20.000,--

Reserve algemene economische structuur, onderdeel flankerend detailhandelsbeleid 20.000,--

 

 

De middelen voor de Steun Bedrijven Stadsvernieuwing (SBS-regeling) komen uit de MRISV moeten voor 2005 zijn besteed.

Mogelijk kan in 2004 voor het volgende ISV-tijdvak (2005 tot 2010) opnieuw geld gereserveerd worden voor steun aan bedrijven in de binnenstad voor de jaren 2005 en 2006.

 

Op grond van SBS-regeling kunnen ook verplaatsingskosten, zoals verhuiskosten, verbouwingskosten en een eenmalige bijdrage in de hogere huisvestingskosten worden  gesubsidieerd. Tot een maximum van € 35.000,-- per geval.

Tevens wordt in het de conceptvoorstel voor de op te richten Vastgoed Ontwikkelingsmaatschappij voorgesteld o.a. de kosten voor processtimulerende instrumenten zoals tijdelijke verlaging van de huurprijs en verbouwing en inrichtingsbijdragen ten laste te laten komen van het werkkapitaal. 

 

Voorgesteld wordt eenmalig € 80.000,-- in 4 jaarschijven van € 20.000,--( 2003 t/m 2006) beschikbaar te stellen uit de Reserve algemene economische structuur, onderdeel flankerend detailhandelsbeleid. Dit is € 20.000,-- op jaarbasis t.b.v. het opzetten en uitvoeren van een adequaat communicatieplan.

 

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er, naar verwachting in 2003 voor de kwalitieitsverbetering van de winkels voldoende SBS-middelen zijn Echter voor 2004 en volgende jaren dreigt een te kort. Temeer omdat nieuwe acties uit het onlangs vastgestelde wijkeconomiebeleid eveneens een beroep doen op de SBS-gelden.

 

 

 

Voorgesteld wordt om Vakteam CKE de opdracht te geven in 2003 hiervoor een aparte notitie op te stellen. Dit mede ter uitvoering van een actie uit het collegeprogramma ”Het versterken en uitbouwen van de bestaande subsidie-instrumenten te richten op vestiging en verplaatsing van (winkel)bedrijven binnen een vastgesteld, gewenst brancheringspatroon”.

 

 

2.9.Fasering

 

De uitvoering van het detailhandelsbeleid richt zich in principe, gedurende de looptijd van het project, op alle winkelstraten in de binnenstad. Het pakket van uitvoeringsmaatregelen is steeds voor alle winkelstraten van toepassing.  Alle initiatieven ie passen binnen het brancheringsbeleid kunnen dan ook worden uitgevoerd. m de uitvoering enigszins te stroomlijnen is het handig om met deelgebieden of aandachtsgebieden te werken. Alle mogelijke uitvoeringsmaatregelen concentreren zich gedurende bijvoorbeeld een half jaar, op een gebied. Op deze manier is het mogelijk extra sturing te geven aan de uitvoering en zicht te houden op de voortgang. Bovendien wordt zichtbaar dat alle winkelstraten aan bod zijn gekomen. Het project zuidelijke binnenstad en de realisatie van de 2e winkelroute zullen in 2006 gereed moeten zijn.

 

Voor de noordelijke binnenstad wordt voorgesteld de volgende deelgebieden te definiëren, met bijbehorende prioriteiten:

Gebied 1:          Nieuwstraat, Wijnhaven en Hippolytusbuurt (voorjaar/zomer 2003)

Gebied 2:          Markt/Kerkstraat, Oude Langendijk, (2e helft 2003)

Gebied 3:          Voldersgracht, Vrouw Juttenland (eind 2003/voorjaar 2004)

Gebied 4:          Choorstraat, Oude Delft, Ronde de Oude Kerk (zomer/najaar 2004)

Gebied 5:          Jacob Gerritstraat, Brabantse Turfmarkt, Burgwal (1e helft 2005)

Gebied 6:          Molslaan, Nieuwe Langendijk (2e helft 2005)

Gebied 7:          2e Winkelroute (2005 met uitloop naar voorjaar 2006)


3. MONITORING EN EVALUATIE

 

De monitoring en evaluatie richt zich op de mate waarin de uitvoering van het project een bijdrage levert aan de realisatie van het in de nota Brancheringsbeleid en het Bestemmingsplan Binnenstad opgenomen wensbeeld betreffende de kwaliteit en de samenstelling van het winkelaanbod in de Delftse binnenstad.  

 

De rapportage over de voortgang van de uitvoering van het brancheringsbeleid vindt jaarlijks plaats gedurende de looptijd van het project t/m 2006. Jaarlijks zal in het voorjaar vanaf 2004 aan de  SCMD over de voortgang gerapporteerd worden door de projectmanager Binnenstad.

 

Meetbaar zijn de volgende aspecten:

De uitgangssituatie (0-meting) en de situatie na uitvoering van het brancheringsbeleid zijn vergelijkbaar en zodoende zichtbaar en meetbaar.

 

-  Winkeltechnische kwaliteitsverbetering en beheer van de bestaande winkelvoorzieningen.

De missie is de onderscheiden straten per deelgebied voor wat betreft de winkeltechnische kwaliteit voor 100% goed te krijgen.

 

Of de doelstellingen al dan niet bereikt zijn is enerzijds zichtbaar in het straatbeeld en meetbaar op grond van de vergelijking met de 0-meting (zie voorbeeldtabel bijlage 1, 

blz. 20) die voorafgaand aan het uitvoeringstraject zal plaatsvinden. Ook de mate waarin gebruik gemaakt is van beschikbare (financiële) middelen kan gezien worden als graadmeter. 

 

-  Het op kleur brengen van de winkelstraten.

Bij het op kleur brengen van de winkelstraten wordt een deel van de branchering c.q. het gebruik van (winkel/bedrijfs)panden veranderd met als doel het totale aanbod te verbeteren.

De winkelpanden (huisnummers) die bij de inventarisatie van de huidige situatie vallen onder ‘aanpassen’, ’vervangen’ en ‘leegstand’ moeten op kleur worden gebracht. Bij leegstand adviseert de Werkgroep Panden. Problematische leegstand wordt aangepakt door de VOM.

De missie is geslaagd als 70% van het bedoelde zichtbaar is gemaakt in de straten. Echter, hierbij moet worden opgemerkt dat de mutatiegraad van winkelvoorzieningen landelijk op 15 tot 20% ligt en de gemiddelde vestigingsduur van winkels in een winkelgebied 7 jaar is. Bij de evaluatie dient met deze autonome mutaties rekening gehouden te worden. Indien mogelijk zal  een exit- of mutatiegesprek plaatsvinden om de oorzaak te achterhalen. Hierover zal in een apart hoofdstuk worden gerapporteerd.

 

 

 

4. VOORSTEL

 

Voorgesteld wordt:

-          akkoord te gaan met inhoud van de nota,  inclusief de bijlagen 1 t/m 7;

-          het brancheringsbeleid conform het voorstel te laten uitvoeren;

-          daartoe een Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering in te stellen,

-          de Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering een communicatieplan uit te laten werken;

-          de Werkgroep Coördinatie Uitvoering Branchering de opdracht te geven na te gaan in hoeverre winkeliersverenigingen in de binnenstad tot nauwere samenwerking bereid zijn;

-          als bereidheid samen te werken zou leiden tot het oprichten van een samenwerkingsverband, de SCMD te verzoeken dergelijke initiatieven zonodig  financieel te ondersteunen;

-          ter dekking van eventuele tekorten in 2004 voor de uitvoering van het brancheringsbeleid middels de SBS-regeling, het vakteam CKE de opdracht te geven in 2003 hierover een aparte notitie op te stellen;

-          aanvullend op de bestaande financiële middelen t.b.v. het bevorderen van het economisch functioneren van de stad, jaarlijks gedurende de looptijd van 2003 t/m 2006 van het uitvoeringstraject € 20.000,-- (= totaal € 80.000,--) beschikbaar te stellen. Te dekken uit de Reserve algemene economische  structuur, onderdeel flankerend detailhandelsbeleid;

-          daartoe de 11e  begrotingswijziging vast te stellen en voor te leggen aan de gemeenteraad van 27 maart 2003.

 

 

 

Bijlage 1:

 

Kaart brancheringsbeleid

 


Bijlage 2:

 

Het op kleur brengen

Beoordeling Branchering en Marktsegment

 

Het op kleur brengen: Confrontatie van het aanwezige versus het beoogde branchepatroon en marktsegment.

 

De winkelpanden die niet passen in het wensbeeld zijn in 3 groepen te verdelen en bij iedere groep hoort een specifieke aanpak. De onderverdeling in groepen is bedoeld om de mate betrokkenheid van verschillende participanten en intensiteit van de aanpak uiteen te zetten.

 

Groep 1: branche niet passend in het wensbeeld

Groep 2: branche goed, kwaliteitsniveau niet goed

Groep 3: leegstand

Er is nog een  4e groep te onderscheiden die aandacht moet krijgen opgrond van kwaliteitsbewaking en handhaving:

Groep 4: branche goed, kwaliteitsniveau goed.

 

 

Groep 1: branche niet passend in het wensbeeld

Als er geconstateerd wordt dat een winkel niet in het wensbeeld past moet het volgende gedaan worden:

 

stap 1: Past de afwijking in de marge die is aangeven in de omschrijving van het wensbeeld, dan zal de actie zich moeten richten op mogelijke accentverschuivingen in de branchering;

 

stap 2: Past de afwijking niet binnen de marge dan wordt deze branche vervangen.

Aanpassing: in overleg met de ondernemer zo mogelijk de branchering aanpassen en naar een hoger kwaliteitsniveau tillen met aandacht voor presentatie (zie presentatie bijlage 1, blz. 20);

Vervanging: indien de gelegenheid zich voortdoet (bedrijfsbeëindiging, beëindiging huurovereenkomst/contract) moet in een gezamenlijke actie tussen eigenaar, makelaar, gemeente en winkeliersvereniging worden gezorgd een passende branche conform het in het brancheringsbeleid opgenomen wensbeeld;

stap 3: Voor ondernemers die gebruik willen maken van beschikbare (financiële) middelen moet een aanvraag voor subsidie in gang worden gezet.

 

Groep 2: branche goed, kwaliteitsniveau niet goed

Als er wordt geconstateerd dat een winkel de goede branchering heeft, maar een te laag kwaliteitsniveau heeft dan moet dit worden verhoogd (upgraden)

stap 1:  In onderling overleg met betrokkenen en met advies van deskundigen uit de brancheorganisatie moet geprobeerd worden de presentatie van de winkelen het assortiment te verbeteren en aan te passen.

stap 2: Voor ondernemers die gebruik willen maken van beschikbare (financiële) middelen moet een aanvraag voor subsidie in gang worden gezet.

 

Groep 3: leegstand

Leegstand en doorstroming zijn normale verschijnselen in een binnenstad. Echter als leegstand hinderlijk aanwezig is en blijvend dreigt te worden zal ingegrepen moeten worden.

De aanpak van leegstand moet zich niet alleen richten op het voorkomen van een neergaande spiraal en negatieve belevingswaarde, maar moet zich ook richten op een goede functionele invulling.

 

stap 1: richt zich op voorkomen (preventief) en invullen met (curatief).

Ten aanzien van de preventieve aanpak is tijdige informatie een noodzakelijke voorwaarde. Bedrijven die om welke reden dan ook overgaan tot sluiting van een winkelpand in het binnenstedelijk winkelgebied worden verzocht dit tijdig te melden (bijvoorbeeld bij het servicecentrum bedrijven/werkgroepdetailhandel binnenstad/wijkcoördinator). Op grond van deze informatie en in overleg met bijvoorbeeld de eigenaar en makelaar kan naar een nieuwe ondernemer worden gezocht die past in het brancheringsplaatje.

 

Curatief kan ingeval van leegstand geworven worden via brancheorganisaties, uit data bestanden en via makelaars om snel en adequaat een goede invulling van het pand te realiseren.

 

stap 2: Als stap 1 niet uitvoerbaar is, zal de leegstand op een meer ingrijpende manier moeten worden aangepakt. Eerst zal moeten worden nagegaan waarom er leegstand is en of dit incidenteel is of dat er sprake is van structurele leegstand van winkelpanden in een deel van de binnenstad. Op grond van de antwoorden op bovenstaande vragen en op grond van de fysieke situatie en ligging van het betreffende pand in het winkelgebied zal de gemeente kunnen overwegen het betreffende pand te verwerven en te ontwikkelen. Over de manier waarop en de voorwaarden waaronder dit zal plaatsvinden zal in een aparte vertrouwelijk notitie worden gerapporteerd.

 

Tot slot:

Groep 4: branche goed, kwaliteitsniveau goed

Deze groep moet goed in de gaten gehouden worden. Gezorgd moet worden dat voor deze groep voorwaarden aanwezig zijn om zich te handhaven en zo nodig te verbeteren.

Als blijkt dat een branche zich om welke reden dan ook niet kan handhaven binnen het wensbeeld, moet getracht worden in onderling overleg de getraceerde oorzaken op te lossen en zonodig een kwalitatief gelijkwaardige ontwikkeling mogelijk te maken. Binnen het scala van branches binnen de gewenste branche groep moet naar gegadigden worden gezocht.

Daarom is het nodig dat e.e.a. tijdig wordt gemonitord, zodat tijdig actie kan worden ondernomen.

 

Actielijst

De resultaten van de winkelschouw en de beoordeling van branchering en marktsegment worden per deelgebied weergegeven en vormen de basis voor de actielijst per deelgebied.

 

 

Deelgebied 1

Straat

Aanpassen

Vervangen

Verbeteren

Leegstand

Beter

Beheren

Nieuwstraat 

*

 

 

 

 

Hippolytusbuurt

 

 

 

 

 

Wijnhaven

 

 

 

 

 

Cameretten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

* huisnummer


Bijlage 3:

 

Beschikbare hulpmiddelen en informatie

 

Databestand:  LOCATUS:

-     weergave bestaande situatie;  Branche of soort onderneming, v.v.o. en leegstand),

-          gevellengte maten,

-          verspreide winkels (nagaan welke goed zouden passen in het binnenstadsconcept maar nu elders verspreid voorkomen (concentratie beleid met behulp van subsidieregeling).

 

Marktverkenning:

-          vraag en aanbod verkenning

-          ontwikkeling kooptoerisme

-          citymarketing

-          inventariseren waarom er leegstand is of dreigt.

 

Functielimiteringssysteem:

Uitgewerkt in het Bestemmingsplan Binnenstad.

             

Met behulp van de beschikbare informatie kan maatwerk worden geleverd om de juiste winkel op de juiste plek te krijgen!

 

 

Bijlage 4:

 

Relatiestructuur uitvoering brancheringsbeleid

 

 

 

 

 

 

              

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Bijlage 5:

 

Voorbeeld overzicht  winkeltechnische kwaliteitsverbetering

 

Winkeltechnische kwaliteitsverbetering en beheer van bestaande winkelvoorzieningen.

Missie 100% goed.

 

WAT

HOE

WIE

WAARMEE

Doel

Methode

Uitvoerende

(fin.) middelen

 

Kwaliteitsbeoordeling

bestaande winkels; in- en exterieur, huisstijl en onderhoud per deelproject.

Product: overzicht winkeltechnische kwaliteit winkelpanden per deelgebied per kleur

 

Zie 4.1. en bijlage 1 en 2

Uitvoering op huisnummerniveau

Team Winkeltechnische Kwaliteitsverbetering:

Namens de gemeente:

-          vertegenwoordiger BTO

-          vertegenwoordiger SCB

-          vertegenwoordiger CKE

Extern:

-          Betrokken ondernemers (deelgebieden)

-          Kamer van Koophandel

-          Adviseur HBD

-          Raad voor Nederlandse Detailhandel

-          Winkelmanager

(VOM)

 

 

 

Bestaande subsidies:

-          gevelaanpak,

-          monumenten

-          sbs-regeling

(incl. verplaatsing/  vervanging)

 

Investeringen ondernemers t.b.v.

-          aanpassen

-          verbeteren

-          beter beheren

 

 

 

Bijlage 6:

 

Voorbeeldschema ‘op kleurbrengen van winkelstraten

 

Ter illustratie:

Realisatie voorjaar/zomer 2003

Missie 70 % goed.

 

Het kleur brengen deelgebied 1: Nieuwstraat, Wijnhaven, Cameretten en Hippolytusbuurt

WAT

HOE

WIE

WAARMEE

Branchering aanpassen d.m.v. voorstellen op maat 

Opheffen leegstand

Communicatie

Coördinatie

Samenwerking

 

Confrontatie bestaande situatie met wensbeeld,

 

Communicatie-

Plan

 

AWG coördinatie brancheringsbeleid:

-          Projectmanager Binnenstad,

-          Wijkcoördinator Binnenstad,

-          Projectleider Zuidpoort/Zuidelijke Binnenstad,

-          Vertegenwoordiger van Bouwen, Toezicht en Ondernemen,

-          Vertegenwoordigers sector Kennisstad (CKE-grond),

-          communicatie medewerker.

Werkgroep Panden

-          Grond

-          CKE

-          SCB

VOM (financieel)

 

Winkelmanagement

(inhoudelijk)

 

SCMD (branchering)

 

Donkergroen:

Toevoegen:

-          kunstnijverheid

-          antiek

-          ceramiek

        

     Vervangen/aanpassen

      niet passende 

      branches

 

Donkerrood:

      Toevoegen:

-          dames/herenmode

-          kindermode

-          schoenen

-          accessoires

 

Vervangen/aanpassen

      niet passende

      branches (bijv.  

      consumenten-

      elektronica en     

      uitzendbureaus)

    

Gearceerd Donkergroen/donkerrood

       Toevoegen:

-          gallery

-          mode

-          body

Vervangen/aanpassen

      niet passende

      branches (bijv.

      Halfords)

Gis/Locatus = m˛ ,

 

Beleidsnota’s

 

Marktverkenning binnen en buiten Delft

 

 Werkgroep panden

 Rapporteert over:

-          Eigendom, Koop en Verhuur.

-          Oppervlakte

-          Gebruiksmogelijk-

            heden

(o.a. volgens BP-binnenstad)

     

WOM verwerft,

 

WOM/Winkelmanage-ment selecteert,

 

SCMD fiatteert brancheringsvoorstel