Voorstraat 19 te Delft als
(on-)mogelijke locatie van het atelier van Johannes Vermeer en van het
stadsgezicht dat is afgebeeld op diens schilderij 'Het Straatje'.
Notitie van: W.F. Weve (Publiekszaken, Vakteam MBK)
d.d.: 29-11-2004
Het verzoek van de Stichting
Huizen van Vermeer i.o. van 18 november 2004 om gemeentelijke steun om
Voorstraat 19 tot een bijzondere Vermeerlocatie te bestempelen, wordt
ondersteund door een beknopt verslag, in handschrift gedateerd 18/11/2004. Het
is getiteld 'Johannes Vermeer van Delft 1632-1675; Conclusies & resultaten
onderzoek; beknopt verslag'. Het verslag gaat ervan uit dat het atelier van
Vermeer nog bestaat waarin de schilder aanwijsbaar een aantal schilderijen
heeft gemaakt en dat het in het pand Voorstraat 19 is gelegen. Bovendien wordt
ervan uitgegaan dat de poort rechts naast dat pand hetzelfde poortje is dat op
het schilderij 'Het Straatje' van Johannes Vermeer is afgebeeld en dat op dat
schilderij dus ook Vermeers atelier zou zijn afgebeeld. In het verslag worden
deze veronderstellingen evenwel niet aangetoond maar als vaststaand gegeven
gebracht. De argumenten die worden aangevoerd zijn niet ter zake doende, te
karakteriseren als 'wishfull thinking', of gebaseerd op onjuistheden. Over de
voor onderbouwing van juist dergelijke beweringen noodzakelijke bouwkundige
gegevens wordt niet gerept. Er is sprake van cirkelredeneringen waarbij
veronderstellingen het gegeven zijn waarop die veronderstellingen zijn
gebaseerd. Die veronderstellingen zijn ten dele aantoonbaar onjuist dan wel
gebaseerd op niet door feiten gestaafde fantasie.
De argumentatie in het
verslag komt erop neer dat vroegere eigenaren van het huis De Drie Cimbellen
relaties hadden of althans gehad zouden hebben met Johannes Vermeer en dat het
huis de ideale werkplek voor hem zou zijn geweest. Het achterhuis met drie
vensters op het zuiden aan de tuinzijde, zou de 'grote saele' zijn die Vermeer
als atelier gebruikte. Vermeer zou zijn atelier daarom zelfs hebben afgebeeld
op het schilderij 'Het Straatje' waarbij de poort rechts van De Drie Cimbellen
het straatje op het schilderij zou zijn.
Willem Koorde was gehuwd met
Cornelia, de zuster van Vermeers echtgenote Catharina Bolnes. Montias noemt hem
alleen als een der getuigen in een zaak tegen Willem Bolnes, de broer van
Cornelia en Catharina, wegens geweldpleging. Voor andere zakelijke betrekkingen
tussen Vermeer en Willem Koorde zijn geen feiten bekend. Onduidelijk is dus
waar de veronderstelling op is gebaseerd dat Vermeer en Willem Koorde een
gezamenlijk plan zouden hebben gehad waarbij Koorde een huis zou kopen en
Vermeer er een atelier in zou gebruiken. Dat er na beëindiging van de 80-jarige
Oorlog vraag naar schilderijen ontstond is daarvoor uiteraard geen argument.
Uit de archiefstukken blijkt dat Willem Coordij (daarin zo gespeld) het pand in
1657 koopt en in 1660 verkoopt aan Hendrick van der Eem. Maar dat is niet
abnormaal voor een timmerman (=aannemer).
Volgens het rapport zou
Vermeer zoveel mogelijk zonlicht in zijn atelier willen hebben om met camera
obscura en spiegels te kunnen werken. Rechtstreeks zonlicht is evenwel niet
geschikt voor een schildersatelier vanwege te sterke slagschaduwen, te grote
verschillen in licht als er een wolkje voor de zon komt, en door het draaien
van de aarde waardoor de richting van de lichtval voortdurend van richting
verandert. Schildersateliers worden daarom bij voorkeur op het noorden
gesitueerd.
Onduidelijk is waarop de
veronderstelling is gebaseerd dat Willem Koorde 'samen met de ideeën van
Johannes Vermeer' de verbouwing van De Drie Cimbellen volbrengt. Uit het feit
dat het huis in 1660 door Hendrick van de Eem (en zijn echtgenote Anna van der
Dussen) wordt gekocht en dat die een relatie met Vermeer hebben is dat niet af
te leiden. Het is normaal dat de opdrachtgevers voor kostbare schilderijen
vermogende lieden waren en vanwege hun opdrachtgeverschap contacten hebben met
de schilders. Het is een zeer boude bewering te stellen dat de vrouwen die
voorkomen op de schilderijen van Vermeer dochters van Van der Dussen zouden
zijn die op een schilderij van Hendrick van Vliet zijn afgebeeld en waarvan er
één ervan de latere echtgenote van Hendrick van der Eem zou zijn. Al zou dat al
zo zijn is daaruit niet af te leiden dat Vermeer zijn atelier in de Drie
Cimbellen zou hebben gehad.
Het feit dat de eigenaren van
De Drie Cimbellen vermogend waren en kostbare muziekinstrumenten in bezit
hadden zou kunnen blijken uit boedelbeschrijvingen. Of ze die aan Vermeer in
bruikleen zouden hebben gegeven is een veronderstelling die geheel voor
rekening van de opsteller van het rapport komt. Als het waar is dat Vermeer
(louter en alleen?) door hulp van Van der Eem en Anna van der Dussen dure
pigmenten kon aanschaffen is dat nog geen bewijs dat Vermeer in hun huis een
atelier had.
Het rapport gaat ervan uit
dat Vermeer in zijn eigen woning niet de ruimte had om er rustig te kunnen
werken. Vermeer woonde in 1660 in ieder geval al aan de Oude Langendijk op de
oostelijke hoek van de Molenpoort, het huis waar hij tot zijn dood in 1675 zou
blijven wonen. Uit de bewaard gebleven boedelbeschrijving na zijn overlijden
blijkt overduidelijk dat in dat huis de voorkamer als atelier was ingericht. Er
waren daarin onder meer twee schildersezels, drie paletten, drie onbeschilderde
doeken zes penselen aanwezig. Er is geen reden om aan te nemen dat hij elders
een atelier moet hebben gehad.
De interieurs die Vermeer op
zijn schilderijen afbeeldt tonen zodanige onderlinge verschillen dat niet
steeds één en hetzelfde interieur is afgebeeld. Het hoeft ook niet altijd zijn
atelier geweest te zijn dat is afgebeeld. Tot op heden is van geen enkel
afgebeeld interieur vastgesteld kunnen worden dat het in een bepaald huis
aanwezig is geweest.
Dat de Familie Van
Leeuwenhoek in 1723 het pand De Drie Cimbelen koopt, inclusief de inhoud van De
Grote Saele, geeft alleen maar aan dat die inhoud toen een niet te verwaarlozen
financiële waarde vertegenwoordigde en dat die in de koopsom geacht was te zijn
inbegrepen.
Het rapport gaat niet in op
de bouwkundige eigenschappen van Voorstraat 19, behalve dat wordt vermeldt dat de 'zaal' drie vensters
aan de tuinzijde heeft (het zuiden) en dat één ervan tot tuindeur is gewijzigd.
De bij het rapport gevoegde foto's zijn slechts te kwalificeren als
familiekiekjes. Bij de door Philip Steadman gemaakte reconstructietekening van
een interieur op een schilderij van Vermeer wordt door de opstellers van het
rapport alleen vermeld dat het overeenkomt met de 'grote Saele' in Voorstraat
19 maar dat wordt dus in het geheel niet aangetoond. Blijkens tekeningen in het
archief van Bouw- en Woningtoezicht en de omschrijving in het
rijsmonumentenregister is Voorstraat 19 een 18de-eeuws pand. De kelder onder de
linkerhelft van het pand zal in oorsprong ouder zijn, waarschijnlijk is het nog
een gedeelte van de vroegere brouwerij. Het achterhuis waarin de 'Grote Saele'
zou zijn gelegen is op basis van die gegevens, ook de bij het rapport gevoegde
foto's, te identificeren als een achttiende-eeuwse uitgebouwde tuinkamer.
In het rapport wordt ook beweerd
dat het 'atelier' in het Huis De Drie Cimbellen met het er rechts van gelegen
poortje is afgebeeld op het schilderij 'Het Straatje'. Vermeer zou van een punt
ertegenover in een koets met een camera obscura aan dat schilderij gewerkt
hebben. De veronderstelling dat Vermeer in De Drie Cimbellen werkte is op zich
ongefundeerd. De gevelwand die is afgebeeld op het schilderij Het Straatje
vangt bovendien rechtsreeks hoog zonlicht, iets wat voor panden aan de
westzijde van de Voorstraat onmogelijk is. Ten derde kan worden vastgesteld dat
de huidige poort rechts van de Drie Cimbellen daar pas in de 19de eeuw is
ontstaan, en dus niet kan zijn afgebeeld op het schilderij 'Het Straatje'. Het
bij de Drie Cimbellen behorende achtererf strekte zich vroeger naar links uit
achter twee naastgelegen percelen (nu Voorstraat 15/15a en 17) en was
bereikbaar via de poort met de naam 'Flapkan' die ook op de Kaart Figuratief
uit 1675-1678 is aangegeven. Deze poort is nog steeds aanwezig en is aan de
voorzijde opgenomen in het in 1922 gebouwde pand Voorstraat 15/15a, en heeft de
toegang geheel links in de voorgevel van dat pand. De oudste kadastrale kaart
van Delft, de Kadastrale minuut uit 1832, toont het grote perceel van De Drie
Cimbellen, met links daarvan een fors open erf dat het achtererf was van Oude
Delft 164. Pas in de 19de eeuw werd Voorstraat 21 gebouwd en ontstond de poort
tussen dat pand en De Drie Cimbellen.
De in het rapport
veronderstelde gelijkenis tussen de tuitgevel die op het schilderij 'Het
Straatje' en de tuitgevel die nu achter het poortje naast De Drie Cimbellen is
te zien, bestaat feitelijk alleen daarin dat het 16de- of 17de-eeuwse
tuitgevels zijn. Van de tuitgevel die op het schilderij is afgebeeld zijn twee
vensters te zien die beide vrij fors zijn en mede daardoor zeer dicht bij de
rand van de gevel komen. Het bovenste bevindt zich zeer dicht onder de
geveltop. Beide vensters bevinden zich onmiskenbaar in de geveltop (dat wil
zeggen binnen de schuine lijnen van de tuitgevel) en dus ter hoogte van de kap.
Het op het schilderij afgebeelde huis bevatte binnen de forse kap een zolder
met daarboven een vliering die beide via vensters daglicht kregen.
De achtergevel van het huis
aan de Oude Delft die vanaf de Voorstraat door het poortje naast De Drie Cimbellen
is te zien toont een heel ander beeld, afgezien van het feit dat de gevel
steiler lijkt te zijn dan die op het schilderij. Belangrijker is het dat de
vensters zich op veel grotere afstand van de gevelrand bevinden en dat er ter
plaatse van de kap slechts één venster is, vrij ver van de top verwijderd. De
vensters eronder behoren bij de bovenste verdieping en niet meer tot de kap.
Het huis heeft dus alleen maar een zolder en geen vliering met
daglichttoetreding.