In het collegeprogramma 2002 –2006 is de ambitie opgenomen, dat in 2006 een kwart van de Delftse adressen is aangesloten op een glasvezel-ethernet infrastructuur. Om dit te organiseren zou in 2003 de Breedband Ontwikkelingsmaatschappij opgericht worden.
De stand in Delft
Op dit moment zijn ruim 10 % van de Delftse adressen
aangesloten is op een breedband glasvezelinfrastructuur. Het gaat om
aansluitingen via Surfnet (TUD, TNO, Hogeschool, onderzoeksinstituten en de
ruim 4000 studentenwoningen) en om zakelijke aansluitingen van bedrijven. De
Breedband Ontwikkelingsmaatschappij (die opgericht zou moeten worden door de
gemeente, de TU Delft en de woningbouwverenigingen) heeft nog geen vorm
gekregen. De TUD en de woningbouwcorporaties ondersteunen de gedachte van de
ontwikkeling van een breedbandinfrastructuur, maar zien voor zichzelf
(vooralsnog) geen actieve rol weggelegd bij de ontwikkeling van zo’n
infrastructuur door participatie in bijvoorbeeld een ontwikkelingsmaatschappij.
De gemeente wil de ontwikkelingsmaatschappij niet zonder andere partners
oprichten.
In “corporatieland” wordt ook nagedacht over een actieve rol
bij de ontwikkeling van een glasvezelinfrastructuur. Zo heeft de landelijk opererende
corporatie Portaal aangekondigd dat zij zelf breedbanddiensten aan gaat bieden
voor € 50 per maand.
De bestaande aanbieders van telecommunicatie en
televisie/radio hebben er geen belang bij dat er naast de twee bestaande infrastructuren
(die overigens voor een groot deel ook al verglaasd zijn) een derde
glasvezelinfrastructuur wordt aangelegd. De terughoudendheid en soms ook
tegenwerking van de grote telecomspelers bij stedelijke glasvezelinitiatieven
leidt weer tot onzekerheid bij financiers waardoor businessplannen op lokaal
niveau moeilijk realiseerbaar zijn. Het doorbreken van de patstelling in de
markt vraagt in feite om een grotere omvang dan de bovengenoemde pilots.
Providers moeten namelijk voor het verzenden van signalen via breedband – naast
de aanleg van een glasvezelnet - een geheel nieuwe infrastructuur van actieve
apparatuur ontwikkelen en de kosten daarvan zijn bij een pilot met een relatief
klein aantal aansluitingen te hoog om het rendabel te maken. Een voortrekkersrol
van de lokale overheid is dan essentieel voor het slagen van het project.
KPN heeft in de tweede helft van 2003 het Deltaplan Breedband gelanceerd. Het gaat
daarbij niet zo zeer om een concreet plan, maar meer om een visie die moet
leiden tot de aanleg van een nieuwe glasvezelinfrastructuur door een consortium
van kabelbedrijven (Casema/UPC/Essent), gemeenten en KPN. De gedachte achter
het KPN plan, is dat het markttechnisch gezien niet haalbaar en volgens KPN in
ieder geval niet wenselijk is meerdere, met elkaar concurrerende,
glasvezelinfrastructuren aan te leggen. Door het land in te delen in circa 40
exploitatiegebieden (netschappen) met het consortium als opdrachtgever, zou in
de komende jaren één nieuwe glasvezelinfrastructuur over het land uitgerold
kunnen worden ter vervanging van de infrastructuur van KPN en de
kabelmaatschappijen.
De eerste reacties op het KPN-plan zijn overwegend negatief:
de kabelbedrijven zien niets in het plan en vertrouwen op de verdere
ontwikkeling van hun eigen glasvezelnet. De minister van Economische Zaken
heeft aangegeven dat hij tegen het plan is, omdat het een te monopolistisch
karakter heeft. Hij pleit voor concurrentie ook op het niveau van de
infrastructuur en kiest dus voor de aanleg van meerdere netten. De meeste
gemeenten die door KPN zijn benaderd hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn,
maar dan wel onder de conditie dat er geen exclusieve KPN infrastructuur wordt
aangelegd, maar een infrastructuur die voor alle providers open staat.
KPN komt binnenkort met een definitief standpunt over de
voortzetting van het Deltaplan Breedband. Het ministerie van Economische Zaken
heeft een nieuwe brief toegezegd over de ontwikkelingen in de visie van de
minister. Tot op heden kan het standpunt van het ministerie kort samengevat
worden in onderstaand antwoord op kamervragen in april 2003.
………. Ik (= de
minister) ben van oordeel dat gemeenten een nuttige, stimulerende rol kunnen
spelen bij de aanleg en ontwikkeling van breedband, bijvoorbeeld door de
bundeling van de vraag, de ordening van initiatieven in de wijken en het
realiseren van netwerkverbindingen voor publieke diensten. In geval de markt
niet tot betaalbare ontsluiting kan komen, kan een financiële betrokkenheid
nuttig zijn, doch zou deze beperkt moeten blijven tot een minderheidsaandeel in
de noodzakelijke investeringen. Dit is denkbaar in gebieden met een geringe
bevolkingsdichtheid en bij innovatieve experimenteeromgevingen die bij gebrek
aan schaalgrootte onrendabel zouden zijn. Waar gemeenten ter bevordering van
een vlotte uitrol van breedband voor alle burgers en bedrijven financieel
willen participeren in de aanleg van breedbandnetwerken doet zich mogelijk de
vraag voor of er sprake is van marktverstoring. Er mag in ieder geval geen
inbreuk worden gemaakt op de Europese regels inzake staatssteun. Voor zover
mogelijk dient het initiatief bij marktpartijen te liggen, waarbij de overheid
volstaat met een faciliterende en stimulerende rol. Daarbij is van belang dat
steeds wordt gekozen voor open, transparante, non discriminatoire procedures
(aanbesteding) waardoor alle geïnteresseerde marktpartijen gelijke kansen
krijgen. De exploitatie moet worden overgelaten aan de markt.
Bij inachtneming
van bovengenoemde (wettelijke) randvoorwaarden zal overheidsbetrokkenheid bij
glasvezelinitiatieven niet leiden tot marktverstoring. Dat betekent overigens
niet dat deze initiatieven geen invloed kunnen hebben op de marktpositie van
bestaande netwerken. Deze effecten kunnen dan echter niet worden aangemerkt als
marktverstoring………..
Delft heeft er – op grond van het collegeprogramma - voor
gekozen op de voorste rij te zitten qua ambitie en volgt daarom actief de
ontwikkelingen in de andere steden. Met name de ontwikkelingen in Almere,
Enschede en Rotterdam zijn van belang. In deze steden worden pilots uitgewerkt
van enkele duizenden woningen en worden de kosten van de infrastructuur voor
het grootste deel door de gemeente gefinancierd. De “gemeentelijke” glasvezel
wordt vervolgens verhuurd aan een marktpartij, die investeert in de actieve
componenten die nodig zijn om de glasvezelinfrastructuur daadwerkelijk te
gebruiken, dat wil zeggen dat het “licht” dat door de glasvezels wordt
verzonden, omgezet wordt in spraak, beeld en informatie. Wanneer deze aanpak
slaagt, is de kans reëel dat er naast de lokale overheid ook andere financiers
over de brug komen bij vergelijkbare projecten in andere steden.
De actieve waarnemerrol van Delft wordt ook ingevuld door
regelmatig overleg te plegen met de steden Leiden, Zoetermeer en Dordrecht in
het zogenaamde M4-verband. Het overleg met KPN over het Deltaplan Breedband
loopt ook via de M4.
De gemeente Delft participeert in de Kennisalliantie
Zuid-Holland, waar de ontwikkeling van een breedbandinfrastructuur op de agenda
staat van de kenniskolom ICT-Telecom. Via de Kennisalliantie wordt ook
aangesloten bij de ontwikkelingen in Rotterdam en Den Haag.
Onderlinge afstemming van de Zuid-Hollandse gemeenten over
de ontwikkelingen op het gebied van breedband en over de ervaring met de
huidige spelers in de markt heeft tot doel de aanleg van een
glasvezel-ethernetinfrastructuur een belangrijke impuls te geven.
Naast het waarnemen zijn er twee op de actie gerichte lijnen
waarlangs wordt gewerkt om een breedbandige infrastructuur dichterbij te
brengen.
De eerste lijn wordt wel aangeduid als Slim Graafwerk.
Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van de passieve infrastructuur (de buizen
waardoor later de glasvezel wordt geblazen) bij twee nieuwbouwblokjes en op de
Markt, voorafgaand aan de herinrichting.
Regelmatig dienen zich kansen aan om tegen relatief lage
kosten mee te lopen met andere projecten. Zo gaat het Legermuseum een
glasvezelverbinding aanleggen tussen de beide locaties van het museum aan de
zuid- en noordkant van de binnenstad. Met relatief lage meerkosten zouden
enkele extra buizen kunnen worden aangelegd. Met name in de binnenstad waar
graafwerk niet alleen duur is, maar ook leidt tot meer dan gemiddelde overlast,
moeten dergelijke mogelijkheden aangegrepen worden.
Met Vestia is contact over de aanleg van de passieve
infrastructuur tot inde woning bij een nieuwbouwproject in de Indische Buurt en
ook met de ontwikkelaar van de VDD-lokatie wordt hierover gesproken. Omdat er
nog geen geslaagde voorbeelden zijn van steden waar met succes vooraf is
geïnvesteerd in een breedbandinfrastructuur, zijn ontwikkelaars van
nieuwbouwplannen zeer terughoudend ten aanzien van het vooraf investeren in een
glasvezelstructuur in en rond de woningen. Er wordt nu naar een vorm gezocht
waarbij de ontwikkelaar wel de infrastructuur aanlegt, maar ook zicht krijgt op
overdracht daarvan.
De tweede lijn van actief opereren richt zich op Vraagbundeling,
waarbij het gaat om het faciliteren van initiatieven die trachten de vraag naar
breedbandige diensten te bundelen binnen Delft. Het adviesbureau Expanding
Visions, dat betrokken was bij de aanleg van een glasvezelinfrastructuur in
Tilburg, heeft in Delft gesproken met de TU Delft, Vestia, het Reinier de
Graafziekenhuis, een zorgverzekeraar en zorginstellingen om hun belangstelling
te peilen voor de gezamenlijke aanleg van een glasvezelnet. De realisatie van
een glasvezelinfrastructuur leidt in de meeste gevallen tot een kostenbesparing
in de bestaande uitgaven voor telecommunicatie. Dit voordeel kan worden ingezet
voor de financiering van de aanleg van de glasvezel.
Het bovengenoemde adviesbureau krijgt een opdracht om een
haalbaarheidsstudie te verrichten, waarbij voortbouwend op de ervaringen in
Tilburg kan worden berekend welke voordelen voor de verschillende partijen te
behalen zijn na aanleg van een nieuwe glasvezelinfrastructuur.
Het aanleggen
van glasvezel in Tilburg valt onder de vlag van de Breedband Inkoop Combinatie
(BIT). In eerste instantie wordt er een netwerk aangelegd dat vooral gericht is
op instellingen, in een later stadium kunnen bedrijven en bewoners ook
ontsloten worden. BIT heeft 11 instellingen bereid gevonden mee te doen aan het
project om een eigen glasvezelnetwerk op te zetten in Tilburg. Eigen vezels
voor een schappelijke prijs. In totaal gaat het om ongeveer 46 kilometer
glasvezel in en om Tilburg met 121 aansluitpunten. De Europese aanbesteding is
al achter de rug, en hier zijn 13 aanbestedingen op binnengekomen. De stichting TOWN verzorgt de aansluiting van de scholen op
het geliberaliseerde glasvezelnetwerk. Verder loop op het bedrijventerrein ’t
Laar is een pilotproject breedbandtoepassingen, met als doel de bestaande en
latente wensen naar breedbandapplicaties van bedrijven op ’t Laar te
inventariseren.
De realisatie van een dergelijke aanpak, ook wel Fiber to
the Institutes (FttI) genoemd, leidt er toe dat er in ieder geval
investeringen worden gedaan in de infrastructuur en met name ook in de actieve
laag. Deze investeringen brengen de aansluiting van de Fiber to the Home
(FttH) pilots ook een stap dichterbij, omdat het investeren in de actieve laag
te weinig rendabel is bij het aansluiten van een beperkt aantal woningen. De
kosten per aansluiting zijn dan te hoog.
Het is voor Delft van belang een antwoord te geven op de
vraag of het in de komende tijd zowel actief waarnemer als actief speler wil
blijven. Actief waarnemen betekent dat de ontwikkelingen in andere
steden, bij KPN en Casema en in het regeringsbeleid worden gevolgd en dat het
overleg met de andere gemeenten in de M4 wordt voortgezet. De actieve
spelersrol wordt ingevuld door woningbouwverenigingen en ontwikkelaars te
stimuleren bij nieuwbouwprojecten het passieve gedeelte van de infrastructuur
aan te leggen. In de overeenkomst over de ontwikkeling van Technopolis is
afgesproken dat de gemeente het initiatief neemt voor de aanleg van de passieve
infrastructuur (lege buizen zonder glas) van het glasvezelnet. Het uitgangspunt
bij deze vormen van slim graafwerk is, dat de kosten worden voorgefinancierd,
maar uiteindelijk worden verwerkt in de exploitatie van de projecten en
vervolgens worden doorberekend naar de eindgebruiker.
In een aantal steden is duidelijk geworden, dat zonder een
actieve rol van de lokale overheid er geen stappen voorwaarts worden gezet. In
steden als Tilburg, Nijmegen, Leeuwarden en Almere bleek de oprichting van een
stichting een goed instrument om ontwikkelingen tot stand te brengen. Een
stichting heeft een gezonde afstand t.o.v. de gemeentelijke (en andere
betrokken) organisatie(s) en is een goede rechtsvorm om andere partijen aan het
initiatief te binden zonder dat deze partijen risicodragend hoeven te participeren.
Als Delft een actieve rol wil blijven spelen is een
mogelijke stap de oprichting van de Stichting Breedband Delft. Het is daarbij
van belang dat naast de gemeente ook (de) andere deelnemers in de stichting
participeren.
De nog op te richten stichting kan een organiserende rol
spelen in het vraagbundelingsproject dat hierboven is genoemd en waarvoor een
adviesbureau onlangs verkennende gesprekken heeft gevoerd met het Reinier de
Graafziekenhuis, zorg- en onderwijsinstellingen, woningbouwverenigingen en de
ICT-Kring Delft. De Stichting Breedband Delft kan de samenwerking van de
bovengenoemde instituten en instanties bij de aanleg van een glasvezelnet
organiseren en coördineren. Voor de gemeente Delft biedt de realisering van een
breedbandinfrastructuur de mogelijkheid (een deel van) het eigen dataverkeer
daar. Daarnaast kunnen op termijn – net als in Tilburg - de scholen op het
glasvezelnet worden aangesloten.
De stichting kan worden gezien als voorloper van de in het
collegeprogramma genoemde Breedbandontwikkelingsmaatschappij.
Deze aanpak heeft naast Tilburg ook in Leeuwarden tot een
succesvolle ontwikkeling van een breedbandinfrastructuur, in de vorm van een
glasvezel-stadsring, geleid. In Leeuwarden, waar een door de gemeente
opgerichte stichting de stedelijke glasvezelring heeft aangelegd, huurt KPN
glasvezelcapaciteit van deze stichting.
Voor het
aanleggen van de stadsring heeft de gemeente Leeuwarden zelf al € 1,4 miljoen
gereserveerd. Een deel van de stadsring wordt op dit moment aangelegd. Dit
wordt echter niet gezien als een financieel risico. De doelstelling van een
openbaar netwerk wordt namelijk met de aanleg van de stadsring sowieso gehaald.
Met deze € 1,4 miljoen draagt de gemeente Leeuwarden de helft van de kosten. De
andere helft wordt vanuit andere bronnen gefinancierd. De stadsring van de
gemeente beperkt zich echter tot de passieve infra-laag. Voor de actieve lagen
t/m diensten en toepassingen worden risicodragende (markt)partijen aangezocht;
zodanig dat er een open netwerk ontstaat. Bij de exploitatie zou sprake kunnen
zijn van een risico maar dit is nog niet duidelijk; dit is onderdeel van het
onderzoek in de Breedbandproeven.
Als besloten wordt te kiezen voor de oprichting van de
Stichting Breedband Delft, wordt deze georganiseerd naar voorbeeld van Tilburg
en Leeuwarden en richt zich in eerste instantie op de bundeling van vraag van
een aantal maatschappelijke partijen. Op basis van een op te stellen
ondernemingsplan voor de stichting, stelt de gemeente middelen beschikbaar, in
de vorm van een lening aan de stichting, om deze ontwikkeling mogelijk te
maken. Wanneer de planvorming leidt tot de aanleg van de
glasvezelinfrastructuur voor genoemde partijen worden de kosten van het
onderzoek meegenomen in de exploitatie en terugbetaald aan de gemeente. Wanneer
het project onverhoopt niet leidt tot uitvoering, kunnen de kosten niet
doorberekend worden in het project; dan draagt de gemeente de kosten van het
onderzoek naar de voordelen.
Naast het vraagbundelingsproject is het de bedoeling ook de
twee woonblokjes waar de infrastructuur al is aangelegd en de panden op de
Markt aan te sluiten op de infrastructuur die voor het FttI-project wordt
aangelegd.
De Stichting Breedband wordt de opdrachtgever voor Slim
Graafwerk, waarbij ingespeeld wordt op situaties waarbij het lonend is
infrastructuur aan te leggen. Dat zal bij graafwerk in de historische
binnenstad al snel het geval zijn.
De TU Delft is in overleg met een of meer providers over
overdracht van circa 500 van de 4500 aansluitingen binnen het
Fiber-to-theDormatory project. Het gaat daarbij om aansluitingen in
studentenwoningen waar geen studenten wonen. Deze mogen niet door Surfnet
worden bediend, maar door een commerciële marktpartij. De Stichting Breedband
Delft zal zich inzetten om met de pilotprojecten aansluiting te zoeken bij de
provider van de 500 niet-studentenwoningen.
De oprichting van de breedband ontwikkelingsmaatschappij
wordt uitgesteld tot daadwerkelijk sprake is van een gebundeld aanbod van
breedbanddiensten met een commerciële basis op stedelijk niveau. Dat is
bijvoorbeeld het geval wanneer de Stichting Breedband Delft het bovengenoemde
samenwerkingsinitiatief heeft omgezet tot een businessplan waarin, naast de
gebruikers die in de stichting participeren, ook marktpartijen als
telecombedrijven en financiële instellingen participeren.
Na de oprichting van de Stichting Breedband Delft richt de
gemeente zich op de financiering van de Stichting middels leningen en het
houden van toezicht op de realisatie van de gestelde doelstellingen door de
Stichting. De gemeente zal ook personele capaciteit leveren voor de coördinatie
van de activiteiten van de stichting in de periode voor en na de oprichting.
De uitvoerende verantwoordelijkheid voor het creëren van een
stedelijk draagvlak en het realiseren van de doelstelling om in 2006 een kwart
van de Delftse adressen te hebben voorzien van een breedbandaansluiting wordt
overgedragen aan de stichting.
De inzet van personele capaciteit vanuit de gemeente bestaat
uit de volgende onderdelen:
Naast de personele inzet stelt de gemeente middelen
beschikbaar voor onderzoeksopdrachten vanuit de M4 en treedt de gemeente als
voorfinancier – via leningen - op van het onderzoek om te komen tot
vraagbundeling en van de aanleg van glasvezelbuizen (ducts) in het kader van
Slim Graafwerk. Zoals gezegd worden de kosten die worden gemaakt door het
onderzoeksbureau bij realisatie van het project doorberekend in de
projectkosten en dus versleuteld over de latere gebruikers. Ook de aanlegkosten
van de passieve infrastructuur bij de twee woonblokjes en op de Markt worden
doorberekend aan de eindgebruikers als een soort “tolbetaling voor het gebruik
van de digitale snelweg”.
De al aangelegde ducts worden te zijner tijd ingebracht in
de Breedband Ontwikkelingsmaatschappij of, wanneer deze niet wordt opgericht,
verkocht aan een andere exploitant van de glasvezelinfrastructuur.
Voor de uitvoering van actieve rol van de gemeente volgens
de hierboven beschreven aanpak zijn voor de periode 2004-2005 de volgende
middelen nodig. Voor de uitvoering van projecten en/of het doen verrichten van
onderzoeken in het samenwerkingsverband M4 is binnen het activiteitenplan van
Delft Kennisstad al € 20.000 beschikbaar gesteld.
Om het proces, leidend tot de oprichting van een stichting,
met daarin de participatie van de grote spelers, op gang te brengen, is het
noodzakelijk te starten met het Vraagbundelingstraject. Voor het maken van een
commercieel plan wordt een opdracht gegeven aan een extern bureau. De kosten
daarvan (€ 25.000) worden voorlopig gedekt uit de reserve Delft Kennisstad.
Zodra dit project operationeel wordt, worden deze kosten versleuteld in het
project en word het bedrag terugbetaald aan de gemeente.
Een voorstel voor de oprichting van de stichting en voor het
beschikbaar stellen van middelen aan de stichting via een lening wordt medio
2004 aan u voorgelegd, voorzien van juridische adviezen en conform de
richtlijnen van TRM. De begrote middelen voor de oprichting van de BOD zullen
pas na een separaat voorstel over de oprichting van de BOD worden aangewend.
Samenvattend worden de volgende voorstellen geformuleerd:
5. De nota ter kennisname voorleggen aan de raad.