Stuk 157 I Delft,
12 oktober 2004.
455134
Onderwerp: Gevelreclame.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
Het beoogde doel van het per
1 januari 2000 van kracht zijnde reclamebeleid, verbeteren van uiterlijk en
kwaliteit van de reclames en de hoeveelheid begrenzen, is nog niet bereikt. Tot
die conclusie zijn we na evaluatie van het reclamebeleid gekomen. In deze nota
schetsen wij in het kort de maatregelen die per 1 januari 2000 van kracht zijn
en de resultaten daarvan t/m 2003. Na een beknopte beschrijving van de regels
voor reclame, geven wij de oplossingsrichting aan, teneinde met het
reclamebeleid vanaf 1 januari 2005 wel het beoogde effect te bereiken.
1. Reclamebeleid 1-1-2000
Per
1 januari 2000 werd het tot dan versnipperde reclamebeleid samengevoegd en
aangevuld. Bovendien werd er uniformiteit in aangebracht. Het doel van het
nieuwe reclamebeleid was om het uiterlijk en de kwaliteit van de reclames te
verbeteren en de hoeveelheid te begrenzen. Om dat laatste te reguleren werd
reclamebelasting ingevoerd. Hoe meer reclame, hoe meer belasting iemand
betaalt. Het aanvragen van een vergunning werd vereenvoudigd: één
aanvraagformulier voor vergunning voor reclame aan bouwwerken. Voor het
vervangen van reclames die niet voldoen aan de Reclameverordening door reclames die dat wel
doen, konden ondernemers gedurende een overgangsperiode van drie jaar (2000 t/m
2002) subsidie verkrijgen voor het verwijderen/vervangen van reclame.
2.
Resultaten
reclamebeleid
De
praktijk bleek weerbarstiger dan het geformuleerde beleid. Ondanks
ondernemergerichte mailings (met toelichtende brochure), reageerden de meeste
ondernemers niet, maakten nauwelijks gebruik van de subsidieregeling
tijdens de overgangsperiode (slechts 12 ondernemers) en werd de
vergunningplicht genegeerd. Maar ook bij de gemeentelijke organisatie liep niet
alles op rolletjes. Weliswaar was er tegelijk met de vaststelling van het
beleid formatie beschikbaar gesteld voor toezicht en handhaving, maar niet
voor het behandelen van aanvragen om reclamevergunningen. Handhaving is alleen
mogelijk bij goede vergunningverlening. Voor wat betreft ‘gevelreclame’ is de
beoogde kwaliteit daarom niet bereikt.
Wel zijn er over de jaren vanaf 2000 belastingaanslagen
voor gevelreclames opgelegd en is het beleid op het gebied van reclames op, aan
of boven de weg, driehoeksborden en samplingacties tot uitvoering gebracht.
3.
Regels voor
reclame
Voor wat betreft reclame-uitingen is de stad
in drie gebieden verdeeld: de binnenstad, met de strengste regels, bedrijven-
en industrieterreinen met de soepelste regels en de overige delen van de stad.
Voor alle reclames geldt, dat ze in afmeting, vorm en kleur moeten worden
aangepast aan de omgeving en de architectuur van het pand waartegen ze worden
aangebracht. Bewegende reclameobjecten en reclames met knipperende verlichting
zijn niet toegestaan. De bepalingen in de reclameverordening bieden de
ondernemers echter voldoende ruimte om op te vallen. Deze regels voor reclame
blijven, op enkele details na, onverminderd van kracht.
4.
Bijstelling reclamebeleid
Naar verwachting voldoet op dit moment ongeveer
80% van de reclame-uitingen. Nu is gebleken dat ondernemers de vereiste
vergunning niet aanvragen, wordt, uit oogpunt van deregulering en de wijziging
van de Woningwet per 1 januari 2003, gekozen voor een andere aanpak.
B. OPLOSSINGSRICHTING
1.
Herziene Woningwet en
deregulering
Op 1 januari 2003 is de Woningwet herzien.
Indien bouwwerken aan bepaalde voorwaarden voldoen, zijn deze
bouwvergunningsvrij of licht-vergunningplichtig. Voor alle overige bouwwerken
is een reguliere bouwvergunning nodig. Onderhoud of andere ingrepen aan of bij
een monument of een pand in een beschermd stadsgezicht zijn echter altijd vergunningplichtig!
De herziene Woningwet verplicht gemeenten om, uiterlijk 1-7-2004,
welstandsbeleid te hebben geformuleerd. Het welstandsbeleid voor Delft, met ook
daarin strenge eisen voor de binnenstad, is op 27 mei 2004 vastgesteld. Door de
bepalingen in de Woningwet mogen er geen aanvullende eisen in de
reclameverordening worden gesteld ten aanzien van welstand. Vandaar dat alle
welstandseisen voor gevelreclames naar de welstandsnota moeten worden
overgebracht. Om welke aanpassingen het gaat, leest u in bijlage 1.
2.
Geen reclamevergunning meer
voor gevelreclame
De bepalingen in de Woningwet en de
gemeentelijke welstandsnota maken een reclamevergunning overbodig. Handhaving
van het gevelreclamebeleid in de binnenstad gebeurt voortaan op basis van de
herziene Woningwet en niet op basis van de reclameverordening. De
reclamedragers waarmee reclames aan panden worden aangebracht zijn in de binnenstad
(beschermd stadsgezicht) namelijk licht-vergunningplichtig. Daarbij wordt aan
de hand van de sneltoetscriteria van de welstandsnota ambtelijk getoetst
of de reclame aan de welstandseisen voldoet. Voldoet de reclame niet, dan
verkrijgt men niet de benodigde bouwvergunning.
Voor de gebieden buiten de binnenstad geldt
over het algemeen geen vergunningplicht met uitzondering van grotere
reclame-uitingen.
Handhaving zal worden uitgevoerd zoals
beschreven in de handhavingstrategie gevelreclame, zoals vastgesteld in de
collegevergadering van 21 september 2004 (zie bijlage 2). In de binnenstad kan
streng worden gehandhaafd omdat er (bouw)vergunningplicht is en in de overige
gebieden kan dat op basis van excessen. Aan alle eisen van de welstandsnota en
reclameverordening moet worden voldaan.
De regels voor het voeren van reclame
wijzigen nauwelijks. Voor de binnenstad gelden de strengste en voor bedrijven-
en industrieterreinen de soepelste regels. Dat blijft zo.
3.
Overige aanpassingen
Bij de evaluatie is het wenselijk gebleken om
de reclameverordening en/of de verordening voor reclamebelasting op een
aantal punten aan te passen. De belangrijkste aanpassingen zijn:
- Huidige getrapte tarievenstelsel.
Om
kleinere reclame-uitingen in de binnenstad te stimuleren is daar een tussenstap
in
aangebracht, 0,5 t/m 1,5 m2 en 1,5
m2 t/m 3,0 m2.
De
tarieven voor grote reclame- uitingen worden aagepast en lopen op voor
reclames vanaf 5,0 m2 tot > 35 m2. Het plafond
was voorheen 5 m2, nu 35 m2.
- Vlaggen
Nederlandse en Delftse vlaggen worden niet meer beschouwd als
reclameobjecten.
Er
wordt geen belasting voor geheven en ze tellen ook niet mee in het aantal
reclame-uitingen. Andere (landen)vlaggen worden dus wel
als reclame-uiting
beschouwd.
4.
Megareclames
Tegenwoordig doet zich ook het fenomeen
“megareclame” voor. Het gaat om zeer grote reclame-uitingen aan bouwsteigers.
In ruil voor het aanbrengen van de reclame, ontvangt de eigenaar van het pand
een aanzienlijk bedrag, dat deze ten goede kan laten komen aan de opknapbeurt.
In de vier grote steden wordt deze vorm van reclame toegestaan, zij het dat dit
in Utrecht en Den Haag bij wijze van proef is. Ook de gemeenten die dergelijke
megareclame toestaan, kunnen daarvoor tarieven hanteren.
Wat de effecten op de kwaliteit van de
openbare ruimte zullen zijn en of de doeken qua afbeeldingen en vormgeving
bijzonder genoeg zijn, zijn nog onbeantwoorde vragen. Wij volgen de ervaringen
die in de grote gemeenten met megareclames worden opgedaan en stellen
vooralsnog geen nadere regels. Megareclames aan bouwsteigers zijn spandoeken en
daarom op grond van de reclameverordening (art. 3.7) verboden.
C. PRAKTISCHE UITVOERING
1. Inhaalslag
In totaal zijn er (peildatum juni 2004) 1183
ondernemingen en instellingen die gevelreclame hebben. 108 daarvan zijn
vrijgesteld vanwege niet-commerciële doelstellingen en 41 zijn vrijgesteld
omdat de reclame-uiting minder dan 0,5 m2 is. Per saldo betalen 1034
ondernemingen en instellingen wel reclamebelasting.
Met de inhaalslag worden van alle adressen de
reclame-uitingen in het (digitaal) archief geactualiseerd of opgenomen. Die reclame-uitingen die in ernstige mate in
strijd zijn met redelijke eisen van welstand, zijn excessen waartegen handhavend
wordt opgetreden. De betreffende ondernemer wordt in de gelegenheid gesteld om
de reclame aan te passen of te verwijderen. In geval dat wordt nagelaten volgt
het juridische traject.
2.
Inspectie en handhaving
Na de inhaalslag controleren de
toezichthouders van de sector TOR jaarlijks de reclame-uitingen en verwerken de
mutaties van de inspecties. Vervolgens leveren zij de mutaties aan a) de
vakteams Bouw- en woningtoezicht en Monumentenzorg en bouwkwaliteit ter
beoordeling en eventueel handhaving en aan b) het vakteam Belastingen voor de
heffingen.
3.
Capaciteit
Inhaalslag
Het beoordelen of alle reclame-uitingen wel
of niet aan de eisen voldoen, vergt de nodige capaciteit. Het gaat om onderzoek
van fotoarchief, straatcontroles en rapportages, maar ook het opstellen van de
brieven aan de ondernemers van wie de reclame ernstig in strijd is met
redelijke eisen van welstand (de excessen). Om de inhaalslag te realiseren is
tijdelijk, voor de duur van een jaar,
0,95 fte extra noodzakelijk bovenop de structurele capaciteit.
Structureel
Om de uitvoering van het beleid te
continueren is daarnaast structureel 0,32 fte aan capaciteit noodzakelijk voor
een medewerker handhaving gevelreclame en 0,3 fte aan juridische capaciteit.
(zie C2. Inspectie en handhaving.)
4.
Communicatie
Alle (nu 1183) ondernemingen en instellingen
worden via een toe te sturen (nieuwe) folder schriftelijk op de hoogte gesteld
van het bijgestelde reclamebeleid. Naast de ondernemergerichte mailing wordt
ook via pers, Stadskrant Delft en internet de aandacht op het bijgestelde
reclamebeleid gevestigd. Op de uitvoering van het beleid en de naleving van de
regels zal vanaf 1 januari 2005 streng worden toegezien. Voor wie niet voldoet
aan de voorwaarden en daarvoor ook geen bouwvergunning heeft, volgt het
handhavingstraject.
D. FINANCIËN
1. Financiële gevolgen
De inhaalslag en de wijzigingen hebben
gevolgen voor inkomsten en uitgaven.
Niet alleen de tijdelijke kracht kost geld,
maar ook de structurele kosten van een medewerker handhaving gevelreclame. Voor
de details: zie navolgend overzicht.
|
FTE |
Salaris |
|
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
Incidenteel (inhaalslag) |
|
|
|
99.711 |
|
|
|
projectmedewerker
(schaal 8) |
0,95 |
46.210 |
|
43.900 |
|
|
|
werknemersgebonden
kosten |
1 |
2.260 |
|
2.260 |
|
|
|
Werkplekkosten |
1 |
8.551 |
|
8.551 |
|
|
|
Wervingskosten |
|
|
|
25.000 |
|
|
|
voorlichting
|
|
|
|
15.000 |
|
|
|
beschrijven
werkprocessen |
|
|
|
5.000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Structureel |
|
|
|
49.233 |
49.233 |
49.233 |
49.233 |
Kosten |
|
|
|
53.833 |
53.833 |
53.833 |
53.833 |
Reclame
medewerker (schaal 8) |
0,32 |
46.210 |
|
14.787 |
14.787 |
14.787 |
14.787 |
jurist
(schaal 10) |
0,3 |
58.078 |
|
17.423 |
17.423 |
17.423 |
17.423 |
werknemersgebonden
kosten |
2 |
2.260 |
|
4.520 |
4.520 |
4.520 |
4.520 |
werkplekkosten
|
2 |
8.551 |
|
17.102 |
17.102 |
17.102 |
17.102 |
Baten |
|
|
|
4.600 |
4.600 |
4.600 |
4.600 |
tariefwijziging
tussenstap invoeren |
|
|
|
-7.500 |
-7.500 |
-7.500 |
-7.500 |
uitsluiting
non-profit |
|
|
|
-8.400 |
-8.400 |
-8.400 |
-8.400 |
"geen"
tarief plafond toepassen |
|
|
|
20.500 |
20.500 |
20.500 |
20.500 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal generaal |
|
|
|
148.943 |
49.233 |
49.233 |
49.233 |
Dekking voor deze kosten is voorzien in de
Programmabegroting 2005-2008..
2.
Aanpassing tarieven
reclamebelasting
Het per 1 januari 2000 ingezette
reclamebeleid om het uiterlijk en de kwaliteit van de reclames te verbeteren en
de hoeveelheid te begrenzen, is onverminderd van kracht.
Met de juiste middelen en voldoende personele
bezetting wordt die kwaliteitsverbetering grotendeels alsnog bereikt. De kosten
die moeten worden gemaakt om het gevelreclamebeleid optimaal uitvoerbaar te
maken, worden deels verrekend via een aanpassing van de
reclamebelastingtarieven. De gemiddelde verhoging bedraagt 11,2 %, waarbij
reclames in de binnenstad < 1,5 m2 goedkoper worden, alle
reclames tussen 1,5 en 6 m2 gelijk blijven en de reclames > 6 m2 duurder worden (zie bijlage
3).
E. SAMENVATTING EN VOORSTEL
Ondernemers hebben het nieuwe reclamebeleid
indertijd niet bepaald omarmd; bij de aankondiging niet en nu nog steeds niet.
Tegen ‘onwil’ kan alleen worden opgetreden
als de ambtelijke organisatie daarop is afgestemd. Handhaving heeft geen kans
van slagen als in het voortraject de zaken niet goed worden geïmplementeerd.
Met de nu voorgestelde aanpassingen is het reclamebeleid uit te voeren en te
handhaven en kan de kwaliteitsverbetering grotendeels alsnog worden bereikt.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig
advies van de commissie cultuur, kennis en economie:
A. Reclameverordening:
-
de
reclamevergunningplicht voor gevelreclame te laten vervallen (handhaving
zal
plaatsvinden op basis van de Woningwet, de
welstandsnota en de reclame-verordening) en
te besluiten om de
1.
Reclameverordening
voor Delft 2000 per 31 december 2004 in te trekken en de
2.
Reclameverordening
voor Delft 2005 vast te stellen en deze per 1 januari 2005 in werking te laten
treden.
B. Reclamebelastingverordening:
-
Nederlandse
en Delftse vlaggen niet meer te beschouwen als reclame-objecten
-
een
extra trap aan te brengen in het huidige getrapte tarievenstelstel (0,5 t/m 1,5
m2 en 1,5 m2 t/m 3,0 m2);
-
de
belastingtarieven voor reclames vanaf 5,0 m2 tot > 35 m2
te laten oplopen;
-
de
reclamebelastingtarieven per 1 januari 2005 met gemiddeld 11,2% te verhogen en
te besluiten om de
3.
Verordening
op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2004 per 31 december
2004 in te trekken;
4.
Verordening
op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2005 vast te stellen en
deze per 1 januari 2005 in werking te laten treden.
C. Welstandsnota
-
welstandseisen
voor gevelreclame op te nemen in de welstandsnota en
te besluiten om
5.
de
wijzigingen in de nota Welstandsbeleid Delft vast te stellen en deze per 1
januari 2005 in werking te laten treden.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders
van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 157 II
455134
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het
college van 12 oktober 2004;
gelet op artikel 149 van de
Gemeentewet;
b e s l u i t :
I.
vast te stellen de Reclameverordening
voor Delft 2005 (stuk 157 III) onder gelijktijdige intrekking van de
Reclameverordening voor Delft 2000;
II.
vast te stellen de
verordening op de heffing en de invordering van de reclamebelasting 2005 (Stuk
157 IV) onder gelijktijdige intrekking van de verordening op de heffing en de
invordering van de reclamebelasting 2004;
III.
vast te stellen de
wijzigingen in de nota Welstandsbeleid Delft (Stuk 157 V).
Aldus vastgesteld in de
openbare raadsvergadering van 28 oktober 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 157 III
455134
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het
college van 12 oktober 2004;
gelet op artikel 149 van de
Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de Reclameverordening
voor Delft 2005;
Inhoud
Hoofdstuk 1 |
Algemene bepalingen |
|
|
Artikel 1.1 |
Begripsomschrijvingen |
Artikel 1.2 |
Werkingsgebied
reclameverordening |
Artikel 1.3 |
Beslistermijn |
Artikel 1.4 |
Te late indiening aanvraag |
Artikel 1.5 |
Voorschriften en
beperkingen |
Artikel 1.6 |
Persoonlijk karakter van
vergunning of ontheffing |
Artikel 1.7 |
Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing |
Artikel 1.8 |
Inzage vergunning of ontheffing |
|
|
Hoofdstuk 2 |
Reclame op of aan
bouwwerken |
|
|
Artikel 2.1 |
Reclameverbod op of aan
bouwwerken |
Artikel 2.2 |
Algemene eisen reclame op
of aan bouwwerken |
Artikel 2.3 |
Bijzondere bepalingen |
|
|
|
|
Hoofdstuk 3 |
Overige reclame |
|
|
Artikel 3.1 |
Reclame op of aan de weg |
Artikel 3.2 |
Eisen aan reclameborden |
Artikel 3.3 |
Aanvraag vergunning
reclameborden op of aan de weg |
Artikel 3.4 |
Weigeringsgronden |
Artikel 3.5 |
Reclameborden aan openbare
verlichtingsmasten |
Artikel 3.6 |
Reclame door bewegwijzering |
Artikel 3.7 |
Reclame door spandoeken |
Artikel 3.8 |
Reclame met rijdende
voertuigen |
Artikel 3.9 |
Parkeren van
reclamevoertuigen |
Artikel 3.10 |
Reclame met
geluidstoestellen |
Artikel 3.11 |
Sampling- en/of
reclamecampagne e.d. |
Artikel 3.12 |
Aanvraag vergunning
reclame- of samplingcampagne e.d. |
Artikel 3.13 |
Bijzondere bepalingen |
|
|
|
|
Hoofdstuk 4 |
Straf-, overgangs- en slotbepalingen |
|
|
Artikel 4.1 |
Strafbepalingen |
Artikel 4.2 |
Handhaving door
toezichthouders en/of opsporingsambtenaren |
Artikel 4.3 |
Binnentreden in woningen,
andere gebouwen en terreinen |
Artikel 4.4 |
Overgangsbepaling |
|
|
Artikel 4.5 |
Citeertitel |
Artikel 4.6 |
Inwerkingtreding |
Hoofdstuk 1 Algemene
bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt
verstaan dan wel mede verstaan onder:
1. “Weg”:
a.
alle voor het openbaar rij- of
ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen
bruggen en duikers, die tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten,
alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
b.
de - al dan niet met enige
beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken,
plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en
aanlegplaatsen voor vaartuigen;
c.
de voor het publiek
toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen passages en galerijen, welke
uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimten toegang geven en niet
afsluitbaar zijn;
d.
andere voor het publiek
toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages
en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of
vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
2. “Rechthebbende”:
Een
ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of
persoonlijk recht.
3. “Reclame”:
elke
vorm van openbare aanprijzing om de afzet van goederen of diensten te
bevorderen, overgebracht door middel van een aanduiding, opschrift, aankondiging,
mededeling, uitbeelding, afbeelding of projectie, voor zover deze vanaf een
openbare land-, water-, of spoorweg of vanaf een andere voor het publiek
toegankelijke plaats zichtbaar is en voor zover deze geen betrekking heeft op
de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.
4. “Reclamedrager”:
een
voorwerp dat kennelijk bestemd is om reclame op aan te brengen.
5. “Gevelreclame”:
een
plat tegen een bouwwerk of tegen een luifel aangebracht verlicht, aangelicht of
onverlicht voorwerp met reclame, of een daarmee overeenkomend samenstel van
elementen, zoals:
a. een bord met onderbrekingen dat de gevelindeling
volgt;
b. muurschilderingen;
c. spandoeken;
d. winkelwaren, voorwerpen, ook als zij geen afbeelding
zijn en/of opschriften bevatten, die kennelijk als reclame op of aan een
bouwwerk zijn aangebracht.
6. “Uitsteekreclame”:
een
op de gevel van een bouwwerk aangebracht verlicht, aangelicht of onverlicht
uitstekend voorwerp of een daarmee overeenkomend samenstel van elementen.
7. “Dakreclame”:
Verlichte
of onverlichte voorwerpen met reclame, aangebracht in goten of op daken van
bouwwerken; hiertoe worden ook gerekend beschilderingen van dakvlakken of
daarmee vergelijkbare reclamevormen.
8. “Lichtreclame
of de verlichte reclame”:
de
reclame voorzien van en/of aangelicht door kunstlicht, anders dan openbare
verlichting.
9. “Losse
letters”:
verlichte
of aangelichte opschriften waarbij er per letter of symbool een aparte reclamedrager
is toegepast en waarbij de reclamedragers onderling niet met elkaar zijn
verbonden.
10. “Reclamebord”:
een
vrijstaande reclamedrager, waar door middel van bevestiging één of meer borden
in, op, tegen of aan zijn gebracht of een vrij in de ruimte staand voorwerp
uitsluitend of in hoofdzaak voor reclamedoeleinden ingericht of gebezigd.
11. “Menubord”:
een
reclamebord bedoeld voor het bekendmaken van waren en berekende prijzen van
dranken, spijzen of maaltijden van restaurant-, café- en aanverwante bedrijven.
12. “Sandwichbord”:
twee
evenwijdig of bijna evenwijdig aan elkaar geplaatste borden, bevestigd om of
aan een paal, mast, boom of bevestigd om, aan of tegen straatmeubilair.
13. “Driehoeksbord”:
een
driekantig, vast afficheframe (A-formaat) om paal of mast bevestigd, bedoeld
voor affichering.
14. “Vlag”:
een
stuk doek in een bepaalde kleur, of verschillende op vaste wijze geschikte
kleuren, met of zonder beeltenis, gevoerd (aan een lijn of stok) als zinnebeeld
van een bedrijf, vereniging, partij, natie of vergelijkbare instantie.
Een
samenstel van een aantal kleine vlaggen als aandachtspunt voor hotels en
soortgelijke bedrijven, banieren en wimpels worden hiermee gelijkgesteld.
15. “Buitenreclame”:
de
reclame in de stedelijke ruimte,
waarbij de reclamedrager niet is bevestigd aan een anderszins
zelfstandig bouwwerk;
16. “Voertuigen”:
alle
rij- en voertuigen, met uitzondering van treinen, trams en bussen.
17. “Vaartuigen”:
alle
vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen,
glijboten en ponten.
18. “Bouwwerk”:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirecte steun vindt in of op de grond. Hulpconstructies ten
behoeve van de bouw van bouwwerken zijn in deze definitie inbegrepen.
19. “Gebouw”:
elk
bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
20. “Pand”:
een
gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door één of meer van voor naar achter
doorlopende en van beneden tot boven opgaande bouwmuren is gescheiden van de
rest van het gebouw en dat zelf niet meer is onderverdeeld door dergelijke
bouwmuren.
21.
Spandoek; gespannen doeken op, aan of boven de weg danwel op of aan
bouwwerken (waaronder begrepen bouwsteigers) voorzien van een reclame-uiting;
Artikel 1.2 Werkingsgebied reclameverordening.
Deze verordening geldt in het
gedeelte van de gemeente, waarvoor niet geldt de provinciale “Verordening
Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland”.
Artikel 1.3 Beslistermijn.
1. Het college beslist op een
aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag
ontvangen is.
2. Het college kan zijn
beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
Artikel 1.4 Te
late indiening aanvraag.
1. Indien een aanvraag voor
een vergunning wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop
de aanvrager de vergunning nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag
niet in behandeling te nemen.
2. Voor bepaalde, door het
college bij openbare kennisgeving aan te wijzen vergunningen kan de in het
eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1.5 Voorschriften
en beperkingen.
1. Aan een krachtens deze
verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften of
beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken
tot bescherming van belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.
2. Diegene aan wie krachtens
deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de
daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.6 Persoonlijk
karakter van vergunning of ontheffing.
De
vergunning of ontheffing is persoonsgebonden.
Artikel 1.7 Intrekking
of wijziging van de vergunning of ontheffing.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of
gewijzigd:
a. indien ter verkrijging
daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een
verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het
verlenen
van een vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt
gevorderd door de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;
c. indien de aan de vergunning
verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning
geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij
gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder of zijn
rechtverkrijgende dit verzoekt.
Artikel 1.8 Inzage
vergunning of ontheffing.
De houder van een vergunning
of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een algemeen
opsporingsambtenaar of van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving
van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze
ambtenaar.
Hoofdstuk 2 Reclame op of aan bouwwerken.
Artikel 2.1 Reclameverbod op of aan bouwwerken
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak
verboden deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan
toe te laten voor het maken van reclame met behulp van een opschrift,
aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een
andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is
2.
Het in het eerste lid
genoemde verbod geldt niet ten aanzien van:
a.
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendige
gedeelte van een
onroerende
zaak;
b.
opschriften
en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies,
aangewezen
door het bevoegde bestuursorgaan;
c. opschriften en
aankondigingen betrekking hebbend op:
1e
openbare verkoping, aanbiedingen ter
verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij
feitelijk betekenis hebben;
2e
naamborden mits deze opschriften en
aankondigingen gezamenlijk geen groter oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en geen
van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en alle de
maximumdikte, gemeten loodrecht op de gevel, van 0,1 meter niet overschrijden
en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht aan een onroerende
zaak;
d. opschriften en
aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze
zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;
e. opschriften en aankondigingen,
welke ter voldoening aan een wettelijke verplichting, dan wel op grond van een
wettelijk toegekende bevoegdheid worden aangebracht mits de in de wet genoemde
minimummaten niet worden overschreden, of, indien geen maten zijn vastgesteld,
deze gezamenlijk geen groter oppervlakte hebben dan 0,5 m2 en geen van alle een
grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften
en aankondigingen zijn aangebracht op of aan een onroerende zaak;
f. tijdelijke
borden voorzien van opschriften aangebracht op bouwterreinen, voorzover deze
opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering
zijnde bouwwerkzaamheden;
g. reclame op of aan reclamedragers aan bouwwerken
die vallen onder de werkingssfeer van de Woningwet (bouwvergunningsplichtige,
licht-bouwvergunningsplichtige en bouwvergunningsvrije bouwwerken);
Artikel 2.2 Algemene
eisen reclame op of aan bouwwerken.
Elke reclame op of aan een
bouwwerk, genoemd in artikel 2.1, lid 2, dient te voldoen aan de volgende
eisen:
a. de reclame dient in relatie
te staan met de activiteiten in, dan wel het gebruik van de onroerende zaak;
b. de reclame mag geen overlast voor gebruikers
van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak veroorzaken;
c. de reclame mag zich niet
bevinden boven de rijbaan en een strook van 30 cm daarnaast;
d. reclames in de vorm van
bewegende reclame, lichtcouranten, lichtreclame met veranderlijke of
intermitterend licht en lichtprikkabels zijn niet toegestaan;
e.
de reclame mag niet in de vorm van een
daglichtreflecterende reclame worden aangebracht;
f.
de onderzijde van de uitsteekreclame of vlag mag zich
niet lager dan 2,20 meter boven het straatpeil bevinden;
g.
een uitsteekreclame of vlag mag niet worden
aangebracht of geplaatst op dusdanige wijze dat het uitzicht op de openbare
ruimte vanuit woningen in belangrijke mate wordt belemmerd.
Artikel
2.3 Bijzondere bepalingen
1. het college is bevoegd nadere regels te
stellen waaraan de reclame moet voldoen.
2. het college is bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in artikel 2.2.
Hoofdstuk 3 Overige
reclame
Artikel
3.1 Reclame op of aan de weg.
1. Het is
verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg, behoudens de gevallen
genoemd in artikel 2.1, lid 2, reclame
te maken.
2. Het in het eerste gestelde lid van het verbod geldt
niet ten aanzien van:
a.
opschriften en aankondigingen
op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door het bevoegde
bestuursorgaan;
b.
opschriften en aankondigingen,
geplaatst of aangebracht op of aan de weg, van openbaar vervoer, indien deze
zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;
c.
niet verlichte opschriften
betrekking hebbend op de naam en/of de aard van de in uitvoering zijnde
bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de
uitvoering van het bouwwerk zijn betrokken, mits deze opschriften zijn
aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, en
voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
d.
borden ten behoeve van
politieke uitingen.
Artikel
3.2 Eisen aan reclameborden
1. het reclamebord mag geen overlast opleveren voor
gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak of de veiligheid van
het verkeer.
2. het reclamebord mag zich niet bevinden op of boven de
rijbaan.
3. het reclamebord mag niet worden geplaatst in een
straal van 10 meter rond hoeken van straten.
4.
het reclamebord moet zodanig worden geplaatst dat deze geen belemmering
vormt voor de doorstroming van voetgangers; hieraan wordt geacht te zijn
voldaan als de reclameborden worden geplaatst op het trottoir of in een
voetgangersgebied en er een minimale doorgang voor voetgangers overblijft van
1,50 meter of in door het college aangewezen drukke voetgangersgebieden of
straten een minimale doorgang voor voetgangers van 2,00 meter.
5. het reclamebord moet worden geplaatst in een strook
van 1,00 meter gemeten vanuit de voorgevel of bij hoekpanden de zijgevel.
6. Per bedrijf mag er slechts één reclamebord worden
geplaatst of aangebracht.
7. Het reclamebord mag niet bevestigd of geplaatst worden
aan brugleuningen en/of keerhekken.
8. Het reclamebord moet bestaan uit een stabiele,
weerbestendige, solide constructie.
9.
Het reclamebord mag niet
aanstootgevend zijn;
10. Het reclamebord mag geen grotere hoogte hebben dan
1,20 meter gemeten vanaf straatpeil.
11. Het reclamebord mag niet rond of aan
verkeerstekens, verkeerslichten, HTM-masten of andere masten of palen worden
geplaatst, met uitzondering van reclameborden als bedoeld in artikel 17.
12. Voorzover een reclamebord, uitgevoerd als
menubord, wordt geplaatst op een terras, is het toegestaan om in afwijking van
het gestelde in lid 6, per terras twee menuborden te plaatsen. De hoogte mag
niet meer bedragen dan 1,20 meter gemeten vanaf straatpeil en breedte mag niet
meer zijn dan 0,80 meter. Als het menubord wordt geplaatst op een paal mag de
bovenkant van het menubord niet hoger zijn gelegen dan 1,80 meter gemeten vanaf
straatpeil en mag de breedte niet groter zijn dan 0,50 meter.
Artikel
3.3 Aanvraag vergunning
reclameborden op of aan de weg.
Bij
de aanvraag moet worden overgelegd in tweevoud:
a.
tekeningen op schaal of een duidelijke foto waaruit
blijkt:
1e de plaatsing van de reclame
en de nodige maatvoering;
2e de maten van de
reclamedrager;
b. detailtekeningen, materiaal- en kleurmonsters die
verband houden met het uiterlijk van het reclamebord;
c. een
beschrijving, aangevende de aard van de reclame, de samenstelling en de wijze
van bevestiging van voorwerpen of inrichtingen, bestemd voor het aanbrengen van
de reclame;
d. tekeningen
en/of foto’s van de straatwand en/of de omgeving, inclusief de in de nabijheid
gelegen bouwwerken, voor zover nodig ter beoordeling van het uiterlijk van de
reclame in verband met de omgeving;
e. een
situatietekening op schaal met hierop aangegeven waar de reclameborden worden
geplaatst of aangebracht, gebaseerd op door of namens het college aangegeven
kaartmateriaal.
Artikel
3.4 Weigeringsgronden.
Een
vergunning als bedoeld in artikel 3.1 kan worden geweigerd indien niet voldaan
wordt aan de eisen zoals gesteld in
artikel 3.2.
Artikel 3.5 Reclameborden
aan openbare verlichtingsmasten.
1. Het is verboden om boven de
weg reclame te maken door een reclamebord aan te brengen aan openbare
verlichtingsmasten.
2. Het in het eerste lid
omschreven verbod geldt niet voor door het college aangewezen reclameborden op de daarbij aangewezen
wegen.
Artikel
3.6 Reclame door bewegwijzering.
1. Het is verboden om aan of boven de weg reclame door
bewegwijzering aan te brengen of te plaatsen.
2. Het in het eerste lid omschreven verbod geldt niet
voor:
a. door het college aangewezen locaties en/of gebieden;
b. bewegwijzering aangebracht door of namens een
gemeentelijk orgaan en/of de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond, ANWB.
Artikel
3.7 Reclame door spandoeken.
1. Het
is verboden om aan of boven de weg, danwel op of aan bouwwerken, reclame te
maken door een spandoek aan te brengen of te laten aanbrengen.
2. Het
in het eerste lid omschreven verbod geldt niet voor door het college aangewezen
locaties, mits schriftelijk kennisgeving is gedaan van het aan te brengen
spandoek aan het college en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van
die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Artikel
3.8 Reclame met rijdende
voertuigen.
1. Het is
verboden op of aan de weg met rijdende voertuigen reclame te maken.
2. Dit
verbod geldt niet voor het maken van reclame door middel van rijdende
voertuigen die, naar het oordeel van het college niet uitsluitend of in
hoofdzaak voor reclamedoeleinden zijn ingericht op gebezigd.
Artikel
3.9 Parkeren van
reclamevoertuigen.
1. Het
is verboden een voertuig dat is voorzien van reclame, op de weg te parkeren met
het kennelijke doel om daarmee reclame te maken.
2. Dit
verbod geldt niet voor het maken van reclame door middel van geparkeerde
voertuigen die, naar het doordeel van het college niet uitsluitend of in
hoofdzaak voor reclamedoeleinden zijn ingericht of gebezigd.
Artikel
3.10 Reclame met geluidstoestellen
1. Het
is verboden op of aan de weg met rijdende of geparkeerde voertuigen, of
anderszins, met geluidstoestellen reclame
te maken.
Artikel
3.11 Sampling- en/of reclamecampagne
e.d.
1. Het
is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg een
reclamecampagne te houden door met een voertuig, een kraam, een tafel of enig
ander middel goederen aan te prijzen, te verstrekken, aan te bieden om niet,
uit te stallen op of andere wijze reclame te maken voor deze goederen.
2.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan
worden geweigerd:
a. in het belang van de voorkoming of beperking van
overlast;
b. in het belang van de openbare orde;
c. in het belang van de verkeersveiligheid;
d. in het belang van de bescherming van het uiterlijk ten
aanzien van de omgeving.
Artikel
3.12 Aanvraag vergunning reclame- of
samplingcampagne e.d.
1. Bij de aanvraag moet worden overgelegd in tweevoud:
a.
een beschrijving,
aangevende de aard van de reclame- of samplingcampagne, aantal en soort
reclamevoertuigen of andere middelen, bestemd voor het aanbrengen van de
reclame en soort produkten welke worden verstrekt;
b.
een situatietekening op
schaal met hierop aangegeven het gebied waar de reclame- of samplingcampagne
wordt ontplooid, gebaseerd op door of namens het college aangegeven
kaartmateriaal;
Artikel 3.13
bijzondere bepalingen
1. Het
college is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.1, 3.2,
3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9 en 3.10;
2. Het
college kan - gehoord de commissie voor Welstand en Monumenten en de
desbetreffende raadscommissie - delen van de gemeente aanwijzen waar hoofdstuk
3 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is;
3. Het college kan, ter voorkoming van ontsiering en/of
ter bescherming van belangen van derden, besluiten dat in een gedeelte van de
stad geen reclame – waaronder begrepen een nader bepaalde soort reclame - of
een bepaalde maximum hoeveelheid reclame wordt toegestaan.
4. Het college is bevoegd nadere regels te stellen
waaraan de reclame moet voldoen.
Hoofdstuk 4 Straf-,
overgangs- en slotbepalingen.
Artikel
4.1 Strafbepalingen.
Overtreding
van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen
gegeven voorschriften en beperkingen worden gestraft met hechtenis van ten
hoogste twee maanden of ten hoogste een geldboete van de tweede categorie en
kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel
4.2 Handhaving door
toezichthouders en/of opsporingsambtenaren.
1.
Met
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening
zijn belast:
a.
de
personen werkzaam in de functie van Controleur Openbare Ruimte van de Sector
Toezicht Openbare Ruimte;
b.
de
personen werkzaam in de functie van inspecteur buitendienst van de sector
Bouwen en Milieu;
2. Voorts zijn met het toezicht
op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij
besluit van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen
personen
Artikel
4.3 Het binnentreden
in woningen, andere gebouwen en terreinen.
Het
is verband met de handhaving van het bepaalde in deze verordening noodzakelijk
geachte binnentreden van al dan niet afgesloten terreinen, ruimten en gebouwen,
alsmede woningen, geschiedt met inachtneming van de Algemene wet op het
binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Stb. 572).
Artikel
4.4 overgangsbepaling
1. vergunningen, voorschriften, beperkingen en
ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de Reclameverordening voor
Delft 2000 blijven, voorzover het gebod of verbod waarop zij betrekking heeft ook
vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden
verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
2. indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening een aanvraag om ontheffing of vergunning op grond van de
Reclameverordening voor Delft 2000 is ingediend en alsdan nog niet op de
aanvraag is beslist, wordt hierop op grond van overeenkomstige bepalingen van
de onderhavige verordening beslist.
Artikel
4.5 citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als
Reclameverordening 2005
Artikel
4.6 Inwerkingtreding.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
28 oktober 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 157 IV
455134
De
raad van de gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 12 oktober 2004;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de
Verordening
op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2005.
(Verordening reclamebelasting Delft 2005).
Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In
deze verordening wordt verstaan onder:
a.
Invorderingswet: de
Invorderingswet 1990 (Stb. 221);
b.
Algemene wet: de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
c.
opschrift: openbare
aankondiging in letters of symbolen, voor zover niet door middel van
tijdschriften of nieuwsbladen gedaan;
d.
reclameobject: een openbare
aankondiging zichtbaar vanaf de openbare weg;
e.
verlicht reclameobject: een
reclameobject, voorzien van inwendige of uitwendige kunstverlichting dan wel
geschikt om kunstverlichting te voeren;
f.
losse letters: verlichte of
aangelichte opschriften waarbij er per letter of symbool een aparte
reclamedrager is toegepast en waarbij de reclamedragers en de opschriften
onderling niet met elkaar zijn verbonden;
g.
bouwwerk: elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats
van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij
directe of indirecte steun vindt in of op de grond;
h.
lichaam: elk van de
lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene
wet;
i.
tussenpersoon: een
natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen
van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in
opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;
j.
exploitant: een natuurlijke
persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden
tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar
gestelde oppervlakken;
k.
dag: een periode van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;
l.
week: een kalenderweek;
m.
maand: een
kalendermaand;
n.
jaar: een kalenderjaar.
Onder
de naam “reclamebelasting” wordt een belasting geheven ter zake van openbare
aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
1.
De reclamebelasting wordt
geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met
vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.
2.
In afwijking van het
bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van
reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn
gedaan in verband met de huur of de verkoop van roerende en onroerende zaken,
geheven van die tussenpersoon.
3.
In afwijking van het
bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van
reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht,
geheven van die exploitant.
De
reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven in de bij deze verordening
behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en
van het in de overige artikelen bepaalde.
1.
De reclamebelasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij
deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin
gegeven aanwijzingen en van het in de overige artikelen bepaalde.
2.
Indien het tarief per
oppervlakte is vastgesteld wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de
hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het opschrift omsluit,
dan wel het van de openbare weg zichtbaar gedeelte van het opschrift omsluit.
3.
Het bepaalde in het derde
lid wordt niet toegepast, bij losse letters, indien de belastingplichtige
aannemelijk maakt dat de op die wijze berekende oppervlakte 25% of meer uitgaat
boven het werkelijke oppervlak van het opschrift, in dit geval wordt uitgegaan
van het werkelijke oppervlak van de losse letters.
Het
belastingtijdvak is gelijk aan een dag, week, maand of jaar, al naar gelang de
duur van het belastbare feit.
1.
De reclamebelasting wordt
geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving of aanslag.
2.
Voor elk belastbaar feit
kan heffing plaatsvinden bij wege van een gedagtekende schriftelijke
kennisgeving of aanslag.
3.
Belastingaanslagen
van minder dan € 9,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige
volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen
aangemerkt als één belastingaanslag.
1.
De
naar jaar of maand geheven reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van
het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het
belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.
Indien de belastingplicht
in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar jaar of maand geheven
reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3.
Indien de belastingplicht
in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend voor het
jaar of maand geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het
tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan
€ 9,--.
1. De reclamebelasting moet worden
betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of gedagtekende schriftelijke
kennisgeving.
2.
In afwijking van het eerste
lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één
aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,--, doch minder is dan €
2.270,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische
incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in
10 (nagenoeg) gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening
van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
1.
De reclamebelasting wordt
niet geheven ter zake van reclameobjecten:
a.
die
door een gemeentelijk orgaan zijn aangebracht of geplaatst, indien en voor
zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de aan dit orgaan
opgedragen publiekrechtelijke taak;
b.
die
door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB of een overeenkomstig
lichaam zijn aangebracht of geplaatst ten dienste van het wegverkeer getroffen
voorzieningen, waaronder worden begrepen algemene bewegwijzeringen, waarmee een
algemeen belang wordt gediend;
c.
die
door (semi-)overheidsinstellingen of cultureel-maatschappelijke lichamen met
niet-commerciële doelstellingen zijn aangebracht, en betrekking hebben op door
hen georganiseerde, niet-commerciële activiteiten die rechtstreeks verband
houden met die doelstellingen;
d.
binnen
het inwendige gedeelte van een woning of bedrijf, met uitzondering van
reclameobjecten die zijn aangebracht direct op, aan of tegen de binnenzijde van
een glazen scheidingsconstructie;
e.
aangebracht
op een voertuig, tenzij die kennelijk in hoofdzaak is bestemd voor het voeren
van reclame;
f.
die
in hoofdzaak zichtbaar zijn op sportvelden, met uitzondering van aankondigingen
op of bij sportvelden of stadions welke kennelijk gericht zijn op de weg;
g.
op
terrasafscheidingen (bij horeca-ondernemingen), voor zover deze een oppervlak
van 0,50 m2 per terrasschot niet te boven gaan;
h.
op
parasols welke zijn geplaatst op een terras of een terrasboot bij een
horecaonderneming;
i. aangebracht door of namens
winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend
bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;
j. waarvoor op grond van een
privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding
aan de gemeente verschuldigd is;
k. op zuilen, borden, muren of andere constructies,
aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan;
l. betrekking hebbend op openbare verkoping, aanbiedingen
ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij
feitelijk betekenis hebben;
m. voorzien van opschriften
aangebracht op bouwterreinen, voorzover deze opschriften rechtstreeks
betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden.
2.
De reclamebelasting wordt niet geheven indien het totale oppervlak aan
totale reclame per belastingplichtige per pand, aangebracht op of aan de gevel,
voor zover onverlicht of aangelicht kleiner is dan 0,5 m².
3.
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van de Nederlandse vlag
en Delftse vlag.
Artikel 12 NADERE REGELS
DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.
Deze
verordening kan worden aangehaald als de “Verordening reclamebelasting Delft
2005”.
1. De verordening
reclamebelasting Delft 2004, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 18 december 2003, wordt ingetrokken met
ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich
vóór de datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.
2. Deze
verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
3. De datum
van ingang van de heffing is 1 januari 2005.
4. In afwijking in zoverre van het in de
voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in
werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de
tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake
daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.
Aldus vastgesteld in de
openbare raadsvergadering van 28 oktober 2004.
,burgemeester.
,griffier.
TARIEVENTABEL RECLAMEBELASTING DELFT 2005
Hoofdstuk 1 |
Reclame op
of aan een bouwwerk in de binnenstad |
|
|
1. |
Het
tarief bedraagt ter zake van het hebben van reclameobjecten, aangebracht op
of aan een bouwwerk, gelegen
in het als binnenstad aangewezen gebied, zoals weergegeven in bijlage 2 van
deze verordening, per jaar |
|
|
1.1. |
voor een reclame met een oppervlakte van meer dan 0,5 tot en met 1,5 m² |
€ |
54,00; |
1.2. |
voor een reclame met een oppervlakte van meer dan 1,5 tot en met 3,0 m² |
€ |
108,00; |
1.3. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 3,0 tot en met 4,0 m² |
€ |
162,00; |
1.4. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 4,0 tot en met 5,0 m² |
€ |
216,00; |
1.5. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 5,0 tot en met 6,0 m² |
€ |
270,00; |
1.6. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 6,0 tot en met 7,0 m² |
€ |
310,00; |
1.7. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 7,0 tot en met 8,0 m² |
€ |
350,00; |
1.8. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 8,0 tot en met 9,0 m² |
€ |
390,00; |
1.9. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 9,0 tot en met 10,0 m² |
€ |
430,00; |
1.10. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 10,0 tot en met 15,0 m² |
€ |
460,00; |
1.11. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 15,0 tot en met 20,0 m² |
€ |
490,00; |
1.12. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 20,0 tot en met 25,0 m² |
€ |
520,00; |
1.13. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 25,0 tot en met 30,0 m² |
€ |
550,00; |
1.14. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 30,0 tot en met 35,0 m² |
€ |
580,00; |
1.15. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 35,0 |
€ |
610,00. |
Hoofdstuk 2 |
Reclame op of
aan een bouwwerk in de rest van de |
|
|
|
Stad |
|
|
2. |
Het
tarief bedraagt ter zake van het hebben van reclameobjecten, aangebracht op
of aan een bouwwerk, |
|
|
1.1. |
voor een reclame met een oppervlakte van meer dan 0,5 tot en met 1,5 m² |
€ |
54,00; |
1.2. |
voor een reclame met een oppervlakte van meer dan 1,5 tot en met 3,0 m² |
€ |
54,00; |
1.3. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 3,0 tot en met 4,0 m² |
€ |
81,00; |
1.4. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 4,0 tot en met 5,0 m² |
€ |
108,00; |
1.5. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 5,0 tot en met 6,0 m² |
€ |
135,00; |
1.6. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 6,0 tot en met 7,0 m² |
€ |
155,00; |
1.7. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 7,0 tot en met 8,0 m² |
€ |
175,00; |
1.8. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 8,0 tot en met 9,0 m² |
€ |
195,00; |
1.9. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 9,0 tot en met 10,0 m² |
€ |
215,00; |
1.10. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 10,0 tot en met 15,0 m² |
€ |
230,00; |
1.11. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 15,0 tot en met 20,0 m² |
€ |
245,00; |
1.12. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 20,0 tot en met 25,0 m² |
€ |
260,00; |
1.13. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 25,0 tot en met 30,0 m² |
€ |
275,00; |
1.14. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 30,0 tot en met 35,0 m² |
€ |
290,00; |
1.15. |
voor een reclame met een oppervlakte van |
|
|
|
meer dan 35,0 |
€ |
305,00. |
Hoofdstuk 3 |
Op of aan
of boven de weg |
|
|
3. |
Het tarief bedraagt ter zake van |
|
|
3.1. |
het hebben van reclameobjecten op of aan of boven
de weg, niet zijnde aangebracht op of aan een bouwwerk, per vierkante meter
in gebruik genomen grond, waarbij een gedeelte van een vierkante meter als
een hele vierkante meter wordt aangemerkt, |
|
|
3.1.1. |
per maand |
€ |
4,00; |
3.1.2. |
per jaar |
€ |
34,00; |
3.2. |
het hebben van reclameobjecten
op of aan of boven de weg, niet zijnde aangebracht op of aan een bouwwerk, in
een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen gebied, per
vierkante meter in gebruik genomen grond, waarbij een gedeelte van een
vierkante meter als een hele vierkante meter wordt aangemerkt, |
|
|
3.2.1. |
per maand |
€ |
8,00; |
3.2.2. |
per jaar |
€ |
68,00. |
Hoofdstuk 4 |
Driehoeksborden |
|
|
4. |
Vervallen
|
|
|
Hoofdstuk 5 |
Samplingactie
|
|
|
5. |
Het tarief bedraagt voor het houden van een
sampling- of soortgelijke reclame-actie, waarbij reclameobjecten worden gevoerd dan wel
waarbij reclame wordt gemaakt door in
het openbaar aan het publiek goederen te verstrekken, uit te delen om niet,
dan wel diensten aan te bieden of anderszins goederen uit te stallen of
uitgestald te hebben, waarvoor al dan niet een vergunning is verleend
voor één of meer dagen, |
|
|
5.1. |
tot en met 10 m² reclameobject |
|
|
|
per dag |
€ |
138,00; |
5.2. |
vanaf 10 m² reclameobject |
|
|
|
per dag |
€ |
276,00. |
Behoort
bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 28 oktober 2004 tot vaststelling
van de Verordening reclamebelasting Delft 2005.
,burgemeester.
,griffier.
TOELICHTING
op
de Verordening reclamebelasting Delft 2005.
Verordening
De verwijzing naar de Reclameverordening 2000 in artikel
10 lid 1 onderdeel l is komen te vervallen. Hiervoor in de plaats zijn een
drietal vrijstellingen opgenomen.
Tarieven gevelreclames
Het
per 1 januari 2000 ingezette reclamebeleid om het uiterlijk en de kwaliteit van
de reclames te verbeteren en de hoeveelheid te begrenzen, is onverminderd van
kracht.
Met
de juiste middelen en voldoende personele bezetting wordt die
kwaliteitsverbetering grotendeels alsnog bereikt. De kosten die moeten worden
gemaakt om het gevelreclamebeleid optimaal uitvoerbaar te maken, worden deels
verrekend via een aanpassing van de reclamebelastingtarieven. De gemiddelde
verhoging bedraagt 11,2 %, waarbij reclames in de binnenstad < 1,5 m2 goedkoper
worden, alle reclames tussen 1,5 en 6 m2 gelijk blijven en de
reclames > 6 m2 duurder
worden.
De
tarieven zijn afgerond op hele euro’s.
Stuk 157 V
455134
De raad van de gemeente
Delft,
gezien het voorstel van het
college van 12 oktober 2004;
gelet op de Gemeentewet en
Woningwet,
b e s l u i t
vast te stellen de navolgende
wijzigingen in de nota Welstandsbeleid Delft:
In deel 5 Sneltoetscriteria
-
blad V-1 te laten
vervallen en te vervangen door blad revisie 1 V-1
-
blad V-7 te laten vervallen
en te vervangen door blad revisie 1 V-7
-
blad V-26, V-27 en V-28
toe te voegen
en deze per 1 januari 2005 in
werking te laten treden
Aldus vastgesteld in de
openbare raadsvergadering van 28 oktober 2004.
,burgemeester.
,griffier.